GEMEENTERAAD VAN
ZAAMSLAG.
Vergadering van Vrijdag 8 December 1933,
des namiddags 1 uur.
Voorzitter de heer J. de Feijter, Burge-
meester.
Tegenwoordig de heeren S. van Hoeve, A.
de Feijter, D. Dees, C. H. 'H. Wisse, A. Haak,
A. Dees, H. Bakker, D. G. Koopman, S. Buijze,
C. Maas en K. Hamelink, benevens de Secre-
taris J. Stolk.
1. Opening.
iDe VOORZITTER opent de vergadering
door het uitspreken van het gebedsformulier.
2. Notulen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
de notulen van de vergaderingen van 31 Juli,
19 Augustus, 23 Augustus en 16 October 1933
vast te stellen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
3. Mededeelingen.
a. dat op 13 November 1933 zijn opgeno-
men boeken en kas van den administrateur
van het gemeentelijk electriciteitsbedrijf en in
kas bevonden is f 1599,51, welk bedrag over-
eenstemde met hetgeen volgens de boeken en
bescheiden aanwezig moest zijn;
Aangenomen voor kenmsgeving.
b. dat op 13 November 1933 eveneens zijn
opgenomen boeken en kas van den gemeente-
ontvanger en in kas bevonden is een bedrag
van 4897,55%. welk bedrag overeenstemde
met hetgeen volgens boeken en bescheiden
aanwezig moest zijn.
Aangenomen voor kennisgeving.
4. Ingekomen stukken
a. Een schrijven A 306-5 van Gedeputeerde
Staten, houdende mededeeling dat de jaar
wedden van de ambtenaren van den Burger-
lijken Stand met ingang van 1 Januari 1934
zullen bedragen als volgt: J. C. Eijke 380;
C. A. Wisse 80.
Aangenomen voor kennisgeving.
b. (Een schrijven van den Commissaris
der Kooingin, ger. A 150-12, houdende terug-
zending, voorzien van Koninklijke goedkeuring,
van het besluit van den raad van 16 October
1933 tot wijziging van de verordening, rege-
lende de eischen van benoembaarheid en de
bezolddging van den veldwachter.
Aangenomen voor kenmsgeving.
c. Een exemplaar der Bouwverordening,
voorzien van het bewijs der goedkeuring door
Gedeputeerde Staten.
Aangenomen voor kennisgeving.
d. Een missive van Gedeputeerde Staten
van Zeeland, waarbij mededeeling wordt ge-
daan van het besliuit van den gemeenteraad
van Oostburg, tot het instellen eener auto-
markt en eene bloemenmarkt.
Aangenomen voor kennisgeving.
e. Een schrijven van Gedeputeerde Staten
van Zeeland d.d. 10 November 1933, No. 247-2,
3e afdeeling, luidende als volgt:
Bij onze besluiten van 4 Maart 1932, No.
40-1, 3de afdeeling en van 25 November d.a.v.,
No. 35-1, 3de afdeeling, werden de regelingen
vastgesteld tot toepassing van eene tijdelijke
korting op de wedden van de burgemeesters
enz.
iWij achten het gewenscht, ook de wedden
van de ambtenaren van den Burgerlrjken
Stand daaronder te betrekken.
Eveneens achten wij het gewenscht, om in
de wijze en het percentage der tot nog toe
toegepaste korting wijziging te brengen.
Dientengevolge zal, met ingang van 1
Januari 1934 eene tijdelijke korting worden
toegepast op den voet, zooals in het hieronder
opgenomen ontwerp-besluit wordt aangegeven.
Op grand van het bepaalde bij de onder-
scheideee artikelen der Gemeentewet noodigen
wij U uit, het oordeel van den raad omtrent
bovenstaande in te winnen en ons voor 16
December a.s. met den uitslag daarvan in
kennis te stellen.
Mocht op dien datum geenerlei bericht van
uw College zijn ontvangen, dan zal worden
aangenomen, dat er bij den raad tegen ons
voornemen geene denking bestaat.
Ontwerp-besluit, No. 247-1, 3de afd.
Gedeputeerde Staten van Zeeland;
overwegende, dat het wenschelijk is geble-
ken, om verandering te brengen in de tot nu
toe toegepaste tijdelijke korting op de jaar-
wedden van de burgemeesters, secretarissen,
ontvangers en wethouders der gemeenten in
Zeeland en dat eenzelfde korting behoort te
worden toegepast op de jaarwedden van de
ambtenaren van den Burgerlrjken Stand, zulks
met ingang van 1 Januari 1934;
gezien de berichten van de raden der ge
meenten;
gezien de adviezen van den Nederlandschen
Bond van Gemeente-ambtenaren, van den
■Centralen Nederlandschen Ambtenarenbond,
van de Centrale van hoogere Gemeente-amb
tenaren, van den Algemeenen Nederlandschen
Christelijken Ambtenarenbond en van de Al
gemeene Roomsch-Katholieke Ambtenaren-
vereeniging;
gelet op de artikelen 80, 100, 111, 114 en
183 der Gemeentewet;
besluiten
I. hunnen besluiten van 4 Maart 1932, No.
40-1, 3de afdeeling, goedgekeurd bij Koninklijk
besluit van 24 Maart 1932, No. 58 en van 25
November 1932, No. 35-1, 3de afdeeling, goed
gekeurd bij Koninklijk besluit van 24 Decem
ber 1932, No. 53, in te trekken met ingang
van het hieronder sub II genoemde tijdstip;
II. him besluit van 12 September 1930,
No. 40, 3de afdeeling, goedgekeurd bij Konink
lijk besluit van 25 November 1930, No. 26,
aan te vullen met de navolgende bepalingen,
welke onder No. 19 in dat besluit zullen wor
den opgenomen.
19. Gedurende een tijdvak van drie jaren,
ingaande 1 Januari 1934, zal op de wedden van
de burgemeesters, secretarissen, ontvangers
en wethouders een tijdelijke korting worden
toegepast op den volgenden voet;
a. op de jaarlijksche bezoldiging, met uit-
aondering van het bedrag, hetwelk aan kin-
dertoelage wordt genoten, wordt eene korting
toegepast van 12%
b. onder jaarlijksche bezoldiging wordt
verstaan het bedrag, dat den ambtenaar vol
gens de jaarwedden-regeling toekomt, zonder
aftrek van het bedrag, vastgesteld voor het
genot eener ambtswoning;
c. het bedrag van de jaarlijksche korting
wordt tot een geheelen gulden naar beneden
af gerond
d. op de tijdelijke korting komt in minde-
ring hetgeen op den ambtenaar wordt verhaald
ingevolge artikel 36, 4de lid, der Pensioen-
wet 1922, met dien verstande, dat, ingeval, de
pensioengrondslag(en) hooger is (zijn) dan de
jaarlijksche bezoldiging(en), de vermindering
beperkt blijft tot het bedrag, dat zou zijn ver
haald, indien de pensioensgrondslag(en) ge-
Ijjk was(waren) aan de jaarlijksche bezol
diging;
e. geenerlei korting wordt toegepast op de
jaarwedden van een honderd gulden en daar-
beneden.
HI. Het bepaalde onder II wordt van toe-
passing verklaard op de jaarwedden van de
ambtenaren van den Burgerlijken Stand,
waarvan de vaststelling is geschied bij besluit
van 17 Februari 1922, No. 31-1, 3de afdeeling,
goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 12
April 1922, No. 23.
De heer HAAK: Mijnheer de Voorzitter!
Nu Gedeputeerde Staten wederom ons advies
vragesn over een salariskorting van Burge
meester, Secretaris, enz., wil ik even drie jaar
terug gaan, toen werd ook ons advies ge-
vraagd, niet voor een korting maar voor een
verhooging der salarissen voor Burgemeester,
Secretaris, enz. Destijds heeft ons gemeente-
bestuur evenals vele andere gemeentebesturen
afwijzend daarop beschikt, ja zelfs ons ge-
meentebestuur heeft nog een verzoek gericht
tot de Kroon om het besluit van Gedeputeerde
Staten niet goed te keuren, wat echter ook
niet mocht baten, de Kroon keurde het be
sluit van Gedeputeerde Staten goed. Toen
heeft ons gemeentebestuur op 30 Januari 1931,
een besluit genomen om Gedeputeerde Staten
te verzoeken een algeheele herziening van de
salarissen, natuurlijk in benedenwaartsche
richting en aan alle gemeentebesturen in
Zeeland verzocht daaraan adhaesie te willen
betuigen. Breedvoerig werd toen ons verzoek
toegelicht en gemotiveerd met het resultaat
dat Gedeputeerde Staten ons verzoek hebben
afgewezen.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb dit nog even
aangehaald om aan te toonen, dat wij toen
de zaak nog niet zoo verkeerd gezien hebben.
Aangezien toen onze adviezen alle in den
wind geslagen zijn, rust toch op ons de taak
en den plicht, als een hooger college bij ver-
nieuwing ons advies vraagt, dit te verleenen,
en daarom zal ik niet schromen zonder aan-
ziens des persoons mijn meening hier naar
voren te brengen. Gedeputeerde Staten vra-
gen ons advies over een salariskorting van
Burgemeester, Secretaris, enz. van 12 y2
wat in werkelijkheid voor onze gemeente
neerkomt op 4 aangezien de pensioen-
premie, zijnde 8 op de ambtenaren ver
haald wordt. Deze korting is volgens mij
niet in overeenstemming met den tijd. De
crisis heeft ondertusschen fel voortgewoekerd,
en de gemeenschap is steeds armer en armer
geworden, alle categorien in onze maatschap-
pij gaan gebukt onder de uitwerking van de
geweldige crisis, behalve een categorie en dat
zijn de ambtenaren.
Landbouw, handel en scheepvaart hebben
een kwijnend bestaan, de kleine burgers, mid-
denstanders en arbeiders zijn gedwongen van
een klein bedrag of op kosten van een ander
voort te leven. Nu hoort men tegenwoordig
veel, men moet terug naar het peil van voor
den oorlog, dus 1914. Ik geloof dat velen dit
peil bereikt hebben, ja, er zijn categorieen die
gezakt zijn tot' onder het peil van voor den
oorlog. Nu hoop ik, dat het voor de ambte
naren zoo ver niet zal komen. Ik wil even
de salarissen vergelijken van voor den oorlog
voor onze gemeente, wat onze Burgemeester
en Secretaris betreft voor den oorlog f 900,
wat omstreeks 1917 verhoogd is tot 1700
en in de jaren van 19231924 tot f 3500,
dus de salarissen zijn 4 maal verdubbeld.
Aangezien de opcenten op de verschillende
belastingeti alle bijna tot het maximum op-
gevoerd zijn, van diegenen die nog een klein
inkomen hebben, zou ik u voor willen stellen
Gedeputeerde Staten te berichten, dat wij niet
accoord gaan met een salariskorting van
12% maar adviseeren een korting toe te
passen als volgt:
beneden f 1000 niets pensioenpremie
(alleen 8%
van f 1000 tot f 2000 10
van f 2000 tot f 3000 20
van 3000 tot f 4000 30
van /4000 tot /5000 40
en hooger 50
Nu wil ik nog even met cijfers aantoonen
de verschillen over de verschillende salarissen.
f 1300 wordt f 1270 af trek pensioenpremie
1800 1720
2300 2140
2800 2540
3300 2910
3800 3260
4300 3580
4800 3880
5300 4150
Mijne heeren dit is een prachtige progres-
sieve regeling, die ik nu alien aanbeveel.
Gaame wil ik nog een overzicht geven hoe
de salarissen van onze ambtenaren er uit zien
na de korting van Gedeputeerde Staten en
naar het voorstel van spreker.
Voorstel van Gedeputeerde Staten:
Burgemeester f 3500 wordt f 3360
-j- pensioenaftrek
Secretaris f 3500 wordt 3360
pensioenaftrek
Gem.-Ontvanger f 1400 wordt 1344
pensioenaftrek
Voorstel van spreker:
Burgemeester f 3500 wordt f 3150 -f aftrek
pensioenpremie blijft f 2882
Secretaris f 3500 wordt f 3150 aftrek
pensioenpremie blijft 2882
Gem.-Ontvanger 1400 wordt 1360 aftrek
pensioenpremie blijft f 1245
Het voorstel van Gedeputeerde Staten geven
een voordeel voor onze gemeente van 340
en van spreker f 940, alzoo een voordeel
van f 600.
Mijnheer de Voorzitter, ik leef in de vaste
overtuiging dat dit voorstel is in het algemeen
belang dus ook van onze ambtenaren.
De heer MAAS zit niet graag aan iemands
loon te tornen. Hij wil meewerken aan een
goede regeling. De eene zal echter gemakke-
lijker dan de ander iets kunnen missen. Hij
kent een belastingambtenaar met vrouw en 3
kinderen en 2000 salaris. Die dankt God
elken dag voor het vaste inkomen dat hij heeft
en is tot meerdere offers bereid. Maar hij er-
gert zich er aan, en duizenden met hem, naar
hij meent, dat de hooggeplaatste heeren in
Den 'Haag geen voorbeeld van vrijwillig offe-
ren geven. Uit de houding van hen die zitten
in de hooge colleges van Staat blijkt niet, dat
versobering en bezuiniging zoo hard noodig
zijn. Ook grieft het spreker, dat er van pro-
gressie in de salarisverlaging geen sprake is.
En zoo gaat het ook ten opzichte van hoogere
ambtenaren, Kamerleden en Ministers. De Mi
nister-President zeide in de Tweede Kamer op
Vrjjdag 17 November jJ. dat de cumulatie van
tractementen en pensioenen nog zoo erg niet
was. Als spreker al die gevallen eens moest
opkomen van een dubbel of van een drievou-
dig inkomen, zou dit een lange lijst vormen
en bogrijpt hij niet hoe het mogelijk is om zoo
iets te zeggen. En als hij dan ziet op het leger
van duizenden werkloozen, dat niets heeft dan
steun, houdt hij zijn hart wel eens vast, en
zegt: waarom toch de een zoo weinig en een
ander zooveel.
De heer BUIJZE: Ik heb in groote verwon-
dering bij de ontvangst der stukken bemerkt
dat er iets gebeurd is dat vroeger niet moge-
lijk werd geacht. Gedeputeerde Staten zijn
altoos doof gebleven voor de roepstem van vele
gemeenteraden, die zich verklaarden tegen
jaarweddeverhooging en veriaging der burge
meesters enz. en hebben nu blijkbaar hun hou
ding totaal veranderd. Nu Gedeputeerde Sta
ten zoo'n adres sturen neem ik de vrijmoedig-
heid, daaromtrent een en ander in het midden
te brengen.
Hetgeen al lang geleden in den boezem van
den raad tot uiting kwam, is nu in het schrij
ven van Gedeputeerde Staten werkelijkheid
geworden. Of het echter bevrediging geven
zal aan alien die daarover het woord hebben
gevoerd? Aan mij ten minste niet.
De korting die voor deze jaarwedden wordt
voorgesteld lijkt mij geen korting of bezuini
ging. Ik meende eerst dat dit 12% was,
maar later bleek, dat dit geen grond heeft en
het maar enkeie procenten beteekent, in het
geheel een bezuiniging van f 660 op de 9000
Was het nog zooals voorheen, toen alien
goed geld verdienden, was daartegen misschien
geen bezwaar, maar nu er integendeel duizen
den in het moeras zitten en van den morgen
tot den avond met moeilijkheden hebben te
worstelen, de eene week uit, de andere in, en
aan o zooveel menschen maar steeds minder
loon betaald wordt, de middenstand wegkwijnt
doordat er geen gelden zijn voor neringdoen-
den en de werkzaamheden in allerlei bedrij-
ven stil vallen, wordt het toch een andere toe-
stand.
ilk had het stille vermoeden, dat Gedepu
teerde Staten, die naar verwacht mag wor
den op een goeden grondslag staan, zouden
gekomen zijn met het devies „draagt elkan-
ders lasten" of ,,als het eene lid lijdt, lijdt dan
toch gezamenlijk". In een zoo bewogen tijd
moet men toch zeker de lasten van elkander
dragen. Dit is niet alleen omdat het zoo be
hoort, doch het is een bevel, ons door Hooger
Hand opgelegd, niet in edgen kring, maar ook
voor de gemeente Zaamslag in zijn geheel.
Daar er zooveel inigezetenen zijn die niet
weten door den tijd heen te komen, zorgen
van den morgen, tot weer dan anderen mor
gen, men het kan hier elken morgen waar-
nemen, ja, elken dag maar meer moeilijk
heden.
Mijnheer de Voorzitter, ik wil niet rangen
en standen wegredeneeren. Het staat voor mij
vast, dat die er zullen moeten blijven, maar
in dezen tijd van geweldige crisis meen ik dat
het toch niet moet gaan als in de dierenwereld,
dat de een de ander vemietigt, dat de een
alles en de ander niets heeft om door dezen tijd
heen te komen.
(Dit is hetgeen ik meende te moeten zeggen
aangaande het schrijven van Gedeputeerde
Staten over de jaarwedden van burgemeesters
enz. Dit is niet persoonlijk op te vatten, maar
zulver gemeentebelang, want de belasting
moet toch betaald worden, hetzij aan het rijk,
hetzij aan de gemeente.
De heer BAKKER dacht, toen hij het
schrijven las, dat een korting van 12% zou
worden toegepast, dat gaat in een goede rich-
ting, nu doen Gedeputeerde Staten verstan-
dig. Bij nader inzien bleek echter, dat de voor-
gestelde veriaging niet zooveel beteekent, aan
gezien hier al 8% voor pensioen verhaald
wordt en dus de werkelijke korting van 4
is. Toen viel het me tegen. Het beteekent op
die manier voor de financien der gemeente
weinig en hij dacht, het is jammer dat ze niet
een stap verder zijn gegaan en goed doorge-
pakt hebben. Hij kan zich daarom goed ver-
eenigen met het voorstel van den heer Haak,
noemt dit wel doordacht en als dat kon worden
aangenomen, zou men een eind vOoruit zijn.
Hij verwacht echter dat dit misschien ook weer
niets zal helpen. De heeren in Middelburg zijn
hoorende doof. Maar men moet toch dien kant
uit. Als men in het algemeen eens rondkijkt,
blijkt toch wel dat het noodig is. Het ver-
schil tusschen de particulieren en de ambte
naren is groot, dat verwekt ten slotte onrust
en boosheid. Hij kan zich dus met voorstel van
den heer Haak vereenigen.
De heer KOOPMAN merkt op, dat de hooge
tractementen, die ze in Middelburg wenschten,
nooit naar den zin van den raad geweest zijn,
zelfs niet in den tijd van hoogconjunctuur,
maar ze beschikken er daar zonder meer over
en dat zullen ze nu ook doen, hij zal er dus
niet veel woorden over vuil maken. Het is
gebleken, dat Gedeputeerde Staten nergens om
geven als om den nood der tijden. Ze geven
om de gemeentebesturen niks, die kunnen in
deze ook niks doen. Haak stelt daar voor een
korting tot 50 Hij kan ook even goed
80 voorstel 1 en. Hij heeft nu dat voorstel
wel hooren voorlezen, maar kan de draag-
wijdte daarvan niet overzien. De door Gedepu
teerde Staten voorgestelde regeling staat
spreker niet aan. Maar verschillende gemeen
teraden zullen er zich bij neerleggen. Zoolang
ze daar den nood niet erger inzien, blijft het
toch vechten tegen de bierkaai. Ze weten al
lang genoeg hoe de raad er over denkt, doch
geven om ons niets. Vroeger was de jaar-
wedde van den burgeemester 900 en dat is
verhoogd tot /3500. Dat is veel te hoog en
daar heeft spreker altijd tegen geprotesteerd.
Er wordt altijd gezegd, we moeten weer terug
naar vroeger tijden. Niet dat hij zou terug
willen naar den toestand van voor den oor
log, maar dit kleine sprongetje naar beneden
is belachelijk, het valt hem erg tegen.
De heer HAAK acht het standpunt van den
heer Koopman verkeert. Gedeputeerde Staten
vragen advies, dus, als de raad er zich niet
mee vereenigen kan, moet deze zeggen waarom
Als de regeling die ze voorstellen ons niet
ver genoeg gaat, moet de raad er een tegen-
over stellen die verder gaat. Het gaat niet aan
als een hooger college advies vraagt, te zeg
gen: dat geef ik niet! Dat zal de heer Koop
man toch wel met spreker eens zijn. Spreker
meent, dat de door hem uiteengezette rege
ling duidelijk genoeg is. Hij kan die cijfers op
schrift overleggen. Een jaarwedde van f 5000
zou terugvallen tot f 4000. 'Hij gelooft niet, dat
in deze geweldige crisis, die ieder teistert,
zoo'n teruggang te groot is. Hij wijst er op,
dat de gemeente-ontvanger met de door hem
voorgestelde regeling nog bij die van Gedepu
teerde Staten zou vooruitzijn. Die zou 1600
hebben. De hoogere jaarwedden zouden daar-
entegen iets zwaarder belast worden. Het ligt
niet in sprekers bedoeling, om de salarissen te
verlagen tot een zoo laag peil als voor den
oorlog, er zijn ambtenaren, die heel wat tijd
en geld aan studie hebben gekost, hij wil zelfs
nog niet terug naar het peil van het jaar
1917, maar de jaarwedden zgn nu driemaal
zoo hoog. Het heeft ook sprekers aandacht ge-
trokken, dat in de Tweede Kamer de heer
Visscher, behoorende tot de anti-revolutionaire
fractie, het uitsprak dat de salarissen in be-
tere tijden tot het overdrevene zijn opgevoerd
en niet gehandhaafd kunnen blijven. Het gaat
over het principe, doch indien men een be-
duidende veriaging over het geheel rijk wilde
invoeren, zou het er voor de staatsfinancien
heel wat beter uitzien. Het ligt echter niet op
sprekers weg, de Tweede Kamer een les te
geven.
De heer KOOPMAN herinnert de geschie-
denis der salarissen vroeger allemaal meege-
maakt te hebben. Er is toen sterk geprotes
teerd, ook door hem, de notulen zullen dat
wel uitwijzen. Het heeft niet gebaat, dat hoo
ren van den raad is niets meer dan een for-
mule, spreker doet aan die flauwe kul niet
meer mee.
De heer D. DEES verklaart dat het voor
stel van Gedeputeerde Staten hem ook niet
bevalt. Hij gevoelt wel voor dat van den heer
Haak, maar kan dit voor het oogenblik moei-
lijk beoordeelen. Er wordt v66r 16 December
antwoord gevraagd. Is de raad aan dien ter-
mijn gebonden? Anders zou hij de beslissing
nog eens willen uitstellen.
De VOORlZITTER merkt op, dat Gedepu
teerde Staten voor dien datum antwoord vra
gen, na dien datum komt het niet meer in
aanmerking. Ze zullen overwogen hebben dat
tegen dien tijd wel alien gemeentebegrootin-
gen zouden behandeld zijn. Hij stemt toe, dat
zoo'n voorstel als dat van den heer 'Haak niet
gemakkelijk te beoordeelen is, als men het
alleen hoort voorlezen.
De heer DE FEIJTER merkt op, dat het
geen door den heer Haak naar voren is ge-
bracht een geheel andere regeling is en dat
die door Gedeputeerde Staten geheel onder-
handen zou moeten worden genomen. Er be
staat een salarisschaal gebaseerd op het aan-
tal inwoners eener gemeente. Die zou dus ge
heel moeten wegvallen. De regeling die Gede
puteerde Staten thans voorstellen, 12%
korting, de pensioenaftrek inbegrepen, is in-
derdaad niet groot. Hier gaat er dan maar
4 af. Gedeputeerde Staten wenschen ech
ter een uiforme toepassing. Er zijn ook ge
meenten die deze pensioenaftrek niet toepas-
sen en dan wordt daar de veriaging grooter.
Spreker is geen voorstander van salariswijzi-
gingen met groote sprongen. Als men wil
verminderen moet dat zachtjes aan geschieden
opdat de menschen er zich kunnen aanpassen.
Men moet er rekening mee houden, dat er per-
sonen in dienst der gemeente zijn, die er van
moeten leven en die bij een veriaging een an
dere rekening voor de inrichting van hun
leven moeten gaan maken. Voor iemand die er
niet van moet bestaan, voor wien het bijzaak
is, wordt het iets anders, maar dat is een
uitzondering. Hij adviseert accoord te gaan
met de regeling van Gedeputeerde Staten.
De heer HAAK geeft te kennen, er wel de-
gelijk rekening mee te hebben gehouden, dat
de sprongen door hem voorgesteld niet te
groot zijn. Vooral heeft hij rekening gehouden
met de kleine salarissen, want die kunnen
zoo'n groote sprong niet dragen. Indien vol
gens zijn voorstel iemand met f 1600 meer
salaris behoudt dan volgens de regeling van
Gedeputeerde Staten, bewijst, dat zijn voorstel
niet tot groote sprongen aanleiding geeft.
Voor iemand met f 3500 zou hij een paar hon
derd gulden verder gaan. Hij kan dat geen
grooten sprong noemen. Natuurlijk, er zijn ge
meenten, die geen pensioenpremie verhalen
en daar wordt de sprong grooter, maar deze
raad is niet geroepen verantwoording te dra
gen voor een ander. Spreker heeft gemeend,
zijn denkbeelden naar voren te moeten bren
gen.
De VOORZITTER stemt toe, dat het te be-
grijpen is, dat velen zich aan het voorstel van
Gedeputeerde Staten hebben geergerd. De ver-
hoogingen die destijds zijn tngevoerd gingen
wel wat heel hoog. Hij wijst op de regeling
van de jaren 19171923, toen waren de be-
trokken titularissen dubbel met hun tracte-
menit tevreden. De daama gemaakte regeling
was well wat te royaal. De wethouder De
Feijter heeft een goeden kijk op de zaak ge-
geven, door er op te wijzen, dat in verschil
lende gemeenten geen aftrek voor pensioen
premie wordt toegekend. Hier is dat w61 ge-
daan en daardoor heeft Zaamslag daarvan ook
al geruimen tijd geprofiteerd, in tegenstelling
met andere gemeenten. Daarom konden Ge
deputeerde Staten thans moeilijk verder gaan.
Zij wenschen dit uniform geregeld, aangezien
er anders weer een onbiliijkheid zal ontstaan.
iSpreker kan het standpunt van den heer
Koopman niet goedkeuren. Overeenkomstig de
wet wordt de opinie van den raad gevraagd en
behoort deze zich uit te spreken. Zeker, de
regeling is niet progressief, zij maakt geen
groote sprongen naar omlaag. En al is het,
dat men verwacht dat Gedeputeerde Staten
er zich niet aan zullen storen, zoo mag de
raad toch zijn meening uitspreken. Hij stemt
ook toe, dat, in verband met den tijd waarin
wij leven, de salarissen te hoog zijn. Hij ver
wacht dat dit na 1 of 2 jaar nog meer in
het oog zal sprimgen.
De heer KOOPMAN: Vroeger is de meer-
derheid gedurig tegen de verhoogingen op-
gekomen, maar toch hebben Gedeputeerde
Staten ze opgevoerd tot het peil waarop ze
nu staan, ze hebben tot den raad gezegd: we
doen het niet! Ze hebben zelfs gedreigd de
begrooting dezer gemeente niet goed te keu
ren, als wij de jaarwedden niet wilden uit-
trekken zooals zij dat voorschreven. De raad
zal er nu evenmin succes mee hebben, hij kan
dit ten minste niet gelooven, en adviseert niet
meer.
De heer BUUZE wijst er op, dat, wanneer
men zou handelen volgens het standpunt van
den heer Koopman, de meening van den raad
niet tot Gedeputeerde Staten zou doordringen
en dat acht hij toch noodig. Hij kan zich neer
leggen bij het voorstel van den heer Haak.
Hij wenscht tegen het voorstel van Gedepu
teerde Staten weer den strijd aan te binden.
Indien men weer de nederlaag lijdt, heeft men
dan toch zijn best gedaan.
Het voorstel van den heer Haak wordt aan
genomen met 7 tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Bakker, Buijze, D.
Dees, Haak, Van Hoeve, Maas en Hamelink;
tegen stemmen de heeren Koopman, Wisse,
A. Dees en De Feijter.
5. Vaststelling staat van oninbare posten
Hondenbelasting, dienst 1933.
Wegens afschaffing van een hond in het
eerste halfjaar 1933 stellen Burgemeester en
Wethouders voor de bedragen vermeld achter
de hieronder vermelde namen oninbaar te ver-
klaren: J. de Vos /2,50; F. C. Wisse /2,50;
D. J. Dees 1C. J. van Vessem 2; C. Die-
leman f 1; J. C. F. Miohielsen /2; J. van den
Berge 2D. F. Dieleman 1P. Witte f 1
totaal 15.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
6. Benoeming van een lid van de plaat-
selijke Schoolcommissie wegens perio-
djeke aftreding van den heer J. Dees
van Liere.
Voor de benoeming van een lid leggen Bur
gemeester en Wethouders over, de School
commissie gehoord, de navolgende aanbeveling:
1. J. Dees van Liere; 2. H. Bakker.
Op uitnoodiging van den VOORZITTER
vormen de heeren D. Dees en Wisse met hem
het stembureau.
Met 9 stemmen wordt de heer Dees van
Liere herbenoemd; op den heer Bakker wor
den 2 stemmen uitgebracht.
7. Behandellng reclames Hondenbelasting,
dienst 1933.
Naar aanleiding van een ingekomen reclame
van C. Mechielsen, D 144 te Zaamslag, hou
dende verzoek om gedeeltelijke ontheffing van
zijn aanslag in de hoodenbelasting, dienst
1933, stellen Burgemeester en Wethouders
voor over een half jaar ontheffing te verlee
nen ten bedrage van 1.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
8. Behandeling reclames Schoolgelden,
dienst 1933.
Naar aanleiding van ingekomen reclames,
stellen Burgemeester en Wethouders voor de
reclames van J. den Hamer, J. de Zeeuw, wed.
W. Verstraate en J. A. Dees af te wijzen; R.
J. de Krijger te brengen van de 7de naar 6de
klasse en A. Dees te brengen van de 6e naar
de 5de klasse.
Na behandeling in besloten vergadering
wordt met algemeene stemmen overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot vaststelling van de verordening
op de heffing enz. van 20 opcenten op
de hoofdsom der Personeele belasting.
Ten- einde de begrooting 1934 sluitende te
krijgen, stellen Burgemeester en Wethouders
voor, 20 opcenten op de hoofdsom der Perso
neele belasting te heffen, een en ander over
eenkomstig de navolgende besluiten.
VERORDENING op de heffing van opcen
ten op de Personeele belasting in de
gemeente Zaamslag.
Artikel 1.
Op de hoofdsom der Personeele belasting,
zooals die in deze gemeente wordt geheveo
met wijziging van het percentage, genoemd
in artikel 13, par. 2, der wet op de Personeele
belasting 1896, vastgesteld bij raadsbesluit
van 18 Juli 1930, goedgekeurd bij Koninklijk
besluit van 8 October 1930, No. 22, en met
vervanging van belastingbedragen, voorkomen-
de in de wet op de Personeele belasting 1896,
vastgesteld bij raadsbesluit van 18 Juli 1930,
goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 8 Oc
tober 1930, No. 22, zullen voor het belasting-
jaar, ingaande 1 Januari 1934 en eindigende
31 December 1934, worden geheven twintig
(20) opcenten.
Artikel 2.
De invordering geschiedt overeenkomstig
de verordening van heden.
VERORDENING op de invordering van op
centen op de hoofdsom der Personeele
belasting in de gemeente Zaamslag.
Artikel 1.
De invordering der opcenten op de hoofd
som der Personeele belasting geschiedt over
eenkomstig artikel 296 der gemeentewet en
voorts, wat de uitkeering betreft, met inacht-
neming van hetgeen daaromtrent van regee-
ringswege is of nader mocht worden bepaald.
Artikel 2.
Deze verordening treedt tegelijk met die op
de heffing in werking.
De heer BUIJZE betoogt, dat de raad in
deze voor een lastig geval staat. De gelden
zullen noodig zijn, maar er is toch voor de
leden van den raad een groot bezwaar om
maar te zeggen: ja, dat is goed. Hij zou er
slechts schoorvoetend over kunnen denken er
zijn stem aan te geven. Men weet algemeen
hoe de toestand is, het is in deze vergadering
al voldoende naar voren gebracht, het is alle
maal ach en wee. De menschen weten nu al
geen raad meer en daarom is het een groot
bezwaar, ze nog meer nieuwe lasten op te
leggen. De gezinnen zitten in groote moeilijk
heden en ze moeten de dubbeltjes eer ze die
uitgeven wej driemaal bekijken. Om nu weer
20 opcenten op de Personeele belasting te leg
gen, men zal misschien zeggen: dat dit voor
den mindereti man niet veel is, maar het is
allemaal te hoog. Spreker gelooft, nog zoo
geen moeilijke raadszitting te hebben meege-
maakt. De soort menschen die hij op 't oog
heeft kunnen niet meer betalen en toch zullen
ze, als dit wordt aangenomen moeten. Maar,
waar moet het geld vandaan komen Spreker
kan hieraan dius niet meewerken.
De heer HAAK erkent, dat deze verhooging
niet meevalt, maar wijst er op, dat de begroo
ting toch sluitend moet worden gemaakt. Hij
kan nog geen anderen post aanwijzen om geld
binnen te krijgen. Burgemeester en Wethou
ders hebben thans reeds van alle subsidies
25 procent afgenomen. Verschillende corpo-
raties zullen dat bedrag ook niet kunnen mis-
sen en er moeilijk doorkomen, maar toch
moet spreker het in Burgemeester en Wet
houders prijzen, dat ze dien weg zijn uitge-
gaan. Ondanks dat alles, moeten ze toch
voorstellen deze opcenten met 20 te ver-
hoogen. Hij kan zich met het voorstel ver
eenigen.
De VOORZITTER verklaart dat het hem
genoegen doet, dat de heer Haak met het stre-
ven van Burgemeester en Wethouders instemt,
en vraagt den heer Buijze op welke wijze hij
dan de begrooting sluitend zou willen maken.
Het was Burgemeester en Wethouders reeds
gelukt een sluitende begrooting te maken,
maar een week of drie, vier geleden kwam het
bericht, dat de rijkssubsidie voor werkloozen-
uitkeering een 4000 minder zou worden. Toen
moesten Burgemeester en Wethouders toch
trachten de begrooting voor elkaar te krijgen
en aangezien de andere heffingen reeds aan
het maximum zijn, restte er niets anders dan
deze verhooging der opcenten voor te stellen,
waarvan een hoogere opbrengst van 3800
wordt verwacht. Met voorts nog hier en daar
wat uit te halen hadden ze de f 4000 weer bij
elkaar.
Eerst hebben Burgemeester en Wethouders
nog overwogen om de begrooting in te sturen
met een geraamd tekort van /4000, maar
daarop zijn ze toch teruggekomen. Indien de
heer Buijze dus aan dit voorstel zijn stem niet
kan geven, laat hem dan een weg aanwijzen
hoe Burgemeester en Wethouders op andere
wijze aan dat bedrag kunnen komen.
De heer BUIJZE begrijpt, dat de begrooting
sluitend moet zijn, maar hij kan geen andere
oplossing om het geld te krijgen aan de hand
doen.
De VOORZITTER: Indien een anderen weg
gekozen werd, zou dit niet anders kunnen zijn
dan een vermindering van het bedrag uitge-
trokken voor ondersteuning van werkloozen
en werkverschaffing. Het zijn juist de groote
posten die daarvoor noodig zijn, welke de ge
meente in moeilijkheden brengen. Ik moet
daarom ontraden het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders af te stemmen, want dan
zullen de daarbij betrekken menschen in moei
lijkheden komen. Als we geen geld hebben,
kunnen we ook niet uitkeeren.
De heer KOOPMAN noemt het te prijzen,
dat door Burgemeester en Wethouders deze
belasting voor verhooging het laatst hebben
aangegrepen, want men moet wel bedenken,
dat hierdoor in het bijzonder menschen wor
den getroffen, die in een tijd van hoogconjunc
tuur boven hun krachten gebouwd hebben en
nu voor een hooge belasting komen te zitten.
Zoolanig het betrof verhooging van opcenten
op de gemeentefondsfoelasting, betrof dat een
belasting op inkomstenv waar dus nog ver-
diensten waren, doch hierdoor worden men
schen getroffen die geen inkomen hebben. Het
is echter het laatste waaruit nog iets gehaald
kan worden. Spreker noemt het ongelukkig
op Zaamslag te women. De belasting wordt
ongekend hoog en als er weinig verdiend wordt,
wordien de opcenten nog steeds hooger. Van
de kleine inkomens moet er een groot percen
tage naar den belasttngontvanger. Men heeft
het hier lang volgahouden om de Personeel*
belasting er buiten te houden, maar, aange
zien er niemand een middel zal kunnen aan
wijzen om op andere wijze aan de noodige gel
den te komen, zal de raad er noodgedwongen
mee moeten imstemmen, maar... het is bitter.
De heer Buijze is echter niet op den goeden
weg.
De heer BUIJZE kan wel is waar geen an
deren weg aanwijzen, maar vindt het treurig,
dat de Voorzitter hier de steunuitkeerimgen