heer Van de Bilt wil hij antwoorden: wij kun
nen niet anders.
Het doet wel zeer, het mes erin te zetten,
dooh het moet.
De heer VAN KAMPEN kan den heer Van
Bendegem maar moeilijk begrijpen. Het
komt hem onibegrijpelijk voor, dat de heer
Van Bendegem, die toch oak midden in het
leven staat en zelf zakeoman is, niet weet,
dat door zijn voorstel de organisaties geheel
zullen worden ontwrdcht. Hij gaat ermede
aceoord, dat op dezen post bezuinigd kan en
moet worden, doch dan in den vorm van eesn
meer geleidelijke korting. Op een korting
van 40 kunnen de organisaties zich oomo-
geiijk instellen, dit lijikt hem dan ook niet
verstandig.
De heer Oggel zegt wel, dat de bijdrage
oorspronkelijk f 1750 was, en vindt verdere
verlaging onbillijk. Dit argument houdt geen
steek. Indien de raad den moed miste de
heilige huisjes af te breken als de noodzaak
dringt, waar dan wel?
De heer Oggel zegt ook dat de begrooting
het toe laat, doch zooals spreker bij het begin
der vergadering gezegd heeft, het alternatief
is niet, de begrooting is toch sluitend, met een
kieine belasting-verhooging, doch we moeten
streven deze zonder verhooging sluitend te
krijgen. Den heer Dieleman wil spreker wij
zen op den emst der tijdsomstandigheden. Hij
zou er voor zijn, als het kon, de subsidie
radicaal af te schaffen.
De heer Van de Bilt geeft naar zijne mee-
ning met het door hem opgegeven percentage
arbeiderskinderen aan de zaak een scheeve
voorstelling. Het zal toch bij de gelijkgezin-
den van den heer Van de Bilt ook wel zoo zijn
dat de meerdere den mindere dient?
De heer VAN DE BILT: Als er gegoeden
zijn!
De heer VAN KAMPEN wil den heer Ha
melink antwoorden, dat hij voor de overheid
niet erkent den plicht, voor het onderwijs der
kinderen te zorgen, wel erkent hij het recht
hiervoor zelf te zorgen, dit laatste echter al-
leen met betrekking tot het lager onderwijs,
niet ten opzichte van een frobelschooltje.
De heer ORTELEE kan zich niet met de
vorige sprekers vereenigen. Men heeft hier
ter tafel een rekening en verantwoording van
het Groene- en Wit-Gele Kruis. Kan deze
van de bewaarscholen ook niet gevraagd wor
den, en indien zou blijken dat er overschot is,
ibehoeft men ze niet te steunen, echter indien
ze tekort hebben, een bijdrage uitkeeren. Hij
is niet ongenegen deze organisaties, indien
noodig te steunen.
De VOORZITTER deelt mede, dat de reke-
ningen zijn gevraagd, doch nog niet ingezon-
den zjjn.
De heer Van BENDEGEM wil den heer Van
Kampen nog even in 't kort beantwoorden.
De heer Van Kampen was er tegen dat hij
radicaal wilde bezuinigen, doch tegen den heer
Dieleman zegt hij, de bijdrage radicaal te wil-
len afschaffen en spreekt hij zich uit als een
voorstander van particulier imtdatief.
Het laatste van zijn speech is niet in orde,
die uitingen stemmen niet overeen.
De heer 't GILDE: misschien heeft de heer
Van Kampen een ander voorstel?
De heer VAN KAMPEN: Inderdaad. Ik wil
de subsidie verminderen met 2,50. De heer
Van Bendegem heeft niet goed geluisterd.
Het is inderdaad mijn bedoeling de subsidie
af te schaffen, doch ik wel den organisaties
de gelegenheid geven, zich op een lager niveau
in te stellen. Mitsdien stel ik voor, de subsidie
met S 2,50 te verminderen en te brengen op
f 7,50 per kind.
De heer VAN BENDEGEM: Het verschil
met mijn voorstel is alleen dat bij aanneming
daarvan de pijn iets korter duurt. De heer
Van Kampen wil op 4 jaar en ik op drie jaar
de subsidie afgevoerd zien.
De VOORZITTER: We hebben dus een voor
stel de subsidie te brengen van 10 op 6
en een van f 10 op f 7,50.
De heer DIELEMAN merkt op, dat de rede-
neerdng van den heer Van Bendegem ver-
keerd is. Buitenmenschen hebben tot deze
scholen eveneens toegang, en indien b.v. de
menschen van Spui zouden wlllen komen tot
het stichten van een bewaarschool, hadden ze
recht op dezelfde subsidie.
De VOORZITTER is van meening, dat dit
nog niet vaststaat, daar zulks niet is besloten
en het niet zeker zou zijn, dat dezelfde sub
sidie zou worden gevoteerd.
De heer DE RUIJTER is het niet met den
Voorzitter eens. Hij is van meening, dat des-
trjds een algemeen besluit genomen is. 'Het
was toen ten tijde van den strijd over het
stichten van een gemeentelijke bewaarschool.
De kosten waren geraamd op 35 en bleek,
dat de vereenigingen met 17,50 konden vol-
staan. Dit bedrag is later vastgesteld op f 15
en daama op het tegenwoordig bedrag. Het
idee was echter dat de subsidie zou worden
toegekend waar een school ook gevestigd was.
De VOORZITTER geeft toe, dat het wel
mogelijk is, en hij zich kan hebben vergist.
De heer DIELEMANDe heeren Van Ben
degem en Van Kampen beroepen zich op de
tijdsomstandigheden, het eenige verschil is, dat
de heer Van Bendegem de scholen vlugger
om zeep helpen wil dan de heer Van Kampen.
We moeten niet vergeten dat de subsidie zoo
als die nu is, alreeds met 33 pet. is verlaagd.
Deze nu nog verlagen is onmogelijk. Hij is
van meening dat de raad in dezen een andere
verantwoordelijkheid heeft. Hij is er een voor
stander van, den post te handhaven, daar hij
persoonlijk het niet verantwoorden kan, hier
nog iets af te doen. Hij zou het zeer verkeerd
vinden, indien de raad zich op het standpunt
stelde, op dezen post nog te kunnen bezuini
gen.
De heer I. DE FE1IJTER deelt mede, zich
met het voorstel van den heer Van Kampen
te kunnen vereenigen.
De heer 't GILDE merkt op, dat naar zijn
meening de kosten per kind wel erg hoog zijn.
Als men nagaat, dat het lager onderwijs iets
meer dan f 10 per leerling kost, moet men
wel tot die conclusie komen, en dan vindt hij
het onbillijk voor de bewaarscholen een bedrag
van f 10 te voteeren.
De heer DE RUIJTER: De redeneering van
den heer't Gilde gaat niet op.
De VOORZITTER merkt op, dat die ruim
10 alleen de kosten zijn van het lager on
derwijs, die voor rekening der gemeente blij-
ven.
De heer DE RUIJTER herhaalt, dat de
redeneering van den heer 't Gilde niet opgaat.
Hij moet er rekening mee houden, dat in deze
subsidie ook rente en aflos begrepen is.
De heer J. DE FEIJTER staat op het stand
punt de subsidie niet te mogen verminderen.
Hij acht het den zedelijken plicht van den
raad, deze subsidie te handhaven. De raad van
Axel, die eens de stichting heeft mogelijk
gemaakt, kan nu de besturen dier scholen niet
in de kou laten zitten.
De heer OGGEL stelt in 't licht, dat de
scholen de subsidie zeer noodig hebben. De
kinderen zijn daar toch ook goed bezorgd. Ze
kunnen er onder kameraadjes verkeeren, en
worden onder goede leiding voor het school-
leven opgeleid. Hij wijst er bij vernieuwing op,
dat eerst de subsidie 17,50 bedroeg en thans
reeds is teruggebracht op f 10.
De heer I. DE FEIJTER: In dien tusschen-
tjjd is het getij verloopen en dienen ook de
bakens verzet.
De heer OGGEL gaat voort, en deelt mede,
dat de schoolvereeniging toch reeds ieder jaar
f 1400 moet bijpassen, en dat in feite de scho
len de gemeente een bate opleveren. Was men
ingegaan op het voorstel tot het stichten van
een gemeentelijke bewaarschool, dan kostte
dit der gemeente 35 per kind, waar we dan
nu nog een vast zaten. Mede uit deze over-
weging geeft hij den raad emstig in overwe-
ging de subsidie te handhaven. Men moet niet
vergeten, dat de schoolvereeniging voor een
massa onkosten zit. Met de Katholieke be
waarschool is de zaak precies evenzoo.
De heer SEGHERS deelt mede, met de rede
neering der sprekers, die zich voor handhaving
der subsidie verklaarden, te kunnen accoord
gaan.
De heer VAN DE BILT wijst er nogmaals
op, dat het zijn inziens redelijk is dat men de
subsidie handhaaft. Hij zal niet meehelpen,
deze te bekorten.
De VGORZITTER geeft te kennen, dat deze
zaak thans voldoende is belicht. Er zijn ten
opzichte hiervan twee voorstellen, ten eerste
dat van den heer Van Bendegem, welke de
sugsidie wil brengen op f6 per kind.
Op zijn vraag of het voorstel van den heer
Van Bendegem steun vindt, volgt geen ant-
woond, zoodat dit voorstel als zijnde niet on-
dersteund, geen punt van beraadslaging kan
uitmaken.
Het voorstel van den heer Van Kampen, de
subsidie te brengen op f 7,50, wordt onder-
steund, en bij stemming met 5 tegen 8 stem-
men verworpen.
Voor stemmen de heeren I. de Feijter,
't Gilde, Van Kampen, Verschelling en Van
Bendegem, tegen stemmen de heeren Diele
man, J. de Feijter, Hamelink, Oggel, Ortelee,
de Ruijter, Seghers en Van de Bilt.
12. Lager onderwijs;
(niet vallende onder de 1 t/m 11).
219. Kosten van het plaatselijk scbool-
toezicht. f 50.
220. Kosten der commissie tot wering van
schoolverzuim. 135.
222. Kosten van openbaar onderwijs, in de
plaats tredend van het in de lager-onderwijs-
wet 1920 geregelde vervolgonderwijs. Memorie.
223. Subsidie voor bijzonder onderwijs, in
de plaats tredend vac het in de lager-onder-
wijswet 1920 geregelde vervolgonderwijs.
Memorie.
13. Middelbaar onderwijs.
226. Bijdrage in de kosten van rijks hoo-
gere burgerscholen als bedoeld in art. 36qua-
ter sub 4 der wet op het middelbaar onder
wijs. f 4000.
De heer VAN BENDEGEM merkt op, dat
hij thans, evenals vorig jaar een voorstel wil
doen, tot het zenden van een adres aan de
Staten-Generaal, teneinde te verkrijgen, dat
de bijdrage van de gemeente in deze post ver-
minderd wordt.
De VOORZITTER wil dit voorstel verder
aanvullen in dezen zin, dat niet alleen aan de
Staten-Generaal, doch ook aan de Vereeniging
van Nederlandsche gemeenten een adres van
deze strekking gezonden wordt.
De heer HAMELINK deelt mede, deze pos-
ten dikwijls te hebben bekeken. Het is hem
daarbij opgevallen, dat verschillende men
schen, welke kinderen op een H. B. S. heb
ben gaan, meerendeels tot de gegoeden be-
hooren en naar zijn meening worden hier
diegenen die het minder noodig hebben ge-
steund. Hij heeft zich afgevraagd of dit wel
juist is. Het schoolgeld is niet direct progres-
sief.
De VOORZITTER betwist dit.
De heer HAMELINK: Dan toch zwak pro
gressief. Deze bijdrage kost de gemeente een
groot bedrag en indien dit besteed werd voor
de studie van intelligente kinderen van ouders
die niet of niet geheel in staat waren, de stu
die voor hun kinderen te bekostigen, dan kon
ik mij hiermede accoord verklaren. Zooals de
zaak nu is, moeten we groote bedragen uit-
geven voor de studie van kinderen wier ouders
dit zelf kunnen bekostigen. Ik adviseer in het
te verzenden adres aan de Staten-Generaal erop
aan te dringen, dat het schoolgeld van het
middelbaar onderwijs progressief gesteld
worde. We hehben dan wel niet kans op een
directe vermindering, doch meer kans op suc-
ces en een ernstige behandeling.
De VOORZITTER stelt in 't licht, dat het
schoolgeld reeds, althans gedeeltelijk, pro
gressief is.
De heer HAMELINK: Dan toch zeer zwak
progressief.
De VOORZITTER deelt mede, dat de pro-
gressie de laatste jaren, althans zeker het
laatste jaar, aanmerkelijk is toegenomen. Dit
neemt niet weg, dat men toch het adres kan
verzenden.
De heer OGGEL wijst erop, dat, afgeschei-
den van de gemeentelijke bijdragen, de sehool-
gelden voor de kapitaalkrachtigen*toch reeds
aanmerkelijk hooger zijn dan voor de minder
gegoeden. Dit sluit niet in dat de gemeente
minder zou moeten betalen. De bijdrage is bij
de wet vastgesteld, en, al zouden de school-
gelden veel opbrengen, dan wordt toch niets
afgetrokken.
De heer HAMELINK is van meening, dat
dit nog zou kunnen komen. Blijkens mededee-
ling van den voorzitter is het laatste jaar de
progressie reeds sterker, dat kan toch ook
op de subsidie van invloed zijn.
De VOORZITTER merkt op, dat de subsi
die hetzelfde blijft.
De heer HAMELINK merkt nog op, dat
naar zijn meening het bedrag vrij hoog is, te-
meer nog waar het wordt besteed ten behoeve
van de zeer gegoeden. Indien het gebruikt
werd ten behoeve van de studie van kinderen
van minder gegoede ouders, kon hij er zich
mee vereenigen, zooals nu echter de toestand
is, stuit deze hem tegen de borst.
Met algemeene stemmen wordt tot het ver
zenden van het besproken adres besloten.
221. Tegemoetkomtng in of vergoeding van
de kosten van onderwijs als bedoeld in art. 13,
eerste lid, der lager-onderwijswet 1920. f 1100.
De heer DE RULTTER merkt op, dat hij nog
een bladzijde zou willen teruggaan, daar bij de
behandeling van het lager onderwijs is ver-
zuimd de wijziging der Lager onderwijswet
en de gevolgen daarvan onder de loupe te
nemen en Burgemeester en Wethouders in hun
praeadvies hierop nadere toelichting hadden
toegezegd.
De VOORZITTER stemt toe, dat de betref-
fende post over 't hoofd is gezien. Zooals be-
kend is ingaande 1 April 1934 de Lager onder
wijswet gewijzigd in dien zin, dat alleen ouders
die 5 K.M. buiten de kom wonen, vergoeding
voor schoolgaande kinderen ontvangen. Vroe-
ger was dit 4 K.M. Automatisch komt dus te
vervallen de autobus op Sluiskil enz. en blijft
alleen over de vergoeding voor de kinderen
van Kijkuit. Dit zijn er ongeveer 40 tot 44.
Burgemeester en Wethouders hebben zich in
verbinding gesteld met den heer Dieleman, de
autobus-ondernemer te Kijkuit en deze heeft
zich bereid verklaard, uitsluitend voor 1 jaar,
vanaf 1 April 1934 tot 1 April 1935, de kinde
ren te vervoeren voor een bedrag van f 900.
In de vergadering van Burgemeester en
Wethouders is hierover gesproken, doch geen
overeenstemming bereikt. Het college weet nu
eigenljjk niet wat voor te stellen. Er waren
stemmen voor het laten vervallen der bus, en
het geven van een vergoeding, doch zooals
reeds medegedeeld, overeenstemming werd
niet bereikt.
De heer OGGEL brengt in.'t midden dat een
meerderheid van Burgemeester en Wethou
ders zich verklaarde voor het geven van een
vergoeding van 20 per kind.
De VOORZITTER deelt nu mede, dat hij
persoonlijk zich heeft uitgesproken voor het
verleenen van een vergoeding van 15 per
kind. De Wethouders waren echter bevreesd,
dat bij een beroep de vergoeding niet zou
worden goedgekeurd en een hooger bedrag dan
het resultaat zou zijn.
De heer OGGEL merkt nog op dat bij de
bespreking en Burgemeester en Wethouders
de meerderheid zich verklaarde voor een uit-
keering van 20 per kind. Vermoedelijk zou
den Gedeputeerde Staten een lagere uitkee-
ring niet goedkeuren. Z.i. was 20 een bil-
lijke vergoeding. Waar de autobus-onder
nemer te Kijkuit de kinderen tot genoegen
der ouders vervoerd vondt hij 't beste, den
bestaanden toestand, i.e. vervoer per autobus,
te handhaven. De bus kost de gemeente 20
meer, doch dat is het niet noemenswaard, en
daarvoor heeft men de kimderen vervoerd. De
heer Van de Bilt daarentegen was van mee
ning, dat het aanbeveling verdiende, de kin
deren te laten loopen. Hij was van oordeel,
dat men beter den ouders 20 per kind kon
uitkeeren. Bij twee schoolgaande kinderen
krijgt men dan 40, daarvan kunnen de men
schen weer heel wat doen.
De heer VAN DE BILT is van meening, dat
waar nu blijkt, dat verschillende kinderen
naar school zullen moeten loopen, en den
laatsten tijd de sport meer en meer op den
voorgrond komt, en ook geeischt wordt, dat
de kinderen meer de buitenlucht in moeten,
dat vervoer per bus gerust kan vervallen en
de kinderen van Kijkuit ook best oaar school
kunnen loopen.
Het is gebleken, dat de kindem van buiten
alleen een enikele keer bij zeer slecht weer
verzuimen en dan ook in geleerdheid niet ach-
ter staan bij de kinderen uit de kom.
Het is hem niet om voordeel te doen. Hij
verklaart zich voor een uitkeering aan de
ouders van f 20 per kind.
De heer 't GILDE wil in tegenstelling met
den heer Van de Bilt het vervoer handhaven.
Bovendien zou het voorstel van den heer
Van de Bilt de gemeente duurder komen.
De heer VAN DE BILT: Hoe dat?
De heer't GILDE: Vanwege de vergoeding
voor schoeisel.
De VOORZITTER: Dat kunt U niet aan-
toonen!
De heer 't GILDE: Aan de hand van de
gegevens
De VOORZITTER: De gegevens toonen
aan, dat de bus de gemeente 900 en een
vergoeding aan de ouders /880 kost.
De heer 't GILDE constateert een verschil
van f 20. Daarvoor hebben we de kinderen
frisch en wel in school.
Hij kan zich dan ook vereenigen met het
voorstel van den heer Oggel.
De heer VAN KAMPEN vraagt of niet
eenige gegevens zijn te krijgen hoe Gedepu
teerde Staten onder deze zaak staan. Zou
genoegen worden genomen met een uitkeering
van f 15, dan foesparen we 270.
De VOORZITTER deelt mede, een dezer
dagen het genoegen gehad te hebben, een lid
van Gedep. Staten te spreken. Hij heeft hem
ook zijn meening gevraagd, en ontving ten
antwoord dat een vergoeding van f 15 vol
doende voorkwam. Dit is echter de persoon-
lijke meening van bedoeld lid, niet de meening
van het college, deze is, zoooals hiervoor ge
zegd, nog niet bekend. Doch men mag wel
aannemen, dat de leden van dit college met
elkaar ook over versohillende dingen spreken.
De heer VAN KAMPEN wenscht te worden
ingelicht, hoeveel kinderen nu vervoerd wor
den en wat dit de gemeente kost.
De VOORZITTER deelt mede, dat thans
nog ruim 70 kinderen worden vervoerd. Dit
kost de gemeente per jaar 1850. Hij mag
er wel bijvoegen, dat de ouders over het ver
voer ten zeerste tevreden zijn.
De heer DE RUTJTER kan zich met het
idee van den Voorzitter vereenigen. Bij een
uitkeering van 15 besparen wij 240 per
jaar. Indien we dit besluit namen en Gede
puteerde Staten nam er genoegen mee, dan
waren we ook gedekt.
De VOORZITTER wil zijn voorstel wel in
stemming brengen. Keert men aan de ouders
f 15 per kind uit, dan is dit een bedrag dat
voor ouders van 2, 3 of 4 kinderen meetelt.
Hoe zullen echter Gedeputeerde Staten hier
over denken? Naar zijn meening echter is
het door hem voorgestelde bedrag alleszins
voldoende als vergoeding voor klompen en
schoeisel.
De heer ORTELEE merkt op, dat in de
begrooting slechts van 33 kinderen sprake is,
terwijl hier voortdurend gesproken wordt over
44 kinderen.
De VOORZITTER deelt mede, dat dit moet
zijn 43 a 44, dit kan den heer Ortelee uit de
stukken blijken.
De heer ORTELEE dat staat er niet bij.
De VOORZITTER verwijst naar het prae
advies van Burgemeester en Wethouders.
De heer SEGHERS vraagt of het aantal
kinderen officieel is uitgemaakt dan wel of
het genoemde aantal een raming is.
De VOORZITTER deelt mede, dat vastge
steld is dat 43 h 44 kinderen meer dan 5 K.M.
van de school verwijderd wonen.
De heer DTEI /EMAN wil aanmanen voor-
loopig deze zaak aan te houden en te trachten
meer licht hierin te krijgen. Indien Gedepu
teerde Staten van meening zgn dat f 20 ibe-
hoort te worden vergoed, dan kunnen we nog
altijd de bus laten rijden. Hij is er voor, deze
zaak bij Gedeputeerde Staten te onderzoeken.
De VOORZITTER is bang, dat Gedeputeer
de Staten voordat een besluit is genomen,
hun meening niet kenbaar zullen maken.
De heer DIELEMAN meent, dat de raad
dan toch een besluit kan nemen, dan moeten
Gedeputeerde Staten hun oordeel wel uit-
spreken.
De heer VAN KAMPEN vraagt, of het niet
mogelijk is, de autobus voor een lager bedrag
te laten rijden.
De VOORZITTER deelt mede, dat hij den
heer Dieleman bij zich heeft laten komen en
lang en breed over deze zaak heeft gepraat,
en ten slotte de heer Dieleman als uiterste
prijs, en dan sieohts voor een jaar, een bedrag
van f 900 heeft genoemd.
De heer VAN KAMPEN merkt op, dat dit
natuurlijk van de zijde van den heer Dieleman
een kwestie van koopmanschap is.
De VOORZITTER is van meening, dat dit
bedrag niet lager zal kunnen zijn. Hij heeft
2 5 3 maal met den heer Dieleman gefconfe-
reerd, en deze heeft tenslotte verklaard, het
voor f 900 te willen doen. Hij kan nu toch
Dieleman maar niet laten komen en zeggen,
dat de raad een lager bedrag aanbiedt.
De heer VAN KAMPEN geeft als zijn
meening te kennen dat de Voorzitter de zaak
niet zuiver stelt. Als de raad het slikt heeft
de heer Dieleman 900. Zou nu Dieleman niet
voor te stellen zijn, het voor 700 te doen
De VOORZITTER deelt mede, dit niet te
kunnen doen. De heer Van Kampen is zelf
ook automobilist. Hij weet, wat een auto
kost aan wegenbelasting, benzine, rente, af-
schrijving enz. Als hij hiermede rekening
houdt, is een bedrag van f 900 voor een bus
van zoo'n groot gewicht niet teveel. We mogen
hier toch niet gaan uitpersen. Het door den
heer Dieleman als uiterste prijs genoemd be
drag is niet te hoog.
De heer VAN KAMPEN erkent, dat de
lasten zwaar zijn. De heer Dieleman zal ech
ter trachten het met de ouders van andere
kinderen op een accoordje te gooien, teneinde
die kinderen ook te vervoeren.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
Dieleman er niet veel kinderen bjj zal kunnen
nemen. Dit lijkt hem vrijwel uitgesloten. Hij
kan maar ednmaal rijden, en heeft voor die
900 ook slechts 1 rit gegarandeerd. De heer
Van Kampen heeft toch ook een auto, hij weet
toch ook wat die kost?
Eerst heeft hij 1000 gevraagd, doch na veel
geredeneer verklaarde hij zich tenslotte met
een uiterste prijs van f 900 tevreden.
De heer I. DE FEIJTER vraagt of het niet
mogelijk is, het vervoer bij inschrijving te
doen geschieden. De heer Esselbrugge heeft
de kinderen toch ook tot tevredenheid ver
voerd.
De VOORZITTER: Zeer zeker.
De heer VAN BENDEGEM merkt op, dat
de bus van Esselbrugge zoo klein is. Hij zou
dan zeker 3 5, 4 keer moeten rijden. Dit is
echter geen bezwaar.
De heer VERSCHELLING voelt wel wat
voor het idee van den heer De Feijter, als het
in eenmaal niet kan dan maar tweemaal
rijden.
De VOORZITTER brengt in 't midden, dat
het hierover niet gaat. We behandelen op
't oogenblik het afsluiten van een contract
met den heer Dieleman dan wel het uitkeeren
van vergoeding aan de ouders.
De heer J. DE FEUTER voelt wel wat voor
het denkbeeld van den heer Dieleman.
Hij kan zich wel vereenigen met het idee van
■den heer Dieleman, te besluiten 15 uit te
keeren en nemen Gedeputeerde Staten hier
mede geen genoegen, dit bedrag tot /20 te
verhoogen.
De VOORZITTER vermoedt, dat dit bedrag
niet zal goedgekeurd worden door Gedepu
teerde Staten.
De vraag is of dit college bij een beroep het
-bedrag van 15 voldoende zal achten.
De heer DE RUIJTER merkt op, dat toch
besloten kan worden f 15 per kind uit te
keeren.
De VOORZITTER vindt dit tenslotte ook de
veiligste weg. Op zijn vraag of de heer De
Ruijter dit voorstelt, antwoordt deze beves-
tigen-d.
Het voorstel wordt ondersteund door de
heeren Dieleman en Ortelee en -bij stemming
met 5 tegen 8 stemmen verworpen.
Voor stemmen de heeren Dieleman, J. de
Feijter, Van Kampen, Ortelee en De Ruijter;
tegen stemmen de heeren I. de Feijter, 't Gil
de, Hamelink, Oggel, Seghers, Verschelling,
Van Bendegem en Van de Bilt.
Het voorstel, de autobus te laten rijden op
de condities zooals door den heer Dieleman
aan den Voorzitter medegedeeld, wordt zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
227. Kosten van handelsonderwijs. f 300.
De heer VAN BENDEGEM stelt thans voor
de subsidie ajan de Handelsdagschool te Hulst
te laten vervallen, op grand, dat op deze
school uitsluitend kinderen gaan van gegoede
o-uders, die dit onderwijs best zelf kunnen be
kostigen.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
Van Bendegem deze post ieder jaar aan de
orde stelt.
De heer VAN KAMPEN verzoekt toelich
ting omtrent deze subsidie.
De VOORZITTER licht toe, dat een sub
sidie wordt toegekend van f 75 per leerling,
met een maximum van f 300. Op 't oogenblik
gaan op die school 6 h 7 leerlingen, doch meer
dan f 300 wordt niet uitgekeerd.
De heer 't GILDE vraagt waarom in 1932
f 300 is gevoteerd.
De VOORZITTER antwoordt, dat toen ook
't maximum werd bereikt. Dit halen we zoo-
dra er 4 kinderen gaan, er zijn er echter 6 a
7, zoodat deze subsidie de gemeente op onge
veer f 50 per leerling komt.
De heer OGGEL stelt in 't licht, dat deze
school tegenover de H. B. S. voor de gemeente
zeer voordeelig is.
De VOORZITTER licht verder toe, dat het
financieel gelijk blijft of er 4 dan wel, zooals
nu 't gerval is, 6 a 7 leerlingen gaan.
De heer VAN KAMPEN voelt er wel voor,
deze subsidie procentsgewijze te korten.
De VOORZITTER deelt mede, dat deze sub
sidie eerst lager gesteld was, doch later is
verhoogd. Hij- meent, dat ook Provinciale Sta
ten de subsidie verminderen.
Is dit den heer Hamelink wellicht bekend?
De heer HAMELINK deelt mede, dat hem
hieromtrent niets bekend is.
Op de vraag van den VOORZITTER ver
klaren de heeren 't GILDE en VERSCHEL
LING het voorstel van den heer Van Bende
gem tot het schrappen der subsidie te onder-
steunen.
De heer VAN DE BILT wenscht nog in
't midden te brengen, dat deze school de ge-
pieente absoluut geen geld kost, gezien de
verhouding tusschen het aantal leerlingen en
de gevoteerde subsidie. Wat de gemeente
voor de H.B.S. moet uitgeven is dom geld.
Deze school daarentegen kost de gemeente
een schijntje. Het zou van den raad niet
netjes zijn, deze school onmogelijk te maken.
Het is hem bekend, dat het geld hard noodig
is. Voor 6 leerlingen komt de subsidie op f 50
per leerling. Dit is toch een zeer kieine sub
sidie.
Bij stemming wordt het voorstel tot schrap-
ping der subsidie verworpen met 4 tegen 9
stemmen.
Voor stemmen de heeren I. de Feijter,
't Gilde, Verschelling en Van Bendegem; tegen
stemmen de heeren Dieleman, J. de Feijter,
Hamelink, Van Kampen, Oggel, Ortelee, De
Ruijter, Seghers en Van de Bilt.
De heer 't GILDE stelt thans voor de sub
sidie te bepalen op f 50 per leerling tot een
maximum van f 200.
De VOORZITTER is van meening, dat de
heer t Glide verkeerd heeft verstaan. De sub
sidie kost de gemeente nog geen f 75 per leer
ling, doch er is 75 gevoteerd met een maxi
mum van 300.
De heer 't GILDE: Ik stel voor, de subsidie
te bepalen op f 50 per leerling, tot een maxi
mum van f 200, alzoo 100 minder, en 25
per leerling minder.
Dit voorstel wordt door den heer Van Ben
degem ondersteund.
De VOORZITTER wil, alvorens verder te
gaan den raad waarschuwen, dat men in dezen
buiten het reglement van orde gaat. Men
moet volgens gezegd reglement in dergelijke
gevallen met schriftelijke voorstellen komen,
die dan in de eerstvolgende vergadering be-
handeld worden. Hij wil hier echter wel toe-
geven, doch meent een waarschuwende stem
te moeten laten -hooren.
De heer OGGEL merkt op, dat de heer
't Gilde met schriftelijke voorstellen had moe
ten komen om op bespreking en stemming
aanspraak te kunnen maken.
De heer VAN KAMPEN wenscht te moti-
veeren waarom hij tegen dit voorstel zal stem-
men. Hij zal steeds bereid gevonden worden,
een bezuin-iging te helpen toepassen, doch is
van meening, dat deze subsidie voordeeliger
is voor de gemeente dan de post uitgetrokken
voor het M. O., welke der gemeente voor ge-
schreven wordt, en waarschijnlijk per leerling
heel wat hooger is.
Het voorstel van den heer 't Gilde, de sub
sidie voor de R.K. Handelsdagschool te Hulst
te brengen op f 50 per leerling met een maxi
mum van f 200, wordt in stemming gebracht
en verworpen met 4 tegen 9 stemmen.
Voor stemmen de heeren I. de Feijter,
't Gilde, Verschelling en Van Bendegem;
tegen stemmen de heeren Dieleman, J. de Feij
ter, Hamelink, Van Kampen, Oggel, Ortelee,
De Ruijter, Seghers en Van de Bilt.
228. Kosten van landbouwonderwijs. f 570.
De heer VAN BENDEGEM wenscht deze
post geschrapt te zien. Men heeft nu een
landbouwwintercursus en dus kan naar zijn
meening deze post geschrapt worden.
De VOORZITTER wijst erop, dat hetzelfde
voorstel van den heer Van Bendegem vorig
jaar door den raad niet is aanvaard; wel is
hierover toen ook veel gekletst.
Het door den heer Van Bendegem genoem
de onderwijs is niet op een lijn te stellen. Hij
acht het niet goed, om zooals hier van avond
al eens meer plat gezegd is, de school om
zeep, te helpen.
We leven hier in een landbouwstreek, en het
is daarom niet zocider ibelang dat hier die
school gevestigd is. Hij helpt niet mee dit on
derwijs af te breken. Bovendien acht hij het
niet wenschelijk hierop verder in te gaan waar
dezelfde raad zich reeds over dezelfde post
heeft uitgesproken.
De heer VAN BENDEGEM zijn voorstel
verdedigend, brengt in 't midden, dat de nood
zaak hem drijft tot zijn voorstel. Hij kan niet
inzien dat, waar allerwegen, niet het minst
onder de boeren, van crisis wordt gesproken,
diezelfde boeren him zoons 9 maanden van het
jaar kunnen missen. Deze konden dan toch
hun werk doen en 's avonds naar den land
bouwwintercursus gaan.
De heer HAMELINK merkt op, dat de heer
Van Bendegem gelijk heeft, indien hij daartoe
reden aanwezig acht, vermindering op dezen
post voor te stellen. Het mag zijn, dat er niet
veel neiging is deze te verminderen, doch hij
heeft toch het recht indien hij oordeelt dat
deze post overbodig is, te probeeren hem wegp
te krijgen.
De VOORZITTER heeft dit ook niet gezegd.
Hij vond het alleen niet handig van den heer
Van Bendegem, weer met dezen post ter tafel
te komen. Hij ontzegt den heer Van Bende
gem niet het recht over deze zaak te spre
ken, doch heeft hem alleen een stille wenk
willen geven.
De heer HAMELINK acht het eigenlijk niet
noodig over dit onderwerp zijn stem te moti-
veeren. In 't algemeen staat hij sympathiek
tegenover alle onderwijs, doch naar zijn mee
ning is het verkeerd, dat in een streek met
een gemengde bevolking een school wordt ge-
sfcicht voor slechts 1 soort bevolking. Hij
weet wel, dat ook anderen daar mogen komen
doch dan moeten ze onder dat lage poortje
door, en dat kan hij niet hebben. Hij zal doen
als vorig jaar en als protest tegen dezen post
stemmen.
De heer 't GILDE stelt voor, dezen post te
halveeren en te brengen op 100.
De heer OGGEL gaat ermede accoord, dat
den heer Van Bendegem het recht heeft ieder
jaar met hetzelfde voorstel te komen.
Hij wil er echter op wijzen, dat deze school
de gemeente heel wat voordeelen biedt. Er
komen leerlingen uit andere plaatsen, hiervan
hebben de gemeentenaren toch ook voordeel.
Dan betaalt het hoofd dier school meer aan
belasting dan de geheele subsidie bedraagt.
Andere gemeenten hebben destijds ook prijs
op deze school gesteld, doch is het hun niet
gelukt en is tenslotte de school te Axel ge
vestigd.
Hij kan zich met den heer Hamelink
natuurlijk moeilijk vereenigen. Dat lage poor
tje is voor hem een eerepoort, De een is tegen
alles waar Christelijk boven staat, de andere
buigt er met eerbied voor, het is door hun
verschil in beschouwing dat hij dit niet kan
verdragen.
'Hij zal gaame zien, dat de subsidie onge-
wijzigd gehandhaafd blijft, en wil in dit ver-
band wijzen op Hulst, waar veel meer duizen-
den zijn geofferd voor de Handelsschool, dan
wij hier honderden offeren.
Wat de opmerking van den heer Van Bende
gem betreft, er is een oneindig verschil tus
schen een cursus die 3 maanden duurt en een
leergang van 3 jaar, zooals bp de Landbouw-
school.
De heer VAN DE BILT merkt op, dat het
sohrappen van subsidies allemaal heel mooi is,
maar dat men hiermede toch zeer voorzichtig
zijn moet. De heer Oggel bewijst nu weer, dat
de school de gemeente meer voordeel oplevert.
De heer 't GILDE geeft als zijn standpunt
te kennen, dat hij niet tegen Christelijk onder
wijs is. Het is echter iets bijzonders en moet
dan ook uit een bijzondere beurs betaald wor
den. Het is niet uit antipathie tegen het
christelijk onderwijs, dat hij tegen verleening
der subsidie is.
De heer OGGEL antwoordt, dat het onder
wijs ook uit een bijzondere beurs wordt be
taald. De school vormt een belang voor de
gemeente, en daarom wenscht hij dat de sub
sidie wordt toegestaan. Was de school hier
niet gevestigd, dan was ze in een andere plaats,
en misten we de voordeelen die we er nu van
hebben.
'De heer VAN BENDEGEM ziet niet in, dat
de school voordeelen brengt. Hij staat op het
standpunt van den heer 't Gilde, dat men dit
onderwijs zelf moet betalen. Indien hij er zeg-
genschap over had, zou hij de subsidie vermin
deren.
De VOORZITTER vraagt of het voorstel
van den heer Van Bendegem tot schrapping
der subsidies ondersteund wordt.
De heeren HAMELINK en VERSCHELLING
ondersteunen het voorstel. Bij stemming wordt
het verworpen met 49 stemmen.
Voor stemmen de heeren't Gilde, Hamelink,
Verschelling en Van Bendegem; tegen stem-
men de heeren Dieleman, I. de Feijter, J de
Fepter, Oggel, Ortelee, De Ruijter, Van Kam
pen, Seghers en Van de Bilt.
Het voorstel van den heer 't Gilde tot hal-
veering der subsidie wordt ondersteund door
den heer Van Bendegem en bij stemming met
4 tegen 9 stemmen verworpen.
Voor stemmen de heeren't Gilde, Hamelink,
Verschelling en Van Bendegem; tegen stem-
men de heeren Dieleman, I. de Feijter, J. de
Feijter, Oggel, Ortelee, De Ruijter, Van Kam
pen, Seghers en Van de Bilt.
De heer VAN KAMPEN wil in het algemeen
opmerken, dat hij bij behandeling der begroo
ting naar bezuiniging streeft, doch dat het
gevaar dreigt, dat alle organisaties worden
ontwricht, indien de subsidies te zeer worden
gekort.
De heer DE RUIJTER zal gaame omtrent
de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders met betrekking tot werkverschaffing en
werkloozensteun nader worden ingelicht.