lingen door hygienische lokalen beschikbaar
te hebben, waarvoor de Raad vorig jaar gel-
den uit dien hoofde heeft gevoteerd, de inge-
zetenen, die een stuk rundvee of varken uit
willen ponden, gebruik moeten maken van het
slachtbuis, anders heeft het plaatsen van een
dergelijk gebouw weinig zin, daarbij komt nog
de onrechtvaardigheid, die er in schuilt, dat
de slagers tengevolge van hun beroep eene
inrichting hebben moeten installeeren, welke
ook aan de wettelijk eischen moeten voldoen,
welke voor alien met veel kosten gepaard
gingen.
De heer DIELEMAN komt het vreemd
voor, dat het college, nadat in de vorige ver-
gadering him voorstel am voor te schrijven
dat het uitponden in het gemeentelijk slaoht-
huis is verworpen, thans bjjj vemieuwing met
een voorstel komen, om het uitponden aan
hi lis te verbieden. Er is toch in andere ge-
vallen al meermalen te kennen gegeven, dat
het geen aanbeveling verdient oan weer ter-
stond op eenmaal genomen beslissingen terug
te komen. Het komt hem ook twijfelachtig
voor, dat leden die de vorige maal „neen"
hebben gezegd, zich thans anders zullen uiit-
spreken.
In het adres van den Slagersbond komen
beweringen voor die uitermate overdreven
zjjn. Ze beweren, dat bij het slachten aan
h.i is bet vleesoh niet zindelijk kan behandeld
worden en het bewaren daar onhygienisch
aou geschieden. Er is niets minder waar dan
dat. En velen zullen het met spreker wel
eens zijn, wanneer hij er op wijst, dat toy de
huisslachtingen alle voorzorgen van zindelijk-
heid in acht worden genomen en het daar
voorhanden spek of vleesch, voor wat zuiver-
heid betreft niet uit den weg behoeft te gaan
voor dat hetwelk bij de slagers voorhanden
ih, en dat het tegen verontreiniging door bui-
seJiijk verkeer dikwijls aan huis beter bewaard
is dan bij de slagers.
De grootste grief van spreker is echter, dat,
wanneer lemanid een varken dat hij gemest
heeft wil uitponden, om met de opbrengst van
den verkoop schulden te voldoen, ib.v. den
dokter te betalen, of hypotheekrente, hem
weer een deel van die verdiensten zal worden
ontnomen. De menschen zijn thans langs alle
kan t en al zoo aan banden gelegd, dat ze niet
weten wat ze moeten doen om een varken te
knnnen slachten, en dan komt dit er nog bij.
Er zijn voor het slachten van een eigen, zelf
gekweekt varken al zooveel formaliteiten te
vervulien, dat men het nu al niet meer weet.
Hij dringt er daanom bij zijn medeleden sterk
op aan, hun in de vorige vergadering uitge-
brachte stem te handhaven en het voorstel
van Burgemeester en Wethouders niet aan te
nemen.
De Slagersbond beroept er zich op, dat de
slagers zich groote uitgaven hebben moeten
getroosten om te voldoen aan de wettelyke
voorschriften. Zeker, ze hebben zich uit
gaven moeten getroosten, de eene veel, de
andere zeer weinig, maar daar moet men zich
thans niet meer op beroepen, want die ohkos-
ten zijn reeds lang jerugbetaald, omdat ze
verhaald zijn op de klanten. Er bestaat tegen-
woordig weinig vrijheid meer voor de men
schen, laat ons zegt spreker houden wat
we nog hebben.
De VOORZITTER merkt op, dat de heer
Dieleman zich over het voorstel van Burge
meester en Wethouders niet behoeft te be-
vreemden, aangezien dit een logisch standpunt
is. De kwestie komt opnieuw aan de orde als
gevolg van bet adres van den Slagersbond en
nu spreekt het toch van zelf, dat Burgemees
ter en Wethouders, hieromtrent een stand
punt moeten innemen, zich stellen op het
standpunt dat zij ook in de vorige vergadering
hebben ingenomen. Zij hlijven zich op het
standpunt stellen, dat, wanneer de gemeente
raad gelden heeft igevoteerd voor het stichten
en exploiteeren van een gemeentelijk slacht
buis ook dient verordend te worden dat ieder
die een varken of stuk rundvee wil uitponden
ook van dat slachtlokaal moet gebruik maken.
De menschen die het slagersvak als beroep
uitoefenen hebben, voor het inrichten hunner
slagerijen overeenkomstig de wettelij'ke voor
schriften ook groote kosten moeten maken. Of
aan hen die kosten reeds terugbetaald zijn.
laat spreker in het midden. De menschen die
vleesch willen uitponden moeten zich naar de
meening van Burgemeester en Wethouders
aan dezelfde regelen onderwerpen, dan is
ieder met dezelfde lasten belast. Dat iemand
die voor zichzelf een eigen varkentje wii
slachten niet meer weet waar zich aan te
houden, is inderdaad juist, doch dat is de
schuld van de crisismaatregelen, niet van den
gemeenteraad van Axel, doch van de Crisis-
Centrale. Daarom komen Burgemeester en
Wethouders voor de tweede maal met hun
voorstel.
De heer VAN BENDEGEM gelooft ook
niet, dat iemand die de vorige keer „ja" heeft
gezegd thans „neen" zal zeggen. Hij sohaart
zich, voor wat de regeling betreft, aan de
zij.de van Burgemeester en Wethouders, doch,
ofschoon dit thans nog niet aan de orde is, wi!
hij wel traohten, bij de behandeling der voor-
waiarden, die voor de menschen die eir gebruik
van zullen maken iets billijker te ibedingen,
voor het uitponden in het slachtbuis.
De heer HAMELINK wil ook het argument
van den heer Dieleman aanhalen, doch om dan
tot een tegenovergestelde oonclusie te komen.
Deze beweert, dat de inrichtingen der slagers
niet zooveel hebben gekost, en dat dit boven-
dien voor hen geen nadeel is, aangezien ze
die kosten op de verbruikers hebben verhaald.
Hij geiooft dit laatste obk wel, dat ze die
kosten hebben weten te innen, doch het pu-
bliek heeft daarvoor een behoorlijken waar-
borg gekregen, dat het waar voor zijn geld
krijgt. En wat zal nu het gevolg zijn wanneer
de verordening wordt gevolgd en ook het uit
ponden eenigszins hoogere exploitatiekosten
vraagt? Dan vloeit daaruit voort, dat alle
plaatsen waar vleesch verkocht wordt aan de
zelfde voorwaarden moeten voldoen en dat die
hoogere kosten van het uitponden ook door
de gebruikers zullen worden betaald.
Zou men dan, nadat er zooveel moeite en
tijd besteed is, om die verbeterde toestanden
in het leven te roepen weer terug willen naar
den tijd van vroeger? Men moet maar eens
nagaan hoe gemakkelijk in de centra een
ziekte vlug om zich heen grijpt, als gevolg
van levering van een of ander dat minder
deugdelijk is, om de noodzakelijkheid te be-
seffen, dat op het slachten en afleveren van
vleesch en vleeschwaren een scherpe controle
noodig is.
Hij gelooft ook niet dat het denkbeeld dat
de heer Dieleman nastreeft, om ten deze voor
het uitponden de vrijheid te behouden dit te
doen waar ze willen, door zal kunnen gaan,
daar men toch de Vleeschkeuringswet niet
kan uitscbakelen. Daarin wordt ook aan de
gemeentebesturen een piicht opgelegd en dat
moet de raad nu aangrijpen door aanneming
van het voorstel van Burgemeester en Wet
houders.
Spreker moet zich vooral veibazen, dat
tegen dit voorstel verzet komt van anti-ievo-
lutionaire zijde, aangezien dit verzet is tegen
een wet die door het parlement aan de be-
volking is opgelegd volgens het democratisch
bestuur. Wanneer men tegen een op die wijze
tot stand gekomen wet ingaat i3 men revo-
lutionair! Hij staat sympathiek tegenover het
voorstel van Burgemeester en Wethouders,
omdat deze hiermede willen voldoen aan de
opdracht die de wet oplegt.
De heer VAN KAMPEN merkt op, dat de
heer Van Bendegem iets heeft gezegd omtrent
het standpunt, dat de leden hebben ingeno
men, maar daarmede is naar sprekers meening
het pleit niet beslist, omdat de raad zich
moeilijk zal kunnen stellen tegenover de wet,
en hij acht het ook revolutionair, het voor
stel van Burgemeester en Wethouders niet
aan te nemen, en van menschen van de rech-
terzijde, waaruit dit college in zijn meerder-
heid bestaat, zal men dit niet mogen ver-
wachten.
Overigens is spreker het eens met den heer
Dieleman en niet met den heer Hamelink, dat
door al die maatregelen de productiekosten te
duur wordeti. Als zoodanig is hij het met die
maatregelen niet eens, maar hy acht het thans
nog niet de tyd die te herroepen, al heeft men
toch in zake de Gezondheidscommissies het
pad om terug te treden in den bewandelden
weg reeds betreden. Als anti-revolutionair' ge-
voelt hij geen vrijheid zich tegen het voorstel
te verzetten.
De heer DIELEMAN voert hiertegen aan,
dat beide laatste sprekers het over een boeg
hebben gegooid waar het hier niet over gaat.
We leven nog in een overgangstijdperk en
alleen wanneer de gemeenteraad zegt dat het
uitponden niet meer aan huis mag geschie
den is dat uit, maar de raad behoeft
dat nog niet te zeggen. Verleden jaar is ech
ter besloten tot het bouwen van het nieuwe
slachtbuis en dat wil men nu productief ma
ken. De heeren Hamelink en Van Kampen
verwijten spreker, dat hij in zijn optreden
thans revolutionair zou zijnoch, misschien
doet de heer 'Hamelink ook wel eens anti-
revolutinaire dingen, maar dat dioet hier niets
ter zake. Spreker komt op voor het behoud
van de vrijheid van handelen, voor zoover
dat mogelijk is. De heeren weten toch zelf
ook wel, dat wij hoe langer hoe meer in onze
vrijheid worden geknot. En wat de hygiene
betreft, spreker betwijfelt, of die wel zal be-
vorderd worden als de menschen van Scha-
penbout, Sassing en Spui met hun varkens
naar de kom moeten komen en het vleesch
dan van daar weer naar de buitenbuurten zal
moeten worden vervoerd. Dat zal onhygieni-
scher zijn dan thans bij de huisslachtingen. En
wat de op sprekers optreden geleverde critiek
betreft, hy gevoelt zich nog steeds volbloed
anti-revolutionair.
De heer VERSCHELLING verklaart het
met den heer Dieleman eens te zijn. Wat de
hygienie bij de behandeling van het vleesch
betreft, zal het bij de huisslachtingen wel
schiikken, terwijl hiij) wel eens in slagerijen is
geweest, waaruit hij, naar wat hij daar zag, er
voor danken zou daar ook nog een stukje
vleesch te betrekken.
De VOORZITTER verklaart, dat het hem
niet bekend is, dat er zulke slagerijen in de
gemeente zijn, en zou dus graag door den
heeir Verschelling worden ingelicht, waar hij
zoo iets aantrof. Dit behoeft niet in open-
bare zitting gezegd te worden, doch aan
spreker, opdat deze maatregelen kan nemen
De heer VERSCHELLING verklaart met
zijn mededeeling geen slagery in de gemeente
Axel op het oog te hebben, doch hij is ook wel
eens in een siagerij biuiten Axel geweest. En
vooral voor wat betreft ziekte onder de kin-
daren, en ivleesch bewaren ibyj kippen, behoe-
ven adressanten niet zoo hoog van den toren
te blazen. Hij kent wel slaohtplaatsen waar
dat veel erger is, dan wanneer bij eea werk-
man een varken geslacht wordt.
De VOORZITTER stelde zijn vraag, omdat,
wanneer zooiets geconstateerd werd, optreden
daartegen mogelijk zou zijn.
De heer VERSCHELLING herhaalt, dat het
niet in Axel was, daar zijn de slagerijen prima
ingericht; hij zal echter geen namen noemen.
De heer SEGHERS verklaart te kunnen
meegaan met het standpunt van den heer
Dieleman en zou het genomen besluit gestand
widen doen.
Het voorstel van Buiigemeester en Wethou
ders wordt in stemming gebracht met het
resiultaat dat de stemmen staken met 6
tegen 6.
Voor stemmen de heeren Van de Bilt, I. de
Feijter, Hamelink, Van Kampen, De Ruijter
en Van Bendegem; tegen stemmen de heeren
Dieleman, J. de Feijter, 't Gilde, Ortelee,
Seghers en Verschelling.
d, Vragen van den heer C. Hamelink in de
vorige vergadering gesteld van den volgendien
inhoud
I. Welke zijn de gronden waarop bij schrij
ven van 2 Mei 1933 hen gezonden door Uwen
Voorzitter, drie arheiders in deze gemeenta
van steunverleening en werkverschaffing zijn
uitgesloten voor onba^aalden tijd?
II. Wijl dit schrijven was verzonden namen
Z.Exc. den Minister onder wie de werkloozen-
zorg ressorteerde, op welke wijze is dezen
Minister lin 'kennis gesteld met gronden of
feiten, welke tot die uitsluiting hebben geleid
III. Welke zijn de redenen, waarom die
arbeiders voor feiten, welke zich reeds op 22
Febr. 1933 zouden hebben voorgedaan, eerst
op 2 Mei 1933 daarover werden ingelicht op in
vraag I genoemde wijze, zonder dat zij. in de
gelegenheid wiaren geweest, daarover ook
bunne lezing te geven?
IV. Zijn Burgemeester en Wethouders
achteraf niet van meening, dat het toch niet
aanigaat arbeiders tot den bedelstaf of mis
schien erger te veroordeelen, zonder be-
hoorlijk boor en wederhoor toe te passen?
V. Zijn Burgemeester en Wethouders, ge-
zien de uiterst zwakke gronden, waarop deze
uitsluiting moet zijn gebaseerd niet van oor-
deel dat deze uitsluiting onmiddellijk dient te
worden opgeheven en zij daartoe onverwijld
de noodige stappen behooren te doen?
VI. Achten Burgemeester en Wethouders
voorts geen tenmen aanwezig om deze mate-
loos en oogensohijnlijk ook onschuldig zwaar
gestrafte gezinnen voor de geleden schade als
gevolg dezer uitsluiting, behoorlijjk en volledig
schadeloos te stellen?
De vragen van den heer C. Hamelink kun
nen als volgt beantwoord worden:
Vraag I. Wangedrag.
Vraag II. Aan Zijne Exc. den Minister van
Binnenlandsche Zaken is zonder eenige com-
mentaar medegedeeld hetgeen de L'Azote
heeft bericht.
Vraag IH. Dat die arbeiders eerst op 2
Mei ibericht van him uitsluiting hebben gekre
gen is een gevolg van het feit, dat eerst op
15/16 Maart is komen vast te staan, dat zij
bij de L'Azote niet meer in aanmerking
kwamen.
Daarna heeft de steuncommissie die geval-
len besproken en besloten het advies van den
Minister te vragen.
Het antwoord van den Minister is 20 April
ontvangen en op 28 April aan de leden der
Steuncommissie medegedeeld; daarna zijn
belanghebbenden met de foeslissing in kermis
gesteld. Ons College staat evenals de steiua-
commissiie op het standpunt dat het niet onze
taak is om de juistheid van het door de
L'Azote medegedeelde te onderzoeken.
De bewijslast dat het z66 niet gebeurd is,
rust op de betrokkenen, niet op de Steun
commissie.
Vraag IV. Onder verwijzing naar het ant
woord op de vorige vraag' merken wij op, dat
niet Burgemeester en Wethouders of de
Steuncommissie die arbeiders hebben veroor-
deeld, doch dat de Minister hier in hoogste
instantie een beslissing heeft genomen.
Dat die arbeiders niet in de gelegenheid zijn
gtsiteld om hunne lezing van het gebeiurde te
geven kunnen wij niet instemmen.
De aangewezen weg daarvoor is niet via
de Steuncommissie, doch via hun vakorgani-
saties.
De oommissie is geen orgaan om arbeids-
gesdhillen te onderzoeken of tot oplossing te
brengen.
Viraag V. Tegen opheffing van de uitslui
ting bestaat bij ons geen bezwaar.
Dat wij: daartoe onverwijld de noodige stap
pen behooren te doen kunnen wij niet toestem-
men.
De actie behoort in dit geval uit te gaan
van de uitgeslotenen of namens hen door hun
organisatie.
Vraag VI beantwoorden Burgemeester en
Wethouders met ,,neen".
De VOORZITTER kan hier nog aan toe-
voegen dat hij zich na de vorige raadszitting
met het betrokken Departement in verbinding
heeft gesteld, om namens Burgemeester en
Wethouders te verzoekem de toegepaste straf-
bepaling te doen ophouden, doch dat daarop
nog geen beslissing is ontvangen. Hij heeft
daamaar nog telefonisch geinformeerd, doch
werd hem door een ambtenaar meegedeeld,
dat nog geen beslissing genomen was, aange
zien zooveel dergelijke zaken op afdoening
wachten, doch dat het wel spoedig zou volgen.
De heer HAMELINK moet, wanneer hij de
antwoorden van Burgemeester en Wethouders
besohouwt in verbanid met de belangen die bij
deze zaak gemoeid zijn, de oonclusie te mogen
trekken, dat Burgemeester en Wethouders er
naar gestreefd hebben deze zaak als afschrik-
wekkend voorbeeld in scfine te zetten, doen
dat de zaak zelf niet goed doordacht is.
Als reden van de straf wordt kortweg ge
zegd „wangedrag". Maarwie stelt dat
vast, dat hier wangedrag aanwezig is? Er is
hier slechts een partij gehoord, nj. de werk-
geefster, en diat schijnt voldoendie te zijn om
in deze een straf uit te spreken. Dat is in
strijjd met alle rechtspraak in de beschaafde
wereld, z66 straft men zelfs bij de Nazi's niet.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders
wel dat zij de instantie niet zijn, die de zaak
moet onderzoeken. Dat is waar of niet waar.
Want als zij de juistheid van de bewering der
werkgeefster niet behoeven te onderzoeken,
waarom kon die Steuncommissie diat dan vroe
ger wel dioen? En toen is ook bij herbaling
gebleken, dat de mededeelingen van die zijde
wel eens niet juist waren en dat de directie
was afgegaan op tendentieuze gezegdes van
op foodtjes beluste onderbazen, waaraan ge-
signaleerde arbeiders niet wilden voldoen.
Het is een bekend feit, dat zulks ,bij het aan-
neimen van werkvolk voor de fabrietk een rol
speelt en die onderbazen daarom liever geen
personeel over de arbeidsbeurs zien aange-
nomen, en die werkgeefster voor wat betreft
hare iniiohtingen in dit opzicht niet betrouw-
baar is, en deze alleen steunden op inlichtin-
gem van onderbazen. Het zou nu dius weer
de taak der oommissie geweest zijn, om de
aangegeven gevallen te onderzoeken.
Nu is zonder meer de aankacht, dat arbei
ders zich onbehoorlijk zouden hebben gedra-
gen doorgezonden. Spreker zou gaame heb
ben gezien, dat de brief, waarbij1 dit aan den
Minister werd bericht, b'j. de raadsstukken
was gedeponeerd, opdat hij daarvan inzage
had kunnen nemen.
De VOORZITTER: In ons schrijven wordt
niets gezegd, wij hebben het schrijven der
L'Azote gewoon dloorgezonden.
De heer HAMELINK merkt op, dat het
er dan wel z66 mede staat, dat Burgemees
ter en Wethouders, misschien ongewild, daar
mede bij den Minister den indruk hebben
gavestigd dat zij en de Steuncommissie het
met den inhoud der aanklacht eens waren,
en dat ze de zaak z6o emstig vonden dat ze
die hadden gemeend zonder commentaar te
moeten doorzenden. Ze zullen aan het Minis-
terie niet begrijpen, dat ze op deze wijze een
schry ven gekregen hebben, dat het geschil
waarover het gaat slechts van dene zijde
belichte, en dat heeft voor de betro/kkenen
zeer emstige gevolgen gehad. Zij zijn onver-
hoord en zonder gelegenheid te hebben zich
te kunnen verdedigen op grand eener een-
zijdige aanklacht veroordeeld tot de voor hun
gezinnen zware straf om uitgesloten te wor
den van het ontvangen van werklouzensteun
en overgeleverd aan het Burgerlijk Armhe-
stuur en men weet wel, wat dit voor hun ge
zinnen beteekent.
Met de feiten voor oogen is hier geen speld
tussohen te krijgen, zij zijn niet in de gele
genheid geweest te verdedigen en dit is een
rechtspleging die in de geheele wereld niet
voorkomt. V66r de beslissing hadden beide
partijen gehoord moeten worden, dat is recht.
Spreker laat in het midden, of de aanklacht
al of niet juist was, maiar er is in elk geval
niet behoorlijk tot zijn recht gekomen wat
wel of wat niet waar is. Deze behandeling
mag geen rechtspleging heeten.
Spreker kan niet inzien, waar in deze de
grootste tout schuilt, hij meent bij het
gemeentdbestuur, dat deze kwestie nu biijjk-
baar eens aarthangig heeft willen maken om
een streng voorbeeld te laten stellen, en
diaarom de aanklacht zoo sterk gemaakt
heeft, door deze zonder commentaar door te
zenden, om eens een goed voorbeeld te hebben
tegenover de werkloozeo. Spreker vindt het
goed, dat er voorbeelden tegen verkeerde han-
delingen worden gesteld, zoowel van werk-
loozen ais tegenover anderen, maar hij vindt
het niet goed, dat er wordt afgeweken van de
normale rechtspleging. Het schijnt wel dat
men daarvan in deze opzettelij'k is afgeweken
om het voorbeeld zoo afschrikwekkend moge
lijk te doen zijn. Hij kan dus niet accoord
gaan met de antwoorden van Burgemeester
en Wethouders, zif draaien er om been.
De VOORZITTER: Dat moet u niet zeggen.
De heer HAMELINK: Waarom is dian de
gewone weg niet gevolgd? Ze hebben opzet-
telijk een anderen weg gevolgd, om de werk
geefster een genoegen te doen, hetgeen niet
mogelijk meer was, indien bij ondenzoek eens
gebleken was dat de gesignaleerde feiten on-
juist waren.
Burgemeester en Wethouders zeggen thans
dat het de taak der organisaties is, om in
geschilien het belang der arbeiders te beplei-
tcn of een onderzoek in te stellen. De organi
saties hebben dat gedaan en hun bezwaar b'j
den Minister ingebracht, maar men weet ook,
dat de molen daar in Den Haag niet zoo vlug
draait, dat er een heele tijd over heen gaat
eer een beslissing is genomen, en ondertus-
3Chen zijn de betrokken mannen en hun gezin
overgeleverd aan het Burgerlijk Armbestuur.
En zooals ik reeds zeide: als men moet levAi
van den steun die men daarvan krijgt, weet
men wel waar het naar toe draait. Er is hier
op zeer grove wijze tegenover die betrokken
arbeiders onreoht gepleegd.
Mijn laatste vraag, die door Burgemeester
en Wethouders met ,,neen" wordt beantwoord
is anders zeer adrem, door de manier, waarop
zich deze zaak heeft ontwikkeld. Het doet
me ten slotte genoegen, dat Burgemeester en
Wethouders het met mij eens zijn, dat er aan
die straf een eind behoort te komen, hetgeen
blijkt uit de mededeeling van den voorzitter,
omtrent zijn potgingen om opheffing van die
straf te krijgen. Maar waarom dan niet rui-
terlijk erkend, dat ze verkeerd hebben ge-
handeld? Ze hadden behooren te zorgen dat
zoo'n feit, of liever zoo'n eenzijdige behande
ling, niet kon voorkomen. Ze hadden het pro
en contra moeten toepassen en dan was de
zaak misschien weer op een sisser uitgedraaid.
En indien de menschen iets misdaan hadden
moest men hen nog niet op deze wijze'straf-
fen. Het doet me genoegen dat Burgemees
ter en Wethouders gevraagd hebben hun uit
sluiting op te heffen.
Maar hoe staat het met de schadeloosstel-
ling Wanneer de behandeling der zaak en de
straf foutief blijkt, dan moet het onrecht dat
de betrokkenen buiten hun schuld: geleden
hebben toch worden hersteld? Burgemeester
en Wethouders zijn daaraan schulddg en zij
behooren daarom ook in die riohting werk-
zaam te zijn. Ik zal gaame de verzakering
krijgen, dat in de toekomst den waarborg
wordit gegeven, dat in voorkomende gevallen
ook tegenover de werknemers recht zal wor
den gedaan.
De VOORZITTER zal op dit vertoog niet
uitvoerig ingaan. Hij aanvaardt de beschuldi-
ginigen aan het adres van Burgemeester en
Wethouders niet, doch wentelt die af op het
Departement. Burgemeester en Wethouders
hebben in deze niets te doen of te laten, ze
hebben een klacht ontvangen en die doorge-
zonden. Hij kan niet inzien, dat ze een ver-
keerden weg hebben ingeslagen. Het komt
hem voor, dat geschilien tusschen werkgevers
en werknemers in de eerste plaats moeten
worden beslist tusschen de werkgevers en de
organisaties van werknemers.
Wanneer er fouten gemaakt zijin en geoor-
deeld is zonder wederhoor, dan moet die fout
worden gericht tot het Departement, dat de
straf meat bepaalde. Dat is niet de fout van
Burgemeester en Wethouders.
De h6er SEGHERS zou ook graag gezien
hebben, dat de menschen in de gelegenheid
waren gesteld geweest om zich te verant-
woorden al zou de werkgeefster gelijk hebben
gehad. Morgen aan den dag kan er zich zoo
iets met een ander ook voordoen. Vroeger
werd aan de menschen toch wel gelegenheid
gegeven om zich te verantwoorden, hij heeft
dat als lid der Steunoommissie zelf meege-
maakt.
De heer HAMELINK wijst er op, dat, in
dien de voorzitter volhoudt dat Burgemeester
en Wethouders of de commissie geen onder
zoek moeten doen naar zulke arbeidsgeschil-
len, Burgemeester en Wethouders van die
klacht dan ook geen kennis hadden moeten
nemen. Als het hun taak niet is een onder
zoek in te stellen, hebben zij er ook geen ken
nis van te nemen, dan staat dat heelemaal
buiten hun college en ligt zeker een eenzijdige
kennisneming niet op hun weg, dan behoeven
ze die feiten ook niet aan een ander kenbaar
te maken. En als men er wil kennis van moet
nemen, dam mag die kennisneming niet een-
zijdig zijn, dan moet men zoowel de organi
saties als de werkgeefster hooren.
De opvattimg van Burgemeester en Wet
houders is eahter in stryd met het reglement
voor de iSteuncommissie, want daar staat in
art. 21; Het (Orgaan) verleent slechts steun
indien en voor zoover zulks „in verbanid met
den gezinstoestand noodzakelijk is".
„Elk geval wordt op zichzelf beoordeeld".
Wanneer elk geval op zichzelf moet worden
beoordeeld, spreekt het ook vanzelf, dat door
de Steuncommissie een onderzoek moet wor
den ihgesteld.
De VOORZITTER: Maar dat betreft geen
arbeidsgeschillen.
De heer HAMELINK: Dan is het ook niet
juist dat Burgemeester en Wethouders van
die klacht wel nota hebben genomen.
De VOORZITTER stemt dat niet toe.
De heer HAMELINK merkt op dat volgens
den leidraad der steuncommissie, elk geval op
zichzelf moet worden cnderzocht. Als er een
ibeschuldiging is, behoort er ook gelegenheid te
zijn voor verdediging. De tijden zijn z66 ver-
anderd, dat de arbeiders, gekleed in een iblau-
wen kiel, voldoende ontwikkeling hebben ge-
noten om zich evenitueel te kunnen uitspreken
en zich te verdedigen tegenover anderen, en
dit soms beter kunnen als de menschen met
een boord aan. Maar nu worden ze, ondamks
hun meerdere kennis, uitgesloten van de ge
legenheid om zich te verdedigen. Daarom
nogmaals: Burgemeester en Wethouders had
den die klacht <5f niet in ontvangst mogen
nemen, of het geval serieus moeten onder
zoeken, in geen geval mochten zij het een-
zijdlg behandelen. Uit vroegere gevallen is
meermalen gebleken dat men de klachten van
de fabriek niet steeds au-serieux kan nemen,
daarom was een onderzoek des te meer noodig.
Nu wist men, dat een voor de arbeiders on-
gunstige beslissing vallen moest.
De VOORZITTER: We hebben de klacht
zonder commentaar dloorgezonden.
De heer HAMELINK: Dat is juist de fout,
en u geeft dat feit toe. Het eenzijdige is juist
gelegen in het feit, dat u de eenzijdige brief
van de werkgeefster aan den minister hebt
overgelegd. De amlbtenaar die de zaak te be
handelen kreeg heefit uit het ontbreken van
een commentaar natuurlijk de conclusie ge-
trokken, dat u er mede accoord ging, al moge
idat dan ook niet iuw bedoeling geweest zijn.
Ik acht de handeling zelf onbegirijpelijk. Het
kan toch niet te doen zijn geweest om een
vriendelijk gezicht van de betrokken werk
geefster? En als de brief toch doorgezonden
was zonder dat men een onderzoek wenschte
in te stellen, dan had men toch de betrokken
organisatie met het binnenkomen van de
klacht kunnen in kennis stellen, dan had deze
- tijidig maatregelen kunnen nemen, dat ook het
contra /b|ij, den Minister ibekend werd. Het
minste dat we in daze hadden kunnen ver-
wachten was een endarzoek zooals dat tot
hiertoe door de Steuncommissie altijd is ge-
houden. Ik hoop, dat in het vervolg zulke ge
vallen serieuser zullen behandeld worden.
De heer VAN DE BILT merkt op, dat de
organisatie todh later gelegenheid kreeg om
zich voor die gevallen te interesseeren.
De heer HAMELINK: Zeker, toen het te
laat was, toen de uitspraak reeds gevallen en
het vonnis reeds geveld was.
De heer VAN DE BILT: Ze hadden het
toch alsnog kunnen doen.
De heer HAMELINK: Als de veroordeeling
reeds tot stand is gekomen!
De heer VAN DE BILT: Als de menschen
onschuldig zijn, konden ze toch prcibeeren van
de straf wat af te krijgen?
De heer HAMELINK: De organisaties heb
ben ook terstond nadat de feiter der straf
te harer kennis waren gekomen maatregelen
genomen, maar zooals u ook wel bekend zal
zijn gaat het in Den Haag evenals bij het ge-
meentebestuur en komt men niet graag op
genomen besluiten terug. Evenmin doet een
minister of een ambtenaar dat graag. Het ge
volg is in elk geval, dat de menschen tot
heden nog van steun uitgesloten zijn.
Voor mij is het in deze kwestie de hoofd-
zaak, of van wege het gemeentebestuur alles
is gedaan om den Minister van 2 zijden in te
lichten. De menschen wisten niet eens wat
er gaande was, voor ze bericht kregen van
hun straf. De organisaties konden dus voor
dien tijd ook geen afgevaardigde naar het
Departement sturen. Men moest toch zeer
goed begrijpen, dat men in zulke voor de be
trokkenen emstige zaken, den Minister niet
in een zekere richting moest drijven. Ik voor
mij blijf overtuigd, dat de manier waarop
deze zaak is afgewerkt, met de gevolgen van
dien, is te wijten aan het gemeentebestuur van
Axel.
e. Een schrijven van Gedeputeerde Stat en
van Zeeland, d.d. 13 October 1933, waarin zij
berichten de ter goedkeuring ingezonden
bouwverordening om advies te hebben gesteld
in handen van den Inspecteur van de Volks-
gezondheid Jhr. De Graeff. Deze schrijft d.d.
27 September j.l. o.m.:
,,Bij de samenstelling der Bouwverordening
is voor een groot deel de „leidraad" gevolgd,
die in 1927 werd samengesteld en uitgegeven,
toen die Woningwet nog niet was gewijzigd.
Voor rechtstreeksche ovemame als „bouwver-
ordening" was deze „leidraad" geenszins be-
stemd en na de wetswijziging werd dan ook
eene op dien leidraad gebaseerde model-bouw-
verordening ontworpen, die zeer vele gemeen-
ten met min of meer belangrijke wijzigingen
hebben aanvaard.
De beoordeeling van deze bouwverordening
heeft, uit hoofde van voomoemd feit, meer
tijd genomen dan in verband met de vele nog
hier ter behandeling liggende bouwverorde-
ningen wel gewenscht was, en het resultant
zal nog zijn, dat de gemeente Axel een ver
ordening verkrijgt, die voor deze gemeente
al te zwaarwichtig is en deihalve minder doel-
matig".
Vervolgens worden opmerkingen gemaakt
en wijzigingen in overweging gegeven om
trent die volgende artt.2, sub 3, 4, 6, 9, 17, 18
en 19; art. 3, 4, lid 1, 2, 5; hoofdstuk H, op-
schrift; art. 9, lid 2 sub b; art. 11, lid 3, 4;
art. 12, lid 3 sub a, lid 4; art. 13, lid 3;
art. 14, sub a, d; art. 15, sub a, onder 1, on
der 2 en onder 3 b; art. 16, lid 4 onder b;
art. 26, lid 4 under a, b; art. 33, lid 2; art. 35,
lid 4, 5; art. 38, lid 5, 6; art. 47, lid 3; art. 48,
lid 2 sub a; art. 49 lid 5 sub c; art. 54 Lid 2,
art. 56, lid 1 onder d; art. 61 lid 3; art. 63 tot
en met 65; art. 67, lid 4; art. 71, lid 9; art. 141.
Gedeputeerde Staten geven te kennen, zich
met de gemaakte opmerkingen te kunnen ver-
eenigen en verzoeken te willen bevorderen,.
dat daaraan worde tegemoet gekomen, wanr-
na de verordening in haar geheel ware vast
te stellen.
Burgemeester en Wethouders deelen naar
aanleiding hiervan het volgende aan den raad
mede:
De opmerkingen die door Burgemeester en
Wethouders en de Bouwcommissie nader un
der het oog zijn gezien, betreffen hoofdzakelijk
wijzigingen van administratieven aard, doch
ook enkele van verdere strekking, welke alle
niet door ons kunnen worden aanvaard. Wat
de opmerking van den Inspecteur der Volks-
gezondheid betreft, deze worden onzerzyds
weerlegd met de volgende mededeeling.
De door de Inspectie genoemde „leidraad"
is niet door ons gevolgd, doch de model-bouw-
verordening, welk model ook in behandeling
is geweest.
Vanwege de firma Samsom zijn twee mo-
dellen uitgegeven, waamaar harerzijds wordt
verwezen. Een is bestemd voor zeer kledne
gemeenten en een voor grootere gemeenten.
De groote steden zullen ook aan deze
Bouwverordening niet voldoende hebben, doch
deze beschikken in 't algemeen over meer
personeel en voomamelijk rechtskundig, om
zelf een bouwverordening samen te stellen.
die voor hun gemeente voldoet.
Gelet op de ervaring, opgedaan bij den
bouw van de i'Azote met daarbij behoorende
gebouwen, achten wjj de Bouwverordening
voor grootere gemeenten voor ons het meest
geschikt.
Deze bouwverordening zwaarwichtig te noe
men gaat o.i. niet op. Met verwijzing naar
de raadstukken stellen wij U voor aan een en
ander te voldoen, voorzoover het belang van
de gemeente dit eischt en waar door ons niet
mee accoord gegaan kan worden, daarover te
correspondeeren.
Aan de opmerking onder no's: 1, 12, 15, 18,
23, 30, 31, 34, 36 te voldoen, omdat eenige
woorden in die artikelen gesahrapt moeten
worden, die practisch geen verandiering
brengen.
Aan de opmerkingen 2, 3, 4, 6, 7, 11, 13,
16, 19, 20, 21, 22, 27, 33, 38 en 39 te voldoen,
daar deze in hoofdzaak eenvoudige redactie-
wijzigingen betreffen evenzoo de opmerkingen
onder 5; 8, 9, 25, 29 en 35, welke handelen
over wijzigingen naar andere artikelen, die
gedeeltelijk ten onrechte uit het model zyn
overgenomen.
Op grond van welke motieven opmerking 10
is gemaakt is ons niet duidelijk, aangeizien in
art. 12 wel een lastgeving voorkomt, teirw(jl
van de andere daarin genoemde lastgevingen
geen beroep gewenscht is.
Het komt ons voor dat aan opmerking 14
geen gevolg wordt gegeven en het bewuste ar-
tikel bleef bestaan.
Aan opmerking no. 17 niet te voldoen, ge
zien de plaatselijke toestand, dat niet altyd
5 meter uit den achterkant van het trottoir
kan gebouwd worden. Hetzelfde voorstel geldt.
ook voor de opmerking genoemd onder op
merking 24.
Aan opmerking 26 te voldoen en aan te
vul'len met hoofdafmetingen.
Opmerking 28 nader uiteen te zetten.
Opmerking 32 nader uiteen te zetten.
Opmerking 37 nader uiteen te zetten.
Aan opmerking 40 te voldoen.
De heer DIELEMAN vraagt, of de bepaling
omtrent bedsteden onveranderd zijn gebleven.
De VOORZITTER antwoordt bevestigemd.
De verordening wordt, na goedkeuring der
wijizigingen, voorgesteld door Burgemeester
en Wethouders met aigemeene stemmen op
nieuw vastgesteld.
3. Benoemen lid Burgerlyk Armbestuur.
De VOORZITTER verzoekt over te gaan
tot het benoemen van een lid van het Burger
lijk Armbestuur ter voorziening in de vaca-
ture ontstaande door periadieke aftreding van
den heer J. de Kraker Rz., met wie ter be-
noeming wordt aanbevolen de heer I. W Al-
mekinders. Hij noodigt de heeren 't Gilde en
Verschelling uit met hem het stembureau te
vormen.
Met 11 stemmen wordt herbenoemd de heer
De Kraker; op den heer Almekinders is 1 stem
uitgebracht.
4. Benoemen lid Commissie van Toeziciit
op het Lager Onderwys.
De VOORZITTER verzoekt over te gaan
tot het benoemen van een lid der Commissie
van Toezicht op het Lager Onderwijs, ter
voorziening in de vacature met 1 Januari a.s.
van den heer D. A. van Houte, met wie ter
benoeming wordit aanbevolen de heer A. JHoi.
Met 11 stemmen wordt herbenoemd de heer
Van Houte; op den heer Hoi is 1 stem uit-
gahracht.
(Wordt vervolgd.)