Artikel 67 lid 5 sub 1:
„Een afstand van een varkenshok of mest-
put tot een naburig erf ad 0.20 M. is wil
men een afstand voorschrijVen -wel heel
weinig. Is hier wellicht bedoeld den afstand
op 2 M. te bepalen?"
Ook deze opmerking achten wij juist en
daarom stellen wij U voor, 0.20 M. te wijzi-
gen in „2 M.".
Gedeputeerde staten verzoeken ons te be-
vorderen, dat de verordening in haar gebeel
opnieuw wordt vastgesteld.
Wanneer U zich met de gemaakte opmer-
kingen kunt vereenigen, dan stellen wij U
voor:
a. In te trekken Uw besluit van den 17
Augustus 1933, tot vaststelling van de
nieuwe bouwverordening;
b. Deize opnieuw vast te stellen, met inacht-
neming der gemaakte bedenkingen.
De verschillende wijzigingen worden met
algemeene stemmen aangenomen en daama de
vastgestelde verordening ingetrokken en de
gewijzigde met algemeene stemmen vastge
steld.
7. Voorstel om opnieuw te besluitep tot
den bouw eener nieuwe openbare lagere
school te Sluiskil en aanwyzen van den
grond daarvoor.
Burgemeester en wethouders deelen aan
den gemeenteraad het volgende mede:
Krachtens artikel 8 eerste lid der wet van
4 Augustus 1933 Staatsblad no. 414, tot be-
perking van uitgaven, welke voor de open-
bare kassen voortvloeien uit de uitvoering
der lager onderwijs wet 1920 is vervallen uw
besluit van den 29 October 1931 tot den bouw
eener nieuwe openbare lagere school te Sluis
kil
De op dl-t besluit gebaseerde aanwijzmg van
bet terrein waarop genoemd schoolgebouw
zal worden gevestigd, d.d. 18 Mei 1933,
zonden wij den 20 Mei d.a.v. ter goedkeuring
aan gedeputeerde staten.
Naar aanleiding biervan deelde genoemd
college ons bij zijn scbrgven d.d. 18/24 Augus
tus 1933 no. 31 le Afd. mede, dat ingevolge
artikel 2 der wet van 4 Augustus 1933
Staatsblad no. 414 dit besluit door den Minis
ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap-
pen moet worden goedgekeurd.
Gevolg bieraan gevende zondeb wij bet aan
genoemden bewindsman ter goedkeuring op
1 September j.l. maar ontvingen bij diens
scbrijven d.d. 14 September 1933 no. 8562
Afd. L.O.A. bericbt, dat bet aan de goed
keuring van gedeputeerde staten moet
worden onderworpen.
Omtrent de afdoening van uw besluit van
den 18 Mei j.l. bestaat dus wel veel verscbil
van gevoelen.
Wanneer wij nu op grond van laatstge-
noemd schrijven het besluit zander meer ter
goedkeuring inzenden aan gedeputeerde
staten, dan voorzien wij moeilijkheden, omdat
bet niet juist kan zijn een terrein aan te
wijzen voor scboolbouw, wanneer bet vooraf
genomen besluit, waarbij tot stdcbting der
school besloten werd vervallen is.
Teneinde nu verdere stagnatie te voorkomen,
komt het ons wenschelijk voor, vorengenoemd
besluit van den 18 Mei ji. in te trekken,
alsdan te besluiten tot stichting eener nieuwe
openbare lagere school te Sluiskil, om daama
bet terrein waarop deze school zal worden
gevestigd, opnieuw aan te wijzen.
In verband hiermede stellen wij U voor
de volgende besluiten te nemen:
I. De gemeenteraad van Ter Neuzen,
Oyerwegende dat krachtens artikel 8,
eerste lid der wet van 4 Augustus 1933,
Staatsblad no. 414, is vervallen zijn besluit
van den 29 October 1931, waarbij besloten
werd tot den bouw eener nieuwe openbare
lagere school te Sluiskil, dat het in verband
hiermede wenschelijk wordt geacht de geheele
procedure op deze voorgenomen scboolbouw
betrekking hebbende, opnieuw te behandelen,
dat daarom zijn besluit van den 18 Mei 1933,
waarbij bet terrein wordt aangewezen waar
op de school zal worden gesticht welk besluit
is gebaseerd op zijn voomoemd besluit van
den 29 October 1931, moet worden ingetrok
ken.
besluit
In te trekken zijn besluit van den 18 Mei
1933, waarbij wordt aangewezen bet terrein,
waarop het gebouw voor de openbare school
voor gewoon lager onderwijs te Sluiskil zal
worden gevestigd.
n. De gemeenteraad van Ter Neuzen,
Overwegende dat het noodzakelijk moet
worden geacht over te gaan tot den bouw
eener nieuwe openbare lagere school te Sluis
kil,
dat daarvoor het geschiktst geacht wordx
het terrein, dat op de bijbehoorende teekening
in roode kleur is aangegeven, eene opper-
vlakte heeft van ongeveer 2500 M-., gelegen
is in den Fierssenspolder en deel uitmaakt van
sectie G no. 2249;
dat dit terrein toch, ongeveer in bet midden
der bebouwde kom van Sluiskil gelegen is, op
eenie rustige plaats, waar de minste binder
der aldaar gevestigde fabrieken ondervonden
zal worden;
dat op dit terrein bovendien de bouw van
een schoolgebouw niet afhankelijk is van be-
staande terreingrenzen;
dat de eigenares genegen is deze gronden
aan de gemeente tegen billijken prijs te ver-
koopen;
besluit:
Het gebouw voor de openbare school voor
gewoon lager onderwijs te Sluiskil te vestigen,
op het terrein, dat op de bijbehoorende teeke
ning in roode kleur is aangegeven en deel uit
maakt van het perceel kadastraal bekend ge
meente Ter Neuzen, sectie G no. 2249.
De beer SCHEELE merkt op, dat men dit
misschien als een oude zaak beschouwd en er
dus niet over zal gesproken worden. Hij stelt
echter prijs op het houden eener hoofdelijke
stemming.
Het voorstel wordt aangenomen met 13
stemmen tegen 1.
Voor stemmen de heeren De Jonge, Verlinde,
Van Aken, De Bruijn, De Bakker, Oolsen,
Van Driel, Harte, Van Doeselaar, Van Oad-
aand, Huijssen, Hamelink en Geelhoedt; tegen
stemt de heer Scheele.
8. Adressen tot wyziging der heffing van
Personeele belasting voor koffiehuizen
e. d.
In uwe vergadering van 7 September 1.1.
werd aldus schrijven burgemeester en wet
houders aan den raad besloten in onze ban-
den te stellen om bericbt en raad, het adres
van de afdeeling Ter Neuzen van den Ned.
Bond van Koffiehuis-, Restauranthouders en
Slijters, alsmede dat van den beer H. B. M.
Spinhof albier, exploitant van het caifd-res-
taurant Des Pays-Bas, houdende verzoek de
koffiehuis- en restaurantbedrijven voor de hef
fing der personeele belasting gelijk te stellen
met winkels, logementen of gemeubileerde
kamers.
Bij de wet van 28 Juli 1933, staatsblad no.
388, is bepaald, dat ingaande 1 Januari 1934
artikel 31 duodecies de wet op de personeele
belasting 1896 zoodanig wordt gewijzigd, dat
de perceelen, uitsluitend dienende tot uitoefe-
ning van het bedrijf van houder van een kof
fiehuis, restaurant of andere inricbting tot
bet gebruiken van spijzen en dranken tegen
betaling, kunnen worden gelijk gesteld met
perceelen vallende onder artikel 11 par. 2 letter
a of artikel 11 par. 3 eerste lid letter a dier
wet.
Juistgenoemde perceelen zijn logementen of
winkels, waarvoor slecbts een derde als be-
lastbare huurwaarde wordt aangemerkt of
perceelen die gemeubileerd verhuurd worden
en daarvoor wordt twee derde als belastbare
huurwaarde aangemerkt.
De gemeenteraad kan vdor 1 Januari 1934
besluiten de koffiehuizen enz. met genoemde
perceelen gelijk te stellen.
Door ons is onderzocht, met welk bedrag
bij inwilliging der adressen -de opbrengst
der personeele belasting zou verminderen en
daarbij is ons gebleken, dat dit met inbegrip
van de opcenten te stellen is op ongeveer
f 2500.
fWaar wij de inkomsten met zoo'n bedrag
onmogelijk kunnen verminderen, zien wij ons
genoodzaakt U voor te stellen, op de adressen
afwijzend te beschikken.
De beer VAN DRIEL deelt mede, dat zijne
fractie omtrent dit punt zal berusten in de
conclusie van burgemeester en wethouders om
op bet verzoek afwijzend te beschikken.
De heer VERLINDE wil er nog de aandacht
op vestigen, dat de tegenwoordige toestand
het zeer bezwaarlijk maakt het verzoek in te
willigen, aangezien dit verleenen van een
gunst aan de betrokkenen, aan de gemeente
ook nog op andere wijze geld zou kunnen
kosten, dan door bet derven van die inkom
sten, doch dat het de gemeente ook op een
lagere rijkssubsidie zou kunnen komen te
staan. En dan weet de gemeenteraad geen
bronnen, waar hij het geld, dat men hierdoor
minder zou ontvangen, op andere wijze kan
vinden. Dat is dus ook op het afwijzend ad-
vies van invloed geweest.
De heer COLSEN is van een ander gedacht;
hij is nog niet bang, dat de gemeente door het
inwilligen van het verzoek een minder bedrag
aan subsidie zal krijgen, aangezien hij die in
williging niet als een gunst beschouwd, doch
als een nieuwe toestand ingevolge wetswijzi-
ging. De hotelbedrijven zijn ook gewone mid-
denstandsbedrijven en dienen te worden ont-
last, in verband met de buitengewoon groote
uitgaven die zij moeten doen. Hij acht het
voor Ter Neuzen een verblijdend teeken, dat
hier in de laatste jaren zulke mooie zaken
zijn gekomen. Als we eens een 25, 30 jaar
terug zien, wat waren er hier toen voor zaken?
Toen waren er wel veel gelegenheden, die
hokjes moesten genoemd worden. Maar men
moet nu eens zien! Hij acht het noodig, dat
de exploitanten tegenover hunne hooge kosten
wat gesteund worden door een vermindering
der personeele belasting, maar hij gelooft, dat
hij daarvoor in den gemeenteraad geen meer-
derheid zal kunnen vinden. Het gevolg zal
dan ten slotte zijn, dat men weer den ouden
weg ingaat, en dat er in de toekomst niets
anders zullen gemaakt worden dan cafetjes,
die maar juist aan de voorschriften voldoen,
die maar juist in aanmerking zullen kunnen
komen om goedgekeurd te worden. De mooie
zaken werken mede om aan de stad een ander
aanzicht te geven, zij bevorderen het vreem-
delingenverkeer, ten bate van het algemeen
belang. Het zou toch niet aangaan, dat, nu
aan de gemeenteraden de bevoegdheid is gege-
ven om in deze van de tot nu toe geldende
regeling af te wijken, als een stok achter de
deur subsidie-vermindering zou staan, indien
de gemeenteraad van die bevoegdheid gebruik
maakt. Er worden op verschillende manieren
van den middenstand zeer zware lasten ge-
vorderd en spreker is van oordeel, dat de
leden van den gemeenteraad ten bate van dien
middenstand er voor moeten opkomen, als
een gelegenheid is om die zware lasten iets
verminderd te krijgen. Hij zal zijn stem dus
niet kunnen geven aan het voorstel van bur
gemeester en wethouders, om op het verzoek
afwijzend te beschikken. Er zijn in Ter Neu
zen middenstanders die als gevolg van die
zware lasten bijna tot den bedelscaf zijn ge-
bracht. Door de Ministers Colijn er. Verschuur
is op een van de congressen gezegd, dat de
middenstand de ruggegraat is der maat-
schappij. Spreker zag gisteren te Utrecht een
pamflet waarop men den middenstander in een
strop zag hangen De hotel- en oafdexploi-
tanten drijven een zaak, evenals andere mid
denstanders en wanneer deze op grond van
de bedrijven die ze noodig hebben in de per
soneele belasting voor een paar honderd gul
den worden aangeslagen boven anderen met
een gelijkwaardige andere zaak, dan acht hij
het den plicht van den gemeenteraad daar-
tegen een voorziening te treffen.
De heer 'HAMELINK staat ook afwijzend
tegenover het voorstel van burgemeester en
wethouders, omdat hij de tegenwoordige rege
ling voor de betrokken bedrijven als een onbil
lijkheid beziet. En die onrechtvaardigheid
wordt steeds grooter, naar mate de opcenten
stijgen. Hij heeft den indruk gekregen, dat
burgemeester en wethouders zelf ook hebben
gevoeld, dat in de bestaande regeling eene on-
billijfcheid schuilt, en, aangezien men alle ver-
slechteringen die van hooger hand komen
heeft geaccepteerd, zou men er ook toe moeten
medewerken om, nu daartoe van hooger hand
de gelegenheid wordt geboden, een misstand
weg te nemen, want die f 2500 zijn toch al-
leen te innen door het laten voortbestaan van
een onrechtvaardigheid.
De heer SCHEELE merkt op, dat de Hame
link zich nogal sterk uitdrukt, en kan wel ver-
klaren, dat, indien het tot zijn bewustzijn was
doorgedrongen dat hier sprake is van een on
rechtvaardigheid
De HAMELINKIk zal dat woord dan
terugnemen en het vervangen door onbillijk-
heid.
De heer SCHEELE betoogt, dat men de
zaak ook anders kan beredeneeren, en dat men
zeker bij een zoo emstig punt als dit, de zaak
goed moet overwegen. Dat er een schijn van
onbillijkheid in steekt tegenover de hotel- en
cafehouders zal spreker niet ontkennen. In
dien men voor een paar honderd gulden wordt
aangeslagen en met weet dan dat anderen, die
men als verkeerende in gelijke omstandigheden
beschouwt, f 25, 50 of 60 minder moeten
betalen, dan krijgt men het gevoel onbillijk te
worden behandeld. Evenwel heeft de regee-
ring, die de zaken over het geheele land kan
overzien, steeds gemeend die belasting aldus
te moeten r'egelen. Die heeft zich op het
standpunt geplaatst, dat de belasting niet te
duur was. Nu meent spreker, dat er boven
dien ook verschil is in deze bedrijven en de
gewone winkelzaken. A1 moge dat 't niet ge-
heel en al zgn, zoo is het hotelbedrijf toch te
beschouwen als een zekere luxe, en de klan-
ten behoeven daar op geen 2, 3 of 5 cent te
zien, zoodat de hotelhouder die hooge belas
ting kan verhalen op de bezoekers, terwijl een
winkelier dat bij zijn klanten niet kan doen,
wegens de concurrentie. En bij de hooge regee-
ring voelt men toch ook niet z66veel voor ver-
laging van de hotels. In het jaar 1929 is de
heer Staalman er in de Tweede Kamer alleen
voor opgekomen en is er niet op ingegaan.
Nu, in 1933 was het de heer Bierema die daar
toe het voorstel heeft gedaan en toen heeft
men besloten, aangezien de gemeenten de op
brengst van de personeele belasting genieten,
deze daarin zeggingschap te geven, maar zat
bij de regeering niet de overtuiging vast, dat
die heffing te hoog was. De wet is pas aan
genomen, en men zou er nu reeds mee gereed
moeten zijn, indien men met Januari een
nieuwe regeling zou willen invoeren. Indien
de gemeenteraad daartoe echter zou willen
besluiten, zou hij gaame vernemen waar hij
dan de 2500 vandaan moet halen om de uit
gaven voor 1934 gedekt te krijgen.
De heer DE JONGE merkt op, dat dit een
kiwestie is, waarvan de regeling vroeger altijd
bij de rijksregeering berustte. Nu men naar
het schijnt het onbillijke er van heeft ingezien,
draaien ze het aan den gemeenteraad op om
er over te beslissen. Als het een onbillijkheid
is, zou spreker er niet aan willen meehelpen
om die te bestendigen. Maar of het een on
rechtvaardigheid of een onbillijkheid is, zou de
rijksregeering dan eigenlijk eens moeten uit-
vechten.
De heer VERLINDE vindt het ook een on
billijkheid, maar als de raad er op in zou gaan,
loopt men een gevaar waar de heer Oolsen
overheen ziet, en dat is dan juist een gevaar
dat dreigt van de zijde der overheid, die het
nu aan den gemeenteraad heeft overgelaten
in deze heffing een afwijking vast te stellen.
Maar als de gemeenteraad uit de belastingen
niet probeert te halen wat er uit te halen is,
gaan ze zeggen: het schijnt dat jullie nog wel
wat missen kunt en dan houden ze een bedrag
in van de subsidie die de gemeente anders zou
krijgen, waardoor deze gedupeerd zou worden.
Die overweging is het, waar de raad naar
sprekers meeninig zoo maar niet heen mag
stappen.
De heer DE BAKKER ziet het ook in als
een onbillijkheid. Er wordt nu echter gezegd,
dat het voor de gemeente een nadeel zou wor
den van 2500. Zou het nu misschien niet
mogelijk zijn dat bedrag met 50 te ver
minderen, dan werd er voor de hotelhouders
toch iets gedaan. De heer Scheele heeft nu
wel gezegd dat hotels luxe zijm, maar spreker
zegt, dat men ze in het tegenwoordig leven
nu eenmaal niet missen kan. Hij krijgt den
indruk, dat het grootste deel dezer vergade
ring de onbillijkheid der bestaande regeling
wel inziet. Maar er wordt gezegd van achter
de giroene tafel: we kunnen die f 2500 niet
missen. Als het op de helft koci gebraoht wor
den werd er toch iets gedaan. Er zijn hier
reuzenizaken, die reuzen veranderingen hebben
moeten doen om him zaken overeenkomstig
de eischen van den tijd in stand te houden.
Dan komt men hen toch eenigszins tegemoet.
De heer SCHEELE moet den heer De Bak
ker de illusie ontnemen, dat zijn denkbeeld
voor inwilliging vatbaar is. De belasting moet
teruggebracht worden tot een derde of tot
twee derde mi dat, indien het verminderd
wordt met een derde dit 2500 bedraagt. Als
met twee derden verminderd werd zou het
5000 verschil maken.
De heer HAMELINK moet tegenover den
heer Scheele er tegenopkomen, dat de cafe
houders gemakkelijker dan de winkeliers hun
lasten op hunne klanten zouden kunnen ver
halen, de laatsten kunnen dat evengoed. Maar
wat bij hem het zwaarste weegt is, dat de be
staande onbillijkheid steeds grooter wordt bij
verhooging van de opcenten op de Personeele
belasting. Hij meent dat het niet aangaat,
dat de gemeenteraad ten koste van de door
de gemeente te genieten rijkssubsidie zou ge
noodzaakt worden om voor het rijk de vuile
baantjes op te knappen en een onbillijkheid
te bestendigen. Hij althans helpt daar niet
aan mee.
De heer GEELHOEDT merkt op, dat over
deze zaak in den breede wordt gesproken, in
afwijking met hetgeen daarover in burge
meester en wethouders is gezegd. Burgemees
ter en wethouders voelen ook dat er in de
regeling een onbillijkheid schuilt, maar indien
die l.ii an s zou worden opgeruimd, moet dit
aan de gemeente f 2500 kosten en die kunnen
burgemeester en wethouders niet missen. De
begrooting voor 1934 is nu kloppend gemaakt,
maar burgemeester en wethouders weten toch
ook nog niet precies in welke* verhouding de
minister aan de gemeente steun zal verleenen
in de voorziening voor werkloozen, of dat wer-
kelijk 75 zal worden, zooals is geraamd,
dan of het 65 zal zijn. In het laatste geval
zou dat voor de gemeente 7000 d f 8000 be-
teekenem, en burgemeester en wethouders
weten niet, waar het geld nog moet gevonden
worden. Daarom kunnen ze niet op het ver
zoek ingaan. Zat men dik in de centen, dan
was het iets anders, maar nu is het onmoge-
lijlk; uit geen enkelen post der begrooting is
nog wat te halen.
De heer DE JONGE vraagt, of het voor
stel van burgemeester en wethouders thans
niet kan worden aangenomen met de ristric-
tie dat er voor de volgende begrooting reke-
ning mee zal gehouden worden.
De VOORZ1TTER meent, dat dit moeilijk
gaat. Men weet thans ook nog niet, hoe de
toestand dan zal zijn. Hij gelooft, dat de raad
er zich thans overheen zal moeten zetten en
aannemen het voorstel van burgemeester en
wethouders.
De heer COLSEN verklaart blij te zijn, dat
hij deze kwestie heeft aangesneden, want al
hebben nog niet alle leden zich uitgesproken,
zoo heeft hij toch de overtuiging, dat, al wordt
het voorstel van burgemeester en wethouders
aangenomen, hier toch een meerderheid aan-
wezig is, die overtuigd is van de onbillijkheid
der belastingaanslagen van de hierbij betrok
ken groep middenstanders, en het bedrag dat
van hen wordt gevorderd onbillijk is.
De heer GEELHOEDT: Dat is een gevolg
van de rijksregeling.
De heer COLSEN: Maar u is toch ook over
tuigd, dat ze teveel betalen, dat is de gedach-
tengang der meerderheid. De meerderheid
van den middenstand brengt het overwegend
deel der belastinggelden op en nu wordt aan
deze menschen nog meer ontnomen door ver
hooging van de opcenten op de personeele be
lasting.
De heer Scheele zeide dat de hotels luxe
waren, maar dat gaat niet op. Stel u eens
voor: Ter Neuzen zonder hotels! Die moeten
er zijn, dat is noodig voor den vooruitgang
van de plaats. Wij alien moeten, al zij het
dan ook niet overdag, op zijn tijd toch wel
eens van een hotel gebruik maken. Die men
schen zijn boven hun krachten aangeslagen
en daarom kan spreker het verzoeken om hun
druk iets te verlichten, steunen.
De heer VAN DRIEL wijst er op, dat het
inwilligen van het verzoek, waardoor de ge
meente f 2500 inkomsten zou derven, niet
mogelijk is, izonder dat nieuwe belastingen
zouden worden ingevoerd, aangezien het juist
mogelijk is geweest de begrooting sluitend te
krijgen. En als het z66 scherp staat, acht hij
dat niet raadzaam. Het komt aan zijn frac
tie daarom het meest raadzaam voor het voor
stel van burgemeester en wethouders aan te
nemen en af te wachten of misschien het vol-
gend jaar tot verlaging van de belasting voor
de betrokken zaken kan worden overgegaan.
De heer SCHEELE wil nog enkele opmer-
kingen weerleggen, die ontstaan zijn uit een
verkeerd begrijpen van zijn'betoog. Hij heeft
j volstrekt niet willen zeggen, dat we de hotels
en cafd's geheel kunnen missen, al kon wel
licht wel met een of twee derden minder vol-
staan worden. Maar voor de bezoekers dier
inrichtingen maakt het niets uit, of zij voor
hetgeen zij daar wenschen te verteren een
cent of 5 meer te geven, en daarom is him
positie ook gemakkelijker dan die van de win
keliers.
De VOORZITTER zet nog uiteen, dat bur
gemeester en wethouders niet wenschen onder
te doen in de waardeering voor de hotel- en
restaurantbedrijven ter plaatse; daarover
worden geen klachten gehoord en ze zijn hun
bestaan waard. Voor de wijze waarop vele
zaken zijn ingericht en gemodemiseerd wil hij
gaame een woord van waardeering spreken.
En indien we thans nog leefden in de toestan-
den van het jaar 1929 gelooft spreker dat een
voorstel tot inwilliging van het verzoek met
algemeene stemmen zou zijn aangenomen.
Maar we leven thans helaas in een toestand,
die niet wettigt alles te doen wat we misschien
gaame zouden willen.
De bestaande toestand, indien mem die on
billijk wil noemen, heeft het gemeentebestuur
niet geschapen. Wanneer deze regeling ware
veranderd toen de rijksregeering nog over die
belasting beschikte, was het een ander geval.
Nu de gemeenten echter de kosten van een
dergelijke verlaging te dragen hebben, wordt
de beslissing in handen van de gemeentebestu-
ren gelegd en dat is een onbillijkheid van de
rijksregeering tegenover de gemeente.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders beteekent niet dat zij den zwaren last
voor de betrokken bedrijven niet willen ophef-
fen, maar op het oogenblik kunnen zij het niet.
Het is zuiver een kwestie van practisch beleid.
Het afwijzend voorstel van burgemeester en
wethouders wordt aangenomen met 12 tegen
2 stemmen.
Voor stemmen de heeren De Jonge, Verlinde,
Van Aken, De Bruijn, De Bakker, Van Driel,
Harte, Van Doeselaar, Van Cadsand, HUijssen,
Geelhoedt en Scheele; tegen de heeren Colsen
en Hamelink.
9. Verzoek tot garandeering eener obli-
gatieleening ten behoeve der stiohting
van een Scheldebad.
Naar aanleiding van het in de vorige ver
gadering in hunne handen om bericht en raad
gestelde adres van het Comite tot oprichting
van de N.V. Scheldebad te Ter Neuzen, hou
dende verzoek ten behoeve van een op te rich-
ten zwembad de rente en aflossing te garan-
deeren eener in verband hiermede aan te game
5 obligatieleening, groot 25.000,af te
lossen in 25 jaar, brengen burgemeester en
wethouders het volgende onder de aandacht
van den gemeenteraad:
De meerderheid vkn hun college staat sym-
pathiek tegenover de zaak welke door het
comitd wordt beoogd, doch waar de financien
der gemeente tengevolge der steeds aanhou-
demde depressie het noodig maken dat op de
uitgaven steeds meer wordt bezuinigd, daar
zou het o.i. niet te verantwoorden zijn, een
risico op ons te nemen, tot een maximum
van /2250 per jaar.
Wij moeten u dan ook voorstellen op het
verzoek afwijzend te beschikken.
Dit punt blijft, aangezien het verzoek door
adressant is ingetrokken buiten behamdeling.
10. Voorstel der heeren De Bruijn en Huijs
sen tot verlaging van jaarwedden der
gemeente-ambteuaren.
De VOORZITTER herimnert, dat de bedoe-
ling van het in de vorige vergadering gedaan
voorstel was, om een primcipieele uitspraak te
krijgen van den gemeenteraad, dat deze
wenscht over te gaan tot verlaging van jaar
wedden der gem.eenteambten.aren, opdat bur
gemeester en wethouders bij een bevestigende
uitspraak tusschen deze en de volgende ver
gadering die verlaging aanhangig zouden kun
nen maken bij het Georganiseerd Overleg.
Het is dus niet de bedoeling deze kwestie in
details te bespreken, cijfers zijn niet voorge
steld, dat komt eventueel later aan de orde.
De heer COLSEN vindt dit voorstel erg
duister en zou graag gezien hebben dat de
voorstellers met een afgerond voorstel zouden
gekomen zijn. Uit de afdeelingsvergadering
der begrooting heeft hij wel enkele cijfers ge
hoord, maar daar gaat het niet om. Hij' zou
wenschen te vernemen of de voorstellers over
tuigd zijn dat onze gemeenteambtenaren te
veel hebben. Hij wil dan nog niet spreken
over de jaarwedden van f 1000, 1200 en
f 1300, maar herhaalt de vraag: hehben zij te
veel? Men moet er ook rekening mede hou
den, dat de middenstand thans nog verdient
aan de menschen die niet te weinig hebben.
Zou men misschien weer den tijd terug wil
len, dat de gemeentepolitie-agenten een zakje
aardappelen moesten krjjgen Niet als ge
meenteraad, maar als we als particulier
dienstboden hebben, moeten we die toch ook
in staat stellen hun leven te laten leven?
Een politieagent behoeft volstrekt niet met
een auto te rijden, maar behoort toch als een
gewoon .burger te kunnen leven. Spreker wil
ook nog in het licht stellen, dat door de ver
schillende crisismaatregelen de levensstan-
daard wel met 25 is verhoogd, onder het
mom van steim aan de boeren, hetgeen eigen
lijk boeren-bedrog is want die krijgen den
steun zelf niet in handen en spreker begrijpt
daarom niet, hoe een landbouwer zijn naam
onder dat voorstel heeft willen zetten. Dat
moet allemaal opgebracht worden door den
middenstand en de kleine burgers en ads men
niet overtuigd is dat de ambtenaren te veel
hebben, dan is het de plicht van den raad te
zorgen, dat de ambtenaars weer niet komen
in den toestand van voor 1917.
De heer VAN AKEN wil een ander geluid
doen hooren, doch begint met te zeggen, dat
naar zijn meening de ambtenaren niet te veel
hebben. Dat is ook niet de bedoeling van de
voorstellers om dat te zeggen, doch zij stel
len de vraag: kunnen de ambtenaren in de
tekorten die we nu moeten dekken ook niet
een kleinigheid b\jdragen? Hij kent kleine
middenstanders die het ook moeilijk hebben
en ondanks dat toch 17 tot 27 meer
wegens inkomstenbelasting moeten betalen.
En waar het heen moet als nu ook nog de op
centen op het personeel moeten worden ver
hoogd weet hij niet. Dan is het niet meer de
vraag hebben die ambtenaren te veel, doch
wel: kunnen zij tot verlichting van die zware
lasten ook niet wat bijdragen? Moeten de
middenstanders, kleine bedrijven en werklie-
den met 22 en 23 per week inkomen ook
niet te veel belasting betalen? Het is dus
geen kwestie van een teveel, maar om een
categorle die den druk der tijden niet onder-
vondt ook iets te laten bijdragen in den zwa
ren druk der anderen. Spreker zal dus stem-
men vdor verlaging van jaarwedden, onder
voorbehoud dat men de korting niet te hoog
zal stellen. In dat opzicht behoudt hij zijn
stem voor.
De heer VAN DRIEL wijst er op, dat de
gemeentebegrooting voor 1934 sluitend kan
worden gemaakt zonder verlaging der jaar
wedden, Hij meent ook, dat de jaarwedden
geen sluitpost der begrooting moeten zijn. De
salarissen zijn in Ter Neuzen toch reeds aan
den schrielen kant, indien men die vergelijkt
met gelijkvormige gemeeoten in andere deelen
van ons land. In Noord-Holland zijn ze al
thans beduidend hooger. Hij acht voor ver
laging geen directen grond meer aanwezig
en meent dat er onder de huidige omstandig
heden al aardig geregeerd is, nu zonder
salarisverlaging een sluiten.de begrooting kon
worden verkregen. Hij verwacht dat, wan
neer van bovenaf een gelijksohakeling der
jaarwedden over het geheele land zal komen,
de jaarwedden te Ter Neuzen niet voor ver
laging in aanmerking zullen komen. Daarom
is er thans geen reden om te zeggen: er moet
wat af.
Hiji wijst er voorts op, dat de voorstellers
zelf huiverig zijn om een bedrag te noemen.
In de afdeelingsvergadering werd schoor-
voetend over 5 gesproken, doch toen bleek.
dat ze al zouden moeten begimnen met den
bode uit te schakelen. Ook van de hoogeren
kan niet gezegd worden dat him jaarwedde
te hoog is. Zij moeten toch ook studeeren en
met vacantie kunnen gaan. De middenstan
ders en bootwerkers zouden dat ook moeten
kunnen, en dat het voor de laatstgenoemden
nog niet zoo ver is, is een gevolg van de om
standigheden. Spreker en zijn fractie zullen
er in de toekomst wel naar streven dat ook te
bereiken. Men moet bij de beoordeeling van
dit vraagstuk verder kijken dan men uit zijn
oogen ziet en ook in aanmerking nemen, dat
er drie, juist de hoogste, ambtenaren zi)n,
over wiens jaarwedde de raad niets te zeggen
heeft. Dat zou men alleen aan een hooger
college kunnen verzoeken. Maar dan moet
men er ook rekening mee houden dat Ter
Neuzen de derde plaats in Zeeland is, en hij
gelooft, dat wij al blij mogen zijn dat de jaar
wedde van die drie ambtenaren niet anders is
dan die nu is vastgesteld. En indien de ver
laging van de jaarwedden der ambtenaren nu
nog beduidend wat zou kunnen opbrengen en
de lasten voor de ingezetenen daardoor konden
worden verlaagd, had het nog een anderen
grond, maar men kan die niet zddveel vef-
lagen dat de belasting lager kan worden ge
steld, en zoo is het gevaar niet denkbeeldig
dat de verlaging der jaarwedden aanleiding
zou zijn dat de gemeente voor de werkloozen
minder subsidie krijgt, in verband met een
hoogem post voor onvoorziene uitgaven.
Daar moet de heer Van Aken maar eens goed
over denken. Er gaat niets van af dat die
f 115.000 voor steun aan werkloozen er
moeten zijn, waarvoor de gemeente recht
heeft op een mime rijksbijdrage, doch aan-
neming van het voorstel der heeren De
Bruijn en Huijssen zou tot gevolg kunnen
hebben dat men die maar voor negen tienden
krijgt.
Daar dient ook de wethouder van financien
eens over te denken en het is wel een vreemde
zaak, dat een sociaal-democraat hier tegen
over hem moet pleiten om aan zijn begrooting
vast te houden. Hij geeft den voorstellers
in overweging hun voorstel in te trekken voor
het jaar 1934.
De heer DE BAKKER merkt op, dat het wel
vreemd aandoet, dat de heer Colsen, die op-
komt voor de belangen van den middenstand,
zich tegen verlaging der jaarwedden ver
klaart. Wanneer de jaarwedden naar beneden
gaan, verminderen toch de lasten, die, zooals
de heer Colsen zeide, in hoofdzaak door den
middenstand worden opgebracht. Het is niet
de vraag of de ambtenaren te veel verdienen,
maar of het billijk is dat van hen ook een
offer gevraagd wordt. De middenstand wordt
langs alle kanten gedrukt; zij worden getrof-
fen, behalve door de belastingen, door tal van
sociale wetten. Wat een lasten hebben die
menschen niet. Als ieder een duit in het zakje
deed, werden de lasten gemakkelijker te dra
gen. Spreker zou het daarom ook niet wen
schen te doen op de wijze zooals de voorstel
lers dat hebben ingediend, hij zou niet te laag
willen beginnen, maar vindt toch, dat er met
een gemiddelde wel iets kan gedaan worden.
De heer VAN CADSAND wijst er op, dat de
voorstellers in hun voorstel geen cijfers heb
ben genoemd.
De heer DE JONGE acht het van voldoende
bekendheid, dat de burgerij veel moet opbren
gen en het komt ook hem voor, dat er op den
duur wel in de richting van jaarweddeverla-
ging zal moeten worden gegaan, doch zoolang
dit niet mogelijk is over de geheele linie, zoo
lang de hoogste jaarwedden buiten zoo'n rege
ling zouden blijven, is hij niet geneigd aan ver
laging voor de anderen mee* te werken.
De heer VERLINDE had ook zoo iets willen
zeggen en zal dus tegen het voorstel stemmen.
Hij wenscht af te wachten wat de regeering
doet met de hoogere jaarwedden. Laat den
raad eens afwachten wat deze zuinige regee
ring met de hoogere jaarwedden doet, en dan
kan de raad ook zijn standpunt ten opzichte
van de lagere bepalen.
De heer 'HUIJSSEN geeft te kennen, dat het
doel van het voorstel alleen is om burgemees
ter en wethouders in de gelegenheid te stellen
salarisverlaging in bespreking te kunnen bren
gen. Hfl heeft met den heer De Bruijn over
geenerlei bedragen, die hij zou willen verlagen,
gesproken. en neemt voor de genoemde dus
geen verantwoording op zich. Hij neemt met
alles dat tot verlaging leidt genoegen. En
waar de heer Colsen zoo opkomt voor den
middenstand, zal deze toch zeker ook wel
weten, dat ook de boerenstand een zeer don-
keren tijd doormaakt en dat er toch wel geen
bezwaar zal zijn dat ook de ambtenaars een
veertje laten vallen. De jaarwedden zijn naar
sprekers meening op peil.
De heer DE BRUIJN verklaart het voorstel
te hebben gedaan overeenkomstig zijn gewe-
ten, zooals hij de zaken ziet. Hij heeft ook
reeds bij de begrooting voor 1933 getracht in
deze richting te werken, zonder gevolg. Maar
later hebben de omstandigheden hem in het
gelijk gesteld, die begrooting was niet zee-
waardig en de belasting moest in den loop van
het jaar nog worden verhoogd. De fondsbe-
lasting moest 20 hooger. Dat kan de bur
gerij niet meer dragen. Daarom is spreker er
nu wat vroeger bij geweest. Hij is tegen be-
lastingverhooging en daarom heeft hij gezegd:
op dezen weg mag het niet voortgaan, er moet
wat anders gedaan worden. De particulieren
loopen onder allerlei lasten en zorgen te zuch-
ten, en daarom meent hij, dat er van de amb
tenaren wat af moet. Als de ambtenaren veel
geld hebben, moeten ze wat zakken. De be
lastingen kunnen niet hooger meer, die staan
reeds op het hoogste punt. Eerst dient er naar
gestreefd, dat de belastingen op een vast peil
komen, en dan kan alles verder weer geregeld
worden. Doet men zoo niet, dan gaan we ten
gronde. Ook deze begrooting is, al noemt men
haar sluitend, niet zeewaardig. Het is wel
niet aangenaam, maar het moet in de door
spreker voorgestelde richting, de lasten moe
ten worden verminderd. De Koningin heeft
ons daarvoor zelf in de Troonrede gewaar-
schuwd.
De heer GEELHOEDT wil hierover ook nog
een enkel woord zeggen. Er was over deze
zaak in het college van burgemeester en wet
houders geen eenstemmigheid. De bedoeling
van het voorstel is thans alleen om uitgemaakt
te zien of er in den raad een meerderheid v66r
jaarweddeverlaging is. Indien dat voorstel
zou worden aangenomen, zullen burgemeester