Artikel 67 lid 5 sub 1: „Een afstand van een varkenshok of mest- put tot een naburig erf ad 0.20 M. is wil men een afstand voorschrijVen -wel heel weinig. Is hier wellicht bedoeld den afstand op 2 M. te bepalen?" Ook deze opmerking achten wij juist en daarom stellen wij U voor, 0.20 M. te wijzi- gen in „2 M.". Gedeputeerde staten verzoeken ons te be- vorderen, dat de verordening in haar gebeel opnieuw wordt vastgesteld. Wanneer U zich met de gemaakte opmer- kingen kunt vereenigen, dan stellen wij U voor: a. In te trekken Uw besluit van den 17 Augustus 1933, tot vaststelling van de nieuwe bouwverordening; b. Deize opnieuw vast te stellen, met inacht- neming der gemaakte bedenkingen. De verschillende wijzigingen worden met algemeene stemmen aangenomen en daama de vastgestelde verordening ingetrokken en de gewijzigde met algemeene stemmen vastge steld. 7. Voorstel om opnieuw te besluitep tot den bouw eener nieuwe openbare lagere school te Sluiskil en aanwyzen van den grond daarvoor. Burgemeester en wethouders deelen aan den gemeenteraad het volgende mede: Krachtens artikel 8 eerste lid der wet van 4 Augustus 1933 Staatsblad no. 414, tot be- perking van uitgaven, welke voor de open- bare kassen voortvloeien uit de uitvoering der lager onderwijs wet 1920 is vervallen uw besluit van den 29 October 1931 tot den bouw eener nieuwe openbare lagere school te Sluis kil De op dl-t besluit gebaseerde aanwijzmg van bet terrein waarop genoemd schoolgebouw zal worden gevestigd, d.d. 18 Mei 1933, zonden wij den 20 Mei d.a.v. ter goedkeuring aan gedeputeerde staten. Naar aanleiding biervan deelde genoemd college ons bij zijn scbrgven d.d. 18/24 Augus tus 1933 no. 31 le Afd. mede, dat ingevolge artikel 2 der wet van 4 Augustus 1933 Staatsblad no. 414 dit besluit door den Minis ter van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap- pen moet worden goedgekeurd. Gevolg bieraan gevende zondeb wij bet aan genoemden bewindsman ter goedkeuring op 1 September j.l. maar ontvingen bij diens scbrijven d.d. 14 September 1933 no. 8562 Afd. L.O.A. bericbt, dat bet aan de goed keuring van gedeputeerde staten moet worden onderworpen. Omtrent de afdoening van uw besluit van den 18 Mei j.l. bestaat dus wel veel verscbil van gevoelen. Wanneer wij nu op grond van laatstge- noemd schrijven het besluit zander meer ter goedkeuring inzenden aan gedeputeerde staten, dan voorzien wij moeilijkheden, omdat bet niet juist kan zijn een terrein aan te wijzen voor scboolbouw, wanneer bet vooraf genomen besluit, waarbij tot stdcbting der school besloten werd vervallen is. Teneinde nu verdere stagnatie te voorkomen, komt het ons wenschelijk voor, vorengenoemd besluit van den 18 Mei ji. in te trekken, alsdan te besluiten tot stichting eener nieuwe openbare lagere school te Sluiskil, om daama bet terrein waarop deze school zal worden gevestigd, opnieuw aan te wijzen. In verband hiermede stellen wij U voor de volgende besluiten te nemen: I. De gemeenteraad van Ter Neuzen, Oyerwegende dat krachtens artikel 8, eerste lid der wet van 4 Augustus 1933, Staatsblad no. 414, is vervallen zijn besluit van den 29 October 1931, waarbij besloten werd tot den bouw eener nieuwe openbare lagere school te Sluiskil, dat het in verband hiermede wenschelijk wordt geacht de geheele procedure op deze voorgenomen scboolbouw betrekking hebbende, opnieuw te behandelen, dat daarom zijn besluit van den 18 Mei 1933, waarbij bet terrein wordt aangewezen waar op de school zal worden gesticht welk besluit is gebaseerd op zijn voomoemd besluit van den 29 October 1931, moet worden ingetrok ken. besluit In te trekken zijn besluit van den 18 Mei 1933, waarbij wordt aangewezen bet terrein, waarop het gebouw voor de openbare school voor gewoon lager onderwijs te Sluiskil zal worden gevestigd. n. De gemeenteraad van Ter Neuzen, Overwegende dat het noodzakelijk moet worden geacht over te gaan tot den bouw eener nieuwe openbare lagere school te Sluis kil, dat daarvoor het geschiktst geacht wordx het terrein, dat op de bijbehoorende teekening in roode kleur is aangegeven, eene opper- vlakte heeft van ongeveer 2500 M-., gelegen is in den Fierssenspolder en deel uitmaakt van sectie G no. 2249; dat dit terrein toch, ongeveer in bet midden der bebouwde kom van Sluiskil gelegen is, op eenie rustige plaats, waar de minste binder der aldaar gevestigde fabrieken ondervonden zal worden; dat op dit terrein bovendien de bouw van een schoolgebouw niet afhankelijk is van be- staande terreingrenzen; dat de eigenares genegen is deze gronden aan de gemeente tegen billijken prijs te ver- koopen; besluit: Het gebouw voor de openbare school voor gewoon lager onderwijs te Sluiskil te vestigen, op het terrein, dat op de bijbehoorende teeke ning in roode kleur is aangegeven en deel uit maakt van het perceel kadastraal bekend ge meente Ter Neuzen, sectie G no. 2249. De beer SCHEELE merkt op, dat men dit misschien als een oude zaak beschouwd en er dus niet over zal gesproken worden. Hij stelt echter prijs op het houden eener hoofdelijke stemming. Het voorstel wordt aangenomen met 13 stemmen tegen 1. Voor stemmen de heeren De Jonge, Verlinde, Van Aken, De Bruijn, De Bakker, Oolsen, Van Driel, Harte, Van Doeselaar, Van Oad- aand, Huijssen, Hamelink en Geelhoedt; tegen stemt de heer Scheele. 8. Adressen tot wyziging der heffing van Personeele belasting voor koffiehuizen e. d. In uwe vergadering van 7 September 1.1. werd aldus schrijven burgemeester en wet houders aan den raad besloten in onze ban- den te stellen om bericbt en raad, het adres van de afdeeling Ter Neuzen van den Ned. Bond van Koffiehuis-, Restauranthouders en Slijters, alsmede dat van den beer H. B. M. Spinhof albier, exploitant van het caifd-res- taurant Des Pays-Bas, houdende verzoek de koffiehuis- en restaurantbedrijven voor de hef fing der personeele belasting gelijk te stellen met winkels, logementen of gemeubileerde kamers. Bij de wet van 28 Juli 1933, staatsblad no. 388, is bepaald, dat ingaande 1 Januari 1934 artikel 31 duodecies de wet op de personeele belasting 1896 zoodanig wordt gewijzigd, dat de perceelen, uitsluitend dienende tot uitoefe- ning van het bedrijf van houder van een kof fiehuis, restaurant of andere inricbting tot bet gebruiken van spijzen en dranken tegen betaling, kunnen worden gelijk gesteld met perceelen vallende onder artikel 11 par. 2 letter a of artikel 11 par. 3 eerste lid letter a dier wet. Juistgenoemde perceelen zijn logementen of winkels, waarvoor slecbts een derde als be- lastbare huurwaarde wordt aangemerkt of perceelen die gemeubileerd verhuurd worden en daarvoor wordt twee derde als belastbare huurwaarde aangemerkt. De gemeenteraad kan vdor 1 Januari 1934 besluiten de koffiehuizen enz. met genoemde perceelen gelijk te stellen. Door ons is onderzocht, met welk bedrag bij inwilliging der adressen -de opbrengst der personeele belasting zou verminderen en daarbij is ons gebleken, dat dit met inbegrip van de opcenten te stellen is op ongeveer f 2500. fWaar wij de inkomsten met zoo'n bedrag onmogelijk kunnen verminderen, zien wij ons genoodzaakt U voor te stellen, op de adressen afwijzend te beschikken. De beer VAN DRIEL deelt mede, dat zijne fractie omtrent dit punt zal berusten in de conclusie van burgemeester en wethouders om op bet verzoek afwijzend te beschikken. De heer VERLINDE wil er nog de aandacht op vestigen, dat de tegenwoordige toestand het zeer bezwaarlijk maakt het verzoek in te willigen, aangezien dit verleenen van een gunst aan de betrokkenen, aan de gemeente ook nog op andere wijze geld zou kunnen kosten, dan door bet derven van die inkom sten, doch dat het de gemeente ook op een lagere rijkssubsidie zou kunnen komen te staan. En dan weet de gemeenteraad geen bronnen, waar hij het geld, dat men hierdoor minder zou ontvangen, op andere wijze kan vinden. Dat is dus ook op het afwijzend ad- vies van invloed geweest. De heer COLSEN is van een ander gedacht; hij is nog niet bang, dat de gemeente door het inwilligen van het verzoek een minder bedrag aan subsidie zal krijgen, aangezien hij die in williging niet als een gunst beschouwd, doch als een nieuwe toestand ingevolge wetswijzi- ging. De hotelbedrijven zijn ook gewone mid- denstandsbedrijven en dienen te worden ont- last, in verband met de buitengewoon groote uitgaven die zij moeten doen. Hij acht het voor Ter Neuzen een verblijdend teeken, dat hier in de laatste jaren zulke mooie zaken zijn gekomen. Als we eens een 25, 30 jaar terug zien, wat waren er hier toen voor zaken? Toen waren er wel veel gelegenheden, die hokjes moesten genoemd worden. Maar men moet nu eens zien! Hij acht het noodig, dat de exploitanten tegenover hunne hooge kosten wat gesteund worden door een vermindering der personeele belasting, maar hij gelooft, dat hij daarvoor in den gemeenteraad geen meer- derheid zal kunnen vinden. Het gevolg zal dan ten slotte zijn, dat men weer den ouden weg ingaat, en dat er in de toekomst niets anders zullen gemaakt worden dan cafetjes, die maar juist aan de voorschriften voldoen, die maar juist in aanmerking zullen kunnen komen om goedgekeurd te worden. De mooie zaken werken mede om aan de stad een ander aanzicht te geven, zij bevorderen het vreem- delingenverkeer, ten bate van het algemeen belang. Het zou toch niet aangaan, dat, nu aan de gemeenteraden de bevoegdheid is gege- ven om in deze van de tot nu toe geldende regeling af te wijken, als een stok achter de deur subsidie-vermindering zou staan, indien de gemeenteraad van die bevoegdheid gebruik maakt. Er worden op verschillende manieren van den middenstand zeer zware lasten ge- vorderd en spreker is van oordeel, dat de leden van den gemeenteraad ten bate van dien middenstand er voor moeten opkomen, als een gelegenheid is om die zware lasten iets verminderd te krijgen. Hij zal zijn stem dus niet kunnen geven aan het voorstel van bur gemeester en wethouders, om op het verzoek afwijzend te beschikken. Er zijn in Ter Neu zen middenstanders die als gevolg van die zware lasten bijna tot den bedelscaf zijn ge- bracht. Door de Ministers Colijn er. Verschuur is op een van de congressen gezegd, dat de middenstand de ruggegraat is der maat- schappij. Spreker zag gisteren te Utrecht een pamflet waarop men den middenstander in een strop zag hangen De hotel- en oafdexploi- tanten drijven een zaak, evenals andere mid denstanders en wanneer deze op grond van de bedrijven die ze noodig hebben in de per soneele belasting voor een paar honderd gul den worden aangeslagen boven anderen met een gelijkwaardige andere zaak, dan acht hij het den plicht van den gemeenteraad daar- tegen een voorziening te treffen. De heer 'HAMELINK staat ook afwijzend tegenover het voorstel van burgemeester en wethouders, omdat hij de tegenwoordige rege ling voor de betrokken bedrijven als een onbil lijkheid beziet. En die onrechtvaardigheid wordt steeds grooter, naar mate de opcenten stijgen. Hij heeft den indruk gekregen, dat burgemeester en wethouders zelf ook hebben gevoeld, dat in de bestaande regeling eene on- billijfcheid schuilt, en, aangezien men alle ver- slechteringen die van hooger hand komen heeft geaccepteerd, zou men er ook toe moeten medewerken om, nu daartoe van hooger hand de gelegenheid wordt geboden, een misstand weg te nemen, want die f 2500 zijn toch al- leen te innen door het laten voortbestaan van een onrechtvaardigheid. De heer SCHEELE merkt op, dat de Hame link zich nogal sterk uitdrukt, en kan wel ver- klaren, dat, indien het tot zijn bewustzijn was doorgedrongen dat hier sprake is van een on rechtvaardigheid De HAMELINKIk zal dat woord dan terugnemen en het vervangen door onbillijk- heid. De heer SCHEELE betoogt, dat men de zaak ook anders kan beredeneeren, en dat men zeker bij een zoo emstig punt als dit, de zaak goed moet overwegen. Dat er een schijn van onbillijkheid in steekt tegenover de hotel- en cafehouders zal spreker niet ontkennen. In dien men voor een paar honderd gulden wordt aangeslagen en met weet dan dat anderen, die men als verkeerende in gelijke omstandigheden beschouwt, f 25, 50 of 60 minder moeten betalen, dan krijgt men het gevoel onbillijk te worden behandeld. Evenwel heeft de regee- ring, die de zaken over het geheele land kan overzien, steeds gemeend die belasting aldus te moeten r'egelen. Die heeft zich op het standpunt geplaatst, dat de belasting niet te duur was. Nu meent spreker, dat er boven dien ook verschil is in deze bedrijven en de gewone winkelzaken. A1 moge dat 't niet ge- heel en al zgn, zoo is het hotelbedrijf toch te beschouwen als een zekere luxe, en de klan- ten behoeven daar op geen 2, 3 of 5 cent te zien, zoodat de hotelhouder die hooge belas ting kan verhalen op de bezoekers, terwijl een winkelier dat bij zijn klanten niet kan doen, wegens de concurrentie. En bij de hooge regee- ring voelt men toch ook niet z66veel voor ver- laging van de hotels. In het jaar 1929 is de heer Staalman er in de Tweede Kamer alleen voor opgekomen en is er niet op ingegaan. Nu, in 1933 was het de heer Bierema die daar toe het voorstel heeft gedaan en toen heeft men besloten, aangezien de gemeenten de op brengst van de personeele belasting genieten, deze daarin zeggingschap te geven, maar zat bij de regeering niet de overtuiging vast, dat die heffing te hoog was. De wet is pas aan genomen, en men zou er nu reeds mee gereed moeten zijn, indien men met Januari een nieuwe regeling zou willen invoeren. Indien de gemeenteraad daartoe echter zou willen besluiten, zou hij gaame vernemen waar hij dan de 2500 vandaan moet halen om de uit gaven voor 1934 gedekt te krijgen. De heer DE JONGE merkt op, dat dit een kiwestie is, waarvan de regeling vroeger altijd bij de rijksregeering berustte. Nu men naar het schijnt het onbillijke er van heeft ingezien, draaien ze het aan den gemeenteraad op om er over te beslissen. Als het een onbillijkheid is, zou spreker er niet aan willen meehelpen om die te bestendigen. Maar of het een on rechtvaardigheid of een onbillijkheid is, zou de rijksregeering dan eigenlijk eens moeten uit- vechten. De heer VERLINDE vindt het ook een on billijkheid, maar als de raad er op in zou gaan, loopt men een gevaar waar de heer Oolsen overheen ziet, en dat is dan juist een gevaar dat dreigt van de zijde der overheid, die het nu aan den gemeenteraad heeft overgelaten in deze heffing een afwijking vast te stellen. Maar als de gemeenteraad uit de belastingen niet probeert te halen wat er uit te halen is, gaan ze zeggen: het schijnt dat jullie nog wel wat missen kunt en dan houden ze een bedrag in van de subsidie die de gemeente anders zou krijgen, waardoor deze gedupeerd zou worden. Die overweging is het, waar de raad naar sprekers meeninig zoo maar niet heen mag stappen. De heer DE BAKKER ziet het ook in als een onbillijkheid. Er wordt nu echter gezegd, dat het voor de gemeente een nadeel zou wor den van 2500. Zou het nu misschien niet mogelijk zijn dat bedrag met 50 te ver minderen, dan werd er voor de hotelhouders toch iets gedaan. De heer Scheele heeft nu wel gezegd dat hotels luxe zijm, maar spreker zegt, dat men ze in het tegenwoordig leven nu eenmaal niet missen kan. Hij krijgt den indruk, dat het grootste deel dezer vergade ring de onbillijkheid der bestaande regeling wel inziet. Maar er wordt gezegd van achter de giroene tafel: we kunnen die f 2500 niet missen. Als het op de helft koci gebraoht wor den werd er toch iets gedaan. Er zijn hier reuzenizaken, die reuzen veranderingen hebben moeten doen om him zaken overeenkomstig de eischen van den tijd in stand te houden. Dan komt men hen toch eenigszins tegemoet. De heer SCHEELE moet den heer De Bak ker de illusie ontnemen, dat zijn denkbeeld voor inwilliging vatbaar is. De belasting moet teruggebracht worden tot een derde of tot twee derde mi dat, indien het verminderd wordt met een derde dit 2500 bedraagt. Als met twee derden verminderd werd zou het 5000 verschil maken. De heer HAMELINK moet tegenover den heer Scheele er tegenopkomen, dat de cafe houders gemakkelijker dan de winkeliers hun lasten op hunne klanten zouden kunnen ver halen, de laatsten kunnen dat evengoed. Maar wat bij hem het zwaarste weegt is, dat de be staande onbillijkheid steeds grooter wordt bij verhooging van de opcenten op de Personeele belasting. Hij meent dat het niet aangaat, dat de gemeenteraad ten koste van de door de gemeente te genieten rijkssubsidie zou ge noodzaakt worden om voor het rijk de vuile baantjes op te knappen en een onbillijkheid te bestendigen. Hij althans helpt daar niet aan mee. De heer GEELHOEDT merkt op, dat over deze zaak in den breede wordt gesproken, in afwijking met hetgeen daarover in burge meester en wethouders is gezegd. Burgemees ter en wethouders voelen ook dat er in de regeling een onbillijkheid schuilt, maar indien die l.ii an s zou worden opgeruimd, moet dit aan de gemeente f 2500 kosten en die kunnen burgemeester en wethouders niet missen. De begrooting voor 1934 is nu kloppend gemaakt, maar burgemeester en wethouders weten toch ook nog niet precies in welke* verhouding de minister aan de gemeente steun zal verleenen in de voorziening voor werkloozen, of dat wer- kelijk 75 zal worden, zooals is geraamd, dan of het 65 zal zijn. In het laatste geval zou dat voor de gemeente 7000 d f 8000 be- teekenem, en burgemeester en wethouders weten niet, waar het geld nog moet gevonden worden. Daarom kunnen ze niet op het ver zoek ingaan. Zat men dik in de centen, dan was het iets anders, maar nu is het onmoge- lijlk; uit geen enkelen post der begrooting is nog wat te halen. De heer DE JONGE vraagt, of het voor stel van burgemeester en wethouders thans niet kan worden aangenomen met de ristric- tie dat er voor de volgende begrooting reke- ning mee zal gehouden worden. De VOORZ1TTER meent, dat dit moeilijk gaat. Men weet thans ook nog niet, hoe de toestand dan zal zijn. Hij gelooft, dat de raad er zich thans overheen zal moeten zetten en aannemen het voorstel van burgemeester en wethouders. De heer COLSEN verklaart blij te zijn, dat hij deze kwestie heeft aangesneden, want al hebben nog niet alle leden zich uitgesproken, zoo heeft hij toch de overtuiging, dat, al wordt het voorstel van burgemeester en wethouders aangenomen, hier toch een meerderheid aan- wezig is, die overtuigd is van de onbillijkheid der belastingaanslagen van de hierbij betrok ken groep middenstanders, en het bedrag dat van hen wordt gevorderd onbillijk is. De heer GEELHOEDT: Dat is een gevolg van de rijksregeling. De heer COLSEN: Maar u is toch ook over tuigd, dat ze teveel betalen, dat is de gedach- tengang der meerderheid. De meerderheid van den middenstand brengt het overwegend deel der belastinggelden op en nu wordt aan deze menschen nog meer ontnomen door ver hooging van de opcenten op de personeele be lasting. De heer Scheele zeide dat de hotels luxe waren, maar dat gaat niet op. Stel u eens voor: Ter Neuzen zonder hotels! Die moeten er zijn, dat is noodig voor den vooruitgang van de plaats. Wij alien moeten, al zij het dan ook niet overdag, op zijn tijd toch wel eens van een hotel gebruik maken. Die men schen zijn boven hun krachten aangeslagen en daarom kan spreker het verzoeken om hun druk iets te verlichten, steunen. De heer VAN DRIEL wijst er op, dat het inwilligen van het verzoek, waardoor de ge meente f 2500 inkomsten zou derven, niet mogelijk is, izonder dat nieuwe belastingen zouden worden ingevoerd, aangezien het juist mogelijk is geweest de begrooting sluitend te krijgen. En als het z66 scherp staat, acht hij dat niet raadzaam. Het komt aan zijn frac tie daarom het meest raadzaam voor het voor stel van burgemeester en wethouders aan te nemen en af te wachten of misschien het vol- gend jaar tot verlaging van de belasting voor de betrokken zaken kan worden overgegaan. De heer SCHEELE wil nog enkele opmer- kingen weerleggen, die ontstaan zijn uit een verkeerd begrijpen van zijn'betoog. Hij heeft j volstrekt niet willen zeggen, dat we de hotels en cafd's geheel kunnen missen, al kon wel licht wel met een of twee derden minder vol- staan worden. Maar voor de bezoekers dier inrichtingen maakt het niets uit, of zij voor hetgeen zij daar wenschen te verteren een cent of 5 meer te geven, en daarom is him positie ook gemakkelijker dan die van de win keliers. De VOORZITTER zet nog uiteen, dat bur gemeester en wethouders niet wenschen onder te doen in de waardeering voor de hotel- en restaurantbedrijven ter plaatse; daarover worden geen klachten gehoord en ze zijn hun bestaan waard. Voor de wijze waarop vele zaken zijn ingericht en gemodemiseerd wil hij gaame een woord van waardeering spreken. En indien we thans nog leefden in de toestan- den van het jaar 1929 gelooft spreker dat een voorstel tot inwilliging van het verzoek met algemeene stemmen zou zijn aangenomen. Maar we leven thans helaas in een toestand, die niet wettigt alles te doen wat we misschien gaame zouden willen. De bestaande toestand, indien mem die on billijk wil noemen, heeft het gemeentebestuur niet geschapen. Wanneer deze regeling ware veranderd toen de rijksregeering nog over die belasting beschikte, was het een ander geval. Nu de gemeenten echter de kosten van een dergelijke verlaging te dragen hebben, wordt de beslissing in handen van de gemeentebestu- ren gelegd en dat is een onbillijkheid van de rijksregeering tegenover de gemeente. Het voorstel van burgemeester en wethou ders beteekent niet dat zij den zwaren last voor de betrokken bedrijven niet willen ophef- fen, maar op het oogenblik kunnen zij het niet. Het is zuiver een kwestie van practisch beleid. Het afwijzend voorstel van burgemeester en wethouders wordt aangenomen met 12 tegen 2 stemmen. Voor stemmen de heeren De Jonge, Verlinde, Van Aken, De Bruijn, De Bakker, Van Driel, Harte, Van Doeselaar, Van Cadsand, HUijssen, Geelhoedt en Scheele; tegen de heeren Colsen en Hamelink. 9. Verzoek tot garandeering eener obli- gatieleening ten behoeve der stiohting van een Scheldebad. Naar aanleiding van het in de vorige ver gadering in hunne handen om bericht en raad gestelde adres van het Comite tot oprichting van de N.V. Scheldebad te Ter Neuzen, hou dende verzoek ten behoeve van een op te rich- ten zwembad de rente en aflossing te garan- deeren eener in verband hiermede aan te game 5 obligatieleening, groot 25.000,af te lossen in 25 jaar, brengen burgemeester en wethouders het volgende onder de aandacht van den gemeenteraad: De meerderheid vkn hun college staat sym- pathiek tegenover de zaak welke door het comitd wordt beoogd, doch waar de financien der gemeente tengevolge der steeds aanhou- demde depressie het noodig maken dat op de uitgaven steeds meer wordt bezuinigd, daar zou het o.i. niet te verantwoorden zijn, een risico op ons te nemen, tot een maximum van /2250 per jaar. Wij moeten u dan ook voorstellen op het verzoek afwijzend te beschikken. Dit punt blijft, aangezien het verzoek door adressant is ingetrokken buiten behamdeling. 10. Voorstel der heeren De Bruijn en Huijs sen tot verlaging van jaarwedden der gemeente-ambteuaren. De VOORZITTER herimnert, dat de bedoe- ling van het in de vorige vergadering gedaan voorstel was, om een primcipieele uitspraak te krijgen van den gemeenteraad, dat deze wenscht over te gaan tot verlaging van jaar wedden der gem.eenteambten.aren, opdat bur gemeester en wethouders bij een bevestigende uitspraak tusschen deze en de volgende ver gadering die verlaging aanhangig zouden kun nen maken bij het Georganiseerd Overleg. Het is dus niet de bedoeling deze kwestie in details te bespreken, cijfers zijn niet voorge steld, dat komt eventueel later aan de orde. De heer COLSEN vindt dit voorstel erg duister en zou graag gezien hebben dat de voorstellers met een afgerond voorstel zouden gekomen zijn. Uit de afdeelingsvergadering der begrooting heeft hij wel enkele cijfers ge hoord, maar daar gaat het niet om. Hij' zou wenschen te vernemen of de voorstellers over tuigd zijn dat onze gemeenteambtenaren te veel hebben. Hij wil dan nog niet spreken over de jaarwedden van f 1000, 1200 en f 1300, maar herhaalt de vraag: hehben zij te veel? Men moet er ook rekening mede hou den, dat de middenstand thans nog verdient aan de menschen die niet te weinig hebben. Zou men misschien weer den tijd terug wil len, dat de gemeentepolitie-agenten een zakje aardappelen moesten krjjgen Niet als ge meenteraad, maar als we als particulier dienstboden hebben, moeten we die toch ook in staat stellen hun leven te laten leven? Een politieagent behoeft volstrekt niet met een auto te rijden, maar behoort toch als een gewoon .burger te kunnen leven. Spreker wil ook nog in het licht stellen, dat door de ver schillende crisismaatregelen de levensstan- daard wel met 25 is verhoogd, onder het mom van steim aan de boeren, hetgeen eigen lijk boeren-bedrog is want die krijgen den steun zelf niet in handen en spreker begrijpt daarom niet, hoe een landbouwer zijn naam onder dat voorstel heeft willen zetten. Dat moet allemaal opgebracht worden door den middenstand en de kleine burgers en ads men niet overtuigd is dat de ambtenaren te veel hebben, dan is het de plicht van den raad te zorgen, dat de ambtenaars weer niet komen in den toestand van voor 1917. De heer VAN AKEN wil een ander geluid doen hooren, doch begint met te zeggen, dat naar zijn meening de ambtenaren niet te veel hebben. Dat is ook niet de bedoeling van de voorstellers om dat te zeggen, doch zij stel len de vraag: kunnen de ambtenaren in de tekorten die we nu moeten dekken ook niet een kleinigheid b\jdragen? Hij kent kleine middenstanders die het ook moeilijk hebben en ondanks dat toch 17 tot 27 meer wegens inkomstenbelasting moeten betalen. En waar het heen moet als nu ook nog de op centen op het personeel moeten worden ver hoogd weet hij niet. Dan is het niet meer de vraag hebben die ambtenaren te veel, doch wel: kunnen zij tot verlichting van die zware lasten ook niet wat bijdragen? Moeten de middenstanders, kleine bedrijven en werklie- den met 22 en 23 per week inkomen ook niet te veel belasting betalen? Het is dus geen kwestie van een teveel, maar om een categorle die den druk der tijden niet onder- vondt ook iets te laten bijdragen in den zwa ren druk der anderen. Spreker zal dus stem- men vdor verlaging van jaarwedden, onder voorbehoud dat men de korting niet te hoog zal stellen. In dat opzicht behoudt hij zijn stem voor. De heer VAN DRIEL wijst er op, dat de gemeentebegrooting voor 1934 sluitend kan worden gemaakt zonder verlaging der jaar wedden, Hij meent ook, dat de jaarwedden geen sluitpost der begrooting moeten zijn. De salarissen zijn in Ter Neuzen toch reeds aan den schrielen kant, indien men die vergelijkt met gelijkvormige gemeeoten in andere deelen van ons land. In Noord-Holland zijn ze al thans beduidend hooger. Hij acht voor ver laging geen directen grond meer aanwezig en meent dat er onder de huidige omstandig heden al aardig geregeerd is, nu zonder salarisverlaging een sluiten.de begrooting kon worden verkregen. Hij verwacht dat, wan neer van bovenaf een gelijksohakeling der jaarwedden over het geheele land zal komen, de jaarwedden te Ter Neuzen niet voor ver laging in aanmerking zullen komen. Daarom is er thans geen reden om te zeggen: er moet wat af. Hiji wijst er voorts op, dat de voorstellers zelf huiverig zijn om een bedrag te noemen. In de afdeelingsvergadering werd schoor- voetend over 5 gesproken, doch toen bleek. dat ze al zouden moeten begimnen met den bode uit te schakelen. Ook van de hoogeren kan niet gezegd worden dat him jaarwedde te hoog is. Zij moeten toch ook studeeren en met vacantie kunnen gaan. De middenstan ders en bootwerkers zouden dat ook moeten kunnen, en dat het voor de laatstgenoemden nog niet zoo ver is, is een gevolg van de om standigheden. Spreker en zijn fractie zullen er in de toekomst wel naar streven dat ook te bereiken. Men moet bij de beoordeeling van dit vraagstuk verder kijken dan men uit zijn oogen ziet en ook in aanmerking nemen, dat er drie, juist de hoogste, ambtenaren zi)n, over wiens jaarwedde de raad niets te zeggen heeft. Dat zou men alleen aan een hooger college kunnen verzoeken. Maar dan moet men er ook rekening mee houden dat Ter Neuzen de derde plaats in Zeeland is, en hij gelooft, dat wij al blij mogen zijn dat de jaar wedde van die drie ambtenaren niet anders is dan die nu is vastgesteld. En indien de ver laging van de jaarwedden der ambtenaren nu nog beduidend wat zou kunnen opbrengen en de lasten voor de ingezetenen daardoor konden worden verlaagd, had het nog een anderen grond, maar men kan die niet zddveel vef- lagen dat de belasting lager kan worden ge steld, en zoo is het gevaar niet denkbeeldig dat de verlaging der jaarwedden aanleiding zou zijn dat de gemeente voor de werkloozen minder subsidie krijgt, in verband met een hoogem post voor onvoorziene uitgaven. Daar moet de heer Van Aken maar eens goed over denken. Er gaat niets van af dat die f 115.000 voor steun aan werkloozen er moeten zijn, waarvoor de gemeente recht heeft op een mime rijksbijdrage, doch aan- neming van het voorstel der heeren De Bruijn en Huijssen zou tot gevolg kunnen hebben dat men die maar voor negen tienden krijgt. Daar dient ook de wethouder van financien eens over te denken en het is wel een vreemde zaak, dat een sociaal-democraat hier tegen over hem moet pleiten om aan zijn begrooting vast te houden. Hij geeft den voorstellers in overweging hun voorstel in te trekken voor het jaar 1934. De heer DE BAKKER merkt op, dat het wel vreemd aandoet, dat de heer Colsen, die op- komt voor de belangen van den middenstand, zich tegen verlaging der jaarwedden ver klaart. Wanneer de jaarwedden naar beneden gaan, verminderen toch de lasten, die, zooals de heer Colsen zeide, in hoofdzaak door den middenstand worden opgebracht. Het is niet de vraag of de ambtenaren te veel verdienen, maar of het billijk is dat van hen ook een offer gevraagd wordt. De middenstand wordt langs alle kanten gedrukt; zij worden getrof- fen, behalve door de belastingen, door tal van sociale wetten. Wat een lasten hebben die menschen niet. Als ieder een duit in het zakje deed, werden de lasten gemakkelijker te dra gen. Spreker zou het daarom ook niet wen schen te doen op de wijze zooals de voorstel lers dat hebben ingediend, hij zou niet te laag willen beginnen, maar vindt toch, dat er met een gemiddelde wel iets kan gedaan worden. De heer VAN CADSAND wijst er op, dat de voorstellers in hun voorstel geen cijfers heb ben genoemd. De heer DE JONGE acht het van voldoende bekendheid, dat de burgerij veel moet opbren gen en het komt ook hem voor, dat er op den duur wel in de richting van jaarweddeverla- ging zal moeten worden gegaan, doch zoolang dit niet mogelijk is over de geheele linie, zoo lang de hoogste jaarwedden buiten zoo'n rege ling zouden blijven, is hij niet geneigd aan ver laging voor de anderen mee* te werken. De heer VERLINDE had ook zoo iets willen zeggen en zal dus tegen het voorstel stemmen. Hij wenscht af te wachten wat de regeering doet met de hoogere jaarwedden. Laat den raad eens afwachten wat deze zuinige regee ring met de hoogere jaarwedden doet, en dan kan de raad ook zijn standpunt ten opzichte van de lagere bepalen. De heer 'HUIJSSEN geeft te kennen, dat het doel van het voorstel alleen is om burgemees ter en wethouders in de gelegenheid te stellen salarisverlaging in bespreking te kunnen bren gen. Hfl heeft met den heer De Bruijn over geenerlei bedragen, die hij zou willen verlagen, gesproken. en neemt voor de genoemde dus geen verantwoording op zich. Hij neemt met alles dat tot verlaging leidt genoegen. En waar de heer Colsen zoo opkomt voor den middenstand, zal deze toch zeker ook wel weten, dat ook de boerenstand een zeer don- keren tijd doormaakt en dat er toch wel geen bezwaar zal zijn dat ook de ambtenaars een veertje laten vallen. De jaarwedden zijn naar sprekers meening op peil. De heer DE BRUIJN verklaart het voorstel te hebben gedaan overeenkomstig zijn gewe- ten, zooals hij de zaken ziet. Hij heeft ook reeds bij de begrooting voor 1933 getracht in deze richting te werken, zonder gevolg. Maar later hebben de omstandigheden hem in het gelijk gesteld, die begrooting was niet zee- waardig en de belasting moest in den loop van het jaar nog worden verhoogd. De fondsbe- lasting moest 20 hooger. Dat kan de bur gerij niet meer dragen. Daarom is spreker er nu wat vroeger bij geweest. Hij is tegen be- lastingverhooging en daarom heeft hij gezegd: op dezen weg mag het niet voortgaan, er moet wat anders gedaan worden. De particulieren loopen onder allerlei lasten en zorgen te zuch- ten, en daarom meent hij, dat er van de amb tenaren wat af moet. Als de ambtenaren veel geld hebben, moeten ze wat zakken. De be lastingen kunnen niet hooger meer, die staan reeds op het hoogste punt. Eerst dient er naar gestreefd, dat de belastingen op een vast peil komen, en dan kan alles verder weer geregeld worden. Doet men zoo niet, dan gaan we ten gronde. Ook deze begrooting is, al noemt men haar sluitend, niet zeewaardig. Het is wel niet aangenaam, maar het moet in de door spreker voorgestelde richting, de lasten moe ten worden verminderd. De Koningin heeft ons daarvoor zelf in de Troonrede gewaar- schuwd. De heer GEELHOEDT wil hierover ook nog een enkel woord zeggen. Er was over deze zaak in het college van burgemeester en wet houders geen eenstemmigheid. De bedoeling van het voorstel is thans alleen om uitgemaakt te zien of er in den raad een meerderheid v66r jaarweddeverlaging is. Indien dat voorstel zou worden aangenomen, zullen burgemeester

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 7