door het Nederlandsche volk worden opge-
bracht, en dan krijgen we nog de omzetbelas-
ting, een couponbelasting, een crisisbelasting,
hetgeen bij elkaar nog eens 180 millioen moet
opbrengen. Als men dat alles eens goed
doordenkt is bet verscbil tegenover de eene
mensch of de andere zeer groot. Als elk
mensch eens tevreden was met eten, drinken,
kleeren en deksel, dan zou de toestand beter
worden.
De VOORZITTER merkt op, dat, wanneer
alle menschen belasting zouden betalen, de
toestand ook niet zoo nijpend zou zijn, maar
twee derden der ingezetenen kunnen geen be
lasting meer betalen en dat maakte de zaak
kwaad. Men kan bier lang over spreken en
de juistheid van hetgeen de heer Maas ge-
zegd beeft beamen, maar daarmede krijgt
men daarin geen verandering.
En wat nu de verstrekking van kolenbons
betreft, spreker raadt de raadsleden aan, de
nieuwe begrooting eens af te wacbten en na
te gaan welke bedragen daarin zijn ge-
raamd voor ondersteuning van werkloozen.
Dan zal daaruit blijken, dat bet niet mogelijk
is nog verdere lasten op zich te nemen. De
menscben kunnen bet zeker allemaal gebrui-
ken, de andere menscben, de kastrekkers ook,
maar waar moet men bet geld daarvoor van-
daan balen?
Spreker bad verwacbt, dat de organisaties
in den loop van dit jaar reeds bij den Minster
zouden bebben aangedrongen op verandering
in de regeling voor het verstrekken van kolen
bons, want die regeling is thans zoodanig,
dat een groot aantal arbeiders, die in den loop
van bet jaar ook weinig werk hadden, maar
juist in de wintermaanden uit hun steunkas
beginnen te trekken, daar buiten vallen,
terwijl anderen, die in bet voorjaar kans op
werk hebben, als die landarbeiders daarop nog
geen uitzicht bebben, dan uitgetrokken zijn
doch geen kolenbons krijgen, omdat deze in
die maanden niet meer worden verstrekt.
Voor de een valt de crisistijd in bet najaar
en voor de anderen komt die in den voor-
zomer. En degenen die in bet najaar werk
badden en laat uit hun steunkas gingen trek
ken kunnen er niet van profiteeren. Als de
bonden dit wat flinker badden aangepakt, dan
zouden ze die missehien ook gebad hebben.
dan was men een beel eind op dreef geweest.
Ook zou bij er de voorkeur aan geven dat voor
dat doel eens met een lijst iwerd rondgegaan.
Als op die wijze dien steun werd verleend
zou bij dat ook beter vinden, dan dat bet
van gemeentewege gesohieden moet.
De beer KOOPMAN geeft te kennen, bet
idde van den beer Buijze niet slecht te vinden.
Van bet beroep op de landbouwers om met
den vlegel te laten dorschen hoort men ook
niets en betgeen daarover gezegd is schijnt
ook te zijn dat des roependen in de woestijn.
Het zou wel goed zijn, den Minister op den
ten opzicbte der verstrekking van kolenbons
bestaande leemte, dat de kastrekkers die niet
krijgen, te wijzen. Spreker hoorde dezer
dagen nog van een Rotterdammer die ook al
9 maanden zonder werk liep, dat het daar
met het verstrekken van die bons zeer goed
ging. De kolenleveranciers waren daar met
het leveren der kolen nogal gul en gaven voor
de bons een kilo of tien meer dan ze inder-
daad waard zijn. Dit deden ze, omdat ze in
deze zeker zijn van hun geld. De menscben
kregen op die manier een goeden voorraad
kolen voor den geheelen winter. Het zou dus
goed zijn, als van wege den raad aan den
Minister adhaesie betuigd werd voor die
verstrekking, en als er op gewezen werd boe
die kas-trekkers acbter liggen bij' de anderen
die van de gemeente steunuitkeering krijgen,
en om ze die menscben ook te geven.
En dan wat betreft het gemis aan werk-
objecten wil spreker ook nog iets in het mid
den brengen. De burgdmeesters noemen zich
ook burgervader, bij beeft eens een installatie
van een burgemeester bijgewoond, die het
bijna met tranen in de oogen verklaarde, dat
de ingezetenen moesten bedenken, dat bij bun
aller vader was. Maar hij beeft wel eens
gedacht: wat slecbte vaders, wat denken ze
tocb weinig. Zoo is bet ook met de Vereeni-
ging van Nederlanidsche gemeenten. Hij
gelooft dat degenen die daar aan het roer
zitten zich meer ambtenaar gevoelen, dan dat
ze letten op de belangen der gemeenten en de
ingezetenen. Want wat doen toch die vaders,
die tocb moesteci weten dat hun kinderen zoo
bard noodig bebben te werken? Er is geen
gemeente of men zoekt naar werkobjecten om
de menscben bezig te houden en dat is ook
noodig. De Minister van Economische Zaken
verzoekt ook herhaaldelijik: houdt. de men
schen toch van de straat af, en dat is geen
wonder. Het leegloopen drukt de menscben
op bijzondere wijize. In de centra's vooral kan
men dat bemerken. Er is toch zoo'n groot
verschil tusschen werkloozen en werkmen-
schen. Er wordt te weinig aan gewerkt om
werk te krijgen. Wat is er gedaan om het
geen door spreker bier is voorgesteld, een
poging te doen om bet met den vlegel dor
schen te bevorderen met subsidie van rijk en
gemeente? De Vereeniging van Nederlandsche
gemeenten zou dat eens ter hand nemen. We
hebben er niets van gehoord en we zien weer
met de machine dorschen. En men moet nu
niet zeggen, dat dit is om spoedig aan tarwe
te kunnen helpen, want volgens mededeelio-
gen is er thans nog een voorraad van 400.000
van de oude tarwe. Neen, die tarwe wordt
gedorscben am aan de boeren voorschotten
te kunnen geven.
De beer VAN HOEVE: Dat is tocb ook
noodig.
De heer KOOPMAN: Dat kan alevel, daar
is tocb wel geld voor te vinden. De thans
gedorscben tarwe gaat in de bewaarplaatsen
liggen broeien. Maar het is ook om het be-
waarloon in den zak te kunnen steken. Ik
heb daarvoor geen tijd, maar als ik burge
meester was en ik had niets anders te doen,
dan was ik niet uit Den Haag weg te slaan,
voor ik een gelegenheia had verkregen om
mijn menschen te laten werken. Door het
dorschen met de machine duurt het weer
niet lang of de boerderijen liggen daar alle
verlaten, als kloosters en zijn de nachtuilen
en vleermuizen daar de baas. Neen, we
hebben iets anders noodig!
De VOORZITTER: U zegt daar: er is
geld genoeg. Dat kan waar zijn, er is nog
geld genoeg, maar de moeilijkheid is, om het
los te krijgen, er is door Burgemeester en
Wethouders ook over een en ander gespro-
ken, maar het verschaffen van werk is hier
niet gemakkelijk, het is hier een plattelands-
gemeente. De heer Maas noemde daar rio-
leeren van Othene, doch dat is iets dat voor
werkloozen ook weinig aarde aan den dijk
zou brengen. Dat zou een eenvoudige rio-
leering moeten zijn, een 60 c.M. diep te leggen.
Een 20 a 30 menschen zouden daar missehien
een paar weken aan kunnen werken.
De heer MAAS: Ik bad gedacht een week
of vier.
De VOORZITTER: Dan komt er nog bij.
dat voor zulke werken de grootste uitgaven
bestaan uit kosten voor bet materiaal, in dit
geval de buizen. Ook zou de gemeente dan
nog van den polder vergunning moeten krij
gen, om de riolen op den watergang te laten
uitloopen. En met den vlegel dorschen, met
een bijslag van wege de gemeente en het rijk,
ieder voor de helft, zou een werkverschaffing
zitten.
De heer KOOPMAN herinnert daaromtrent
zijm cijfers bloot gelegd te hebben. Maar bet
is biji praten gebleven en de zaak staat weer
op het doode punt. Men moet met de men
schen te doen hebben. Door de voortdurende
werkloosheid gaat hun koopkracht steeds
achteruit. De middenstand is er ook mede
gebaat, als de arbeiders werk hebben.
De heer BUIJZE vraagt, of er ook nog iets
terechtgekomen is van bet werk aan den dijk,
waarover in besloten vergadering gesproken is.
De VOORZITTER antwoordt ontkennend;
de betrokken familie gevoelde er niet veel
voor, ze hadden er niets voor over. Door Bur
gemeester en Wethouders is er toen nog een
som voor den dijk geboden, maar ook dat had
geen succes. Er is ook nog een andere eige-
naar voor een ongeveer gelijk geval aange-
schreven, maar die heeft niet eens antwoord
gegeven. Men zal wel gevoelen, dat het
moeilijk is.
Werkverschaffing is wel mooi, maar het
gaat toch niet aan om daar groote bedragen
op toe te leggen. Spreker gelooft, dat bet op
den weg der organisaties ligt om van den
Minister gedaan te krijgen, dat deze steun
verleent voor het dorschen met den vlegel.
De beer HAMELINK hoopt er voor be-
waard te blijven, dat hij zou gezonden worden
om te dorschen met den vlegel naar een boer
die dat liever niet heeft, want als het zelfs
met de machine niet goed gaat kan die een
vlegeldorseher met den eersten dag al ont-
slaan.
De heer D. DEES veronderstelt, dat de
beer Hamelink wil zeggen, dat bet niet goed
zal gaan. Hij steimt daarmede in. Hij acht
het ook onmogelijk om de schoven met den
vlegel goed uit te dorschen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
in geen geval de bedoeling is de boeren daarin
te dwingen. Het is de bedoeling te vragen
wil je met den vlegel laten dorschen, als het
niets meer kost. En hetgeen de beer D. Dees
zegt, dat bet graan alleen met de machine
goed kan gedorscben worden, is maar ten
deele waar. Dat zal voor bet oogenblik het
geval zijn, maar het is allemaal goed binnen
gekomen en als het eens wat gelegen heeft
en we een paar maanden verder zijn, als het
zweeten klaar is, kan bet ook wel met den
vlegel. Er zal wel iets meer in de aren
achterblijven, maar bet is toch uitvoerbaar.
De heer MAAS: Ik heb zeer veel gedor-
schen met den vlegel, maar de laatste korrel
er uithalen kan men niet.
De heer D. DEES: Dat verg ik ook niet.
De VOORZITTER- Dat was vroeger ook
zoo, en zelfs bij het dorschen met de machine
blijven er nog korrels acbter, hetgeen men
zien kan als er met het stroo aardappelputten
worden gedekt, dan ziet men al spoedig bet
graan opkomen.
De heer A. DEES vermeent, dat de heer
D. Dees wat overdraft en acht het dorschen
met den vlegel, wanneer bet voor wat betreft
het arbeidsloon zonder nadeel voor den boer
kan gescbieden, wel mogelijk. Als er toeslag
gegeven wordt waardoor bet nadeel voor den
boer wordt weggenomen zit er voor de ge
meente een voordeel in. Waarom zouden de
boeren het dan niet willen doen? Het zou
een voordeel zijn voor de gemeenschap en met
wat goeden wil kan het ook.
De VOORZITTER: Er zou ook nog heel
De heer DE FEIJTER acht daar niets
tegen.
De heer KOOPMAN: Dan kon het in een
door den Minister vast te stellen regeling
worden opgenomen.
De heer VAN HOEVE: Ja, ze zitten in Den
Haag te wacbten op een besluit van eeD
plattelandsgemeente.
De heer BUIJZE vermeende, dat er van
andere bonden reeds een adres aan Burge-
meester en Wethouders betreffende kolenbons
is ingekomen.
De SECRETARISDat is nog niet bij Bur
gemeester en Wethouders geweest.
De heer VAN HOEVE: Er is ons niets van
bekend, Het schijnt een navigatie van de
bonden te zijn om vroeg te komen, teneinde
te kunnen zeggen: ik doe wat!
De heer BUIJZE: Het vorig jaar was men
te laat, men wil nu wat vroeger er bij zijn.
De heer HAMELINK wil ook nog iets over
de kolenbons zeggen en merkt op, dat die
des te meer noodig zijn, omdat de steun-
regeling zelf ongunstiger is geworden. Wan
neer de menschen nu zouden weten dat ze die
krijgen, strekt dat wat meer tot hunne ge-
ruststelling.
Met algemeene stemmen wordt hiema over-
eenkomstig het voorstel van den heer Buijze
besloten.
Onder mededeeling dat binnen enkele dagen
een afdruk van die begrooting met memorie
van toelichting zal geworden, stellen Burge
meester en Wethouders voor deze te stellen
in handen der daarvoor bestaande Commissie
van Onderzoek.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
9. Voorloopige vaststelling rekening dienst
1932.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
gezien het rapport der commissie, de rekening
als volgt vast te stellen:
a. de ontvangsten van den
gewonen dienst op f 107.327,50
b. de uitgaven van den ge
wonen dienst op 112.983,33%
alzoo met een nadeelig saldo
van 5655,83%
de ontvangsten van den ka-
pitaaldienst 3898,32
de uitgaven van den kapi-
taaldienst 3824,43%
a.
b.
5. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot opheffing van d,e zekerheids-
stelling van den oud-gemeente-ontvan-
ger J. P. Geelhoedt.
Nu de gemeente-rekening dienst 1931 door
Gedeputeerde Staten bij hun besluit van den
llden Augustus 1933, No. 63 lste afdeeling, is
vastgesteld en de vorige gemeente-ontvanger
J. P. Geelhoedt, aan wien met ingang van 1
Mei 1931 eervol ontslag is verleend en deze
terzake van zijn beheer niets aan de gemeente
schuldig is, noch over 1931 nocb over vorige
dienstjaren, stellen Burgemeester en Wethou
ders voor, ingevolge artikel 116 laatste lid der
Gemeentewet, diens zekerheid op te heffen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
6. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot wijziging van de verordening,
regelende de eischen van benoembaar-
heid en de bezoldiging van den veld-
wachter der gemeente Zaamslag.
Naar aanleiding van een schrijven dd. 26
September 1933 A 2414 3de afdeeling van den
Commissaris der Koningin, houdende mededee
ling, dat door den Minister van Binnenland-
sche Zaken bezwaar wordt gemaakt tegen de
woorden „ten minste", welke in onderscheide-
ne artikelen van de door den Raad dd. 4 Juli
1932 No. 4k vastgestelde Verordening, rege
lende de eischen van benoembaarheid enz. van
de veldwachters, voorkomen, stellen Burge
meester en Wethouders voor in de artikelen
6 lste en 2e lid, 7 en 8 van opgemelde veror
dening de woorden ,,ten minste" te schrappen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot wijziging en opnieuw vaststel
ling der bouwverordening.
Naar aanleiding van een schrijven van hee-
ren Gedeputeerde Staten van 11 Augustus
1933 No. 205 3de afdeeling, houdende terug-
zending der in de vergadering van 31 Juli 1.1.
wmf IsfTflonlrinfron aftkllrsn Rl 1 rcro.
alzoo met een batig saldo van 73,88%
De rekening van het gemeentelijk electrisch
bedrijf dienst 1932 voorloopig vast te stellen
als volgt:
afdeeling I totaal baten en lasten
19.927,63%;
afdeeling II totaal inkomsten en uitgaven
5503,12%.
De heer MAAS deelt namens de commissie
van onderzoek mede, dat alles in orde is be-
vonden en zij voorstelt de rekening voorloo
pig aldus vast te stellen.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders om met ingaang van 1 Januari
1934 20 inplaats van 10 opcenten te
heffen op de hoofd,som der grondbelas-
ting op de ongebouwde eigendommen.
wat Werk kunnen gegeven worden, als er niet vastgestelde met bedenkingen, stellen Burge-
alleen steun werd gegeven voor het leggen
van nieuwe draineerbuizen, maar ook voor het
verleggen van bestaande.
De heer HAMELINK: Er komt het volgend
jaar werk op de Griete, ik zou Burgemeester
en Wethouders wel op het hart willen drukken
te probeeren daar menscben van ons ge-
plaatst te krijgen.
De VOORZITTER: Onze secretaris is
daaraan verbonden, dus zullen we er wel op
attent zijn.
De heer BUIJZE zou nu graag nog eens
hooren, hoe het staat met zijn voorstel betref
fende bet verstrekken van kolenbons, met
subsidie van den Minister, aangezien de ge
meente anders later de voile 100 pnocent zal
moeten betalen, omdat de menschen toch geen
kolen kunnen kocipen van de 7 of /7,75 per
week die zij als uitkeering krijgen, die heb
ben ze al noodig voor de allernoodzakelijkste
uitgaven. En men kan hen toch niet zonder
kolen laten zitten.
De VOORZITTER: Missehien was het 't
beste dit ook aan te houden tot de heeren de
begrooting voor 1934 eens hebben gezien en
dan zullen ze tot de conclusie komen dat het
niet kan. Ik geloof niet, dat we dat nu naar
voren mogen brengen.
De heer BUIJZE: Er kan toch geen be
zwaar tegen zijn thans reeds aan de regeering
die regeling te vragen?
De VOORZITTER: Maar dat kunnen de
bonden toch ook doen? Die kunnen er toch
op wijzen dat hun leden in jiet voorjaar geen
werk hebben en dus ook behoefte hebben aan
een kolenbon? Het komt er maar op aan:
wanneer hebben ze die noodig.
De heer KOOPMAN kan niet gelooven dat
de bonden daar nog niet op zouden hebben
gewezen. De heer Buijze heeft de kas-trek
kers op 't oog, die vallen er door het tijdstip
waarop ze uit hun kas trekken juist van tus
schen. Wat ibezwaar is het toch om dat ver-
zoek te steunen?
De heer VAN HOEVE merkt op, dat de
besprekingen den indruk wel zouden gaan
wekken, dat er bier ten opzichte van de
kolenbons nog nooit iets gedaan is. Het
tegendeel is echter waar. Daar is het vorig
jaar ook aan gedacht. De regeering heeft
echter den maatregel getroffen, dat zij die
ondersteuning krijgen uit een werkloozenkas
niet voor een kolenbon in aanmerking komen.
Nu doet zich hier de eigen'aardigheid voor, dat
op het tijdstip dat de kolenbcns worden ge
geven ongeveer zeven achtste van het aantal
dergenen die werkloos zijn uit hun werk
loozenkas worden ondersteund, welke uit-
keeringen half December aanvangen. Het ge-
volg daarvan is, dat de menschen die voor
een kolenbon in aanmerking kunnen komen
een zeer kleine categorie vormt, die op een
anderen tijd van het jaar hun reglementaire
uitkeering reeds hebben genoten. De een
krijgt dus een bon en vele anderen niet.
Daarin ligt een onredelijkheid; de groote
massa schiet er niets mede op. Er is geen
bezwaar tegen het verstrekken van kolenbons
bij Burgemeester en Wethouders, ze hebben
er verleden jaar ook voor gezorgd.
De heer BUIJZE zou reeds nu het verzoek
willen doen, opdat de kosten niet geheel voor
de gemeente komen.
De heer VAN HOEVE begrijpt zeer goed de
bedoeling van den heer Buijze; deze zou graag
reeds vooraf weten, waaraan men zich zal
kunciien houden. Er is nu niets van bekend.
Ook niet wat het zou moeten kosten.
De heer BUIJZE zou graag een uitspraak
van den raad hebben, omdat de menschen
anders later toch komen en geheel ten laste
der gemeente blijven. Als er een verzoek van
hier naar den Minister gaat, kon daarvan aan
de hoofdbesturen kennis worden gegeven, die
er dan ook het hunne aan zouden kunnen doen.
vastgestelde bouwverordening met bedenkin
gen, stellen Burgemeester en Wethouders voor:
a. artikel 26 te lezen als volgt:
1. Bij het bouwen van een gebouw in de
bebouwde kom moeten, tenzij bij de bebou-
wingsvoorschriften, vastgesteld ingevolge art.
43 der Woningwet, anders is bepaald, de zjj-
gevels op de erfscheiding worden geplaatst dan
wel tenminste 1 M. daarvan verwijderd blijven.
Indien evenwel een zijgevel van een naastge-
legen gebouw zich op een afstand, grooter dan
0.09 M. en kleiner dan 1 M. uit de erfschei
ding bevindt, is het plaatsen van een zijgevel
op de erfscheiding niet toegelaten.
2. Ten aanzien van het bouwen buiten de
bebouwde kom moet, tenzij bij bebouwings-
voorschriften ingevolge art. 39 der Woningwet
anders is bepaald, de afstand van den zijgevel
van een gebouw, gemeten tot aan de erfschei
ding bedragen:
a. voor een enkele woning ten minste
2.50 M.;
b. voor een dubbele woning ten minste 4 M.;
c. voor een blok van meer dan 2 woningen
aaneen 4 M., vermeerderd met 2 M. voor
elke woning, die het blok meer dan 2 wo
ningen bedraagt.
3. Burgemeester en Wethouders kunnen
toestaan, dat een gebouw aan een zijde op
korteren afstand van de erfscheiding wordt
gebouwd, mits de totale open ruimte aan
weerszijden van het gebouw, tenminste het
dubbele van de onder a, b en c aangegeven
maten bedraagt en geen kortere afstand dan
1 M. vanaf de erfscheiding wordt open gelaten.
b. lid 5 vait artikel 27 te lezen:
In geen geval mag de nok van een gebouw
een grootere hoogte hebben dan 15 M. boven
de weghoogte, of, bij het bouwen anders dan
aan een weg, boven den grondslag van het
aangrenzend terrein.
c. aan artikel 44 toe te voegen:
de constructie en de toegangen.
d. de maten 0.21 en 0.33 in artikel 53 8ste
lid te vervangen door 0.18 en 0.27.
e. de maat 0.21 M. in art. 54 lste lid te
vervangen door 0.18 M.
f. in de tabel behoorende bij art. 55 in de
eerste aanduiding de maten 0.18 M. in de 2de,
3de en 4de kolom te vervangen door 0.17 M.
en de maat 0.9 M. in de 5de kolom te vervan
gen door 0.085 M.;
in de tweede aanduiding de maten 0.18 M. in
de 2de, 3de en 4de kolom te vervangen door
0.21 M. en de maat 0.9 M. in de 5de kolom
te vervangen door 0.10 M.
g. de maat 0.10 M. aan het slot van het
2de lid van artikel 55 te vervangen door
0.09 M.
h. het woordje ,,niet" in lid 3 van artikel
61 te laten vervallen.
4. het vierde lid van artikel 61 te laten
•vervallen, omdat dit reeds in art. 48 sub e
wordt geregeld.
|j. de tabel, beginnende met 0° tot 3°
75 K.G. en verder van tabel I te plaatsen
onder tabel II a „Sneeuwbelasting".
Naar aanleiding van enkele vragen geeft
de SECRETARIS inlichtingen, waaraa het
voorstel met algemeene stemmen wordt aan-
genomen.
Aanbieding gemeentebegrooting, dienst
1934.
8.
Door Burgemeester en Wethouders wordt
aangeboden de ont/worpen gemeentebegrooting
dienst 1934, met de daarbij behoorende bij-
lagen, sluitende voor den gewonen dienst in
ontvang en uitgaaf op een bedrag van
f 102.215,32%.
Burgemeester en Wethouders schrijven als
volgt:
Bij raadsbesluit van 21 November 1930 No.
8, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 20
Januari 1931 No. 8, is bepaald, dat 80 opcen
ten zullen worden geheven op de hoofdsom der
grondbelasting op de gebouwde eigendommen
en 10 opcenten op de hoofdsom der grondbe
lasting op de ongebouiwde eigendommen.
Is bij het ontwerpen der begrooting dienst
1934 er rekening mede gehouden dat met in
gang van 1 Mei 1934 100 opcenten op de
hoofdsom der gemeentefondsbelasting, noch-
tans is het ons niet mogen gelukken de be
grooting sluitende te krijgen zonder verhooging
van het aantal opcenten op de hoofdsom der
grondbelasting op de ongebouwde eigendom
men.
Een en ander vindt zgn oorzaak in het feit
dat de begrooting 1933 is kunnen worden be-
gonnen met een batig slot van plus minus
f 7800 van de rekening van 1931, terwijl de
rekening dienst 1932 sluit met een kwaad slot
van plus minus 5500.
Dit laatste is vooral gelegen in het feit, dat
over 1932 slechts eene subsidie van wege het
Rijk werd verkregen in de kosten van de
steunregeling van 25 terwijl was gerekend
op 65
Wij stellen U daarom voor te besluiten met
ingang van 1 Januari 1934 in plaats van tien
opcenten te heffen twintig opcenten op de
hoofdsom der grondbelasting op de onge
bouwde eigendommen.
De VOORZITTER: Het wordt ieder jaar
kwader om de begrootiog sluitend te krijgen,
aangezien er thans geen oversdhot is van
vorige dienstjaren.
De heer KOOPMAN: Er wordt hier voor
gesteld verhooging der opcenten op de onge
bouwde eigendommen voorgesteld. Kon dat
niet beter op de gebouwde?
De SEORETARIS: Daarop wordt het maxi
mum der opcenten al geheven.
De heer KOOPMAN: Ik zeg dit, omdat ik
dit ook'een eenzijdige en ocibillijke belasting
vindt. Bovendien is er ook een groote cate
gorie landbezittars, die daar in de laatste
jaren zoo goed als geen inkomsten van
trekken.
De VOORZITTER: Daar hebben wij ook
over gesproken, evenals over een rioolbelas-
ting en een straatbelasting, maar die werken
ook ongelijk.
De heer KOOPMAN: Het is eigenlijk te
beschouwen als een soort bedrijfsbelasting.
De landbouwer kan er niet van tusschen een
groote oppervlakte land te gebruiken, dat
vordert zijn bedrijf. Het ziet er maar treurig
uit voor de plaatsen die uitsluitend een boeren-
bevolking hebben, welke weinig of niets kun
nen betalen, dan schiet er op den duur een
heel klein groepje over dat zeeir veel moet
betalen. De gulden tijd is voorbij.
De heer VAN HOEVE: Ja, en als we nu
hiermede nog maar konden eindigen, maar
we zijn er nog niet en daarom moet het niet
verwonderen, indien Burgemeester en Wet
houders niet gaarne een inkomst prijs geven.
De belastingschroef zal nog sterker moeten
worden aangedraaid. En al is het ook dat de
landbouwbedrijven met nadeel worden ge-
exploiteerd, kunnen we er toch niet van tus
schen om de opcenten daarop te verhoogen.
Er moet in verband met de regelingen van
den wetgever eenige evenredigheid bestaan in
de te heffen belastingen.
De heer DE FEIJTEJR: Er is ook nog een
ander motief dat ons hiertoe dringt. Willen
we in aanmerking komen voor een hoogere bij-
drage in de ondersteuning aan de werkloozen,
dan moeten we zelf nemen de belastingen die
we kunnen heffen. We krijgen nu 25 als
we de voile belasting heffen krijgen we meer,
zoodat we dan langs 2 kanten de ontvangsten
verhoogd zien. We zijn alzoo gedwongen hoo-
ger te gaan, ofschoon ik het er ook over eens
ben, dat het een onbillijke belasting is.
Ook kan ik bevestigen de woorden van den
heer Van Hoeve: dat we er nog niet zijn. We
zullen nog genoodzaakt zijn tot andere maat-
regelen en tot abnormale belastingen moeten
komen. Want al is het dat de landbouwers
weinig kunnen opbrengen, de centen moeten er
toch komen.
De heer HAMELINK: Hoeveel zal die ver
hooging van opcenten opbrengen?
De SECRETARIS: Acht honderd gulden.
De heer HAMELINK: Zou het dan mis
sehien geen overweging verdienen iets anders
te bedenken, dat ook f 800 opbrengt
De heer DE FEIJTER: U moet bedenken
wat ik zooeven zeide, die 20 opcenten mag
de gemeente nemen en die moeten ook geno-
men worden, om voor een hoogere uitkeermg
van het rijk in aanmerking te komen. van
hooger hand wordt ons daarop gewezen, dan
zeggen ze: daaruit is nog iets te halen.
De heer KOOPMAN: Kan missehien ge
zegd worden; of er bij de begrooting dan ook
op de subsidies zal moeten worden besnoeid?
De heer VAN HOEVE: Dat is een kiwestie
voor de volgende vergadering, althans voor de
vaststelling der begrooting.
De heer KOOPMAN: Ik vraag dit maar,
omdat het een wenk zou kunnen zijn voor de
vereenigingen om daarmede rekening te hou
den, anders zouden ze er door gedupeerd kun
nen worden.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt met algemeene stemmen aange-
nomen.
11. Vaststelling suppletoir kohier honden-
belasting.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
het suppletoir kohier der belasting op de hon-
den voor den dienst 1933 vast te stellen op
23,50 en het invorderbaar te verklaren 1
December 1933.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
12. Omvraag.
a. De heer MAA.S vraagt, of aan het vent-
verbod goed de hand wordt gehouden.
De VOORZITTER: Ja, de gemeenteveld-
wachter zit hen kort op het dak, in de kom
der gemeente althans, buiten weet ik het zoo
niet. En het brengt aardig wat op.
b. De heer MAAS: Is de verlaging van
den prijs van het electrisch licht nog niet
goedgekeurd? De menschen hadden verwacht,
dat ze vanaf 1 Juli goedkoopere stroom zou
den gekregen hebben.
De VOORZITTER: De goedkeuring van
Gedeputeerde Staten op de door den raad
vastgestelde wijziging blijft uit, ofschoon ze
uit de rekening toch wel kunnen zien, dat die
regeling zonder risico voor de gemeente kan
ingevoerd worden.
De heer MAAS: Als de regeling wordt
goedgekeurd, werkt die dan met terugwer-
kende kracht? Krijgen ze dan hetgeen ze na
1 Juli teveel betaald hebben terug?
De VOORZITTER: Daartoe is niet be
sloten.
De heer DE FEIJTER: De regeling gaat
pas in bij de goedkeuring.
De VOORZITTER: Jammer is het, dat er
nog zooveel zijn die er geen gebruik van
rnaken. Als er meer algemeen gebruik van
gemaakt werd, dan kon het tarief nog dalen.
De heer MAAS: De aansluitingen ver-
meerderen toch zachtjes aan
De VOORZITTER: Ja, als er nieuwe per-
ceelen verrijzen, dan worden deze aangeslo-
ten. Er zouden echter meer oude perceelen
moeten aansluiten.
c. De heer WISSE informeert hoe het
staat met de vacature van hoofd der open-
bare school te Othene.
De VOORZITTER: We hebben daar, als
een gevolg van het bedanken van den heer
Van der Bent tot tijldelij'k hoofd benoemd de
heer Bakker, die een goede kracht is gebleken.
De inspecteur is voorts zoekende, om voor
ons een waehtgelder te vinden die we met
kans op goed succes kunnen benoemen.
De heer WISSEIk begrijp het niet, dat er,
waar er zooveel wachtgelders zijn, er geen
tot hoofd der school te Othene kan benoemd
worden.
De VOORZITTER: Dat zou men zeggen,
dat er veel zijn, maar als men de lijst nagaat
valt dat toch tegen. In de eerste plaats zijn
er een groot aantal boven de 60 jaar, die niet
in aanmerking kunnen komen, dan behooren
er een aantal tot eeji richting die we hier niet
begeeren, zoo vallen er al velen af en van
degenen die overblijven gelieven er velen niet
hierheen te, komen. Door den Minister is een
spaak in het wiel gestoken bij de benoeming
van den heer Van der Bent. We hebben nu
echter gelukkig tijdelijk een goed hoofd der
school.
De heer WISSE: Ik zal daar niets van zeg
gen, maar die voortdurende veranderingen in
het personeel zijn niet gewenscht.
De heer KOOPMAN: Ik kan het niet be-
grijpen, dat er niemand bereid voor te vinden
is naar hier te komen. Liefde voor het open-
baar onderwijs spreekt daar niet uit, om dat
zaakje daar zoo maar aan zijn lot over te
laten.
De VOORZITTER: We wisten, toen we dat
besluit betreffende het hoofd der school te
Othene namen, dat ons moeilijkheden te wach-
ten stonden. We moeten nu maar afwachten.
d. De heer BUIJZE vestigt de aandacht
op de boter- en vetvoorziening. Margarine is
er bijna niet te krijgen en de dure natuur-
boter kunnen vele menschen niet koopen. Nu
is er, naar hij is ingelicht aan alle gemeente-
besturen een cireulaiire gezonden betreffende
beschikbaarstelling van goedkoope margarine.
Is er hier ook zoo een gekomen? Kan de
Voorzitter mededeelen of hier ook die goed
koope margarine zal verkrijgbaar gesteld
worden
De VOORZITTER: Heeft de heer Buijze,
indien hij een afschrift der circuiaire bezit
ook gelezen welke bepalingen aan de ver
strekking van die margarine zijn verbonden?
Die circuiaire is ook door ons ontvangen en
ibesproken, doch toen we een en ander na-
gingen bleek ons het getal menschen dat voor
die goedkoope margarine in aanmerking- zou
kunnen komen z66 gering, dat het niet de
moeite waard geacht werd (hier werk van te
maken. Er vallen te veel menschen buiten.
De heer BUIJZE: Maar de menschen die er
onder vallen zouden er dan toch van kunnen
profiteeren.
De VOORZITTER: Het bezwaar van Bur
gemeester en Wethouders is geweest, dat het
niet de moeite waard was om er op in te gaan.
We kunnen het echter nog wel eens over-
wegen.
e. De heer BUIJZE informeert, hoe het
komt, dat de menschen die gewerkt hebben
aan het electrisch net, voor het electrisch be
drijf, slechts zijn uitgekeerd naar een uurloon
van 22% cent, terwijl het bij particulieren 25
cent bedraagt. Ze klagen, dat ze nu bij de
gemeente nog achteruitgaan, terwijl ze toch
steeds moeten beschikbaar zijn.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
loon is uitbetaald, dat hier in de gemeente
normaal geldende is. Dat er iemand met een
dorschmachine rondgaat en missehien eens iets
meer betaalt, kan niet als maatstaf gelden.
De SECRETARIS deelt mede dat van wege
het Electrisch bedrijf is uitbetaald volgens het
algemeene loon van f 2,25 per dag.
De heer BUIJZE wijst er op, dat het bij het
heerschende ruwe weer der vorige week ook
een gevaarlijke karwei was, en dan gaat het
niet op, dat men nog minder krijgt dan bij een
particulier.
iDe heer VAN HOEVE: U moet in aanmer
king nemen dat het werkloozen zijn. Er
wordt niemand uit zijn werk gehaald.
De heer BUIJZE: Het is in elk geval werk
dat gebeuren moet en dan is het in die hooge
palen een gevaarlijk werk.
De VOORZITTER: Maar dat doen die
menschen toch niet? Die verrichten toch
maar het graafwerk? De anderen, de vak-
menschen die aan het net moeten werken krij
gen meer.
De heer BUIJZE: Er was er een bij die
dat durfde en die ook in de palen klom, om
iets aan het net te verrichten.
De VOORZITTER: Daar weet ik niets van;
indien het echter iemand betreft met vakken-
nis, dan krijgt hij meer. We zullen daarmede
in de toekomst rekening houden.
Hij sluit de vergadering door het uitspreken
van het dankgebed.