ALGEMEEN HIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD V00R ZEEUWSCH-VLAANDEREN Mijn Eiland Tweede Blad No. 9051 VRIJDAG 6 OCTOBER 1933 73e JAARQANG BIVHENLAND FEUILLETON HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN, brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-aecretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen van J. DEURWAARDER te Zaamslag (Othene), om vergunning tot het oprichten van een graanschoonderij in het per- ceel kadastraal bekend in Sectie L No. 427 en gelegen aan de Lange Kerkstraat no. 57. Op Dinsdag den 17 Oct. a.s., des nam. te drie uur, zai in het Gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegen de inwilliging van dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren hebben, kunnen geduremde drie dagen, voor het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der gemeente kennis nemen van de ter zake inge- komen schrifturen. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat volgens de bestaande juris- prudentie niet tot beroep gerechtigd zijn, zij die niet overeeckomstig artikel 7 der Hinder- wet op den boven bepaaiden dag voor het Ge- meentebestuur zijn verschenen, tenednde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Ter Neuzen, 3 October 1933. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris. EEN GIFT VAN DE KONINGIN-MOEDER AAN HET CRISIS-COMITe. De Koningin-Moeder heeft weer een aan- zienlijke gift aan het nationaal crisis-comite doen toekomen ter gelegenheid van de Natio- nale inzamelingsweek. DE NEDERLANDSCHE DELEGATIE TER ONTWAPENIN GSCONFERENTIE. Als leider van de Nederlandsche delegatie ter Ontwapeningsconferentie is Jhr. Mr. F. Beelaerts van Bloklan-d, oud-minister van Zuitenlandsche Zaken, thans vice-president van den. Raad van State, vervangen door den tegenwoordigen Minister van Buitenlan-dsche Zaken, Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff. ONDERWIJZER BESMET BIJNA GEHEELE SCHOOL, MET T. B. C. Ult Leeuwarden meldt men aan ,,De Tele- graaf" het volgend vreesel-ijk bericht: Het Friesche dorpje Ee in de gemeente Oostdongeradeel, tien kilometer noordelijk van Dokkum, heeft onlangs een gebeurtenis beleefd, die ter plaatse als een ramp wordt beschouwd. Geconstateerd werd namelijk, dat verscheidene schoolgaande kinderen te Ee verschijnselen toon-den van besmetting met t. b. c.-bacillen. Langzamerhand begon men zich bewu-st te worden van het feit, dat de haard dezer besmetting te vinden was op de dorpsschool, bij een onderwijzer, die destijlds ter plaatse werd benoemd en wiens gezond- heidsverklarimg toen volkomen in orde werd bevonden. Men kan zich voorstellen welk een uitwer- king deze ontdekking had in een dorpje van ongeveer duizend inwoners. Onm-iddellijk werd een onderzoek ingesteld; de school werd geslo- ten en aan de besmette kinderen werd dadelijk de meest uitgebreide medische -hulp verleend. Voor de ouders in het dorpje was het ontzet- tend1 te moeten vememen, dat bij-na de geheele school besmet was en dat een groot deel der kinderen in een sanatorium moest worden op- genomen. Ben steunactie werd in het 1-even geroepen, met het resultaat dat twintig van de besmette kinderen naar een sanatorium te Harderwij-k zullen worden gezonden, waar zij gedurend-e 6 door VICTOR BRIDGES. (Nadruk verboden.) 26) (Vervolg.) ,,Dat is prettig", zei ik goedkeurend. ,,Je kiunt beter solide menschen tot buren hebben dan onsolide. Ik stak haar mijn hand toe. „Ik moet nu weg, Mrs. Summers", zei ik. ,,'k Heb nog een en ander te doen en ik heb beloofd met de lunch terug te zijn". „Maar u komt toch weer terug, meneer?" vroeg ze ongerust. ,,Natuurlijk," zei ik. ,,En dan breng ik overste Dean mee. Dan is 't weer zooals in den goeden, ouden tijd met ons d'rieen." Ik drukte haar extra harteljk de hand, be- dwcng manmoedig een opwelling om de deur uit te .steppen" en ging naar buiten. Ik had alle reden om me liebtelijk opgewcn- den te voelen. Niet alleen had ik alle inlich- tingen, die ik n-o-od'ig had, geincasseerd, maar tegielijk had ik de vreugdige ontdekking ge- daan, dat ik niet dood-alleen in dit verlaten oord zat. Ails er iemand bestcnd, die geschiikt was Ross te vervanigen, dan was het mijn vroegene kapitein, Bobby Dean. De twee laatste j-ar-en van den oorlog hadden we samen in een patrouil-le-vaartuig opgesloten gezeten en dat is de manier, om iemamd's karakter te leeren keonen. En ik kende Bobby door en door, van zijn ve-rweerd, joviaal uiterlijk tot zijn ©erlijke, gezonde ziel. Ruim een jaar geleden had hij me ergens uit Schotland geschreven, waar hij op een oude kanonnieerboot .rondscharrelde" en zich, volgens zijn zeggen, gruwelijk verveelde. In dien brief had b'j er niet van gerept, dat hij kans had op overplaatsing naar een betere m-aan-den in verpleging zullen worden opge- nomen. Hiervoor is een bedrag van zes mille noodig, hetwelk reeds ve-rkregen is; het Rijk zegd'e een bedrag van tweeduiz-end gulden toe terwijl van het Groene Kruis duizend gulden werd toegezegd. Tal van particulieren hebben eveneens de han-den ineen geslagen am een bedrag bijeen te brengen. Bovendien ■bleken ook de ouders genegen, in de kosten bij; te dragien. Dezer dagen werd in den iraad van de ge meente een voorstel behandeld van B. en W. strekk-ende om in te willigen een verzoek van heit Friesche Groene Kruis, om uit de ge- meentekas een bijdrage van f 500 beschikbaar te willen stellen voor verpleging van een 16- tal kinderen in het sanatorium ,,Sonnevanck" te Harderwjjk. Het voorstel werd met alge- 1 meene stemmen aangenomen. j Het betreu reciswaardige geval werd ampel besproken. De heer Marra te Morra wensohite, dat den minister gewezen zou worden op de noodzakelij'kheid- van strenge medische keu- ring van onderwijzers. De voorzitter, burge meester Sytsma, antwoordde dat deze kwes- tie reeds in Den Haag is besproken. De heeren Diepenhui-s en Van der Lei onder- streepten deze noodzakelij'kheid van verplichte medische keuring en drongen er op aan, dat J dit ook op de bijzonder e scholen zou geschie- den. De kinderen zullen dezer dagen ter op- neming in het sanatorium vertrekken. HET KANAAL DOOR ZUID-BEVELAND. De Maasbode schrijft naar aanleiding van bet Voorloopig Verslag der Tweede Kamer op het wetscntwerp tot verhooging van de spoorwegbrug over het kanaal door Zuid- Beveland en tot onteigendng voor de verbree- ding van dilt kanaal. Zooals te verwachten was, staat dit Voor loopig Verslag sterk onder den indruk van de publicaties in het ,Dagblad van Noord-Bra- bant", vooral van de verklaritig, namens onze Regeering in de vergadering van de Rijnvaart- commissie op 14 November 1929, afgelegd. Toen verklaarde Prof. Van Eysinga: ,,Nederland weigert zijn toestemming te geven voor uitbreiding van 't rechitsgebied der Rijnvaartcommissie over Nederlandsche wateren beneden Krimpen en Gorcum, welke toestemming daarvoor noodzakelijk is. Dat de commissie zich, cndanks Nederlands weigering, met het Belgische voorstel heeft beziggehouden, schijnt wel het gevolg te zijn van een gebrek aan vertrouwem in de bedoe- lingen en de houding der Nederlandscbe re geering met betrekkimg tot de Tusscben- wateren. Deze regeering heeft nu aan haar delegatie opgedragen, niet zonder meer ,,neen" te zeggen, maar om t.evens in het belang der goede verhoudingen te trachten alle mogelijke geruststellende verklaringen te geven, opdat het wamtrouwen voor vertrouwen kan plants maken. Daartoe heeft de regeering aan haar dele gatie alle inlichtingen verstrekt over de sedert April op de Tusschenwaterea uitge- voerde en daar in de naaste toekomst uit te voeren werken, ter doorgeving van die in lichtingen aan de commissie. Spreker geeft dan die inlichtingen. Thans is daaruit van belang: Met het Hellegat houdt Waterstaat zich sedert jaren beziig. Het wil dit vaarwater vastleggen door werken, die wellicht den vaar- weg zullen verkorten en dezen beitrouwbaar en tegen Noord-Westelijke winden veilig zul len maken. Deze zaak is nog in onderzoek. Wat het kanaal van iZuid-Beveland betreft. daarin ligt een spoorbrug en wel een draai- tarug waar alle schepen, ook zeeschepen, doorheen kunnen varen. De. eischen van het spoorwagverkeer en van de scheepvaart moe ten echter naar vermogen met elkander ver- zoend worden. De Nederlandsche regeerinig heeft den bouw van een nieuwe brug in den zin. Dit zai geen vaste hrug zijn, opdat zij ook zeeschepen zai kunnen doorlaten. Maar ook in gesloten toestand zai zij alle binnenschepen doorlaten kunnen. standplaats. En dus kwam de tijding, dat hij in Martlesea woonde, als een buitengewooD aangename verrassing. Een vriend als Bobby was het eenige, dat me nog ontbrak en ter wijl ik het grasveld over wandelde, dankte ik de goden uit den grond van mijii hart voor hun vriendelijke belangstelling in mijn zaken. Pas toen ik de uitspanning voor me zag, schakelden mijn gedachten weer over op het werk, dat ik te doen had. Dit was mijn eerste schrede op het Sherlock-Holmes-pad en als ik wilde slagen, had ik alle concentratie noodig, waartoe ik in staat was. Een vast plan had ik niet; ik wist alleen, heel zeker, dat ik ,,De Laurieren" van buiten ging be- kijken. Daama was alles nog in de nevelen der besluiteloosheid gehuld. Ik moest maar op mijn goed gesternte vertrouwen en ik sprak met mezedf af, dat ik elke kans, me door de Voorzienigheid geboden, zonder aar- zelen en zoo goed als ik kon zou benutten. Om te beginnen moest ik uitmaken, hoe ik in de miabijheid van het huis kon komen. Twee wegen stonden voor me open ik kon langs het strand gaan en ik ken den smallen kronkelenden weg nemen, die even voorb'gi de uitspanning naar links afboog. Ik besloot ten gunste van den tweede 'n wandeling langs een mooie laan is iets heel gewoons en met een gezicht of ik erop uit was om van het landschap te genieten begon ik den tocht. Een paar maal had ik de buitengewoon on- aangename sensatie, dat ik nagegaan werd, maar een Milk achterom toonde me niets, dat die gevoelens rechtvaardigde. Wat het belang aanging, dat Pen Mill in mijn bewegingen stelde, had ik evengoed op de maan kunnen zitten. De grijzig-witte weg strekt zich een- zaam verlaten onder het bleeke zonlicht uit en met het gevoel dat ik .betere dingen kon doen, dan naar een ieeg landschap staren, draaide ik om en sloeg den zijweg in. Een meter of dertig liep de laan recht door; dan boog zij opeens met een rechten hoek naar links af en liep recht op de zee aan. Voorzichtig schoof ik den hoek om en stond opeens voor een vrij hooge omheining, de afsluiting van een stuk partioulier terrein. Een meter of tien verderop zag ik het hek, dat wel toegang tot de oprijlaan zou geven. Zoo dicht mogeiijk tegen de schutting Ook bestaat het voornemen, het kanaal te verbreeden. Er zijn in Nederiand ook wel andere .kanalen, welke voor de intemationale scheepvaart groote beteekends hebben, en toch niet breeder z<"a daa .S iirnail. Toch wil men in het belang V£^h de scheepvaart dit kanaal verbreeden, opdat de doorvaart op geheel bevredigende wijze zai kunnen plaats- vinden. Dit bewijst opnieuw de zorg, welke de Nederlandsche regeering voor de Tusschen- wateren heeft. Ai deze werken zullen, voorzoover zij nog niet voltooid zijn, met den grootsten spoed uitgevoerd worden". De bedoeling welke onze regeering bij deze verklaring had is duid;elijk; zij wil wegnemen elk spoor van wantrouiwer. in haar bereidwil- ligheid, om de tusscheriwateren in goeden staat te houden, in welk wantrouwen zij een der oorzaken meent te zien van 't Fransch- Belgische streven tot uitbreiding van het rechtsgebied der Rijjnvaartcommissie over Nederlandsche wateren beneden Krimpen en Gorcum, welk streven door onze regeering zoo beslist mogeiijjk wordt afgewezen. Op zichzelf beschouwd is deze politiek van de Nederlandsche regeering zonder twijfel juist. Een feillooze ve-rzorging van de tus- schenwateren maakt afweer van elke onduld- bare aanmatiging nog gezonder en sterker. Nu is echter de indruk ontstaan, dat deze verklaring door onze regeering is afgelegd onder impuls van een zekere ,,vrees", en de weinig kiesche onmiddelijk volgende uitlating van den Belgischen commissaris De Ruelle: „De vrees is, naar men zegt, vaak het begin- sel der wijsheid" doet wel voelen, dat men de houding van onze regeering met den factor vrees" ook werkelijk in verband bracht. Deze indruk dient zoo afdoende mogeiijk te worden weggevaagd. Het is echter twijfelachtig of dit met een nadere verklaring van. enze re geering volledig zai worden bereikt. Dit alles doet de vraag rijzen, of een hou ding van onze regeering, welke op zich zelf juist kan zijn, in de bestaande omstandig- heden en verhoudingen wel de meest ge- wenschte is. Vooral bij het haast treiterend bednijiven, ondanks 't meest stellige verzet onzerzijds, tot aantasting v^n cojze souveredne rechten op de binnenwateren, dient zelfs iedere schijn van vermoeden, dat.- wij ons ook zelfs in de lichtste mate dopr vrees lieten be- invloeden zoo radicaal mogeiijk te worden af- gesneden. Als wij aan onze welwillendheid en-ger grenzen zoudem moeten gaan stellen dan ons zelf lief is, dan ligt de oorzaak hior- van enkel en alleen bij het bovengenoemd allerbinderlijkst drijven, dat ook den meest lankmoedigen Nederlander al te bar en te macbtig wordt. "Wij. gelooven, dat, hoewei louter op zich zelf beschouwd er iets te zeggen val-t zoowel voor de voorgestelde brugverhooging als voor de verbreeding van het kanaal, wij de laatste zullen moeten uitstellen, ook omdat deze kwestie beter wordt bezien en behandeld in 't geheel van de met Belgie te regelen kwes- ties, en dat wij thans alleen moeten overgaan tot de brugverhooging, die in het algemeen belang gewensch-t is. Wij gelooven, dat deze suggestie uit het Voorloopig Verslag in de goede richting wijst. Uitstel van de verbreeding, ook anderszins gewenscht, zou aan bepaalde kringen in Bel gie bet niet overbodige lesje kunnen geven, dat ook aan Nederlandsch geduld een einde komt, en dat men van nu reed's jaren lang met opdringerige hardneikkigheid nagestreef- de eiscben moet afzien, definitief en voorgoed, wil er met ons nog te praten zijn. Mocht het onverhoopt blijken, dat een- al- gemeene regeling van het geheel der met Bel gie hamgende vraagstukken voor onbepaalden tijd zou moeten worden uitgesteld, dan zou men later, -zoo noodig, de verbreeding van het kanaal door Zuid-Bevelan-d nog afzonderlijk ter hand kunnen nemen, warmeer deze, op zich zelf beschouwd, wenschelijk zou blij-ven. Immers, voor het standpunt om een kwestie en met het gevoel, dat een dief hebben moet bij zijn entree de maison sloopdk voort, tot ik de pl-ek bereikt had, waar d-e z-on als een gouden streep over den weg lag. Op het- zelfde oogenblik was het met alien twijfel, dien ik nog gekoesterd mocht hebben, uit, want op de dwarslat van het hek, dat eens groen ge- schilderd geweest was, ston-d in gedeeltelijk afgebladderde, witte letters: „De Laurieren". ACHTSTE HOOFDSTUK. Mijn d-oel was bereikt ik stond voor het hek van het bewuste buiten maar wat nu? Voorzichtig verkende ik de kust van het punt waar ik stond was het huis niet te zien. De oprijlaan liep met een bocht om een vrij groot bosebje laurieren en het geheel zag er nog verlatener en -slechter onderhouden uit dan mijn eigen ,,lan-dgoed". Ik hoefde het hek maar open te duw-en en ik was -binn-en. maar met mijn hand al op de klink aarzeide ik. Dat was me -een ietsj-e te gemakkelijk! Ik kreeg een soort visioen van een muis, die in alle kalmte een va-1 binnen wandelt en met die waarschuwing voor oogen liet ik de klink los en retireerde naar den grasnand. Als ik mijn rol werkelijk competent wilde spelen, moest ik een andere, minder gewone manier van binnengaan kiezen. De schutting was hoogstens anderhalve M. hoog, een klei- nigheid voor iemand die v-eel aan athletiek gedaan heeft. Ik behoefde er maar over te springen, een eindje meer naar achteren, waar d-e struiken het dichtst waren en tenzij ik bleef haken en de heele zaak met me succom- beerde, best-ond er alle kans dat mijn zonder- linge han-delingen niet ohitdekt werden. Ik had me al omgedraai-d en stand met mijn hand op den houten bovenkant, gereed om mijn record hoogtesprong te maken, toen een geluid van ergens binnen de schutting me deed opschrikken. Het was het opendoen van een deur, gevolgd door het geanimeerde pra ten van een manuestem en het weeke kraken van voetstappen, diei de opr-,.laan afkwamen. Dank zij mijn training al-s zeeman behield ik mijn tegenwoordigheid van geest. Een vlugge blik om me heen deed me zien, dat de eenige schuilplaats in de dikkeihaag aan den louter objectief te bezien, zonder zich door subjectieve sen-timenten en indrukken bij zich zelf of bij anderen al te zeer te laten be- inivloeden, is ook altijd veel te zeggen. Maar er kunnen omstandigheden zijn die dit vrijwel onmogeiijk maken. DERDE VVETSONTWERP TOT BEZUINIGIN G OP HET LAGER ONDERWIJS. In het voorloopig verslag van de Tweede Kamer over het d-erde wetsonitwerp tot be- zuiniging op het lager enderwijs- dringen schrijft het ,,Handelsblad" verscheidene leden er bij de regeering op aan der Kamer mededeeling te doen van de gedragslijn, welke zij met betrekking tot het lager onderwijs in zijn geheel denkt te volgen. Dit outwerp is reeds het derde binnen be- trekkelij-k korten tijd, waarMj de bepalingen betreffende dat onderwijs incidenteel worden gewijzigd. Aan verdere voorstellen tot wijzi- ging dier bepalingen zai de Kamer moeilijk haar goedkeuring kunnen hechten, indien haar ndet een inzicht in de plannen der regeering wondt verschaft. Eenige leden waren van oordeel dat voor de bezuinigitig, welk-er noodzakelijkheid zij. niet ontkenden, andere objecten dan het onderwijs behoorden te worden gekozen. Zoo zeer waren deze leden tegen elke aantasting van dit vitale volksbelang, dat zij aan dit onitwerp onder geen voorwaarde him stem zouden willen geven. Verscheidene leden hadden am-stig bezwaar tegen de verkorting van den overgangster- mijn, gesteld in art. XIV eerste lid der wet van 30 Dec. 1932, welke maatregel zij met de regeering als de hoofdzaak van dit ontwerp beschouwden. Volgens een persbericht heeft de inspecteur van de onderwijzersopleidlng on langs het aantal onderwijzers, dat over drie jaren werkloos zai zijn, geschat op 9000. Men had van de regeering mogen verwachten, dat zij al het mogelijke gedaan zou hebben om dit getal aanzienlijk te doen dalen. Een der middelen daartoe zou zijn belang- rijke inkrimping van de opleidimg. Dit middei zou tevens het voordeel hebben, dat het aan- stonds een aarnnerkelij.ke besparing voor het Rijk met zich zou brengen. In st-ede van op die wijze de vermdndering van het aantal werklooze onderwijizers te bevorderen komt de regeering thans met een voorsteJ, dat het ver- vroegd werkloos worden van eenige duizenden onderwijzers met zich brengt. Bovendien zullen, indien dit voorstel wet wordt, in den loop van 1934 de gemeente- en scboolbesturen in emstige moei-lijkheden ge- raken wat betreft de organisatie van hun scholen. Deze leden betreurden de indiening van het in dit ant. vervatte voorstel emstig. Zij had den, gezien diens afwijzende houding als lid der Kamer tegenover het ontwerp der wet van 30 Dec. 1932, van den tegenwoordigen minis ter van Onderwijs zulk een voorstel niet ver- wacht. Sommigen hunner achtten eerder een ver- lenging dan een verkorting van den over- gangstermijn gewenscht. Verscheidene andere leden, die het eveneens niet zonder bedenking achtten, dat als gevolg van den voorgestelden maatregel in den loop van 1934 weder eenige duizenden onderwijzers werkloos zullen worden, wezen er imtusschen met nadruk op, dat die onderwijzers zonder de voorgestelde verkorting van den over- gangstermijn toch ook ontslagen hadden moe ten worden. Alleen zou dat ontslag dan. eerat op 1 Jan. 1935 zijn ingegaan. Wat de opleiding betreft, meenden deze leden erop te moeten wijzen, dat de regeering toch ook reeds in de richting van beperking werkzaam is, zij het dan in dit opzicht nog niet zoo heel veel is tot stand gekomen. Een bezuiniging van beteekenis, waaraan geen bezwaren zijn verbonden, zai wel niet te vinden zijn. Het staat wel vast, dat ook de uitgaven voor bet onderwijzend personee-1 be- langnij.k moeten worden ingekrompen. Ge- overkant gezocht moest worden. Ik schoot er •ad's een haas op af en geen halve minuu-t later was ik er do-orheen en zat ik hijgend en met ■geschramde handcu tusschen twee dichte mei- dorn-hagen in. Als ik tijd in overvloed had gehad, om tfc zoeken had ik geen betere plek kunnen uit- kiezen. Ik was zelf cmzichtbaar maar door een kleine opening in de haag ken ik juist het. hek zien. Voorzichtig schoof ik de bladeren wat weg en met mijn oogen voor het kijkgat wachtte ik, ademloos, af, wat het volgende oogenblik brengen zou. Ik behoefde niet lang te wachten. Nog v66r er e-en minuut verloopcn was, ging het hek open en kw-amen twee menschen naar buiten Ik staardeDe een was Christine, de ander hoe was het mogeiijk! de ander Manning! Ik zat te kijken, of iemand me een biik op mijn bol gegeven had. Ik was overbluft, paf! Allerlei mogelijikheden waren b:j' me op ge komen, maar dat Christine en de dokter ken- nissen van elkaar konde-n zijn neen, daar- aan had ik niet gedacht. Ik keek maar, keek met een gevoel van onge-loovige verbazing en door .dat gevoel heen was ik me bewust van een catastrophe-sensatieTheorieen I Wat waren theorieen! De wenkelijkheid zette je steeds weer voor verrassingen Mannings stem bracht me weer tot de wer- kelijkheid terug. Morgan om halfelf kom ik nog eens kij ken", zei hij. „Maar u hoeft u nu niet meer ongerust te maken. Gevaar is er niet en alles gaat naar wensch." Christine stak hem haar hand toe. ,,Ik ben niet ongerust meer", zei ze eenvoudig. ,,Dag dokter en wel bedankt voor wat u voor ens gedaan heeft." Hij keek haar aan op een manier, die een heet gevoel van ergemis in me deed opvliegen. ,,Zoo'n haast?" vroeg hij lachend. ,,Mis- schien loopt u een eindje mee tot dien hoek. Dan zai ik u even laten zien hoe u 't beste naar mijn boot kunt komen als u me moet hebben of u zou me willen komen bezoeken." Ik zag Christine aarzelen. Maar d'a-n met een uitdrukking op haar gezicht, die mij ver- teide, dat ze niet onheusch wilde zijn, gaf ze toe. schiedde zulks niet door het ontslaan of ver- vroegd ontslaan. van onderwijzers, dan zou het moeten geschieden door een aanzienlijker korting op de salarissen toe te passen. Daar- teg.en zou zeker niet minder bedenking rijzen. Weer andere -leden merkten op, dat het niet juist is, dat alle onderwijzers, die nu met ontslag worden bedreigd, dit ontslag toch op 1 Jan. 1935 zouden krijgen. Immers voor een aantal hunner zou door benoeming elders in den loop van 1934 cntslag wegens boventallig zijn kunnen worden voorkomen. Sommige leden hebben er de aandacht op gevestigd, dat de werkloosheid onder de onderwijzers eveneens verminderd zou kunnen worden door hen, die den pensioenigerechtig- d-en leeftijd hebben bereikt, te verplichten, ontslag te nemen. Enkele andere leden, die het aan de voor gestelde regeling verbonden bezwaar van. vergroating der werkloosheid bijzonder emstig achtten, zouden gaame zien, dat in de richting van een verplicht ontslag nog iets verder zou worden gegaan b.v. in dien zin, dat, als noodmaatregel, alle onderwijzers van zestig jaar en ouder gepensionneerd zou den worden. Verscheidene leden verklaarden tegen ver- wezenl-ij-king van, dit laatste denkbeeld ernstig bezwaar te hebben, zoo lang niet eenzeifde regel voor alle ambtenaren zou zijn gesteld. De raming op ruim 2.500.000 van de be zuiniging, welke de regeering zich voorstel-t met de verkorting van den overgangstermijn ;te verkrijgen, achtten verscheidene leden te hoog; naar hun meening zou de werkelijtke bezuiniging op niet meer dan 35 pot. van bet door de regeering genoem-de bedrag mogen worden gesteld. Andere leden merkten op, dat de financieele nood thans zoo hoog is gestagen, dat, al mocht ook de bezuiniging minder groot blijken te zijn dan is geraamd, deze maatregel, welke toch in elk geval tot een niet onaamzienlijke besparing zai leid-en, behoort te worden aan- vaard. Nog werd bepledt, de werklooze onderwij zers als assistent of kweekeling met acte zelf- stan-dig in de scholen werkzaam te laten. Daarmede zou niet alleen het persoonlijk be lang der onderwijzers, doch in m-eni-g geval ook dat van het onderwijs zijn gediend. Verscheidene leden gaven in overweging voor de opwachtgeldsteiling van onderwijzers bij het openbaar zoowel als bij het Mjzond-er onderwijs in de wet gelijke regelen te stellen als in art. 96 van het algemeen Rijksambte- narenreglement voor de onder dat reglement vallende ambtenaren zijn neergelegd. Vele leden verklaarden tegen den inhoud van art. XIV overwegend bezwaar te hebben. Het aangesloten zijn van scholen toch bij een- ze-lfde commissie van beroep waarborgt geens- zins gelijkheid van richting. De wetgever, aldus deze leden, mag de schoolbes-turen op geenerlei wijze verplichten tot de benoeming van onderwijzers, voorheen verbonden aan scholen van andere richting; de vrijheid van richting bij de berunoeming van onderwijzers is het hoofdbaginsel der vrijheid van onderwijs en heeft in art. 195 der Grondwet udtdruk-kelij'k erkenning gevohden. De regeering moet niet voor de taak ge- plaatst worden, over richtingsverschillen te oordeelen. Algemeen vrees-den de leden, hier aan het woord, dat van deze wijziging de vorming van kleine commissies van beroep het gevolg zai zijn. Daardoor zai het beoogde doel groo- tendeels worden gemist, het instituut der rechtspraak door de commi-ssdes van beroep grondig bedorven, en de organisatie van het bijzonder onderwijs geschaad. Intusschen verklaarden deze leden, dat zij, gezien den toestand van's lands financien, op zich zelf aan een voorstel, strekkende tot een snellere herplaatsing der wachtgelders bij het bijzonder onderwijs, hun medew-erking wilden verleenen. Zij- moes-ten die medewerking echter van twee voorwaarden afhankelijjk stellen. In de eerste plaats behoort de vrij heid van richting volkomen anaangetast te ,,Goed", zei ze glimlachend. ,,Manr ik kan niet lang blijven. Mijn oom maakt zich nogal gauw ongerust." Manning keek haar weer aan op een manier diie mijn handen deed jeuken. Het volgende oogenblik liepen ze, naast elkaar, langzaam den weg op en verdwenen uit mijn gezicht- veld. Een paar oogenblikken -bleef ik nog onbe- weeglijk zitten. Daama richtte ik me heel voorzichtig uit mijn ineen-gedoken houding op en keek over -den bovenkant van de heg. De kans, dat ze me zouden zien, was practisch gesproken nihil, maar zelfs als die kans be staan had, zou ik de verleiding niet hebben -kunnen weerstaan. Ik keek ze na tot ze den hoek bereikt had den. Daar bleef -Christine staan, of ze plotse- lin-g besloten had, niet verder mee te gaan. Te oordeelen naar zijn gebaren d'rong Manning aan, maar al zijn geargumenteer baatte hem niet veel. En ten- slbt-te gaf hij zijn pc-gingen, om haar over te halen op en staken ze samen den weg over naar een plek naast de schut ting, van- waar ze de baai konden zien. Daar bleven ze staan praten. Manning wees haar blijkbaar d-en korsten weg naar zijn boot, want hij duid-de dan op het strand, dan op het water en teekende figuren in de lucht. Naar de moeite, -die hij- zich getroostte en den tijd dien hij ervoor noodig had, te oordeelen, was 't nogal een gecompliceerd-e route en hoe lan- ger ik daar moest blijvan staan, hoe ongedul- diger ik werd. Eindelijk had Christine genoeg "van het on- d-erwerp. Ze sprong van den berm en stak den man- haar hand toe. Hij nam die in de zijne en ondanks al haar pogingen om een dergelijke liefkoozing te voorkome-n, zag ik hem bukken en zijn lip-pen erop drukken. De behoefte om hem te lijf te gaan, werd opeens zoo hevig, dat ik op 't punt stond door de haag heen te dringen en den weg af te spri-nten. Maar de Voorzienigheid kwam tus schen beiden en bespaarde mij ee-n dergelijke idioterie. Ik zag Christine haar hand weg- trekken en zonder groet weggaan. Gedreven door een soort van automatischen impuls dook ik 'ineen. (Wordt vervoLg-d.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 5