ALGEMEEN HIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD V00R ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Mijn Eiland
Tweede Blad
No. 9051
VRIJDAG 6 OCTOBER 1933
73e JAARQANG
BIVHENLAND
FEUILLETON
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN, brengen ter openbare kennis, dat
ter Gemeente-aecretarie ter inzage ligt een
verzoek met bijlagen van J. DEURWAARDER
te Zaamslag (Othene), om vergunning tot het
oprichten van een graanschoonderij in het per-
ceel kadastraal bekend in Sectie L No. 427 en
gelegen aan de Lange Kerkstraat no. 57.
Op Dinsdag den 17 Oct. a.s., des nam. te
drie uur, zai in het Gemeentehuis gelegenheid
bestaan om bezwaren tegen de inwilliging van
dit verzoek in te brengen en deze mondeling
en schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren
hebben, kunnen geduremde drie dagen, voor
het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der
gemeente kennis nemen van de ter zake inge-
komen schrifturen.
De aandacht van belanghebbenden wordt er
op gevestigd, dat volgens de bestaande juris-
prudentie niet tot beroep gerechtigd zijn, zij
die niet overeeckomstig artikel 7 der Hinder-
wet op den boven bepaaiden dag voor het Ge-
meentebestuur zijn verschenen, tenednde hunne
bezwaren mondeling toe te lichten.
Ter Neuzen, 3 October 1933.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
EEN GIFT VAN DE KONINGIN-MOEDER
AAN HET CRISIS-COMITe.
De Koningin-Moeder heeft weer een aan-
zienlijke gift aan het nationaal crisis-comite
doen toekomen ter gelegenheid van de Natio-
nale inzamelingsweek.
DE NEDERLANDSCHE DELEGATIE TER
ONTWAPENIN GSCONFERENTIE.
Als leider van de Nederlandsche delegatie
ter Ontwapeningsconferentie is Jhr. Mr. F.
Beelaerts van Bloklan-d, oud-minister van
Zuitenlandsche Zaken, thans vice-president
van den. Raad van State, vervangen door den
tegenwoordigen Minister van Buitenlan-dsche
Zaken, Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff.
ONDERWIJZER BESMET BIJNA
GEHEELE SCHOOL, MET T. B. C.
Ult Leeuwarden meldt men aan ,,De Tele-
graaf" het volgend vreesel-ijk bericht:
Het Friesche dorpje Ee in de gemeente
Oostdongeradeel, tien kilometer noordelijk
van Dokkum, heeft onlangs een gebeurtenis
beleefd, die ter plaatse als een ramp wordt
beschouwd. Geconstateerd werd namelijk,
dat verscheidene schoolgaande kinderen te Ee
verschijnselen toon-den van besmetting met
t. b. c.-bacillen. Langzamerhand begon men
zich bewu-st te worden van het feit, dat de
haard dezer besmetting te vinden was op de
dorpsschool, bij een onderwijzer, die destijlds
ter plaatse werd benoemd en wiens gezond-
heidsverklarimg toen volkomen in orde werd
bevonden.
Men kan zich voorstellen welk een uitwer-
king deze ontdekking had in een dorpje van
ongeveer duizend inwoners. Onm-iddellijk werd
een onderzoek ingesteld; de school werd geslo-
ten en aan de besmette kinderen werd dadelijk
de meest uitgebreide medische -hulp verleend.
Voor de ouders in het dorpje was het ontzet-
tend1 te moeten vememen, dat bij-na de geheele
school besmet was en dat een groot deel der
kinderen in een sanatorium moest worden op-
genomen.
Ben steunactie werd in het 1-even geroepen,
met het resultaat dat twintig van de besmette
kinderen naar een sanatorium te Harderwij-k
zullen worden gezonden, waar zij gedurend-e 6
door
VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden.)
26)
(Vervolg.)
,,Dat is prettig", zei ik goedkeurend. ,,Je
kiunt beter solide menschen tot buren hebben
dan onsolide. Ik stak haar mijn hand toe. „Ik
moet nu weg, Mrs. Summers", zei ik. ,,'k Heb
nog een en ander te doen en ik heb beloofd
met de lunch terug te zijn".
„Maar u komt toch weer terug, meneer?"
vroeg ze ongerust.
,,Natuurlijk," zei ik. ,,En dan breng ik
overste Dean mee. Dan is 't weer zooals in
den goeden, ouden tijd met ons d'rieen."
Ik drukte haar extra harteljk de hand, be-
dwcng manmoedig een opwelling om de deur
uit te .steppen" en ging naar buiten.
Ik had alle reden om me liebtelijk opgewcn-
den te voelen. Niet alleen had ik alle inlich-
tingen, die ik n-o-od'ig had, geincasseerd, maar
tegielijk had ik de vreugdige ontdekking ge-
daan, dat ik niet dood-alleen in dit verlaten
oord zat. Ails er iemand bestcnd, die geschiikt
was Ross te vervanigen, dan was het mijn
vroegene kapitein, Bobby Dean. De twee
laatste j-ar-en van den oorlog hadden we samen
in een patrouil-le-vaartuig opgesloten gezeten
en dat is de manier, om iemamd's karakter
te leeren keonen. En ik kende Bobby door
en door, van zijn ve-rweerd, joviaal uiterlijk
tot zijn ©erlijke, gezonde ziel.
Ruim een jaar geleden had hij me ergens
uit Schotland geschreven, waar hij op een
oude kanonnieerboot .rondscharrelde" en zich,
volgens zijn zeggen, gruwelijk verveelde. In
dien brief had b'j er niet van gerept, dat hij
kans had op overplaatsing naar een betere
m-aan-den in verpleging zullen worden opge-
nomen. Hiervoor is een bedrag van zes mille
noodig, hetwelk reeds ve-rkregen is; het Rijk
zegd'e een bedrag van tweeduiz-end gulden
toe terwijl van het Groene Kruis duizend
gulden werd toegezegd. Tal van particulieren
hebben eveneens de han-den ineen geslagen
am een bedrag bijeen te brengen. Bovendien
■bleken ook de ouders genegen, in de kosten
bij; te dragien.
Dezer dagen werd in den iraad van de ge
meente een voorstel behandeld van B. en W.
strekk-ende om in te willigen een verzoek van
heit Friesche Groene Kruis, om uit de ge-
meentekas een bijdrage van f 500 beschikbaar
te willen stellen voor verpleging van een 16-
tal kinderen in het sanatorium ,,Sonnevanck"
te Harderwjjk. Het voorstel werd met alge-
1 meene stemmen aangenomen.
j Het betreu reciswaardige geval werd ampel
besproken. De heer Marra te Morra wensohite,
dat den minister gewezen zou worden op de
noodzakelij'kheid- van strenge medische keu-
ring van onderwijzers. De voorzitter, burge
meester Sytsma, antwoordde dat deze kwes-
tie reeds in Den Haag is besproken. De
heeren Diepenhui-s en Van der Lei onder-
streepten deze noodzakelij'kheid van verplichte
medische keuring en drongen er op aan, dat
J dit ook op de bijzonder e scholen zou geschie-
den. De kinderen zullen dezer dagen ter op-
neming in het sanatorium vertrekken.
HET KANAAL DOOR ZUID-BEVELAND.
De Maasbode schrijft naar aanleiding van
bet Voorloopig Verslag der Tweede Kamer
op het wetscntwerp tot verhooging van de
spoorwegbrug over het kanaal door Zuid-
Beveland en tot onteigendng voor de verbree-
ding van dilt kanaal.
Zooals te verwachten was, staat dit Voor
loopig Verslag sterk onder den indruk van de
publicaties in het ,Dagblad van Noord-Bra-
bant", vooral van de verklaritig, namens onze
Regeering in de vergadering van de Rijnvaart-
commissie op 14 November 1929, afgelegd.
Toen verklaarde Prof. Van Eysinga:
,,Nederland weigert zijn toestemming te
geven voor uitbreiding van 't rechitsgebied
der Rijnvaartcommissie over Nederlandsche
wateren beneden Krimpen en Gorcum, welke
toestemming daarvoor noodzakelijk is.
Dat de commissie zich, cndanks Nederlands
weigering, met het Belgische voorstel heeft
beziggehouden, schijnt wel het gevolg te zijn
van een gebrek aan vertrouwem in de bedoe-
lingen en de houding der Nederlandscbe re
geering met betrekkimg tot de Tusscben-
wateren. Deze regeering heeft nu aan haar
delegatie opgedragen, niet zonder meer ,,neen"
te zeggen, maar om t.evens in het belang der
goede verhoudingen te trachten alle mogelijke
geruststellende verklaringen te geven, opdat
het wamtrouwen voor vertrouwen kan plants
maken.
Daartoe heeft de regeering aan haar dele
gatie alle inlichtingen verstrekt over de
sedert April op de Tusschenwaterea uitge-
voerde en daar in de naaste toekomst uit te
voeren werken, ter doorgeving van die in
lichtingen aan de commissie. Spreker geeft
dan die inlichtingen. Thans is daaruit van
belang:
Met het Hellegat houdt Waterstaat zich
sedert jaren beziig. Het wil dit vaarwater
vastleggen door werken, die wellicht den vaar-
weg zullen verkorten en dezen beitrouwbaar
en tegen Noord-Westelijke winden veilig zul
len maken. Deze zaak is nog in onderzoek.
Wat het kanaal van iZuid-Beveland betreft.
daarin ligt een spoorbrug en wel een draai-
tarug waar alle schepen, ook zeeschepen,
doorheen kunnen varen. De. eischen van het
spoorwagverkeer en van de scheepvaart moe
ten echter naar vermogen met elkander ver-
zoend worden. De Nederlandsche regeerinig
heeft den bouw van een nieuwe brug in den
zin. Dit zai geen vaste hrug zijn, opdat zij ook
zeeschepen zai kunnen doorlaten. Maar ook
in gesloten toestand zai zij alle binnenschepen
doorlaten kunnen.
standplaats. En dus kwam de tijding, dat hij
in Martlesea woonde, als een buitengewooD
aangename verrassing. Een vriend als Bobby
was het eenige, dat me nog ontbrak en ter
wijl ik het grasveld over wandelde, dankte
ik de goden uit den grond van mijii hart voor
hun vriendelijke belangstelling in mijn zaken.
Pas toen ik de uitspanning voor me zag,
schakelden mijn gedachten weer over op het
werk, dat ik te doen had. Dit was mijn eerste
schrede op het Sherlock-Holmes-pad en als
ik wilde slagen, had ik alle concentratie
noodig, waartoe ik in staat was. Een vast
plan had ik niet; ik wist alleen, heel zeker,
dat ik ,,De Laurieren" van buiten ging be-
kijken. Daama was alles nog in de nevelen
der besluiteloosheid gehuld. Ik moest maar
op mijn goed gesternte vertrouwen en ik
sprak met mezedf af, dat ik elke kans, me
door de Voorzienigheid geboden, zonder aar-
zelen en zoo goed als ik kon zou benutten.
Om te beginnen moest ik uitmaken, hoe ik
in de miabijheid van het huis kon komen.
Twee wegen stonden voor me open ik kon
langs het strand gaan en ik ken den smallen
kronkelenden weg nemen, die even voorb'gi de
uitspanning naar links afboog. Ik besloot ten
gunste van den tweede 'n wandeling langs
een mooie laan is iets heel gewoons en met
een gezicht of ik erop uit was om van het
landschap te genieten begon ik den tocht.
Een paar maal had ik de buitengewoon on-
aangename sensatie, dat ik nagegaan werd,
maar een Milk achterom toonde me niets, dat
die gevoelens rechtvaardigde. Wat het belang
aanging, dat Pen Mill in mijn bewegingen
stelde, had ik evengoed op de maan kunnen
zitten. De grijzig-witte weg strekt zich een-
zaam verlaten onder het bleeke zonlicht uit
en met het gevoel dat ik .betere dingen kon
doen, dan naar een ieeg landschap staren,
draaide ik om en sloeg den zijweg in.
Een meter of dertig liep de laan recht
door; dan boog zij opeens met een rechten
hoek naar links af en liep recht op de zee
aan. Voorzichtig schoof ik den hoek om en
stond opeens voor een vrij hooge omheining,
de afsluiting van een stuk partioulier terrein.
Een meter of tien verderop zag ik het hek,
dat wel toegang tot de oprijlaan zou geven.
Zoo dicht mogeiijk tegen de schutting
Ook bestaat het voornemen, het kanaal te
verbreeden. Er zijn in Nederiand ook wel
andere .kanalen, welke voor de intemationale
scheepvaart groote beteekends hebben, en
toch niet breeder z<"a daa .S iirnail. Toch
wil men in het belang V£^h de scheepvaart
dit kanaal verbreeden, opdat de doorvaart op
geheel bevredigende wijze zai kunnen plaats-
vinden.
Dit bewijst opnieuw de zorg, welke de
Nederlandsche regeering voor de Tusschen-
wateren heeft.
Ai deze werken zullen, voorzoover zij nog
niet voltooid zijn, met den grootsten spoed
uitgevoerd worden".
De bedoeling welke onze regeering bij deze
verklaring had is duid;elijk; zij wil wegnemen
elk spoor van wantrouiwer. in haar bereidwil-
ligheid, om de tusscheriwateren in goeden
staat te houden, in welk wantrouwen zij een
der oorzaken meent te zien van 't Fransch-
Belgische streven tot uitbreiding van het
rechtsgebied der Rijjnvaartcommissie over
Nederlandsche wateren beneden Krimpen en
Gorcum, welk streven door onze regeering
zoo beslist mogeiijjk wordt afgewezen.
Op zichzelf beschouwd is deze politiek van
de Nederlandsche regeering zonder twijfel
juist. Een feillooze ve-rzorging van de tus-
schenwateren maakt afweer van elke onduld-
bare aanmatiging nog gezonder en sterker.
Nu is echter de indruk ontstaan, dat deze
verklaring door onze regeering is afgelegd
onder impuls van een zekere ,,vrees", en de
weinig kiesche onmiddelijk volgende uitlating
van den Belgischen commissaris De Ruelle:
„De vrees is, naar men zegt, vaak het begin-
sel der wijsheid" doet wel voelen, dat men de
houding van onze regeering met den factor
vrees" ook werkelijk in verband bracht. Deze
indruk dient zoo afdoende mogeiijk te worden
weggevaagd. Het is echter twijfelachtig of
dit met een nadere verklaring van. enze re
geering volledig zai worden bereikt.
Dit alles doet de vraag rijzen, of een hou
ding van onze regeering, welke op zich zelf
juist kan zijn, in de bestaande omstandig-
heden en verhoudingen wel de meest ge-
wenschte is. Vooral bij het haast treiterend
bednijiven, ondanks 't meest stellige verzet
onzerzijds, tot aantasting v^n cojze souveredne
rechten op de binnenwateren, dient zelfs
iedere schijn van vermoeden, dat.- wij ons ook
zelfs in de lichtste mate dopr vrees lieten be-
invloeden zoo radicaal mogeiijk te worden af-
gesneden. Als wij aan onze welwillendheid
en-ger grenzen zoudem moeten gaan stellen
dan ons zelf lief is, dan ligt de oorzaak hior-
van enkel en alleen bij het bovengenoemd
allerbinderlijkst drijven, dat ook den meest
lankmoedigen Nederlander al te bar en te
macbtig wordt.
"Wij. gelooven, dat, hoewei louter op zich
zelf beschouwd er iets te zeggen val-t zoowel
voor de voorgestelde brugverhooging als voor
de verbreeding van het kanaal, wij de laatste
zullen moeten uitstellen, ook omdat deze
kwestie beter wordt bezien en behandeld in
't geheel van de met Belgie te regelen kwes-
ties, en dat wij thans alleen moeten overgaan
tot de brugverhooging, die in het algemeen
belang gewensch-t is.
Wij gelooven, dat deze suggestie uit het
Voorloopig Verslag in de goede richting wijst.
Uitstel van de verbreeding, ook anderszins
gewenscht, zou aan bepaalde kringen in Bel
gie bet niet overbodige lesje kunnen geven,
dat ook aan Nederlandsch geduld een einde
komt, en dat men van nu reed's jaren lang
met opdringerige hardneikkigheid nagestreef-
de eiscben moet afzien, definitief en voorgoed,
wil er met ons nog te praten zijn.
Mocht het onverhoopt blijken, dat een- al-
gemeene regeling van het geheel der met Bel
gie hamgende vraagstukken voor onbepaalden
tijd zou moeten worden uitgesteld, dan zou
men later, -zoo noodig, de verbreeding van het
kanaal door Zuid-Bevelan-d nog afzonderlijk
ter hand kunnen nemen, warmeer deze, op
zich zelf beschouwd, wenschelijk zou blij-ven.
Immers, voor het standpunt om een kwestie
en met het gevoel, dat een dief hebben moet
bij zijn entree de maison sloopdk voort,
tot ik de pl-ek bereikt had, waar d-e z-on als
een gouden streep over den weg lag. Op het-
zelfde oogenblik was het met alien twijfel, dien
ik nog gekoesterd mocht hebben, uit, want op
de dwarslat van het hek, dat eens groen ge-
schilderd geweest was, ston-d in gedeeltelijk
afgebladderde, witte letters:
„De Laurieren".
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Mijn d-oel was bereikt ik stond voor het
hek van het bewuste buiten maar wat nu?
Voorzichtig verkende ik de kust van het
punt waar ik stond was het huis niet te zien.
De oprijlaan liep met een bocht om een vrij
groot bosebje laurieren en het geheel zag er
nog verlatener en -slechter onderhouden uit
dan mijn eigen ,,lan-dgoed". Ik hoefde het
hek maar open te duw-en en ik was -binn-en.
maar met mijn hand al op de klink aarzeide
ik. Dat was me -een ietsj-e te gemakkelijk!
Ik kreeg een soort visioen van een muis, die
in alle kalmte een va-1 binnen wandelt en met
die waarschuwing voor oogen liet ik de klink
los en retireerde naar den grasnand.
Als ik mijn rol werkelijk competent wilde
spelen, moest ik een andere, minder gewone
manier van binnengaan kiezen. De schutting
was hoogstens anderhalve M. hoog, een klei-
nigheid voor iemand die v-eel aan athletiek
gedaan heeft. Ik behoefde er maar over te
springen, een eindje meer naar achteren, waar
d-e struiken het dichtst waren en tenzij ik
bleef haken en de heele zaak met me succom-
beerde, best-ond er alle kans dat mijn zonder-
linge han-delingen niet ohitdekt werden.
Ik had me al omgedraai-d en stand met mijn
hand op den houten bovenkant, gereed om
mijn record hoogtesprong te maken, toen een
geluid van ergens binnen de schutting me
deed opschrikken. Het was het opendoen van
een deur, gevolgd door het geanimeerde pra
ten van een manuestem en het weeke kraken
van voetstappen, diei de opr-,.laan afkwamen.
Dank zij mijn training al-s zeeman behield
ik mijn tegenwoordigheid van geest. Een
vlugge blik om me heen deed me zien, dat de
eenige schuilplaats in de dikkeihaag aan den
louter objectief te bezien, zonder zich door
subjectieve sen-timenten en indrukken bij zich
zelf of bij anderen al te zeer te laten be-
inivloeden, is ook altijd veel te zeggen.
Maar er kunnen omstandigheden zijn die
dit vrijwel onmogeiijk maken.
DERDE VVETSONTWERP TOT
BEZUINIGIN G OP HET LAGER
ONDERWIJS.
In het voorloopig verslag van de Tweede
Kamer over het d-erde wetsonitwerp tot be-
zuiniging op het lager enderwijs- dringen
schrijft het ,,Handelsblad" verscheidene
leden er bij de regeering op aan der Kamer
mededeeling te doen van de gedragslijn, welke
zij met betrekking tot het lager onderwijs in
zijn geheel denkt te volgen.
Dit outwerp is reeds het derde binnen be-
trekkelij-k korten tijd, waarMj de bepalingen
betreffende dat onderwijs incidenteel worden
gewijzigd. Aan verdere voorstellen tot wijzi-
ging dier bepalingen zai de Kamer moeilijk
haar goedkeuring kunnen hechten, indien haar
ndet een inzicht in de plannen der regeering
wondt verschaft.
Eenige leden waren van oordeel dat voor de
bezuinigitig, welk-er noodzakelijkheid zij. niet
ontkenden, andere objecten dan het onderwijs
behoorden te worden gekozen. Zoo zeer waren
deze leden tegen elke aantasting van dit vitale
volksbelang, dat zij aan dit onitwerp onder
geen voorwaarde him stem zouden willen
geven.
Verscheidene leden hadden am-stig bezwaar
tegen de verkorting van den overgangster-
mijn, gesteld in art. XIV eerste lid der wet
van 30 Dec. 1932, welke maatregel zij met de
regeering als de hoofdzaak van dit ontwerp
beschouwden. Volgens een persbericht heeft
de inspecteur van de onderwijzersopleidlng on
langs het aantal onderwijzers, dat over drie
jaren werkloos zai zijn, geschat op 9000. Men
had van de regeering mogen verwachten, dat
zij al het mogelijke gedaan zou hebben om dit
getal aanzienlijk te doen dalen.
Een der middelen daartoe zou zijn belang-
rijke inkrimping van de opleidimg. Dit middei
zou tevens het voordeel hebben, dat het aan-
stonds een aarnnerkelij.ke besparing voor het
Rijk met zich zou brengen. In st-ede van op
die wijze de vermdndering van het aantal
werklooze onderwijizers te bevorderen komt de
regeering thans met een voorsteJ, dat het ver-
vroegd werkloos worden van eenige duizenden
onderwijzers met zich brengt.
Bovendien zullen, indien dit voorstel wet
wordt, in den loop van 1934 de gemeente- en
scboolbesturen in emstige moei-lijkheden ge-
raken wat betreft de organisatie van hun
scholen.
Deze leden betreurden de indiening van het
in dit ant. vervatte voorstel emstig. Zij had
den, gezien diens afwijzende houding als lid
der Kamer tegenover het ontwerp der wet van
30 Dec. 1932, van den tegenwoordigen minis
ter van Onderwijs zulk een voorstel niet ver-
wacht.
Sommigen hunner achtten eerder een ver-
lenging dan een verkorting van den over-
gangstermijn gewenscht.
Verscheidene andere leden, die het eveneens
niet zonder bedenking achtten, dat als gevolg
van den voorgestelden maatregel in den loop
van 1934 weder eenige duizenden onderwijzers
werkloos zullen worden, wezen er imtusschen
met nadruk op, dat die onderwijzers zonder
de voorgestelde verkorting van den over-
gangstermijn toch ook ontslagen hadden moe
ten worden. Alleen zou dat ontslag dan. eerat
op 1 Jan. 1935 zijn ingegaan.
Wat de opleiding betreft, meenden deze
leden erop te moeten wijzen, dat de regeering
toch ook reeds in de richting van beperking
werkzaam is, zij het dan in dit opzicht nog
niet zoo heel veel is tot stand gekomen.
Een bezuiniging van beteekenis, waaraan
geen bezwaren zijn verbonden, zai wel niet te
vinden zijn. Het staat wel vast, dat ook de
uitgaven voor bet onderwijzend personee-1 be-
langnij.k moeten worden ingekrompen. Ge-
overkant gezocht moest worden. Ik schoot er
•ad's een haas op af en geen halve minuu-t later
was ik er do-orheen en zat ik hijgend en met
■geschramde handcu tusschen twee dichte mei-
dorn-hagen in.
Als ik tijd in overvloed had gehad, om tfc
zoeken had ik geen betere plek kunnen uit-
kiezen. Ik was zelf cmzichtbaar maar door
een kleine opening in de haag ken ik juist het.
hek zien. Voorzichtig schoof ik de bladeren
wat weg en met mijn oogen voor het kijkgat
wachtte ik, ademloos, af, wat het volgende
oogenblik brengen zou.
Ik behoefde niet lang te wachten. Nog v66r
er e-en minuut verloopcn was, ging het hek
open en kw-amen twee menschen naar buiten
Ik staardeDe een was Christine, de
ander hoe was het mogeiijk! de ander
Manning!
Ik zat te kijken, of iemand me een biik op
mijn bol gegeven had. Ik was overbluft, paf!
Allerlei mogelijikheden waren b:j' me op ge
komen, maar dat Christine en de dokter ken-
nissen van elkaar konde-n zijn neen, daar-
aan had ik niet gedacht. Ik keek maar, keek
met een gevoel van onge-loovige verbazing en
door .dat gevoel heen was ik me bewust van
een catastrophe-sensatieTheorieen I
Wat waren theorieen! De wenkelijkheid zette
je steeds weer voor verrassingen
Mannings stem bracht me weer tot de wer-
kelijkheid terug.
Morgan om halfelf kom ik nog eens kij
ken", zei hij. „Maar u hoeft u nu niet meer
ongerust te maken. Gevaar is er niet en alles
gaat naar wensch."
Christine stak hem haar hand toe. ,,Ik ben
niet ongerust meer", zei ze eenvoudig. ,,Dag
dokter en wel bedankt voor wat u voor ens
gedaan heeft."
Hij keek haar aan op een manier, die een
heet gevoel van ergemis in me deed opvliegen.
,,Zoo'n haast?" vroeg hij lachend. ,,Mis-
schien loopt u een eindje mee tot dien hoek.
Dan zai ik u even laten zien hoe u 't beste
naar mijn boot kunt komen als u me moet
hebben of u zou me willen komen bezoeken."
Ik zag Christine aarzelen. Maar d'a-n met
een uitdrukking op haar gezicht, die mij ver-
teide, dat ze niet onheusch wilde zijn, gaf ze
toe.
schiedde zulks niet door het ontslaan of ver-
vroegd ontslaan. van onderwijzers, dan zou het
moeten geschieden door een aanzienlijker
korting op de salarissen toe te passen. Daar-
teg.en zou zeker niet minder bedenking rijzen.
Weer andere -leden merkten op, dat het
niet juist is, dat alle onderwijzers, die nu met
ontslag worden bedreigd, dit ontslag toch op
1 Jan. 1935 zouden krijgen. Immers voor een
aantal hunner zou door benoeming elders in
den loop van 1934 cntslag wegens boventallig
zijn kunnen worden voorkomen.
Sommige leden hebben er de aandacht op
gevestigd, dat de werkloosheid onder de
onderwijzers eveneens verminderd zou kunnen
worden door hen, die den pensioenigerechtig-
d-en leeftijd hebben bereikt, te verplichten,
ontslag te nemen.
Enkele andere leden, die het aan de voor
gestelde regeling verbonden bezwaar van.
vergroating der werkloosheid bijzonder
emstig achtten, zouden gaame zien, dat in
de richting van een verplicht ontslag nog
iets verder zou worden gegaan b.v. in dien
zin, dat, als noodmaatregel, alle onderwijzers
van zestig jaar en ouder gepensionneerd zou
den worden.
Verscheidene leden verklaarden tegen ver-
wezenl-ij-king van, dit laatste denkbeeld ernstig
bezwaar te hebben, zoo lang niet eenzeifde
regel voor alle ambtenaren zou zijn gesteld.
De raming op ruim 2.500.000 van de be
zuiniging, welke de regeering zich voorstel-t
met de verkorting van den overgangstermijn
;te verkrijgen, achtten verscheidene leden te
hoog; naar hun meening zou de werkelijtke
bezuiniging op niet meer dan 35 pot. van bet
door de regeering genoem-de bedrag mogen
worden gesteld.
Andere leden merkten op, dat de financieele
nood thans zoo hoog is gestagen, dat, al mocht
ook de bezuiniging minder groot blijken te
zijn dan is geraamd, deze maatregel, welke
toch in elk geval tot een niet onaamzienlijke
besparing zai leid-en, behoort te worden aan-
vaard.
Nog werd bepledt, de werklooze onderwij
zers als assistent of kweekeling met acte zelf-
stan-dig in de scholen werkzaam te laten.
Daarmede zou niet alleen het persoonlijk be
lang der onderwijzers, doch in m-eni-g geval
ook dat van het onderwijs zijn gediend.
Verscheidene leden gaven in overweging
voor de opwachtgeldsteiling van onderwijzers
bij het openbaar zoowel als bij het Mjzond-er
onderwijs in de wet gelijke regelen te stellen
als in art. 96 van het algemeen Rijksambte-
narenreglement voor de onder dat reglement
vallende ambtenaren zijn neergelegd.
Vele leden verklaarden tegen den inhoud
van art. XIV overwegend bezwaar te hebben.
Het aangesloten zijn van scholen toch bij een-
ze-lfde commissie van beroep waarborgt geens-
zins gelijkheid van richting.
De wetgever, aldus deze leden, mag de
schoolbes-turen op geenerlei wijze verplichten
tot de benoeming van onderwijzers, voorheen
verbonden aan scholen van andere richting;
de vrijheid van richting bij de berunoeming
van onderwijzers is het hoofdbaginsel der
vrijheid van onderwijs en heeft in art. 195 der
Grondwet udtdruk-kelij'k erkenning gevohden.
De regeering moet niet voor de taak ge-
plaatst worden, over richtingsverschillen te
oordeelen.
Algemeen vrees-den de leden, hier aan het
woord, dat van deze wijziging de vorming
van kleine commissies van beroep het gevolg
zai zijn. Daardoor zai het beoogde doel groo-
tendeels worden gemist, het instituut der
rechtspraak door de commi-ssdes van beroep
grondig bedorven, en de organisatie van het
bijzonder onderwijs geschaad.
Intusschen verklaarden deze leden, dat zij,
gezien den toestand van's lands financien, op
zich zelf aan een voorstel, strekkende tot een
snellere herplaatsing der wachtgelders bij het
bijzonder onderwijs, hun medew-erking wilden
verleenen. Zij- moes-ten die medewerking
echter van twee voorwaarden afhankelijjk
stellen. In de eerste plaats behoort de vrij
heid van richting volkomen anaangetast te
,,Goed", zei ze glimlachend. ,,Manr ik kan
niet lang blijven. Mijn oom maakt zich nogal
gauw ongerust."
Manning keek haar weer aan op een manier
diie mijn handen deed jeuken. Het volgende
oogenblik liepen ze, naast elkaar, langzaam
den weg op en verdwenen uit mijn gezicht-
veld.
Een paar oogenblikken -bleef ik nog onbe-
weeglijk zitten. Daama richtte ik me heel
voorzichtig uit mijn ineen-gedoken houding op
en keek over -den bovenkant van de heg. De
kans, dat ze me zouden zien, was practisch
gesproken nihil, maar zelfs als die kans be
staan had, zou ik de verleiding niet hebben
-kunnen weerstaan.
Ik keek ze na tot ze den hoek bereikt had
den. Daar bleef -Christine staan, of ze plotse-
lin-g besloten had, niet verder mee te gaan.
Te oordeelen naar zijn gebaren d'rong Manning
aan, maar al zijn geargumenteer baatte hem
niet veel. En ten- slbt-te gaf hij zijn pc-gingen,
om haar over te halen op en staken ze samen
den weg over naar een plek naast de schut
ting, van- waar ze de baai konden zien.
Daar bleven ze staan praten. Manning wees
haar blijkbaar d-en korsten weg naar zijn boot,
want hij duid-de dan op het strand, dan op het
water en teekende figuren in de lucht. Naar
de moeite, -die hij- zich getroostte en den tijd
dien hij ervoor noodig had, te oordeelen, was
't nogal een gecompliceerd-e route en hoe lan-
ger ik daar moest blijvan staan, hoe ongedul-
diger ik werd.
Eindelijk had Christine genoeg "van het on-
d-erwerp. Ze sprong van den berm en stak
den man- haar hand toe. Hij nam die in de
zijne en ondanks al haar pogingen om een
dergelijke liefkoozing te voorkome-n, zag ik
hem bukken en zijn lip-pen erop drukken.
De behoefte om hem te lijf te gaan, werd
opeens zoo hevig, dat ik op 't punt stond door
de haag heen te dringen en den weg af te
spri-nten. Maar de Voorzienigheid kwam tus
schen beiden en bespaarde mij ee-n dergelijke
idioterie. Ik zag Christine haar hand weg-
trekken en zonder groet weggaan. Gedreven
door een soort van automatischen impuls dook
ik 'ineen.
(Wordt vervoLg-d.