o te- it Leven van plictitsbetrachting en opoffering. :m iii M fa®::- Vijfen liertigjaren regeering van Koningin Wilhelmina Inrnier een met haar volk. 6 September 1898 legde H. M. den eed, af. P den 6dec September 1933 is het vijf-en-dertig jaren gele- den, dat in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de laatste Oranjetelg beizit nam van Neerlands troon. Een aangrypend oogenblik. Wie bet aangrypend oogenblik van den 6den September 1898 beeft medegemaakt, toen de achttienjarige Koningsvrouwe, te- midden eener wemeling van uniformen en toiletten, met opgeheven vingeren de plech- tige woorden sprak: „Zoo waarlyk belpe my God Almacbtig!", voelt nog van ontroe- ring zicb den adem in de keel stokken en begrijpt volkomen, dat by die eedsaflegging den toenmaligeo Voorzitter van de Vereenigde Vergadering van de beide Kamers der Staten- Generaal, den beer Van Naamen van Eemnes, de tranen over de wangen vloeiden. Want in dat gedenkwaardig oogenblik badden Oranje en Nederland bet oude en becbte verbond van zoovele eeuwen weer hemieuwd. De sombere 19e eeuw. Somber was de toestand in de negentiende eeuw voor het al-oude Oranje-huis geweest. Acbtereenvolgens werd Koningin Sophie in 1877, Prins Hendrik in 1878, de Prins van Oranje in 1879, Prins Frederink in 1881, Prins Alexander in 1884 en tenslotte Koning Wil- lem III in 1890, in den vorstelijken grafkelder werd het grijize te Delft bijgezet. Laatste loot van bet Huis van Oranje-Nassau was in 1890 de toen pas negenjarige Prinses en de toekomst scheen, &n voor Nederland, &n voor Oranje, hoogst onizeker. Nu reeds vijf-en-dertig lange jaren de Koningin met vaste hand het Nederlandsche Schip van Staat bestiiurt en op die wijize de scboonste tradities van Haar geslacbt voort- zet, nu door een Prinses van 24 jaar de in- standhouding van bet geslacbt verzekerd schijint, valt het metterdaad moeilijk te be- seffen hoe groot de onrust was, rond veertig jaren geleden, toen de band tusschen Neder land en Oranje dreigde te breken, slechts een jong Prinsesje leefde, dat oude glorie aan een onzekere toekomst moest binden. In scberpe tegenstelling met de jaren tus schen 1877 en 1890, toen de Delftsche Graf kelder zich zes malen opende, is gansch de vorsteiyke familie, gedurende de 35-jarige regeering van Koningin Wilhelmina gespaard gebleven. Sterker is wellicht nog het verschijnsel, dat in Nederland de dynastie hechter met land en volk verbonden is, sedert in het jaar 1918 de kronea van de Europe^sche vorstenhuizen over de straten rolden, gelijk een gevleugeld woord in die dagen luidde. Ontegenzeggelijk heeft de Oranjeboom in Neerland's bodem dieper wortel geschoten. Rehalve van aller- uiterst linksche zijde, hoort men niets meer van een principieelen strijd tegen de dynastie der Oranje's. De persoon van Koningin Wilhelmina. Het is bovenal de persoon van de huidige Vorstin, die er het hare toe heeft bijgedragen, dat men tot de Draagster van de Kroon met eerbied opkijkt. Meer misschien dan de eigen volksgenooten, weten de vreemdelingen met geestdrift te spreken over den constitutio- neelen zin, aver het betoonde regeerings- beleid, over het uitermate scherpzinnig oor- deel, de onmiskenbare gratie en nog tal van andere eigenschappen, die de Koningin sieren. Maar wat juist de Nederlanders weer beter beseffen dan de vreemdelingen kunnen doen, is de vlekkeloosheid van het leven, de gelouterde opvatting van de vorstelijke roeping en de onbuigzaamheid van eigen vasten wil, die de Koningin zoo ten voile toezit. Niet voor niets heeft de Koningin zich haar grooten voorvader Willem den Zwij- ger tot voorbeeld gesteld. Diens vrijheids- zin, diens afkeer van dwang, komen bij> de Landsvrouwe van heden immer tot uiting, wanneer het oogenblik daarvoor gekomen is. En wat voor de thanis 53- jarige vorstin typeerend mag heeten, is haar groote liefde voor de eigen taal. Wie ocxit de Koningin heeft hooren sprekan (en dat zyn er na de redevoeringen voor de radio gelukkig millioenen) weet, dat 't beste Nederlandsch misschien wel ge- sproken wordt door het Hoofd van den Nederlandschen Staat. Paul Kruger in Nederland. Het is Haar zin voor dat Nederlandsche taaleigen geweest, die er ontegenzegge- iyk veel toe heeft bygedragen, dat de Koningin, amper twee jaren met de re- geeringszorgen belast, er toe heeft geleid een daad te verrichten, die in het jaar 1900 weerklank heeft gevonden bij gansch het Nederlandsche volk. Toen de inval van Jameson, geruggesteund door den Zuid-Afrikaanschen Napoleon, Cecil Rho des, ten leste voerde tot den strijd tus schen de beide Zuid-Afrikaansche Boeren- republieken tegen het machtige Britsche Rijk, wenschte schier ieder Nederlander, dat onize regeering door een daad de zijde zou kiezen van de bedreigde stamverwante repu- blieken. Wijs regeeringsbeleid was het toen onder iedere voorwaarde de Nederlandsche onzijdigheid te bewaren. Maar de daad bleef toch niet uit en was in wezen een echt Koninklijke daad: Aan boord van H. M.'s „Gelderland" reisde Paul Kruger van Zuid- Afrika naar Europa. Aan het einde van het jaar 1900 te 's Gravenhage aangekomen, staatshoofd reeds den vol- genden dag door de Ko ningin ontvangen. De Nederlandsche onzy- digheid was onveranderd gehandhaafd, maar breede lagen van het Nederland sche volk hadden het ge- baar van de Koningin begrepen engewaar- deerd. Gastvrijheid voor den ex-keizer. En het ligt alien nog versch in het geheugen, hoe de Koaingin 18 jaren later een ander heerscher eveneens gastvry- heid op Nederlandschen bodem verleende. Met den vroegeren Duitschen Keizer en Koning van Pruisen, Wilhelm II, vond ook .de Duitsche Kroonprins een onderkomen in Nederland, al was toen de eensgezindheid over deze daad bij het Nederlandsche volk uiteraard niet zoo groot als in den jare 1900 by de komst van „Oom Paul" hier te lande. Heeft dus de Koningin bij die gelegenheden ge- toond op het gebied van de buitenlandsche politiek leiding te kunnen ffeven, ook bij de binnenlandsche politieke verwikkelingen heeft Zij steeds bewezen wijs staatsbeleid te bezit- ten, zoo de ure daartoe drong. De ouderen onder ons zullen zich de beide spoor- wegstakingen van het jaar 1903 nog kunnen herinne- ren en dat toen het gezag zich had weten te hand- haven. November 1918. Is die beweging van nu 30 jaren geleden al ge- schiedenis, de greep naar de macht van het jaar 1918, door Mr. P. J. Troelstra ondernomen, ligt velen nog versch in het geheugen. Breede lagen van het Nederlandsche volk hebben zich in die angstige November-dagen van het jaar 1918 rondom de Troon ge- schaard en het tegendeel van Mr. Troelstra's bedoeling gebeurde: het Huis van Oranje en de vertegenwoordigsters daarvan zijn de voorwerpen geweest van een huldebetooging, die zcnder den greep naar de macht nooit op die openlijke wijze tot onmiskenbare uiting zou zijn gekomen. Juist nu in deze dagen de langdurige crisis ons volk teistert, is het goed eens even te herinneren aan oogenblikken uit 's Lands Historie. waarbij gebleken is, hoe ons volk, sedert b.v. het jaar 1672, niet in wezen is veranderd en in de ure des gevaars het ver bond tusschen Nederland en Oranje immei pleegt te hemieuwen. Veranderde mentaliteit. Helaas, het valt niet te ontkennen, dat de verhouding tusschen de Koningin der Neder- landen en het Nederlandsche volk een wijzi- ging van beteekenis heeft ondergaan. Het al-oude aartsvaderlijke karakter, dat basis was van de verhouding tusschen Vorstin en Volk in de dagen Vbn het Regentschap van Koningin Emma, is volkomen teloor gegaan. Hoe kon dit ook anders? De wereld is, sedert op den lsten Augustus 1914 de oor log uitbarstte en sedert in November 1918 een nieuwe vreemde wereld op oude grond- vesten diende opgebouwd, zoo algeheel ver anderd, dat ook de verhouding tusschen het Hoofd van Staat en het Volk daarvan onvermijdelijk de gevolgen moest ondervin- den. Waarvoor wy v66r Augustus 1914 belangstelling hadden, schijnt ons in den huidigen tijd z66 ontzettend onbelangrijk, dat wiji onszelf die vooraf gelegen dagen niet meer vermogen in te denken. De men- schelijke mentaliteit is op een dusdanige wy'ze hervormd, dat thans in een luttele vijftien jaren een verandering is teweeg ge- bracht, die vroeger twee, drie geslachten noodig had, aleer haar bestel te krijgen. Ontegenzeggeiyk is ook in het denken van breede lagen van het Nederlandsche volk tegenover de Koningin een wijziging ge komen. Geen, die dit beter zal hebben be- seft dan het Hoofd van den Staat. Maar ge- blaven is toch heidsgevoel, dat wel lets: het saamhoorig- zich niet kan en niet wil verloochenen. Juist de vreemdelingen die langeren tijd in ons land hebben vertoefd, zijn vrywel eensluidend het er over eens, dat een vrouw, die een ^groote mate van zelf- standigheid bezit, geplaatst is aan den top van het Nederlandsche staatsgabouw. En wie b.v. met vele" buitenlandsche joumalis- ten is omgegaan, hoort ieder oogenblik weer bewondering uiten over hetgeen onze Vorstin heeft weten te bereiken door eigen krach- tige persoonlykheid in de weegschaal te werpen. Altyd bij Haar Volk. Men hoort in eigen kring wel eens het verwijt uiten, dat de Koningin niet meer bij iedere gelegenheid, waar zulks maar eenigszins pas zou gaven, verschijnt, waar- door haar populariteit in Nederland zou moeten stijgen. Het verwijt schijnt reeds daarom alleen zoo onbillijk, omdat de Eerste Vrouw van Nederland zoo met werk van allerlei aard overstelpt is, dat zij geen tijd en gelegenheid zou kunnen vinden al die kleinere en grootere plaatsen in Nederland te bezoeken. Maar het verwijt is er ten slotte ook zoo algeheel naast, omdat in de nu beeicidigde periode van 35 jaar wel is bewezen, dat er geen ramp in Nederland van eenigen omvang kan gebeuren, of de Koningin staat klaar het gebied van die ramp te bezoeken. Maar op die oogen blikken, dat Haar tegenwoordigheid werke- lijik vereischt wordt, heeft nog geen instel- ling van werkelyk algemeen Nederlandsch belang tevergeefs een beroep op haar aan- wezigheid, bij inwijding of huldiging ge- daan. Wat weinigen toentertyd wisten, heeft nu wijlen Minister en Professor Treub in zijn werk: „Oorlogstijd" onthuld dat in de oorlogsjaren de instelling van het Koninklijk Nationaal Steuncomite geheel en alleen aan het initiatief van de Konin gin te danken is. Zonder van eenig ge- volg vergezeld te zijn, verscheen de Koningin ter oprichtingsvergadering van het Comite, waar zy de volgenide ver- klaring aflegde: „De berichten, die tot mij komen omtrent de stoomis of den stilstand in de bedrijven, ontstaan tengevolge van den oorlog en het ten onzent bestaan- de oorlogsgevaar, doch bovenal de kommer en de zorg, die my allerwege tegemoet treden, waar ik mij beweeg te midden van mijn volk, vervullen mij met groote deemis voor de velen, die in zoo benarde omstandigheden ver- keeren. Het is daarom, dat ik een beroep doe op al mijn landgenooten, die tot helpen in staat zijn, teneinde met mij eendrachtig de handen ineen te slaan en plannen te beramen en uit te voeren, opdat aan den nood, voor zoover dit in ons vermogen ligt, het hoofd worde geboden." Hier sprak in deze voor Nederland zoo bange ure, toen nog niemand wist, of Neder land al dan niet nog in den wereldoorlog zou worden meegesleurd, de waarachtige Landsmoeder, die het hoofd koel wist te houden op een oogenblik, dat velen zich door hun zenuwen lieten meesleepen en die boven en voor alles begreep, wat nu haar plicht gebood haar te doen. Zooals de Koningin handelde in de dagen van ook voor Nederland zeer naby oorlogs gevaar, was in wezen niets anders dan de consequentie en letterlijke uitvoering van de woorden, gesproken bij de aanvaarding van Haar levenstaak op den 6den September 1898 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam: Oranje kan..nooit ueen nooit genoeg voor Nederland doen!" In de 35 jaren van de regeering, die nu achter Koningin Wil helmina en Haar Volk liggen, is we! alles- zins afdoende bewezen, dat Zij getrouw is geweest aan de het zelf gestelde levensdoel: te regeeren, zooals van een Vorstin uit het Huis van Oranje mag worden verwacht! Moeilijke taak voor Haar op- volgster. Wanneer te eeniger tijd onvermijdelijk het oogenblik zal zijn gekomen, dat Koningin Juliana de taak van Koningin Wilhelmina zal hebben overgenomen, is het in het huidig tijdsbestel wel niet anders mogelijk, dan dat de taak van de nieuwe Koningin nog heel wat moeilyker zal blijken te zijn dan in 1898 by de eedsaflegging door de achttien- jarige Vorstin het geval was. En aan Koningin Juliana zal men dan zonder het te willen, maar ook zonder het te kunnen ont- wyken, den maatstaf van Haar Moeder aan- leggen. Maar, dat het Neder landsche Volk dien maat staf en heusch geen andere zal aanleggen, pleit voor de wijisheid van het huidige regeerings beleid, dat in meer dan een derde van een eeuw 'bewezen hee^t, getoetst aan de onwrikbare lessen der ervaring, een juist be- leid te zijn geweest. Is dit niet hoogsfce roem? Wanneer straks in het Amsterdamsche Stadion de offieieele huldiging van Hare Majesteit de Konin gin zal plaats vinden, moot bij de herdenking van het 35-jarig regeeringsjubileum wel in de allereerste plaats opvallen oryler hoe uiterst •'prgelijke omstandigheden deze herdenking geschiedt. Moge tien jaren geleden, in 1923, ook niet alles in Nederland roos- kleurig zijn geweest, vergeleken met da.i dag van heden, stond Nederland er ontegen zeggelijk veel beter voor dan nu mag wor den getuigd. Onvermengde vreugde zal de herdenking dus niet kunnen verschaffen. Niemand, die het waagt dit te verwachten. Symbool van eenheid. Maar zoo de vreugde niet onvermengd moge zijn, wel kan dit het geval zijn met de dankbaarheid van gansch het Neder landsche volk ten aanzien van Haar, die langer dan een derde gedeelte van een eeuw de eenheid van het Rijk heeft weten te BIJ DE ILLUSTRATIES: Links boven: Goutjen koets. Links beneden: Nu eens niet in een gou- den koets, maar on een boerenwagen (Ame- land September 1925). Midden: De jKoninklyke familie. Rechts boven: Als de nood heerscht, komt Koningin Wilhelmina zich jwrsoonlyk op de hoogte stellen van den omvang. Rechts benedenKoningin Williehnina by haar bezoek aan Parijs, Med 1912. symiboliseeren, die dit ten overvloede op zoo voortreffelyke wijze heeft gedaan. Wy, Nederlanders zijn een nuchter volk. Wij loopen niet gauw warm. Wy kyken by voorkeur zelfs alle katten uit alle boomen. Maar Gode zij dank! aan warme waar- deering voor waarachtige groote daden ontbreekt het ons vooralsnog geenszins. Ons land „op te stuwen in de vaart der volkeree" gelyk een groot Nederlander eens heeft geschreven is steeds einddoel van het Koninklijk streven geweest. En al moge men over het tempo dier stuwing wel eens verschillend hebben geoordeeld, niet te loochenen is, dat het kleine Nederland in 1899 en in 1907 tijdens de vredesconferenties, later door de vestiging van het Hof van Arbitrage, vervolgens door het Parmanente Hof van Internationale Justitie, nog zeer on- langs, in den zomer van 1929 en in den win ter van 1930, door de belangrijke intematio- nale conferenties dier dagen, middelpunt is geweest van gansch de huidige beschaafde wereld. Het is uiteraard zeer moeilyk precies na te gaan welk het persoonlijk aandeel is ge weest, dat de Landsvrouwe heeft gehad by de keuze van 's Gravenhage als zetel dier instellingen en dier conferenties. Maar hy schat niet veel mis, die het waagt te onder- stellen, dat hier een onmiskenbaar persoon lijk element aanwezig was, dat eerst voor den lateren geschiedschryver zal zyn weg- gelegd geheel tot zyn recht te laten komen. Geneve moge, vooral door Fransche in- vloeden, zetel zijn geworden van den Volken- bond, wijl men te Parijs voor en boven alles een Fransch sprekende stad als zetel voor die nieuwe na den oorlog geschapen instel ling begeerde en men ons land er langen tyd vac heeft verdacht al te zeer naar Ber- lyn georie'ateeerd te zijn, het is de vraag. of de rustige rust van 's Gravenhage niet zoude zyn verstoord door het onderling gekrakeel en het onvermijdelijke en nimmer eindigende gekuip, dat nu aan Gen&ve reeds jarenlacg de rust van eertijds van de schoone stad aan het Lac Leman heeft ont- nomen. Dank zij haar ,,staag, moeilijk beleid" gelyk Professor J. d'Aulnis de Bourouill heeft getuigd is het der Koningin gelukt de onzijdigheid van Nederland in de bange jaren 1914 tot 1918 te bewaren. Nu vyf-en-dertig lange jaren vrede ons land en ons volk beschoren zijn geweest, past het aan datzelfde land en datzelfde volk in ontzaglijike dankbaarheid op te blik- ken naar de Draagster van de Nederlandsche Kroon, die zoo groote winste voor Neder land en het Nederlandsche Volk heeft weten te bereiken. Bij de vele heilwenschen, die in deize dagen Hare Majesteit ongetwyfeld zullen toevloeien, prijzen wy ons gelukkig ook de onze te mogen voegen aan Haar, die zoo gelukkig de wapenspreuk van Haar Door- luchtig Huis getrouw is gebleven: „Je Malntiendrai!"

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 2