ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Mijn Eiland
MERCURIUS
HAVERMOUT
Tweede Blad
No. 9030
VRIJDAG 18 AUGUSTUS 1933
73e JAARGANG
Gesprekken in het Donker.
FEUILLETON
BINNENLAND
BUITEVLAND
ii.
CENT PER
PONDSPAK
NEDERLANDSCH FABRIKAAT
UZENSCHE
Het eerste gesprek, door Adolf Keller
in zijn boek ,,De onbekende God" mede-
gedeeld, behandelt zooals wij zagen
de verhouding van het oudere en jongere
geslacht. Daarbij kan en moet zeker
worden gesproken van een conflict, maar
een tweede moeilijkheid, waarmede men
bijna dagelijks in aanraking kan komen,
betreft de verhouding van man en vrouw.
Daar zijn menschen, zooals ook in een
tweede hoofdstuk wordt uiteengezet, die
bij het overdenken* van dit conflict tot de
vrij troostelooze conelusie zouden kunnen
komen, dat het dan maar beter is om niet
te trouwen, Wilde men grappig zijn bij
het bespreken van een zoo diep ernstige
zaak, dan zou men met een citaat uit
Schopenhauer kunnen zeggen: ,,Trouw
of trouw niet het zal u in ieder geval
berouwen" zoo op dezelfde manier van j
een spreuk, die men ons dezer dagen
voorlas: ,,Als je dorst hebt en je drinkt,
dan blijf je dorstig; en als je dorst hebt en
je drinkt niet, dan blijft je ook dorstig".
Maar grapjes zijn hierbij heelemaal niet
op hun plaats; integendeel: het neerstor-
ten van zoo velen in dezen afgrond moet 1
ons aangrijpen. Men moet maar eens j
letten op die echtscheidingsprocessen!
Dan vraagt men zich van zelf af: waarom
verbreken zoovelen toch tegenwoordig
hun huwelijk Waarom eindigt zoo
menige mooie liefde in bittere teleurstel-
ling Waarom bezondigen zooveel men
schen zich juist op dit terrein Zou het
zijn, dat zij liefde beloofden, maar achter-
af bleken, die toch»niet te kunnen geven.
of zijn zij mis'schien te lichtvaardig ge-
weest?
Het zal wel volkomen juist zijn, wat
Keller zegt, dat de mystiek der liefde niet
onderwezen noch geleerd kan worden.
Hij schrijft: ,,zoolang men er slechts over
praat, is het, alsof je met je handen uit
een bron water schept,het meeste
loopt tusschen de vingers door". Dit is
dan ook de reden, waarom geen enkel
boek of geschrift over het huwelijk ons
kan voldoen.
Maar er is een derde conflict, dat mins-
tens even groot en ernstig is: dat tusschen
patroons en arbeiders. Wij willen daarbij
dit keer wat langer stilstaan. Keller tee-
kent, hoe er in het kantoor van een fabri-
kant een delegatie van vrijgestelden ver-
scheen. Mijnheer Helbing ontving hen
vriendelijk, en vroeg wat zij wensahten.
Zij hadden gehoord, dat de fabriek ge-
sloten zou worden, en nu wilden zij daar-
over graag inlichtingen ontvangen. In
plaats van een direct antwoord te geven,
nam de fabrikant eenige groote kantoor-
boeken van een plank, en legde die voor
zijn arbeiders op tafel. Zij konden toch
rekenen, niet waar Nu, dan moesten zij
deze zakenrekening eens met hem door-
kijken. Zij zouden ook wel weten, wat
een balans was. Hier hadden zij er nu
enkele: ook maandelijksche, tusschentijd-
sche, en daaruit zouden zij vrij getmak-
kelijk den stand van zaken kunnen op-
maken.
Het werd hun alles getoond: de grond-
stoffenrekening en de loonregeling en het
schuld- en productenkonto. En dan was
daar de bankrekening en daarnaast de
door
VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden.)
7)
(Vervolg.)
Eindelijk warm de trossen vastgemaakt en
nu kregen we, over de neergelaten statietrap,
den gewonen icitocht van de haven-employes.
Daarbij was ik noodig en dus verliet ik mijn
plaats op den voorstevm en ging naar het
achterdek. Op mijn weg daarheen liep ik
Ross tegeu het lijf, die in een lange regenjas
en met zijn onafscheidelijke pijp in den mond
het schouwspel met zijn gewcne goedgehu-
meurde onverschilligheid stond aan te kijken.
,,Kan ik iets voor je doen, Dryden?" infor-
meerde hij.
Ik bleef st^n. ,,Ga je dadelijk naar den
wal?" vroeg ik.
Hij knikte. ,,Ik moet naar 't kantoor met
mijn papieren. Met een half uur ben ik weer
terug".
Vlug knoopte ik mijn jas los en haalde het
telegram van Mrs. Wilmot en Drayton te
voorschijn.
,,Als je er tijd en gelegenheid voor hebt",
zei ik, ,,schel deze menschen dan op en maak
een afspraak voor me. Hoe laat kan me niet
schelenaJs 't maar nh twaalven is".
Hij nam het papiertje van me aan en stopte
het in den zak van zijn regenjas.
,.Dat breng ik wel even in orde, jongeman",
ibeloofde hij. „Ik zal zorgen, dat de roode
looper er op tjld ligt".
Ik drong door de drukpratende en gebareci-
winst- en verliesrekening. De grondstof-
fenvoorraad stond voor vier millioen te
boek, dat wil zeggen: zooveel had men
er voor moeten betalen. Daar kwamen
dan nog bij de rente van den voorraad en
de gebouwen. En zijn wel-ingelichte ar-
beiders wisten reeds, dat met de daling
van de groothandelsprijzen deze voor-
raden zeer in waarde waren verminderd.
Maar wisten zij ook, hoeveel deze cijfers
beteekenden Hij liet hun zien, hoe op
19 Dec. door de daling der prijzen als
met een slag de heele voorraad ongeveer
een half millioen in waarde verminderd
was. Zij mocbten ook nog verder zien.
Daar stonden b.v. de Engelsche debiteu-
ren te boek voor 120.000 pond, maar zij
hadden wel vernomen, dat de Engelschen
het aoudpond hadden laten vallen, en dat
hield in, dat zij van Januari af voor ieder
pond schuld niet meer 24.35, maar nog
slechts 18.50 fr. betaalden. Op dat groote
bedrag gaf dit een verlies (zoo maar eens)
van drie kwart millioen! Zou dat nog uit
de reservefondsen kunnen worden be-
taald, werd er nu gevraagd.
Maar ook dat viel niet mee. Het
reservefonds bedroeg op 31 Dec. '29 nog
drie millioen francs. Door 'n krach van
twee Amerikaansche banken werd 1.2
millioen verloren. Dan werd een kwart
millioen afgeschreven door het faillisse-
ment van een Italiaanschen debiteur.
Verder was er een half millioen ,,bevro-
ren" in Duitschland, waar eenvoudig niet
werd betaald, terwijl het moratorium de
gelegenheid benam om het te innen. En
daarmee waren alle ellenden van dat
reservefonds nog niet beschreven. Reeds
sedert tien maanden waren er maande-
lijks bedragen uit het fonds opgenomen,
dat was begonnen met 50.000 fr., en dat
bedrag was nu al gestegen tot 300.000 fr.!
Waar men die bedragen voor had noodig
gehad Om de loonen van de arbeiders
uit te betalen, omdat er anders werklie-
den zouden moeten worden ontslagen.
Daarom was het reservefonds thans uit-
eput, en zij hadden uit de winst- en ver-
iesrekening reeds kunnen zien, dat de
fabriek niet meer rendeerde. Sedert zeven
maanden hadden zij nu al anderhalf mil
lioen ingeteerd. Daarbij waren nu nog de
nieuwe tolmuren gekomen, die den uitvoer
geheel onmogelijk maakten.
Maar ook de arbeiders hadden hun
moeiten. Een vertelde b.v. van zijn
maandloon van 350 fr., waar 110 fr. huis-
huur af moest. Van dat wat er overbleef,
moesten vijf menschen leven. Zij waren
van overtuiging, dat het kapitalisme van
dit alles de schuld had, en dat de handel
op een nieuwen grondslag moest worden
begonnen, volgens een vast plan en dan
volgens behoefte, en niet meer om winst.
Maar dachten zij nu werkelijk, dat zoo'n
planmatig bedrijf meer zou kunnen uit-
geven dan ontvangen Meenden zij
heusch, dat een schrale katoen-oogst
even voordeelig verkocht zou worden als
een rijke Dachten zij werkelijk, dat er
dan niet meer met luiheid en slechtheid,
met hebzucht en bedrog gerekend zou
moeten worden Zou het dan niet meer
hagelen of vriezen Zou men ooit heel
de risico der bedrijven kunnen uitscha-
kelen
En dan moesten de arbeiders vooral
ook niet een te groote en hooge voor-
stelling hebben van de vrijheid der
patroons. Die stonden onder allerlei
dwang: de dwang van nog andere maat-
schappijen, de dwang der hooge loonen,
die zij niet zelf mochten of konden be
palen, de dwang der sociale wetten, even
de passagiers bden en ging naar beneden,
om mijn rol bij de gebruikelijke formaliteiten
te vervullen. Dat nam ongeveer een uur in
beslag en toen ik weer aan dek kwam vond
ik daar Ross, die op een op zijn kant gezetten
hutkoffer phlegmatiek- rookend zat te wach-
ten.
,,Die afspraak van je is in orde, jongeman",
begroette bij me. ,,Haif een, precies en je
kunt je verder prepareeren op een feestelijke
ontvangst. Ze sloegen acbterover, toen ik je
naam noemde".
„Jij overdraft nooit, he Ross" zei ik scep-
tisch. „Maar ondertusschen dank ik je
z&dr
Om even over elven was ik met mijn werk
aan dek klaar en daar mijn tegenwoordigheid
niet langer noodig was, ging ik naar mijn
hut, om me te verkleeden. Op de trap kwam
ik de stewardess tegen, die ik het bewuste
briefje had laten bezorgen. Op mijn vraag
kreeg ik ten antwoord, dat ze het, zooals ik
gezegd had, aan de „jonge dame" zelf had
overhandigd, maar dat de ,,jonge dame" niets
had gezegd en haar ook geen antwoord of
boodschap had meegegeven en dat ze nu a.
veq boord was. Ze keek meelijdend, maar
dat hoefde niet. Ten slotte had ik niets
anders verwaeht en kon ik een gepaste on
verschilligheid ten toon spreiden.
Het regende nog dat het goot, de planken
van de kade glommen en het licht hing er
zwaar en grauw. Maar ik was innerlijk te
opgewonden om me om zulke bijkomstig-
heden te bekommeren. Na een korte wan-
deling ging ik het station van de ,,Onder-
grondsche" binnen en installeerde me in een
hoekje van een rook-coupe eerete klasse in
gezelschap van een lekkere sigaar, waarvoor
ik geen sou inkomende rechten betaald had.
Een gelegenheid als deze vroeg in mijn opinie,
om wat extra's.
Bij mijn aankomst in de Temple, praaide ik
een taxi en gaf den chauffeur bevel me naar
het adres van Mrs. Wilmot eci Drayton te
brengen. Die tocht viel diet mee, want het
Strand, zoowel als Chancery Lane waren,
als der collectieve regelingen, waarbij ab-
soluut geen verschil werd gemaakt tus
schen goede en slechte arbeiders. Werd er
een nieuwe uitvinding gedaan, dan werd
die onmiddellijk weer een dwang, want
dan kon men zijn ouderwetsche machines,
hoe deugdelijk zij overigens nog waren,
eenvoudig weer opruimen of zelfs weg-
gooien. En welk een dwang ging er b.v.
niet uit van de mode Kwam de buibi-
kop in zwang, dan werd opeens de heele
lint-industrie geru'ineerd, en moest allerlei
weer worden veranderd. Dus hing de
toestand van de markt zeker niet van de
patroons af. Douanerechten en vreemde
muntstandaard, het gedrag der debiteu-
ren, de staatsbelastingen en het staats-
toezicht dat alles was gelijkelijk onbe-
rekenbaar, en zou men dan nog bij de
patroons van vrijiheid willen spreken
De arbeiders mochten, zoo meende die
patroon, ook wel eens meer bedenken,
dat het bij een goed bedrijf niet alleen
gaat om persoonlijk voordeel, maar om
samenwerking in een gemeenschap, om
een groote arbeids- en belangengemeen-
schap, om een gemeenschappelijk lot, om
solidariteit. Elk bedrijf was bijna een in-
ternationale machine, die niet vanuit een
enkel land of door een abstract idee kon
worden beheerscht.
En dus blijft slechts deze vraag over,
of werkelijk de gemeenschap als zoodanig
een bedrijf kan leiden of dat men daar-
voor den enkeling noodig heeft, zijn ini-
tiatief, zijn ontwikkeling en zijn leiding.
Elk bedrijf heeft verantwoordelijke leiders
noodig, en dat niet bedoeld als overheer-
schers of despoten, maar als handen en
vooral als hoofden der gemeenschap.
Conelusie: men geloove in geen enkele
maatschappijvorm, maar men neme een
voudig het leven en de gemeenschap voor
wat zij zijn, d.w.z.: als risico. De tijden
zijn ernstig, laat men voorzichtig zijn, nu
vooral, en geen nieuwe dingen meej
wagen. Laten we alleen maar hopen, dat
de toestanden nog opklaren. Op het
moment is het aan alle zijden donker en
er gloort geen morgenstond.
IN DUITSCHLAND GEARRESTEERD.
Naar ,,Het Volk", meldt, is de secretaris
gan den Nijmeegschen bestuurdersbond, H. M.
Spansier, te Kleef, toen hij daar Zaterdag
vertoefde, gearresteerd.
Het sociaal-democratische Tweede Kamer-
lid Ir. Albarda heeft de bemiddeling en tus-
schenkomst verzocht van onzen minister van
Buitenlandsche Zaken, Jhr. de Graeff.
Het ministerie van Buitenlandsche Zaken
heeft in verband met de arrestatie van den
heer H. M. S., secretaris van den Nijmeeg
schen Bestuurdersbond, Zaterdag j.l. in
Duitschland, bij de betrokken Duitsche auto-
riteiten inlichtingen ingewonnen.
EEN FRIESCH OPPOSITIE-CONGRES.
Te Heerenveen is een vergadering gehouden
van afgevaardigden van verschillepde mo-
derne arbeiders-organisaties in Friesland.
In verband met de richting die de S.D.A.P.
gaat inslaan, oordeelde de vergadering dat de
belangen der arbeiders daardoor worden ge-
schaad en actie daar tegen noodzakelijk is.
Besloten werd in Heerenveen tot dat doel,
een Friesch oppositiecongres beeen te roepen.
NOODLIJDENDE GEMEENT1EN.
Een brief van den minister.
De minister van Binnenlandsche Zaken
heeft een brief gericht tot de colleges van
zooals gewoonlijk, gedeeltelijk opgebroken en
dat maakte om de twee minuten stoppen
noodig. Maar ten slotte lukte het cos, door
Holbom heen te komen en een paar minuten
later zwenkten we met een wijden draai de
rustige, gepast-deftige atmosfedr van Bed
ford Row in.
No. 117 was het laatste huis, een groot
ouderwetsch gebouw, dat als eea monument
die waarlijk achtenswaarcjige straat afsloot
Ik mikte het stompje van mijn sigaar het por-
tier-raampje uit, sprong op het trottoir en be-
taalde den chauffeur. Tenwliji ik dat deed, of
eigenlijk, toen ik me omdraaide viel mijn blik
op een man, die en meter of vijf verderop
tegen het hek stond te luieren. Onder andere
omstandigheden zou ik den vent geen tweeden
blik waardig gekeurd hebben, maar er was
iets in zijn houding alsof hij buitengewoon
veel belang stelde in mijn en laten, maar
dat niet wou laten blijken -dat onmiddellijk
mijn aandacht trok. En daar ik niet veel last
heb van verlegenheid, bleef ik kalm staan en
bekeek hem op mijn gemak. Hij was niet be-
paald een aantrekkeliijk exemplaar van de
soort mensch en de zeer dubieuze aanspraken
op schoonheid, die hij misschien eens bezeten
had, waren voor eens en altijd te niet gedaan
door een gebroken neusfoeen, dat zelfs op een
afstand van een meter of vijf zichtbaar was.
Toen hij me zag kijken, keerde hij zich met
slecht voorgewende onverschilligheid om en
slenterde verder de straat 'in. In onizekerheid
of ik wel goed gozien had, of hij werkelijk
wel zooveel belang in me stelde als ik dacht,
bleef ik staan en keek hem na. Een oogenblik
kwam het plan bij me op, om hem achtema
te gaan en hem te vragen wat hij van me
moest", maar ten slotte liet ik dat varen.
't Was te onwaarschijoliijik, dat een volmaakt
vreemd iemand mij zou bespionneeren en
ten slotte zou ik den 'man overal herkennen
aan zijn gebroken neus. Zoo iets laat zich
niet weg schminken.
Met die overweging zette ik, in gedachten
een punt achter dit incident, duwde de deur
van no. 117 opea en ging de hal in.
Ged. Staten, waaraan het volgende wordt
ontleend
„In verband met het feit, dat het dienstjaar
1933 reeds voor de helft is verstreken bestaat
geen bezwaar, dat de besturen, van gemeenten
welke hunne begrooting zonder raming van
een post voor Rijksonderstand in de kosten
der gemeentehuishouding niet sluitend heb
ben kunnen maken, ingevolge art. 246 der ge-
meentewet door uw college worden gemach-
tigd tot het doen van uitgaven tot het voile
bedrag, hetwelk op de onderscheidene begroo-
tingen is uitgetrokken, voor zoover deze uit
gaven gevolg zijn van contractueele verplich-
tingen, waaraan de gemeenten zich niet of
niet meer kunnen onttrekken, zooals jaar-
wedden, loonen, renten, aflossingen, premies
voor verzekeringen, pensioensstortingen.
Voorts bestaat geen bezwaar, dat deze ge-
meentebesturen worden gemachtigd tot het
doen van andere uitgaven tot drie-vierde ge-
deelte der aangevraagde posten der begroo
ting, waartegen uw college geen bedenkingen
heeft en voorzoover zrj betrekking hebben op
strikt onvermijdelijke uitgaven."
DUITSCHLAND EN OOSTENRIJK.
De Duitsche delegatie naar het internatio-
naal congres van onderwijzersbonden te San-
tander is, schrijft de N. R. Crt., dezer dagen
op voorstel van een Fransch afgevaardigde
uitgesloten, omdat zij naar het oordeel van de
meerderheid geen vrije vakvereenigingen ver-
tegenwoordigde, aangezien deze in het rijk van
Hitler niet meer bestaat.
In Duitschland heeft de uitsluiting niet wei-
nig opzien gebaard en men neemt het vooral
den Oostenrijkschen vertegenwoordiger Binden
kwalijk dat hij met zijn felle aanklacht tegen
,,de Duitschers, die den vrede in zijn land heb
ben vemietigd" het Fransehe voorstel steunde
en het voor de andere delegaties uiterst moei-
lijk maakte om er tegen te stemmen. De Oos-
tenrijker had toch te kennen gegeven dat hij
niet in zijn land kon terugkeeren na met
Duitschers te hebben samengewerkt. Dit was
een nauwelijks verholen bedreiging dat de
Oostenrijkers de zaal zouden verlaten als de
Duitschers mochten blijven. Zoo bleef het be-
roep van den Engelschen voorzitter op een-
dracht onverhoord en werd den Duitschers
met 40 tegen 21 stemmen de deur gewezen.
De Duitsche pers neemt het gebeurde hoog
op. Zoo schrijft de Germania: „De leider van
de Duitsche delegatie was geen Noord-Duit-
scher maar een Beier, n.l. de Beiersche minis
ter van onderwijs Schemm. Ook de tweede
vertegenwoordiger, de onderwijzer Kolb, is een
Zuid-Duitscher. Niets kan beter de denkwijze
en de oogmerken van de huidige regeerings-
kringen in Oostenrijk in het licht stellen dan
dit feit. Immers deze kringen wisten vroeger
geen woorden genoeg te vinden om bij elke
gelegenheid op de stamverwantschap en de
historische en cultureele eenheid van Beieren
en Oostenrijk den nadruk te leggen meer-
malen zelfs wat al te sterk. Dit alles is nu
plotseling veranderd of heeft vbor deze krin
gen althans zijn beteekenis verloren, sedert in
Beieren niet meer de heeren Held en Schaffer
de lakens uitdeelen, maar mannen van zoo
kem-Duitschen aard als stadhouder v. Epp en
minister Schemm de teugels in de hand hou-
den. Wie de groote, indrukwekkende rede van
Schemm op Pinksterzondag te Passau over
.Beieren en de Zuid-Duitsche taak in het
Zuid-Oosten" heeft aangehoord, kan slechts
met verkropte woede het gedoe van dezen on-
gelukkigen Oostenrijker als verraad brand-
merken. Op de Int. Arbeidsconferentie te Ge
neve zijn het enkele maanden geleden de
marxistische vertegenwoordigers geweest, die
de Franschen het voorstel tot uitsluiting van
de ,,fascisten" hebben laten indienen en zoo-,
doende de Duitsche afvaardiging verdere deel-
neming aan de beraadslagingen onmogelijk
hebben gemaakt. Men mag bijgevolg met recht
de vraag stellen of de Oostenrijksche vertegen
woordiger te Santander de eerzucht heeft ge
had de rol van de internationale marxxisten
tegen de Beiersche stamgenooten en het ge-
DERDE HOOFDSTUK.
In plaats van in een hal kwam ik in een
ibreede gang, met aan het eind een steecien
trap. Elven voor de trap zag ik aan mijn
rechterhand een openstaande deur en door
die deur ontdekte ik een meneer, die aan een
bureau zat te werken. Bij het hooren van
mijn voetstappen keek hij op.
,,Goeden middag", begon ik. ,,Ik ben
Dryden, John Dryden. Ik heb een afspraak
met een van de heeren, Mr. Wilmot of Mr.
Drayton".
De meneer stond zonder zich te haasten op
en kwam om het bureau naar me toe.
„Gaat u even zitten", noodigde hij me uit,
„dan zal ik even gaan kijken of Mr. Drayton
u ontvangen kan. Mr. Wilmot is al zeven
jaar dood."
Ik deed mijn .mond open, om hem te con-
doleeren, maar zender te wachten op wat ik
m&er te zeggen had, schuifelde hij de kamer
uit en begon zijwaarts, als een kraib, naar
boven te klimmen. Om mijn gedachten van
het komende onderhoud af te leiden ging ik
naar den schoorsteen en begon de titels van
de boeken, die den schoorsteenmantel ver-
sierden, hardop te lezen. Het was een ge-
noeglijke collectie met Webster's Dictionaire
tot linkerhoeksteen en na verschillende trap-
pen van frivoliteit doorloopen te hebben, ein-
digend in Whitaker's Almanak als rechter-
hoeksteen, in een zedige bruine kaft, alsof
er heel wat gewaagde dingen gecamoufleerd
moesten worden. Ik stond me juist af te vra
gen wie van de heeren de lievelingsschrijver
van den ouden man zou zijn, toen ik zijn
voeststappen langzaam slepend, de trap
hoorde afkomen. Een paar oogenblikken
daama kwam hij binnen.
,,Wilt u maar even -meegaan?" vroeg hij.
,,Mr. Drayton kan u ontvangen".
Ik zette mijn parapluie in den standaard
en ging met hem mee ,de trap op en een lange
gang in. Een van de deuren, die daarop uit-
kwamen, deed hij open en ging terzij staan,
om me te laten passeeren.
Ingez. Med.
heele Duitsche volk over te nemen.'
Men kan begrijpen dat de Duitschers zich
gegriefd voelen over hun uitsluiting en ertegen
opkomen. Zij kunnen daarbij een beroep doen
op de stelling dat de politiek buiten de vak-
organisaties behoort te blijven. Aan den an-
deren kant is er evenwel iets te zeggen voor
de meening van de meerderheid te Santander,
dat de Duitsche vakbeweging zddver van de
vrijheid van eigen wilsbeschikking is afge-
raakt en z66zeer naar de pijpen van de natio-
naal-socialistische machthebbers moet dansen,
dat van een vruchtbare samenwerking met hen
nauwelijks sprake kan zijn. Wie bedenkt dat
onder nat.-soc. bewind tal van vakbonden het
leven onmogelijk is gemaakt, andere zijn ont-
bonden en hun bezittingen in beslag zijn ge-
nomen, zal ook zakelijk voor het standpunt
van de meerderheid kunnen voelen.
Het betoog van den Oostenrijker had echter
inderdaad niets met vakbelangen uitstaande
en het is jammer dat deze gevoelsargumenten
zooveel gewicht in de schaal hebben gelegd.
PREMIE VOOR ARBEIDSTERS, DIE GAAN
TROUWEN.
De leider van de nationaal-socialistische be-
drijfscellenorganisatie te Altona heeft in over-
leg met den raad van beheer der firma A. L.
Mohr, een plan ter vervanging van vrouwe-
lijke door mannelijke arbeidskrachten ter
hand genomen. De betrokken ondememing
heeft zich daarbij bereid verklaard vrouwe-
lijke arbeidskrachten, die een jaar onafgebro-
ken bij haar in dienst zijn geweest, bij het
aangaan van een huwelijk 500 Mark uit te be
talen en aan haar die minder dan een jaar in
dienst zijn geweest, een nader overeen te
komen bedrag. De aldus vrijgekomen plaatsen
kunnen dan door mannelijke arbeiders Uit de
naaste omgeving (echtgenoot, verloofde, vader,
zoon of broeder) worden ingenomen, waarbij
het hoogere loon door de firma zal worden ge-
dragen. Arbeeidsters, die een betrekking als
dienstbode aanvaarden, krijgen eveneens 500
Mark.
TE RNEUZEN, 18 Augustus 1933.
GEMEENTERAAD VAN TER NEUZEN.
De gemeenteraad kwam Donderdagvoormid-
dag bijeen tot het behandelen van een agenda
waarvan men kon verwachten dat zij op een
korten tijd kon worden afgehandeld, doch
waarop punten voorkwamen die, als zij een-
maal tot discussie aanleiding gaven moesten
doen vreezen dat het eind er niet aan verloren
was. 't Is bij de middelmaat gebleven. Een
der kwestieuse punten bleef ontijdig steken
door het staken van stemmen over een voor
stel tot uitstel, hetgeen in dit geval met een
aanneming overeenkwam, daar uitstel het ge
volg was.
Bij den aanvang der vergadering deed de
voorzitter blijken van het medegevoel van den
raad in het verlies dat de wethouder, de heer
Scheele heeft getroffen door het overlijden
zijner echtgenoote en een ander sterfgeval in
zijn familie.
Uit de mededeeling van ingekomen stukken
bleek, dat deze gemeente thans beschikt over
Ik zag een groote, ruime kamer met drie-
lange smalle ramen, die op Bedford Row uit-
zageti. Behalve een collectie wat aftandsche
gemakkelijke stoelen en een aantal zwarte
doozen bestond het meubilair uit een reras-
achtig bureau, bestrooid met papieren en
twee of drie stoffige bundels akten.
Biji mijn binnecikomen stond de heer, die
aan het bureau zat te schrijven op en kwam
naar me toe. Hij was eea keurig gekleede
man van een jaar of vijf-en-veertig met een
krachtigeei humoristischen ,,kop" en eerlijke
blauwe oogen. Van het eerste oogenblik af
vatte ik sympathie voor hem op.
..Drayton", stelde hij zich voor. „En ik heb
't genoegen, Mr. Dryden voor me te zien? U
heeft m'n telegram dus ontvangen?"
„Ja", zei ik, terwijl ik hem de hand drukte,
,,gistermiddag. Zooals u ziet, ben ik dadelijk
gekomen. Acht uur hedenmorgen was ons
officieele uur-van aankomst".
Hij trok een gemakkelijken stoel tot naast
zijn bureau. ,,Gaat u zitten", noodigde hij uit,
,,en maak het u gemakkelijk. Wilt u rooken?"
Hij liep om het bureau heen, nam een kistje
Larenagas van een tafeltje en hield het me
voor.
„Ik heb net een sigaar op", zei ik. „Maar
dat is geen reden, waarom ik er niet nog een
zou nemen".
„Natuurlijk niet", was z'n opg"ewekt ant-
woord. „Iemand, die twee sigaren achter
elkaar kan rooken, moet gebruik maken van
zoo'n aanibieding".
Hij stak er zelf ook een op, trok een stoel
bij en ging recht tegenover me zitten.
,,Het spijt me, dat we ons niet eerder met
u in verbinding hebben kunnen stellen", begon
hij op zakelijken toon „maar we hebben
moeilijkheden met uw adres gehad. Eerst was
dat niet te vinden. Uw oom wist niets anders
van u, dan dat u bestond en dus begrijpt
u
(Wordt vervolgd.)