ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. DEESSE heumaT No. 9028 MAANDAG 14 AUGUSTUS 1933. 73e Jaargang BIHVENLAND GENT on TER NEUZEN benevens de kwestie eener nieuwe sluis. Neemt dan a I leen PIRIN TER NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSBinnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,55 per 3 maanden Bg vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerlka f 2,overige landen f 2,35 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. Ultgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer /0,2tt KLEENE ADVERTENTKN per 5 regels 50 cent b{j vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend Handelsadvertentien br| regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrrjgbaar is. Inzending van advertentien liefst Sen dag voor de uitgave DPT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND DRANKWET. Burgemeester en Wetbouders van TER NEUZEN brengen ter openbare kennis, inge- volge artikel 38, juncto artikel 16 der Drank- wet, dat bij ben is ingekomen een verzoek om een verlof A van JAN MARINUS VER- HELST, van beroep koopman, wonende te Ter Neuzen, voor het voorlokaal van het per- ceel De Feijterstraat No. 23. Binnen twee welten nadat deze bekend- making is geschied, kan ieder tegen het ver- leenen van het verlof schriftelijk bezwaren indienen bij Burgemeester en Wethouders. Ter Neuzen, den 12 Augustus 1933. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. J. L .DREGMANS. Lo. Secretaris. Zooals wjj reeds in 't kort vermeldden, be- vatte het weekblad „De Binnenvaart" ter ge- legenheid van het beaoek van den vacantie- cursus van het Schoolfonds voor de binnen vaart een artikel van den heer Van der Steegen, burgemeester van Gent, weergeven- de de geschiedenis dier haven van af de oud- ste tijden, met aan 't slot een beschouwing over den noodzakelijken bouw eener nieuwe sluis te Ter Neuizen. Dat slot van het artikel luidt aldus: Eens door de sluizen van Ter Neuzen komen de schepen in de Wester-Schelde die op deze plaats reeds het karakter van een zeearm heeft gekregen; zeearm van 5 K.M. breedte en 30 M. diepte bij lage tij. De schepen welke zich naar de open zee begeven varen nu Wbstwaarts tot Vlissingen, over een afstand van ongeveer 25 K.M., waar zij de grens van Scheldemonding en Noordzee bereiken. Het verkeer naar Holland en den Rijn volgt gedurende een tiental K.M. de Noord-Ooste- lijke richting en komt te Hansweert in het kanaal vein dien naam, dat het eiland Zuid- Beveland doorsnijdt. De schepen varen dan verder door de Ooster-Schelde, Volkerak en Hollandsch Diep naar Dordrecht, Waal en De aandachtige lezer zal zelf reeds ontdekt hebben, dat deze prachtige toegangsweg, die onder de voornaamste kunstmatige zeevaart- wegen van de wereld moet gerangschikt wor den, eene ongerijmdheid vertoont die zonder verdere toelichting niet te verklaren is. Alle kunstwerken op het kanaal hebben inderdaad benutbare doorgangen van 26 M., doch de grootste sluis te Ter Neuzen, de sleu- tel van het kanaal kan slechts toegang ver leenen aan schepen van 17 M. breedte. Het kanaal van Ter Neuzen kan vergeleken worden met een prachtig paleis met breede gangen en ruime zalen, dat voor in- en uit- gang slechts te kleine en te smalle poortjes zou hebben. Om deze vzonderlinge toestand te verklaren moeten wij even een dertigtal jaren terug. Op het einde der XIXe eeuw waren de Gent- sche haveninrichtingen en him toegangsweg, het kanaal van Ter Neuzen had toen slechts een breedte van 65 M. van wal tot wal, van 17 M. op den bodem en een diepgang van 6,50 M., terwijl te Ter Neuzen slechts de twee kleine sluizen bestonden, volstrekt ccjvoldoende geworden voor het immer toe- nemend verkeer en 4e stijgende afmetingen der schepen. Een grootsch uitbreidingsplian werd ontwor- pen en de Belgische Staat sloot in 1894 eene overeenkomst met Nederland in uitvoering waarvan men de ve rbe te rings we r ken aan het kanaal en de bouw van de derde sluis te Ter Neuzen, waarvoor eene breedte van 15,75 M. werd voorzien, kon aanvangen. Tevens werd in de overeenkomst een artikel inge- lascht, art. 13, dat toen reeds de bouw van een vierde grootere sluis voorzag. Dit artikel luidt als volgt: „Indien de Bel gische regeering later den wensch uitdrukt eene nieuwe groote sluis te Ter Neuzen te zien bouwen en aan het Nederlandsch gedeelte van het kanaal de wijizigingen te zien brengen die door den bouw van dit nieuw kunstwerk noodzakelijk zouden worden zal hare vraag het voorwerp uitmaken van eene nieuwe over eenkomst tusschen beide regeeringen". Men kan van oordeel zijn dat Belgie toen- tertijd, waarschijnlijk omreden van bezuini- ging, eene vergissing beging door eene sluis te bouwen van onvoldoende afmetingen, doch gedame zaken nemen geen keer. Men moet zich spoadig van deze fout reken- schap hebben gegeven vermits men, terwijl de werken reeds aangervangen waren, de aanvan- kelijke voorziene breedte van 15,75 M. bracht op 18 M. Men mag echter de onderhandelaars van de overeenkomst van 1894 den steen niet toe- werpen vermits zij door art. 13 in ieder geval de toekomst van de haven van Gent vrijwaar- den. Daarenjboven voorzagen zij waarschijn lijk dat, op een gegeven oogenblik, eene enkele groote sluis niet zou volstaan om de uitbreiding van het zeeverkeer het hoofd te bieden. Dit artikel zou echter nu zonder verwtijl zijne toepassing moeten krijgen. De Gentenaars eischen met klem den bouw van de vierde groote sluis van Ter Neuzen omdat de bestaande sluis volstrekt onvoldoen- is. Hare afmetingen volstaan niet meer voor de groote zeeschepen, die de reeders tegen- woordig naar Gent zouden willen sturen en ook voor diegene die de uiterst mogelijke af metingen bereiken en voor dewelke den door tocht van de sluis bij stormweer niet van ge vaar is ontbloot. Er is bovendien een nog emstiger reden. De beide kleinste sluizen ziijn zonder eenig nut voor de groote zeevaart; gansch het verkeer van en naar de haven van Gent, alsook van de oevernijverhedd zoowel in Zeeland als in Belgie gebeurt langs dit eenig kunstwerk. Men mag zich de gevolgen van het lang- durig buiten gebruik stellen van deze eenige sluis, hetzij door .een acheepsramp of door averij aan de uitrusting niet indenken. In October 1930 werd door een ongeval de groote zeesluis voor drie weken buiten ge bruik gesteld. De in de haven ingesloten zeeschepen konden slechts met groote vertra- ging of heelemaal niet weg, terwijl de voor Gent bestemde schepen naar andere havens werden afgeleid. Hulde zij hier gebracht aan den Nederland- schen Waterstaat, die met bewonderings- waardige wilskracht en bekwaamheid de her- stellingswerken in den kortst mogelijken tijd tot een goed einde wist te brengen en de rampzalige gevolgen van dit ongeval voor de haven van Gent tot een minimum herleidde, Doch bovenstaand feit volstaat om afdoen- de te bewijzen, dat de huidige stand van zaken voor de tweede Belgische haven onmo- gelijk geworden is. Er moet ommiddellijk met den bouw van de nieuwe groote zeesluis een aauvang worden gemaakt. Dit werk zal in derdaad tenminste vijf jaren duren. Men mag bijna met zekerheid zeggen, dat de economische en financieele crisis die wij nu doorworstelen dan zal opgelost zijn, dat het zeevaarbverkeer een nieuwe vlucht zal geno- men hebben en de sluis er nog dringender noodig zal zijn dan heden. De Nederlandsche regeering heeft geen principieel bezwaar tegen den bouw van deze sluis; de kosten zouden, voor het grootste ge deelte door Belgie gedragen worden. De belangrijke Zeeuwsche nijverheidsstreek Ter NeuzenSluiskilSas van Gent zal trouwens, evengoed als Gent zelf, voordeel halen uit de uitvoering van het veeltoesproken kunstwerk. De uitbreiding der Hollandsche havens aan het kanaal, gepaard met deze der Gentsche zeevaartinstellingen, zou bij de hememing van het zeevaartverkeer, het versassen, dat enkel bij hooge tij kan geschieden, van al de schepen die binnen en buiten varen, langs om bezwaariijKer maken. De moeilijkheden zijn echter op gerezen van af het oogenblik, dat men het vraagstuk van de Sluis van Ter Neuzen is gaan koppelen en ondergeschikt maken aan het ingewikkeld netelig probleem dat door de onderhandelaars van het l^ederlandschBelgisch verdrag diemt opgelost te worden. Men hoopte ongetwijfeld, op dit oogenblik, dat deze kwestie heel vlug in haar geheel zouden opgelost worden; men weet echter ge- noeg hoe weinig deze onderhandelingen op- schieten en hoe ver wij nog van de oplossing verwijderd zijn. De Gentenaren hebben steeds aangedrongen de kwestie van de sluis te Ter Neuzen afzonderlijk te zien behandelen. Een enkel oogenblik kon men van meening zijn, dat de samenkoppeling met het algemeen verdrag kon geschieden, toen in 1925 de hoop gekoesterd werd dat het verdrag Hymans Van Karnebeek onverwijld bekrachtigd zou worden. Nu men echter acht jaren later nog steeds niet kan beweren, dat de afsluiting van een algemeen verdrag in het verschiet is, mag de bouw van de sluis te Ter Neuzen niet meer van dit tractaat afhankelijk gemaakt worden. De Gentenaren steunen zich op em ver- worven accoord dat door art. 13 van de Con ventie van 1894 bepaald werd omschreveo. Het is billijk en logisch dat de Nederland sche Regeering, bij het sluiten vein het bij- zonder accoord, dat in die overeenkomst voorzien werd, vrage dat de zaak der spoor- wegtarieven, die men ten voordeele van Ter Neuzen opnieuw wil inivoeren, terzelfder tijd geregeld worde. Deze kwesties staad, inderdaad, onderling in verband. Het schi/nt ons echter strijdig en met de letter en met den geest van art. 13 der conventie van 1894, het bouwen der sluis, voorzien, in deze conventie, ondergeschikt te maken aan de oplossing van vraagstuk- ken, die noch met deze conventie, noch met het regime der Vaart van Ter Neuzen, maar iets te maken hebben. Mocht de Nederlandsche Regeering in deze houding volharden, dan ware de zaak voor een cnbepaalden termijn verdaagd en misschien wel voor lang, te oordeelem naar den duur der thans aangeknoopte onderhandelingen. Er zou aldus belangrijk en niet te rechtvaar- digen nadeel berokkend worden niet alleen aan de Gentsche haven, maar ook aan de Zeeuwsche belangen, want, zooals reeds ge- zegd, de Hollandsche havens aan het kanaal zijn, zoowel als Gent, betrokken bij het uit- voeren van het nieuwe kunstwerk met hetwelk zonder dralen een aanvang zou dienen ge maakt wil men gereed zijn tegen het tijdstip, dat het zeeverkeer der Hollandsche en Belgi sche havens der Vaart van Ter Neuzen her- nemen en steeds drukker en drukker worden zal. Het ware voonzeker te wenschen, dat een nieuw Hollandsch—Belgisch verdrag tot stand kwame en dan meteen al de kwesties, die tusschen beide landen hangend zijn, ge regeld werden in demzelfden geest van vol- komen verstandhouding op eccnomisch gebied als er heerscht op politick terrein. Intusschen echter is de Conventie van 1894 nog steeds Van kracht en meenen wij ze te mogen inroepen om, overeenkomstig haar art. 13, het bouwen van de nieuwe sluis te eischen, dat er uitdrukkelijk bij voorzien is en dat verre van ongunstig te zijn voor de Neder landsche belangen eerlang en alvorens men den t.jd heeft het te bouwen, even noodzake lijk zal zijn voor de Hollandsche zeevaart als voor deze Haven van Gent. Het laatste nummer van ,,De Binnenvaart bevat naar aaaleiding van dit artikel de vol- gende beschouwing van den heer N. J. Harte, secretaris der Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zeeuwsch-Vlaanderen De haven van Gent en hare verbinding met de Wester-Schelde. Aan de Redactie van „De Binnenvaart" Amsterdam. Bovenstaand artikel in uw nummer van 28 Juli 1.1., no. 39, van den heer A. van der Steegen, burgemeester van Gent, noopt mij u een kantteekening te zenden, omdat in het bijzonder het slot een onjuiste meening zou kunnen verwekken bij onze landgenooten, die met deze zaak niet nader bekend zijn. In de eerste plaats wil ik er op wijzen, dat bij de onderhandelingen over den bouw der tegenwoordige Westsluis, in 1894, juist de Nederlandsche ingenieurs die bij de onderhan delingen betrokken waren, hebben gewezen op de noodzakelijkheid van het bouwen eener sluis van grooter afmetingen dan Belgie wenschte. Thans is die sluis wat grootte betreft niet meer voldoende voor de behoefte, doch boven dien is nu reeds ten tweedem male gebleken welke gevolgen uit het bezit van slechts 4dn groote sluis voor de zeehaven van Gent kan voortspruiten. Er is weinig voor noodig, een verkeerd uitgevoerde manoeuvre in de machi- nekamer van een stoom- of motorsehip en dat daardoor een der sluisdeuren stuk vaart kan oorzaak worden, dat de vaart voor dagen of weken gestremd is. „De Gentenaars eischen", schrijft de heer Van der Steegen, „met klem den bouw van de vierde groote sluis van Ter Neuzen, om dat de bestaande sluis volstrekt onvoldoen de is". W&ar adresseeren de Gentenaars echter dien met klem uitgesproken eisch? Zooals de burgemeester van Ter Neuzen, de heer J. Huizinga, het op 2 Augustus j.l .in de Gentsche stadhuiszaal reeds deed gevoelen, is het adres voor de Gentenaars in Brussel. Brussel moet Gent helpen! Het is nog nim- mer gebleken, dat de Gentsche stem dAAr bij zonder had geklonken heeft. Wel vemamen wij enkele jaren gelec -m dat men daar aan de Gentsche stem vo> een zekeren termijn het zwijgen had opgelegd. Trouwens, de geheele geschiedenis der haven van Gent door blijkt wel dat de stem der Van Arteveldestad te Brussel maar een zacht geluid verwekte, overstemd als die werd door de veel luider galmende der Antwerp- sche Sinjoren. Dit is jammer voor Gent, we kunnen er in mede voelen, dat het onthouden wordt wat het toekomt, maar het zou onjuist zijn, de schuld van den -tegenwoordigen omvoldoenden toe- stand ook maar eenigszins te wijten aan de houdig der Nederlandsche regeering. En toch zou men, bij oppervlakkige kennis- neming van bet schrjjven van den heer Van der Steegen dien indruk kunnen krijgen. Sinds overduidelijk bleek, dat men te Brussel weinig geneigdheid had Gent te helpen, heeft het bestuur dier stad stad en belanghabben- den bij de haven getracht voor haar streven steun ten Noorden der landsgrens te krijgen. Het wendde zich naar Ter Neuzen, met ver zoek bij de Nederlandsche Regeering te plei- ten voor een partieele oplossing der sluis- kwestie. De Ter Neuzensche autoriteiten, die van oordeel zijn door een eventueelen sluisbouw ten bate van Gent ook de belangen harer eigen haven en die van de langs het kanaal gelegen grensstreek te dienen, omdat zij over- tuigd zijn, dat, als het tot onderhandelingen komt, Belgie eerst het tegen Ter Neuzen gepleegd onrecht zal moeten herstellen, ver klaard-en zich bereid aan het verzoek van Gent te voldoen. Zij hehben dit ook gedaan, ea konden aan Gent berichten dat de Nederlandsche Regee ring gaame een daartoe strekkend verzoek uit Brussel in o-v'erweging zou nemen. Men was volkomen bereid die kwestie afzonderlijk te behandelen, los van de volledige Verdrags herziening, wat daarom niet zeggen wilde, dat men tegenover hetgeen Belgie ten behoeve van Gent noodig heeft, geen wisseliog van belangen zou wenschen. Dit was in 1929, doch het heeft nog geduurd tot het najaar van 1932, dat van wege Brussel in Den Haag werd geinformeerd of coze Regeering daartoe be reid zou zijn. De Minister heeft toen geantwoord, dat de Regeering op grond der Conventie van 1894 tot „cnderhandelen" bereid was, doch voegde daaraan toe de voorwaarden die hij daaraan verbond, die daarop neerkomen, dat Belgie aan Ter Neuzen zal teruggeven die spoor- wegtarieven die het daaraan nu reeds 12 jaar onrechtmatig onthoudt, en dat Belgie ten bate van het Zuidoosten van Nederland zou doen wat het ten behoeve van Gent in het Zuidwesten noodig heeft: verruiming van den vaarweg. De voorwaarde was dus: herstel van een onrecht en voorts gelijk oversteken. Na kennisneming van die voorwaarden is Bel gie op die vraag niet meer teruggekomen. Uit vorenstaande blij'kt dus, dat de schuld, dat geen voortgang wordt gemaakt met een nieuwe sluis voor Gent, niet aan Nederland sche zijde te zoeken is, doch dat men van Bel gische znde niet geaegen is ten behoeve van Gent (en Luik) gelijk over te steken. Op goede grooden heeft de burgemeester van Ter Neuzen te Gent als zijn overtuiging uitgesproken, dat ook thans nu we een nieuwe regeering hahben men in Den Haag ■nog steeds bereid is een verzoek van Belgi sche zijde tot een afzonderlijke oplossing der_ sluiskwestie in welwillende overweging te nemen, ail spreekt hat van zelf dat men daarbij op grand van hetgeen de Nederland sche nationale belangen eischen van Belgische zijde alsdan een even welwillend,e houding ver- wacht. Of die welwillende houding van Bel gische zijde in dit opzicht spoedig te ver wachten is? Reeds hare houding in de kwes tie der spoorwegtarieven laat daarop weinig hoop. De kwestie is ten slotte: Belgie heeft ten opzichte vain Ter Neuzen een moreele ver- plichting na te komen, doch laat dit na; Nederland heeft tegenover Gent alleen de verplichting dat het ten behoeve van verrui ming van den vaarweg met Belgie ,,onder- handelen" moet over een nadere overeen komst. Nederland wil dat ook gaarne doen, doch verlangt dan een gelijke behandeling. LINGERIE en KOUSEN Soldeeren aan belangrijke prijzen. Veldstr. 55, GENT Ingez. Med. DE KONINGIN SCHILDERT TE STOMPWIJiC Dinsdagmiddag heeft, naar de ,,Leidsche Crt." meldt, de Koningin op onopvallende wijze geruimen tijd doorgebracht in Stomp- wijk. Slechts heel enkelen van de vele voor- brjgaanden, welke van hun werk kwamen, her- kenden het Staatshoofd in de schilderes, die met een dame had plaats genomen bij de heg van den tuin van den heer v. d. Kraay. De Koningin bracht de ophaalbrug en het ge- boomte van hoeve Scheria met het daamaast gelegen arbeidershuisje op doek. De hofauto parkeerde op eenigen afstand. DE WINKELSLUITINGSWET EN DE HOUDING VAN MINISTER VERSCHUUR. Naar aanleiding van het onlangs gepubli- ceerde bericht, dat Minister Verschuur in- zake de Winkelsluitingswet zijn houding nog niet bepaald heeft, schrijft de heer B. H. Well- mann, secretaris van het comitd van actie tegen de Winkelsluitingswet: Misschien trekt de Minister uit het feit, dat de stroom van protesten tegen deze wet verminderd is de conclusie, dat het publiek zich aanpast aan de wet of de winkelier tevreden is? Noch het een noch het ander is waar! Het publiek moet zich aanpassen, maar dat gaat ten koste van het bestaan van vele win- keliers En de winkeliers? Zeker, die hebben zich in hun lot geschik't, omdat zij geloofd hebben in het woord van een minister, die op de vragen van het Tweede- Kamerlid den heer van Hellenberg Hubar antwoordde„dat de overweging van de resul- taten van het gehouden onderzoek naar de werking der Winkelsluitingswet er toe geleid heeft, dat een wrjziging van de Winkelslui tingswet 1930 is voorhereid, welke in hoofd zaak een verruiming van verkoopmogelijkheid in sommige kringen (consumptie-zaken) op Zondag beoogt en dat het betreffende wets- ontwerp naar hij vertrouwt, binnenkort bij de Staten-Generaal zal kunnen worden inge- diend." Deze mededeeling werd bovendien nog be- vestigd door den Minister aan het bestuur van de Vereeniging van suikerwerk- en chocolade- fabrikanten in een audientie op 9 Februari j.l. En op 5 Augustus 1933 verklaart dezelfde Minister, dat hij zijn houding inzake de win kelsluitingswet nog niet bepaald heeft! Het comito van actie tegen de Winkelslui tingswet, dat de actie in verband met de mededeelingen van den Minister aan het Tweede-Kamerlid van Hellenberg Hubar in nadere afwachting heeft stopgezet, zal thans edn dezer dagen opnieuw bijeenkomen om de gewijzigde houding van den Minister nader te bespreken. MR. D. FOCII. Naar de „Tel." verneemt heeft de Minister van Staat Mr. D. Fock het voornemen te ken- nen gegeven tegen 15 October a.s. het voorzit- terschap van de Ljberale Staatspartij „De Vrrjheidsbond" neer te leggen. De partijraad van de Lib. Staatspartij is in verband hiermede samengeroepen op 23 Sep tember e.k. in het Carlton Hotel te Amster dam; op 14 October zal in een buitengewone algemeene vergadering in de vacature wor den voorzien. Als opvolger van Mr. Fock komt, volgens het blad, ernstig in aanmerking een der beide vice-voorzitters der liberale partij, Mr. W. C. Wendelaar, burgemeester van Alkmaar. MONOPOUSEERING VAN DEN INVOER VAN GRANEN INGEVOLGE DE LANDBOUWCRISISWET. Met itigang van heden is in werking ge- treden het crisisgraanfoesluit 1933. Dit besluit, hetwelk steunt op de landbouwcrisiswet 1933, monopoliseert den invoer van granen en de derivaten daarvan. Ter toespoediging van de uitvoering van dozen graansteun, is onder goedkeuring van den Minister van Economische Zaken opge- richt de Stichting Tijdelijke Graancentrale, kantoor houdende Riouwstraat 176/178, Den Haag, directeur de heer H. M. Abraham. Deze steunregeling werkt in hoofdtrekken als volgt: De invoer vaa tarwe, gerst, mais, rijst rogge, bakkerij-afvallen, molen-afvallen, haver, gort, havermout is slechts onder bemid-deling van genoemde stichting toegestaan en zal slechts plaats hehben over de douanekantoren gevestigd te: Delfzjjl, Nieuwe Schans-Station, Oldeciizaal, Zevenaar, Lobith, Venlo-Station, Kerkrade, Eysden-Station, Valkenswaard, Roosendaal, Sas van Gent, Hansweert, Rot terdam, Amsterdam. Aan de genoemde douanekantoren zijn con- troleurs tarwewet 1931 aanwezig om toezicht op den ia- en doorvoer te houden en bewijzen met kwitantie af te geven aan den eigenaar TABLETTEN UifsluHsnd verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van 20 tabl. 70 cts. en oranjezakjes van 2 tabl. a to ctfc Ingez. Med. of vervoerder der ten invoer aangeboden goederen. Deze bewijzen worden door de met het toezicht belaste controleurs slechts ver- strekt na betaling van de door den Minister van Economische zaken ten behoeve van het Landbouw-Crisisfonds vastgestelde bedragen, welke zijn: tarwe, gerst, mais, rijst en daaruit bereide bloem, meel of glucose (met uitzondering van tarwemeel of tarwebloem voor menschelijke consumptie, waarover hieronder wordt ge- sproken: 1 per 100 K.G.; rogge (gedenatu- reerd) /I per 100 K.G.; rogge (niet gedena- tueerd) zoomede roggebloem en roggemeel 4 per 100 K.G.; molenafvallen, bakkerij-af vallen f 1 per 100 K.G.haver f 3 per 100 K.G.; gort /3 per 100 K.G.; havermout f& per 100 K.G. In het bijzonder wordt er de aandacht op gevestigd, dat deze bedragen niet in de plaats komen van den bestaanden bijslag op tarwe bloem B en semolina, welke is gebaseerd op de Tarwewet 1931. Deze bijslag wordt, zoo als tot nu toe, afzonderlijk in rekening ge bracht en met 1 per 100 K.G. verhoogd. Evenzoo blijft de voor de verschillende ar- tikelen bestaande contingenteering van kracht. De controleurs Tarwewet 1931 zullen op verzoek de ten invoer aangeboden rogge dena- tureeren. Voor die gedenatureerde rogge wordt een bedrag van 1 per 100 K.G. be rekend, terwijl voor ongedenatureerde rogge, zooals uit bovenstaande opgave blijkt, f 4 per 100 K.G. wordt berekend. Zachte tarwe, ten invoer aangeboden (be drag f 1 per 100 K.G.) wordt gedenatureerd, Voor in-dustrieele doeleinden kan hiervan ont- heffing worden verleend. Gemakshalve kunnen importeurs ten be hoeve en volgens voorschrift van de Stichting Tijdelijke Graancentrale een bankgarantie stellen of een depot-bedrag storten op haar girorekening 223453, waardoor betaling van de bedragen bij het aanbieden ten invoer wordt voorkomen. InJichtingen hieromtrent worden gaame door de T.G.C. verstrekt. Voor denatureeringskosten moet f 10 per 100 K.G. worden betaald. Het zal noodzakelijk zijn, dat de granep., welke per auto, vrachtwagen of spoorwagen. over de grens komen, in zakken zijn geladen, daar het denatureeren van ongezakt goed, per spoor of wagen aangebracht, zeer be- zwaarlijk is. Molen- en bakkerij-afvallen worden slechts toegelaten, indien door de con troleurs de partijen kunnen worden gedenatu reerd, waarvoor f 0,15 per 100 K.G. in reke ning wordt gebracht. De controleurs worden in het bezit gesteld; van behoorlijke denatureeringsapparaten. De T.G.C. is telefonisch aangesloten op de Hum mers 553744 en 555588. Het gironummer is 223453, ten name van de Nederlandsche MeeL- centrale. Van bevoegde zijde meldt men aan de N. R. Crt. nog: Bij de wijziging van de Landbouw-Crisis- wet 1933 is gewezen op de noodzakelijkheid, den inlandschen graanibouw te steunen. Tege- lijkertijd is daarbij meegedeeld, dat dit niet zou gaan zonder dat de buitenlandsche granen op eenigerlei wijze werden belast. Het ligt in de bedoeling deze voomemens tot uitvoe ring te brengen door het treffen van maat- regelen, als gevolg waarvan voergranen niet zullen kunnen worden ingevoerd zonder dat daarvoor wordt betaald een bedrag van 2 per 100 K.G., met uitzondering van haver, waarvoor een bedrag van 3 per 100 K.G. is vastgesteld. Ten aanzien van de granen, welke voor menschelijke consumptie zijn bestemd, is ge- dacht aan het brengen van de prijzen op voor- oorlogspeil. Met deze gelden zullen de in Nederland vertbouwde voedergranen worden gesteund. De invoering van dergelijke belangrijke maatregelen vordert geruimen tijd en het ge- vaar js niet denkbeeldig, dat in dien tusschen- tijd groote voorraden graan worden inge voerd, die moeilij'k, zoo niet onmogelijk te achterhalen zouden zijn. Dit is te meer waar schijnlijk gezien de zeer lage prijzen, waar voor op het oogenblik buitenlandsche tarwe, rogge, gerst en haver van den nieuwen oogst worden aangeboden. Ter voorkoming van dezen onbeperkten kosteloozen invoer is daarom bepaald, dat met ingang van 14 Augustus, tarwe, gerst. rogge, haver en ook de daarmede in concur- rentie tredende producten mais en rijst niet zullen kunnen worden ingevoerd dan door de stichting Tijdelijke Graancentrale, gevestigd Riouwstraat 176/178, 's Gravenhage. Zij ,die bovengenoemde granen wenschen in te voeren, dienen zich tot deze organisatie te wenden. De voomoemde ftionopoliehoudster zal tarwe, gerst, rogge, mais en rijst niet invoeren dan tegen een monopoliewinst van f 1 per 100 K.G. Op haver wordt een bedrag gelegd van f 3 per 100 K.G. Overeenkomstige tarieven zullen gelden voor verschillende uit deze granen bereide producten, waarvoor de tijdelijke graancentrale eveneens als mono- poliehoudster zal optreden. Met het oog op de steunmaatregelen voor rogge, zal tegelijkertijd de rogge, welke op deze wijze zal worden in-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 1