ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Tweede Blad bihhenland buitkhlahd A No. 9026 WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1933 73e JAARGANG BEPERKING ALCOHOLVERKOOP IN SOFIA. GEMEENTERAAD VAN ZAAMSLAG. NEUZENSCHE COURANT „ER GAAPT EEN KLOOF Dr. L. G. Kortenhorst, lid van de Tweede dige systeem zouden moeten aflossen niet ge- organiseerd zijn en zelfs niet de fysieke moge- lijkheid bezitten om zich te organiseeren." Andere Oostenrijksche bladen, die het is heel begrijpelijk alle materiaal, dat maar eenigszins tegen het Duitsche nationaal-socia- lisme kan samengebracht worden, bijeengaren, zijn heel wat pessimistischer (of optimisti- scher, al naar het standpunt. dat men in- Kamer" heeft""in „De R. K. Werkgever", or- neemt). Zoo publiceert de Wiener Zeitung" SS van de Algemeeoe R. K. Werkgevers- een reeks artikelen, welke een somber licht op vereeniging, een artikel gesctoreven, dat een felle bestrijding inhoudt van de politiek van j Verschuur, Minister van Economi sche Zaken. Wij ontleenen aan zijn betoog: ..Minister Verschuur moet zelf weten of hij het verantiwoorden kan om ook nu nog, nu alle landen een autarkisch stelsel hebben in- gevoerd, voor de Nederlandsche nijverheid het stelsel van de eenzijdig vrrjen invoer te ver- dedigen. „Maar het ware onoprecht, dezen ongetwij- feld werkzamen bewindsman in het onzekere te laten over het feit, dat zijn inzicht op een hoogst belangrijk punt door het katholieke volk niet wordt gedeeld. .Integendeel, blijkens het gepubliceerde economisch urgentie-program der vier katho lieke organisaties, moet Minister Verschuur beschouwd worden als de voomaamste tegen- stander van de desiderata, die onder de katho- lieken leven. ..Wanneer de katholieke staatspartij naar oorzaken zoekt, waarom breede groepen van hen ,die bij de laatste verkiezingen aan haar him stem gaven, thans rebelsdh worden en heil zoeken biji andere meest fascistische formaties, dan behoeft men werkelij'k niet ver te zoeken. De ontevredenheid richt zich tegen de economische politiek der regeering, waarin een katholiek minister precies het omgekeerde doet van hetgeen de katholieke kiezers had- den mogen hopen. ,,Het vertrouwen in het beleid op econo misch gebied is in de weinige maanden, dat het kabinet-Colijn aan het bewind is, ziender- oogen getaand. Niet alleen, dat Minister Verschuur het economisch urgentie-program der katholieke sociale organisaties niet onderschrijft, ook moet worden vastgesteld, dat deze minister op de meeste punten een verklaard tegenstan- der is van de aambevolen politiek en dat voor- zoover hij de woonden van het program hier en daar zou kunnen ovememen ,zijn geheele wezen in opstand verkeert tegen den geest van wat gevraagd wordt. Wij schrijven deze harde waarheden wer- ke'iijk niet voor ons genoegen en nog vee-1 minder is het ons erom te doen minster Ver schuur, dien wij als mensch hoogachten, on- aangenaam te zijn. „In het parlement hebben wij nu ongeveer vier jaren lang de economische politiek van Minister Verschuur, voorzoover het de indu-s- trie en de bevordering van den export betrof, in alle toonaarden bestreden. „Dat beleid heeft de industrie tot den rand van den ondergang gebracht. ,De overgroote meerderheid der Katholie- ken en zij niet alleen deelt ons stand punt en zij vraagt zich af: moet die politiek nog langer worden volgehouden? ,,De industrieelen, de arbeiders, de boeren en de middenstanders, zien geen enkel perspectief. De bevoegdheden, die de regee ring verkreeg, liggen voor een goed deel on- gebruikt: clearingwet en crisisinvoerwet. Er gaapt een kloof tusschen het katho lieke volk en Minister Verschuur, die niet te overbruggen schijnt". HEX DUITSCHE MYSTERIE Er blijft rond Duitschland een mysterieus waas hangen, schrijft de Msb. Wie meent, dat hij de zuivere waarheid over Duitschland kan verkondigen, geeft zich aan een illusie over, wiiil hem de werkelijke grondslagen om zich een oondeel over de situatie te vormen, geheel ontbreken. Men moet met berichten en statistieken uiterst voorzichtig zijn. Men weet nooit, of ze met de werkelijkheid overeenstemmen slechts dat ze, in het oog der huidige bewind- voerders, geschikt zijn om er den moed in te houden en aldus het nationaal-socialistische regiem, dat met den staat gelijkwaardig wordt geacht, te bestendigen en te handhaven. Ten opzichte van alles, wat het officieele Duitschland aan de buitenwereld meent te moeten mededeelen, heerscht dan ook een bijna onbegrensd wantrouwen, en vandaar dat elk teeken, dat op een crisis in Duitschland zou kunnen wijizen, aangegrepen wordt om te pogen zich een juister beeld van de werkelijk heid te vormen. Een zeer merkwaardig staaltje daarvan vonden we dezer dagen in de ..Reic-hspost welke in een zeer gedocumenteerd artikel alle berichten uit het financieele en economische levenvan Duitschland aan een grondig onder- zoek onderwierp, en dan tot de volgende con- clusie kwam: „Een staat met een binnenlandsch, niet- geconsolideerd deficit van minstens 6.55 mil liard mark en met een buitenlandsche schuld van ongeveer 20 milliard mark; met een snel afnemenden export; met een binnenlandsche markt welke slechts door het initiatief en de materieele hulp van den met schulden overbe- lasten staat eenigermate ,,levendig" gemaakt kan worden; met een werkloozenheir van zes a zeven millioen menschen; met een levens- standaard, welke voor de helft der twaalf mil lioen werkers een gemiddeld loon van onge veer twaalf mark per week en per persoon aanwijst; en met een politiek welke noch naar naar binnen ook maar de ge- den toestand in Duitschland werpen. Onder den titel ,,Die Hochburgen fallen", geeft het blad een beeld van de innerlijke verdeeldheid welke in de regeeringspartrj heerscht. De „voomaamste ,,burchten" zijn Munchen, Sile- zie, Oost-Pruisen en Sleeswijk-Holstein. En juist vandaar zouden de Jobstijdingen voor de Hitlerregeering het drukst binnenkomen. (Munchen, vertelt het blad, is niet betrouw- baar meer, deels uit aangeboren trots tegen Berlijn, ten andere, wijl het in zijn verwach- tingen zoo diep teleurgesteld is. In Silezie broeit een stille brand welke elk oogenblik kan oplaaien. In Silezig heeft de partij haar spel reeds verloren, evenals in Oost-Pruisen, waar een geweldige klassenstrrjd is uitgebro- ken. Nog veel ernstiger ziet het in Sleeswijk- Holstein uit, waar een soort anarcho-natio- nalisme zich van de geesten heeft meester ge maakt. De invloed dezer lieden reikt tot Hamburg en verbindt zich hier en daar met het communisme. HET VERT OOG TE BERLIJN. Volgens den diptomatieken medewerker van de Daily Telegraph staat schrijft de N. R. Crt. thans vast dat de Bngelsche en Fran- sche ambassadeurs te Berlijn vandaag of mor- gen een vriendschappelijk mondeling vertoog tot de Duitsche regeering zullen richten om haar te wijzen op de ongerustbeid waarmede Europa de toenemende spanning tusschen Duitschland en Oostenrijk volgt. In dit ver- band zulilen zij met name de aandacht vesti- gen op de methodes die de Duitsche nationaal- sooialisten den laatsten tijd toepassen om hun geestverwanten in Oostenrijk te steunen. Naar men weet bestaan deze methodes in bezoeken van vliegtuigen, die strooibiljetten uitwierpen, waarin de Oostenrijksche bevolking wordt aan- gemaand het kabinet-Dolfuss weg te jagen en in radio-uitzenddngen van dergelijk gehaJlte. De ambassadeurs zullen betoogen dat zulke propagandamiddelen in strijd zijn met de in- temationale gebruiken en tevems met den geest -van het viermogendhedenverdrag. Zij zullen er verder den nadruk op leggen dat voortzetting van degelijke methodes Oosten- rijk's territoriale onschendbaarheid en poli- tieke onafhankelijkheid, die Duitschland in art. 80 van het vredesverdrag van Versailles heeft erkend en zich heeft verplicht ze te eer- biedigen, in gevaar zou kunnen brengen. Italie zal aan dezen stap niet deelnemen, maar heeft reeds on-officieel Berlijn tot mati- ging aangemaand. De diplomatieke medewer ker van de D. T. geeft te verstaan dat Mus solini zulks in hoogst eigen persoon heeft ge- daan tijdens de bezoeken van Von Papen en Goering aan Rome. Men mag hopen dat de Duitsche regeering oor zal hebben voor het vertoog en haar over- ijverigen aanhangers een wenk zal geven om Oostenrijk met rust te laten. Dat is vooral van groot belang voor de plannen die Enge- land, Frankrijk en Italie koesteren voor het oeconomisch herstel van de landen in het Donaubekken. Het is de groote verdienste van den Franschen senator De Jouvenel, daar- voor in zijn korten ambtstijd als ambassadeur te Rome den weg te hebben geeffend. In een interview met het Neue Wiener Tag- blatt heeft de Jouvenel daaromtrent zelf mee- gedeeld, dat Rome en Parijs zijn overeenge- komen de oeconomische en financieele tegen- stellingen in het Donaugebied uit de nweg te ruimen. Politieke moeilijkheden bestaan daar- tegen niet meer, oandat Frankrijk en Italie er beide naar streven, de politieke onafhanke lijkheid der Donaustaten te waarborgen en storende blokvormingen te verhoeden. De Jouvenel gaf voorts te kennen dat Engeland met dezen gedachtengang volkomen instemt en hij voegde eraan toe dat de toestand aan merkelijk gemakkelijker zou worden als Duitschland, het voorbeeld van Engeland, Ita lie en Frankrijk volgend, zich tot politieke be- langeloosheid desinteressementten aanzien van Oostenrijk en strikte eerbiediging van Oostenrijk's onafhankelijkheid zou willen be- reid verklaren." Deze uitlating van De Jouvenel bewijst hoe- zeer de westelijke groote mogendheden inzien dat slechts bij onttrekking van Z.O. Europa aan politieke invloederi vari buiten, het oeco nomisch herstel van de betrokken staten mogelrjk is. Daarvoor is natuurlijk noodig dat, althans voorloopig, de herziening der vredesverdragen, waarop vooral Hongarije den laatsten tijd sterk aandringt, op den achtergrond geraakt en dat het oeconomisch herstel van Z.O. Europa v66r alles ter hand wordt genom-en. Volgens De Jouvenel is thans ook Italie voor deze opvat- ting gewonnen. Over de oplossing van het vraagstuk der oeconomische samenwerking tusschen de Donaulanden zijn, naar de meestal goed inge- licihte Parijsche correspondent van den Berner Bund verneemt, te Parijs in den laatsten tijd reeds voorbereidende onderhandelingen ge voerd, waaraan vertegenwoordigers van de Kleine Entente en de gezant van Oostenrijk hebben deelgenomen. Onder de plannen die daar ontwikkeld zijn moet het volgende op den voorgrond staan: Van de betrokken landen zullen financieele en oeconomische deskundigen bijeenkomen, om een program van samenwerking in het Donau bekken te ontwerpen en dat aan hun regeerin- gen, die volkomen vrij blijven het geheel of ten buiten, noch naar binnen ook maar de ge- deele aan te nemen of te verwerpen, voor te ringste constructieve idee toont en het zwakke J leggen. vertrouwen met den dag doet verminderen; De vrucht van dit program zou het sluiten zulk een staat kan slechts door de middelen van bi- of multilateral overeenkomsten moe- van het z.g. „krachtige geweld" in stand ge- j ten zijn, op den grondslag van een stabiele houden worden." king van buurstaten onttrekt aan allerlei sto rende politieke invloeden. De groote vraag is nu of Duitschland er aan zal willen meeoen, m.a.w. of het Oostenrijk geen moeilijkheden in den weg zal leggen om er aan mee te doen. Het Engelsch-Fransche vertoog te Berlijn kan in dit opzicht van groote beteekenis zijn. Op last van den geneeskundigen dienst in Sofia mag voortaan aan kinderen, gendarmes, chauffeurs en spoorwegpersoneel geen alcohol verkocht worden. Deze bepaling is afgekondigd naar aanlei- ding van de protesten van de Bulgaarsche geheelonthoudersbonden. Thans oefenen deze bonden druk op de autoriteiten uit om de sluiting te verkrijgen van alle cabarets in Bulgarije, meldt Reuter. De ,,Reichspost" laat zich na deze consta- teeringen nog allerminst tot de voorspelling van den val van het Hitlerianisme verleiden, integendeel. ,,Theoretisch, zegt het blad, zou het derde rijk eigenlij-k reeds afgedaan heb ben. Practisch echter kan het nog jarenlang stand houden, wij-l de krachten, welke het hui- j valuta in de Donaustaten, die zich dan zoo steilen het zich althans Frankrijk en Italie voor zouden aansluiten bij het blok van de landen, die trouw zijn gebleven aan den gou- den standaard. Als de correspondent van Der Bund juist is ingelicht, lijkt dit een praktisch uitvoerbaar plan, omdat het de oeconomische samenwer- Vergadering van Maaadag 31 Juli 1933, des namiddags 1.30 uur. Voorzitter de heer Joh. de Feijter, Burge- meester. Tegenwoordig de leden: A. de Feijter, D. Dees, C. H. H. Wisse, A. Haak, A. Dees, S. Buijze en C. Maas, benevens de Secretaris J. Stolk. Later ook de heeren; D. G. Koopman, S. van Hoeve, H. Bakker en K. Hamelink. 8. Voorstel van Burgemeester en Wethou- ders tot vaststelling der nieuwe bouw- verordening. (2. Slot.) HOOFDSTUK IV V OORSCHRIFTEN, WAARAAN BIJ HET BOUWEN MOET WORDEN VOLDAAN V l Afdeeling A Plaatsing van de gebouwen ten opzichte van den weg en van elkander Art. 22 1. Geen gebouw mag worden opgericht anders dan aan een weg, die voldoet aan het bepaalde in art. 9. Onder bouwen aan een weg wordt mede verstaan het bouwen op zoo- danigen afstand daarvan, dat de voorgevel van het gebouw niet meer dan 10 m achter de voorgevelrooilijn wordt geplaatst en zich daartusschen een bij het gebouw behoorende open ruimte bevindt. 2. Het bepaalde in het earste lid is niet van toepassing op bij-gebouwen, behoorende bij een al dan niet aan den weg gelegen hoofd- gebouw. 3. Voorzoover door den Gemeenteraad niet anders is bepaald, kunnen omtrent de afsnij- ding van den hoek van hoekgebouwen aan een weg nadere eischen worden gesteld, met dien verstande, dat voor de lijn van afsnijding ten hoogste een lengte van 2 m kan worden ge- eischt. 4. Van het bepaalde in het eerste lid is vrijstelling mogelijk voor het oprichten van boerenhofsteden en- andere vrijstaande wonin- gen ten dienste van de uitoefening van den land- of tuinbouw of de veehouderijbovendien voor het oprichten van vrijstaande woningen en niet ter bewoning bestemde gebouwen, mits deze niet gelegen zijn binnen een af stand van 100 m van andere niet op het- zelf-de erf geplaatste gebouwen; een en ander met dien verstande, dat in geen geval een gebouw zoodanig mag worden opgericht, dat het niet met in de gemeente beschi-kbare brandbluschmiddelen te bereiken zoude zijn. Art. ^23 1. Bij het bouwen van een gebouw aan een weg mag geen gedeelte van het gebouw vallen buiten het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op afivoerpijpen van heme! water, op gevellijtsten, pilasters, plinten stoeptreden, kotzijnen, dorpels en dergelijke bouwdeelen, mits deze geen grooter voor sprong verkrijgen dan 0.12 m; zoomede op goot- of kroonlij-sten, mits de voorsprong niet meer dan 0.50 m bedraagt. 3. Van het bepaalde in het eerste lid is vrijstelling mogelijk voor het aanbrengen van balkons, erkers en luifels, evenwel met dien verstande, dat: a. geen gedeelte der bedoelde bouwdeelen zich boven den rijweg mag bevinden of op een geringere hoogte dan 2.25 m boven de weg- hoogte, noch meer mag vooruitspringen dan 1I1 o van den onderlingen afstand der voor- gevelrooilijnen ter plaatse, of meer dan 1.25 m; b. de afstand van het vooruitspringende gedeelte van balkons of erkers- tot de erf- schei-ding niet minder dan anderhalf maal de voorsprong mag bedragen. Deze -beperking is niet van toepassing, indien twee belendende gebouwen elk zulke bouwdeelen verkrijgen en deze op de erfscheiding op behoorlijke wijze gekoppeld worden. 4. Wanneer de naar de wegzijfle gekeerde gevel van een gebouw niet in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn, komt te staan, moet hij daaraan evenwijdig worden geplaatst. Art. 24 1. Deuren, vensters en andere beweegbare afsluitingen van gebouwen mogen niet zoo danig worden aanigebracht, dat zij, op ge ringere hoogte dan 3 m iboven de weghoogte, in eenigen stand de grens van den weg kun nen overschrijden. 2. De hoofd-toegangsdeur van een woning moet van den weg af behoorlijk bereikbaar zijn. Art. 25 1. Bij het bouwen van een gebouw aan een weg mag, na voltooiing van den bouw, geen gedeelte van het gebouw buiten het verticale vlak, gaande door de achtergevelrooilijn, vallen. 2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op ondergrondsche werken, zoo mede op afvoerpijpen voor hemelwater, goot- en gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, koiiijinen, dorpels en dergelijke bouwdeelen, mits deze geen grooter voorsprong verkrijgen dan 0.12 m. *v 3. Van het bepaalde in het eerste lid is vrijstelling mogelijk: i. ten aamzien van een hoekgebouw of een gebouw, dat «tn ten minste twee wegen komt te liggen; b. ten aanzien van een gebouw, te bouwen anders dan in een geheel of grootendeels door wegen omgeven bouwblok; c. voor het maken van een aan- of uit- bouw aan een gebouw, mits deze geen grootere hoogte dan 3 m -boven de weghoogte en geen grootere diepte dan 2.75 m verkrijgt; d. voor het aanbrengen van terrassen, bor- dessen en buitentrappen; e. voor het aanbrengen van balkons, mits de voorsprong niet meer dan 1 m bedraagt. 4. Op het erf achter een gebouw mogen geen andere gebouwen worden gebouwd dan die, waarvan de inhoud en de gemiddelde hoogte, beide gemeten buitenwerks boven den grondslag van het aansluitende terrein, onder- scheidenlijk niet meer dan 15 m3 en 2.25 m bedragen. Niet meer dan een vierde deel van het erf mag doer deze gebouwtjes worden ingenomen. 5. Van het bepaalde in het vierde lid is vrijstelling mogelijk, indien gebouwd wordt anders dan in een geheel of grootendeels door wegen omgeven bouwblok, zoomede overigens indien de bestemming der gebouwen of de lig- ging daarvan ten opzichte van elkander het verleenen van vrijstelling wettigt. Art. 26 Bij het bouwen van een gebouw moeten, ten-ziji bij bebouwingsvoorschriften ingevolge artt. 39 en 43 der Woningwet anders is be paald, de zijgevels op de erfscheiding worden geplaatst, dan wel ten minste 1 m daarvan verwijderd blijven. Indien evenwel een zij- gevel van een naastgelegen gebouw zich op een afstand, grooter dan 0.12 m en klerner dan 1 m, uit de erfscheiding bevindt, is het plaatsen van een zijgevel op d e erfscheiding niet toegelaten. Afdeeling B Hoogte van gebouwen Art. 27 1. Onverminderd het ten aanzien van de hoogte der bebouwing in bebouwingsvoor schriften krachtens art. 39 der Woningwet of voorschriften krachtens art. 43 der Woning wet bepaalde, gelden ten aanzien van de hoogte-afmetingen van gebouwen schoor- steenen buiten beschouwing gelaten de na- volgende bepalingen. 2. Het is verboden den voorgevel van een gebouw tot aan den voet van het dak of tot aan den bovenkant van de kroonlij-st bij een plat dak tot aan de afdekiking van den voorgevel hooger op te trekken dan tot 7.50 m boven de weghoogte, of, -bij het bou wen anders dan aan een weg, boven den grondslag van het aangrenzend terrein. 3. Voor gebouwen, op te richten aan wegen, waarvan de -breedte, gemeten tusschen de tegenover elkaar gelegen gevels, minder bedraagt dan 6 m moet de hoogte van den voorgevel beperkt blijven tot 1.50 m meer dan vorenibedoelde wegbreedte. 4. De achtergevel mag niet hooger worden opgetrokken dan de toegelaten hoogte van den voorgevel. 5. In geen geval mag een gebouw een grootere hoogte verkrijgen dan 15 m boven de weghoogte, of, bij het -bouwen anders dan aan een weg, boven den grondslag van het aangrenzend terrein. 6. Van het bepaalde in dit artikel kan de Gemeenteraad, ondex daarbij te steilen voor- waarden, ontheffin-g verleenen voor torens, vrijstaande schoorsteenen e.d.; van het be paalde in het vijfde lid bovendien voor niet ter bewoning bestemde gebouwen, zoomede voor de gebouwen, genoem-d in art. 33. Het verzoek om ontheffing ligt gedurende twee weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage, nadat Burgemeester en Wethou- ders zulks op de -geforuikelijke wijze aan de ingezetenen bekend hebben gemaakt. Afdeeling C Grootte en indeeling van woningen, zoomede ligging en afnietingen van tot woningen behoorende vertrekken, trappen, toegangen en portalen Art. 28 1. Elke woning moet, gemeten binnen de omtrekmuren, hetzij op den begauegrond, hetzij op een verdieping, een op-pervlak hebben van den tenmicste 25 m2. 2. Elke woning moet, uitsluitend ten be- hoeve van de gebrui-kers daarvan, ten minste bevattend a. een toegangsportaa-1, tenzij de buiten- deur, welke als hoofdtoegang tot de woning dient, uitkomt in een gang, winkel, magazijn, werkplaats, Schuur, spoelruimte, b'ij'ikeuken of soortgelijke bijruimte; b. een vertrek met een vloeroppervlak, na aftrek van vaste ka-sten, gemeten binnen de wanden, van ten minste 15 m2 en een breedte van ten min-ste 3.30 m; c. buiten het onder b genoemde vertrek, een vertrek met een vloeroppervlak, gemeten als onder b bedoeld, van ten minste 7 m2 en een breedte van ten minste 2 m; d. een bijkeuken, spoelruimte, wasch- ruimte of andere besloten en afsluitbare ruimte, tenzij behalve onder b en c genoemde vertrekken een keuken aanwezig is; e. e€n oehoorlijke stookplaats; f. een geschikte bergplaats voor levens- middelen; g. een bergplaats voor brandstoffen, tenzij in de onmiddellijke nabijheid der woning, en ten dienste daarvan, een schuurtje aanwezig is. Bovendien moet elke woning, uitsluitend ten behoeve van de gebruikers daarvan, voor- zien zijn van een privaat. 3. Elk tot een woning behoorend vertrek moet uit elk ander deel der woning bereikbaar zijn, zonder dat daatbij een ruimte behoeft te worden betreden, welke niet tot de woning behoort. 4. Elke woning moet aan of nabij de hoofdtoegangsdeur, voorzien zijn van een gleuf tot het inwerpen van poststukken. Bedoelde gleuf moet afmetingen hebben van ten minste 20 bij 2 cm; indien geen kastje of loket voor het opvangen der stukken wordt aangehracht, dient zij door een beweegbare plaat te zijn afgesloten. 5. Van het bepaalde in het eerste lid en in het tweede lid onder b en c is vrijstelling mogelijk voor woningen, welke uitsluitend bestemd zjjn tot huisvesting van niet meer dan twee personen en welke overigens voldoen aan de voorwaarden, in bet zevende lid van dit artikel vervat. 6. De woningen, bedoeld in het vorige lid, mogen slechts worden gebouwd en in eigen- dom bezeten, hetzij door de gemeente, hetzij door een vereeniging, vennootschap, stichting of ander lichaam, waarvan de statutec door Burgemeester en Wethouders zijn goedge- keurd en voldoende waarborgen bevatten, dat de woningen gedurende den tijd, dat zij: voor bewoning bestemd zijn, blijvend zullen worden gefbezigd voor de bijzondere bestemming, genoemd in het zesde lid van dit artikel. Art. 29 1. Een vertrek mag niet uitsluitend uit een ander vertrek toegankelijk zijn, tenzij dit laatste het vertrek is, bedoeld in art. 28, tweede lid onder b. 2. Indien een kel-der uit een vertrek toe gankelijk is, moet de toegang tot de kelder- trap behoorlijk kunnen worden afgesloten. Art. 30 1. Geen vertrek mag een geringer vloer oppervlak hebben dan 4 m2, gemeten als be doeld in art. 28, tweede lid onder b. 2. Voor het vertrek bedoeld in art. 28, tweede lid onder.b, moet de vrije hoogte over het vereischte minimum-vloeroppervlak ten minste 2.70 m en over het eventueel verder aanwezige vloeroppervlak ten minste 2.20 m bedragen. 3. Voor vertrekken onder een schuin dak- vlak, en die, gelegen boven een kelder en met den vloer boven pei'l (z.g. opkamers), moet de vrije hoogte ten minste 2.20 m bedragen; deze hoogte moet over niet minder dan de helft van het totale vloeroppervlak en in ieder geival ten minste over een oppervlak van 4 m2 aanwezig Zijn. De vertrekken moeten voorts omsloten zijn door verticale wanden ter hoogte van ten minste 0,60 m uit den vloer. 4. Voor alle andere vertrekken moet de vrije hoogte over het vereischte minimum- vloeroppervlak ten minste 2.40 m en over het eventueel verder aanwezige vloeroppervlak ten minste 2.20 m bedragen. Art. 31 1. Alle tot een woning ibeboorende ruimten, waarvan de vloer boven ox beneden den beganegrond is gelegen, moeten beboorlijk bereikbaar zijn door middel van trappen. Deze trappen moeten zijn vaste trappen, behoudens dat voor het bereiken van kel-ders alsmede van zolders, welke slechts een enkel vertrek bevatten, met losse trappen kan worden volstaan. 2. Indien een trap opgaat uit een vertrek, moet (het trapgat tochtvrij kunnen worden afgesloten. 3. Het -boveneinde van elke trap moet onmiddellijk aansluiten aan een gang of bordes, althans aan een vrije bevloerde ruimte welke geen vertrek vormt en een breedte* heeft van ten minste de breedte van de trap en een diepte van ten minste 0.90 m. 4. Op elk punt van een trap of trapbordes moet een vrije hoogte van ten minste 2 m aanwezig zijn. 5. Elke trap moet ten minste langs den zijde van een stevige leuning zijn voorzien; trapgaten moeten, waar de veilighei-d zulks eischt, door een stevige balustrade behoorlijk zijn afgesloten. 6. Van het bepaalde in het eerste lid is vrijstelling mogelijk voor het aanbrengen vein een ladder tot het bereiken van een zolder of vliering, welk geen vertrekken bevat. Art. 32 1. De optrede van een trap mag ten hoog ste 0.20 m bedragen. 2. De breedte en aantrede van vaste trappen moeten ten minste onderscheidenlijk bedragen: a. 0.80 m en 0.20 m, indien de trap als toegang tot een woning dient; b. 0.70 m en 0.15 m, voor andere trappen dan die, bedoeld onder a. 3. De breedte en aantrede van losse trap- pen moeten ten minste onderscheidenlijk 0.50 m en 0.10 m bedragen. 4. De breedte van een trap wordt gemeten tusschen de boomen; de aantrede in de klim- lijn, welke lijn wordt geacht te liggen op i/3 van de trapbreedte, gemeten uit den buiten- boom.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 5