ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Tweede Blad
bihhenland
buitkhlahd
A
No. 9026
WOENSDAG 9 AUGUSTUS 1933
73e JAARGANG
BEPERKING ALCOHOLVERKOOP
IN SOFIA.
GEMEENTERAAD VAN
ZAAMSLAG.
NEUZENSCHE COURANT
„ER GAAPT EEN KLOOF
Dr. L. G. Kortenhorst, lid van de Tweede
dige systeem zouden moeten aflossen niet ge-
organiseerd zijn en zelfs niet de fysieke moge-
lijkheid bezitten om zich te organiseeren."
Andere Oostenrijksche bladen, die het is
heel begrijpelijk alle materiaal, dat maar
eenigszins tegen het Duitsche nationaal-socia-
lisme kan samengebracht worden, bijeengaren,
zijn heel wat pessimistischer (of optimisti-
scher, al naar het standpunt. dat men in-
Kamer" heeft""in „De R. K. Werkgever", or- neemt). Zoo publiceert de Wiener Zeitung"
SS van de Algemeeoe R. K. Werkgevers- een reeks artikelen, welke een somber licht op
vereeniging, een artikel gesctoreven, dat een
felle bestrijding inhoudt van de politiek van
j Verschuur, Minister van Economi
sche Zaken. Wij ontleenen aan zijn betoog:
..Minister Verschuur moet zelf weten of hij
het verantiwoorden kan om ook nu nog, nu
alle landen een autarkisch stelsel hebben in-
gevoerd, voor de Nederlandsche nijverheid het
stelsel van de eenzijdig vrrjen invoer te ver-
dedigen.
„Maar het ware onoprecht, dezen ongetwij-
feld werkzamen bewindsman in het onzekere
te laten over het feit, dat zijn inzicht op een
hoogst belangrijk punt door het katholieke
volk niet wordt gedeeld.
.Integendeel, blijkens het gepubliceerde
economisch urgentie-program der vier katho
lieke organisaties, moet Minister Verschuur
beschouwd worden als de voomaamste tegen-
stander van de desiderata, die onder de katho-
lieken leven.
..Wanneer de katholieke staatspartij naar
oorzaken zoekt, waarom breede groepen van
hen ,die bij de laatste verkiezingen aan haar
him stem gaven, thans rebelsdh worden en
heil zoeken biji andere meest fascistische
formaties, dan behoeft men werkelij'k niet ver
te zoeken.
De ontevredenheid richt zich tegen de
economische politiek der regeering, waarin
een katholiek minister precies het omgekeerde
doet van hetgeen de katholieke kiezers had-
den mogen hopen.
,,Het vertrouwen in het beleid op econo
misch gebied is in de weinige maanden, dat
het kabinet-Colijn aan het bewind is, ziender-
oogen getaand.
Niet alleen, dat Minister Verschuur het
economisch urgentie-program der katholieke
sociale organisaties niet onderschrijft, ook
moet worden vastgesteld, dat deze minister
op de meeste punten een verklaard tegenstan-
der is van de aambevolen politiek en dat voor-
zoover hij de woonden van het program hier
en daar zou kunnen ovememen ,zijn geheele
wezen in opstand verkeert tegen den geest
van wat gevraagd wordt.
Wij schrijven deze harde waarheden wer-
ke'iijk niet voor ons genoegen en nog vee-1
minder is het ons erom te doen minster Ver
schuur, dien wij als mensch hoogachten, on-
aangenaam te zijn.
„In het parlement hebben wij nu ongeveer
vier jaren lang de economische politiek van
Minister Verschuur, voorzoover het de indu-s-
trie en de bevordering van den export betrof,
in alle toonaarden bestreden.
„Dat beleid heeft de industrie tot den rand
van den ondergang gebracht.
,De overgroote meerderheid der Katholie-
ken en zij niet alleen deelt ons stand
punt en zij vraagt zich af: moet die politiek
nog langer worden volgehouden?
,,De industrieelen, de arbeiders, de boeren
en de middenstanders, zien geen enkel
perspectief. De bevoegdheden, die de regee
ring verkreeg, liggen voor een goed deel on-
gebruikt: clearingwet en crisisinvoerwet.
Er gaapt een kloof tusschen het katho
lieke volk en Minister Verschuur, die niet te
overbruggen schijnt".
HEX DUITSCHE MYSTERIE
Er blijft rond Duitschland een mysterieus
waas hangen, schrijft de Msb. Wie meent, dat
hij de zuivere waarheid over Duitschland kan
verkondigen, geeft zich aan een illusie over,
wiiil hem de werkelijke grondslagen om zich
een oondeel over de situatie te vormen, geheel
ontbreken.
Men moet met berichten en statistieken
uiterst voorzichtig zijn. Men weet nooit, of
ze met de werkelijkheid overeenstemmen
slechts dat ze, in het oog der huidige bewind-
voerders, geschikt zijn om er den moed in te
houden en aldus het nationaal-socialistische
regiem, dat met den staat gelijkwaardig wordt
geacht, te bestendigen en te handhaven.
Ten opzichte van alles, wat het officieele
Duitschland aan de buitenwereld meent te
moeten mededeelen, heerscht dan ook een bijna
onbegrensd wantrouwen, en vandaar dat elk
teeken, dat op een crisis in Duitschland zou
kunnen wijizen, aangegrepen wordt om te
pogen zich een juister beeld van de werkelijk
heid te vormen.
Een zeer merkwaardig staaltje daarvan
vonden we dezer dagen in de ..Reic-hspost
welke in een zeer gedocumenteerd artikel alle
berichten uit het financieele en economische
levenvan Duitschland aan een grondig onder-
zoek onderwierp, en dan tot de volgende con-
clusie kwam:
„Een staat met een binnenlandsch, niet-
geconsolideerd deficit van minstens 6.55 mil
liard mark en met een buitenlandsche schuld
van ongeveer 20 milliard mark; met een snel
afnemenden export; met een binnenlandsche
markt welke slechts door het initiatief en de
materieele hulp van den met schulden overbe-
lasten staat eenigermate ,,levendig" gemaakt
kan worden; met een werkloozenheir van zes
a zeven millioen menschen; met een levens-
standaard, welke voor de helft der twaalf mil
lioen werkers een gemiddeld loon van onge
veer twaalf mark per week en per persoon
aanwijst; en met een politiek welke noch naar
naar binnen ook maar de ge-
den toestand in Duitschland werpen. Onder
den titel ,,Die Hochburgen fallen", geeft het
blad een beeld van de innerlijke verdeeldheid
welke in de regeeringspartrj heerscht. De
„voomaamste ,,burchten" zijn Munchen, Sile-
zie, Oost-Pruisen en Sleeswijk-Holstein. En
juist vandaar zouden de Jobstijdingen voor de
Hitlerregeering het drukst binnenkomen.
(Munchen, vertelt het blad, is niet betrouw-
baar meer, deels uit aangeboren trots tegen
Berlijn, ten andere, wijl het in zijn verwach-
tingen zoo diep teleurgesteld is. In Silezie
broeit een stille brand welke elk oogenblik
kan oplaaien. In Silezig heeft de partij haar
spel reeds verloren, evenals in Oost-Pruisen,
waar een geweldige klassenstrrjd is uitgebro-
ken. Nog veel ernstiger ziet het in Sleeswijk-
Holstein uit, waar een soort anarcho-natio-
nalisme zich van de geesten heeft meester ge
maakt. De invloed dezer lieden reikt tot
Hamburg en verbindt zich hier en daar met
het communisme.
HET VERT OOG TE BERLIJN.
Volgens den diptomatieken medewerker van
de Daily Telegraph staat schrijft de N. R.
Crt. thans vast dat de Bngelsche en Fran-
sche ambassadeurs te Berlijn vandaag of mor-
gen een vriendschappelijk mondeling vertoog
tot de Duitsche regeering zullen richten om
haar te wijzen op de ongerustbeid waarmede
Europa de toenemende spanning tusschen
Duitschland en Oostenrijk volgt. In dit ver-
band zulilen zij met name de aandacht vesti-
gen op de methodes die de Duitsche nationaal-
sooialisten den laatsten tijd toepassen om hun
geestverwanten in Oostenrijk te steunen. Naar
men weet bestaan deze methodes in bezoeken
van vliegtuigen, die strooibiljetten uitwierpen,
waarin de Oostenrijksche bevolking wordt aan-
gemaand het kabinet-Dolfuss weg te jagen
en in radio-uitzenddngen van dergelijk gehaJlte.
De ambassadeurs zullen betoogen dat zulke
propagandamiddelen in strijd zijn met de in-
temationale gebruiken en tevems met den
geest -van het viermogendhedenverdrag. Zij
zullen er verder den nadruk op leggen dat
voortzetting van degelijke methodes Oosten-
rijk's territoriale onschendbaarheid en poli-
tieke onafhankelijkheid, die Duitschland in
art. 80 van het vredesverdrag van Versailles
heeft erkend en zich heeft verplicht ze te eer-
biedigen, in gevaar zou kunnen brengen.
Italie zal aan dezen stap niet deelnemen,
maar heeft reeds on-officieel Berlijn tot mati-
ging aangemaand. De diplomatieke medewer
ker van de D. T. geeft te verstaan dat Mus
solini zulks in hoogst eigen persoon heeft ge-
daan tijdens de bezoeken van Von Papen en
Goering aan Rome.
Men mag hopen dat de Duitsche regeering
oor zal hebben voor het vertoog en haar over-
ijverigen aanhangers een wenk zal geven om
Oostenrijk met rust te laten. Dat is vooral
van groot belang voor de plannen die Enge-
land, Frankrijk en Italie koesteren voor het
oeconomisch herstel van de landen in het
Donaubekken. Het is de groote verdienste
van den Franschen senator De Jouvenel, daar-
voor in zijn korten ambtstijd als ambassadeur
te Rome den weg te hebben geeffend.
In een interview met het Neue Wiener Tag-
blatt heeft de Jouvenel daaromtrent zelf mee-
gedeeld, dat Rome en Parijs zijn overeenge-
komen de oeconomische en financieele tegen-
stellingen in het Donaugebied uit de nweg te
ruimen. Politieke moeilijkheden bestaan daar-
tegen niet meer, oandat Frankrijk en Italie
er beide naar streven, de politieke onafhanke
lijkheid der Donaustaten te waarborgen en
storende blokvormingen te verhoeden. De
Jouvenel gaf voorts te kennen dat Engeland
met dezen gedachtengang volkomen instemt
en hij voegde eraan toe dat de toestand aan
merkelijk gemakkelijker zou worden als
Duitschland, het voorbeeld van Engeland, Ita
lie en Frankrijk volgend, zich tot politieke be-
langeloosheid desinteressementten aanzien
van Oostenrijk en strikte eerbiediging van
Oostenrijk's onafhankelijkheid zou willen be-
reid verklaren."
Deze uitlating van De Jouvenel bewijst hoe-
zeer de westelijke groote mogendheden inzien
dat slechts bij onttrekking van Z.O. Europa
aan politieke invloederi vari buiten, het oeco
nomisch herstel van de betrokken staten
mogelrjk is.
Daarvoor is natuurlijk noodig dat, althans
voorloopig, de herziening der vredesverdragen,
waarop vooral Hongarije den laatsten tijd sterk
aandringt, op den achtergrond geraakt en dat
het oeconomisch herstel van Z.O. Europa v66r
alles ter hand wordt genom-en. Volgens De
Jouvenel is thans ook Italie voor deze opvat-
ting gewonnen.
Over de oplossing van het vraagstuk der
oeconomische samenwerking tusschen de
Donaulanden zijn, naar de meestal goed inge-
licihte Parijsche correspondent van den Berner
Bund verneemt, te Parijs in den laatsten tijd
reeds voorbereidende onderhandelingen ge
voerd, waaraan vertegenwoordigers van de
Kleine Entente en de gezant van Oostenrijk
hebben deelgenomen.
Onder de plannen die daar ontwikkeld zijn
moet het volgende op den voorgrond staan:
Van de betrokken landen zullen financieele en
oeconomische deskundigen bijeenkomen, om
een program van samenwerking in het Donau
bekken te ontwerpen en dat aan hun regeerin-
gen, die volkomen vrij blijven het geheel of ten
buiten, noch naar binnen ook maar de ge- deele aan te nemen of te verwerpen, voor te
ringste constructieve idee toont en het zwakke J leggen.
vertrouwen met den dag doet verminderen; De vrucht van dit program zou het sluiten
zulk een staat kan slechts door de middelen van bi- of multilateral overeenkomsten moe-
van het z.g. „krachtige geweld" in stand ge- j ten zijn, op den grondslag van een stabiele
houden worden."
king van buurstaten onttrekt aan allerlei sto
rende politieke invloeden.
De groote vraag is nu of Duitschland er aan
zal willen meeoen, m.a.w. of het Oostenrijk
geen moeilijkheden in den weg zal leggen om
er aan mee te doen.
Het Engelsch-Fransche vertoog te Berlijn
kan in dit opzicht van groote beteekenis zijn.
Op last van den geneeskundigen dienst in
Sofia mag voortaan aan kinderen, gendarmes,
chauffeurs en spoorwegpersoneel geen alcohol
verkocht worden.
Deze bepaling is afgekondigd naar aanlei-
ding van de protesten van de Bulgaarsche
geheelonthoudersbonden.
Thans oefenen deze bonden druk op de
autoriteiten uit om de sluiting te verkrijgen
van alle cabarets in Bulgarije, meldt Reuter.
De ,,Reichspost" laat zich na deze consta-
teeringen nog allerminst tot de voorspelling
van den val van het Hitlerianisme verleiden,
integendeel. ,,Theoretisch, zegt het blad, zou
het derde rijk eigenlij-k reeds afgedaan heb
ben. Practisch echter kan het nog jarenlang
stand houden, wij-l de krachten, welke het hui-
j valuta in de Donaustaten, die zich dan zoo
steilen het zich althans Frankrijk en Italie
voor zouden aansluiten bij het blok van de
landen, die trouw zijn gebleven aan den gou-
den standaard.
Als de correspondent van Der Bund juist is
ingelicht, lijkt dit een praktisch uitvoerbaar
plan, omdat het de oeconomische samenwer-
Vergadering van Maaadag 31 Juli 1933,
des namiddags 1.30 uur.
Voorzitter de heer Joh. de Feijter, Burge-
meester.
Tegenwoordig de leden: A. de Feijter, D.
Dees, C. H. H. Wisse, A. Haak, A. Dees, S.
Buijze en C. Maas, benevens de Secretaris
J. Stolk.
Later ook de heeren; D. G. Koopman, S.
van Hoeve, H. Bakker en K. Hamelink.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethou-
ders tot vaststelling der nieuwe bouw-
verordening.
(2. Slot.)
HOOFDSTUK IV
V OORSCHRIFTEN, WAARAAN BIJ HET
BOUWEN MOET WORDEN VOLDAAN
V l
Afdeeling A
Plaatsing van de gebouwen ten opzichte van
den weg en van elkander
Art. 22
1. Geen gebouw mag worden opgericht
anders dan aan een weg, die voldoet aan het
bepaalde in art. 9. Onder bouwen aan een weg
wordt mede verstaan het bouwen op zoo-
danigen afstand daarvan, dat de voorgevel
van het gebouw niet meer dan 10 m achter
de voorgevelrooilijn wordt geplaatst en zich
daartusschen een bij het gebouw behoorende
open ruimte bevindt.
2. Het bepaalde in het earste lid is niet
van toepassing op bij-gebouwen, behoorende bij
een al dan niet aan den weg gelegen hoofd-
gebouw.
3. Voorzoover door den Gemeenteraad niet
anders is bepaald, kunnen omtrent de afsnij-
ding van den hoek van hoekgebouwen aan een
weg nadere eischen worden gesteld, met dien
verstande, dat voor de lijn van afsnijding ten
hoogste een lengte van 2 m kan worden ge-
eischt.
4. Van het bepaalde in het eerste lid is
vrijstelling mogelijk voor het oprichten van
boerenhofsteden en- andere vrijstaande wonin-
gen ten dienste van de uitoefening van den
land- of tuinbouw of de veehouderijbovendien
voor het oprichten van vrijstaande woningen
en niet ter bewoning bestemde gebouwen,
mits deze niet gelegen zijn binnen een af
stand van 100 m van andere niet op het-
zelf-de erf geplaatste gebouwen; een en ander
met dien verstande, dat in geen geval een
gebouw zoodanig mag worden opgericht, dat
het niet met in de gemeente beschi-kbare
brandbluschmiddelen te bereiken zoude zijn.
Art. ^23
1. Bij het bouwen van een gebouw aan een
weg mag geen gedeelte van het gebouw vallen
buiten het verticale vlak, gaande door de
voorgevelrooilijn.
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet
van toepassing op afivoerpijpen van heme!
water, op gevellijtsten, pilasters, plinten
stoeptreden, kotzijnen, dorpels en dergelijke
bouwdeelen, mits deze geen grooter voor
sprong verkrijgen dan 0.12 m; zoomede op
goot- of kroonlij-sten, mits de voorsprong niet
meer dan 0.50 m bedraagt.
3. Van het bepaalde in het eerste lid is
vrijstelling mogelijk voor het aanbrengen van
balkons, erkers en luifels, evenwel met dien
verstande, dat:
a. geen gedeelte der bedoelde bouwdeelen
zich boven den rijweg mag bevinden of op een
geringere hoogte dan 2.25 m boven de weg-
hoogte, noch meer mag vooruitspringen dan
1I1 o van den onderlingen afstand der voor-
gevelrooilijnen ter plaatse, of meer dan
1.25 m;
b. de afstand van het vooruitspringende
gedeelte van balkons of erkers- tot de erf-
schei-ding niet minder dan anderhalf maal de
voorsprong mag bedragen. Deze -beperking
is niet van toepassing, indien twee belendende
gebouwen elk zulke bouwdeelen verkrijgen en
deze op de erfscheiding op behoorlijke wijze
gekoppeld worden.
4. Wanneer de naar de wegzijfle gekeerde
gevel van een gebouw niet in het verticale
vlak, gaande door de voorgevelrooilijn, komt
te staan, moet hij daaraan evenwijdig worden
geplaatst.
Art. 24
1. Deuren, vensters en andere beweegbare
afsluitingen van gebouwen mogen niet zoo
danig worden aanigebracht, dat zij, op ge
ringere hoogte dan 3 m iboven de weghoogte,
in eenigen stand de grens van den weg kun
nen overschrijden.
2. De hoofd-toegangsdeur van een woning
moet van den weg af behoorlijk bereikbaar
zijn.
Art. 25
1. Bij het bouwen van een gebouw aan een
weg mag, na voltooiing van den bouw, geen
gedeelte van het gebouw buiten het verticale
vlak, gaande door de achtergevelrooilijn,
vallen.
2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van
toepassing op ondergrondsche werken, zoo
mede op afvoerpijpen voor hemelwater, goot-
en gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden,
koiiijinen, dorpels en dergelijke bouwdeelen,
mits deze geen grooter voorsprong verkrijgen
dan 0.12 m. *v
3. Van het bepaalde in het eerste lid is
vrijstelling mogelijk:
i. ten aamzien van een hoekgebouw of een
gebouw, dat «tn ten minste twee wegen komt
te liggen;
b. ten aanzien van een gebouw, te bouwen
anders dan in een geheel of grootendeels door
wegen omgeven bouwblok;
c. voor het maken van een aan- of uit-
bouw aan een gebouw, mits deze geen
grootere hoogte dan 3 m -boven de weghoogte
en geen grootere diepte dan 2.75 m verkrijgt;
d. voor het aanbrengen van terrassen, bor-
dessen en buitentrappen;
e. voor het aanbrengen van balkons, mits
de voorsprong niet meer dan 1 m bedraagt.
4. Op het erf achter een gebouw mogen
geen andere gebouwen worden gebouwd dan
die, waarvan de inhoud en de gemiddelde
hoogte, beide gemeten buitenwerks boven den
grondslag van het aansluitende terrein, onder-
scheidenlijk niet meer dan 15 m3 en 2.25 m
bedragen. Niet meer dan een vierde deel van
het erf mag doer deze gebouwtjes worden
ingenomen.
5. Van het bepaalde in het vierde lid is
vrijstelling mogelijk, indien gebouwd wordt
anders dan in een geheel of grootendeels door
wegen omgeven bouwblok, zoomede overigens
indien de bestemming der gebouwen of de lig-
ging daarvan ten opzichte van elkander het
verleenen van vrijstelling wettigt.
Art. 26
Bij het bouwen van een gebouw moeten,
ten-ziji bij bebouwingsvoorschriften ingevolge
artt. 39 en 43 der Woningwet anders is be
paald, de zijgevels op de erfscheiding worden
geplaatst, dan wel ten minste 1 m daarvan
verwijderd blijven. Indien evenwel een zij-
gevel van een naastgelegen gebouw zich op
een afstand, grooter dan 0.12 m en klerner
dan 1 m, uit de erfscheiding bevindt, is het
plaatsen van een zijgevel op d e erfscheiding
niet toegelaten.
Afdeeling B
Hoogte van gebouwen
Art. 27
1. Onverminderd het ten aanzien van de
hoogte der bebouwing in bebouwingsvoor
schriften krachtens art. 39 der Woningwet of
voorschriften krachtens art. 43 der Woning
wet bepaalde, gelden ten aanzien van de
hoogte-afmetingen van gebouwen schoor-
steenen buiten beschouwing gelaten de na-
volgende bepalingen.
2. Het is verboden den voorgevel van een
gebouw tot aan den voet van het dak of tot
aan den bovenkant van de kroonlij-st bij
een plat dak tot aan de afdekiking van den
voorgevel hooger op te trekken dan tot
7.50 m boven de weghoogte, of, -bij het bou
wen anders dan aan een weg, boven den
grondslag van het aangrenzend terrein.
3. Voor gebouwen, op te richten aan
wegen, waarvan de -breedte, gemeten tusschen
de tegenover elkaar gelegen gevels, minder
bedraagt dan 6 m moet de hoogte van den
voorgevel beperkt blijven tot 1.50 m meer
dan vorenibedoelde wegbreedte.
4. De achtergevel mag niet hooger worden
opgetrokken dan de toegelaten hoogte van
den voorgevel.
5. In geen geval mag een gebouw een
grootere hoogte verkrijgen dan 15 m boven
de weghoogte, of, bij het -bouwen anders dan
aan een weg, boven den grondslag van het
aangrenzend terrein.
6. Van het bepaalde in dit artikel kan de
Gemeenteraad, ondex daarbij te steilen voor-
waarden, ontheffin-g verleenen voor torens,
vrijstaande schoorsteenen e.d.; van het be
paalde in het vijfde lid bovendien voor niet
ter bewoning bestemde gebouwen, zoomede
voor de gebouwen, genoem-d in art. 33. Het
verzoek om ontheffing ligt gedurende twee
weken ter gemeentesecretarie voor een ieder
ter inzage, nadat Burgemeester en Wethou-
ders zulks op de -geforuikelijke wijze aan de
ingezetenen bekend hebben gemaakt.
Afdeeling C
Grootte en indeeling van woningen, zoomede
ligging en afnietingen van tot woningen
behoorende vertrekken, trappen, toegangen
en portalen
Art. 28
1. Elke woning moet, gemeten binnen de
omtrekmuren, hetzij op den begauegrond,
hetzij op een verdieping, een op-pervlak hebben
van den tenmicste 25 m2.
2. Elke woning moet, uitsluitend ten be-
hoeve van de gebrui-kers daarvan, ten minste
bevattend
a. een toegangsportaa-1, tenzij de buiten-
deur, welke als hoofdtoegang tot de woning
dient, uitkomt in een gang, winkel, magazijn,
werkplaats, Schuur, spoelruimte, b'ij'ikeuken
of soortgelijke bijruimte;
b. een vertrek met een vloeroppervlak,
na aftrek van vaste ka-sten, gemeten binnen
de wanden, van ten minste 15 m2 en een
breedte van ten min-ste 3.30 m;
c. buiten het onder b genoemde vertrek,
een vertrek met een vloeroppervlak, gemeten
als onder b bedoeld, van ten minste 7 m2 en
een breedte van ten minste 2 m;
d. een bijkeuken, spoelruimte, wasch-
ruimte of andere besloten en afsluitbare
ruimte, tenzij behalve onder b en c genoemde
vertrekken een keuken aanwezig is;
e. e€n oehoorlijke stookplaats;
f. een geschikte bergplaats voor levens-
middelen;
g. een bergplaats voor brandstoffen, tenzij
in de onmiddellijke nabijheid der woning, en
ten dienste daarvan, een schuurtje aanwezig
is. Bovendien moet elke woning, uitsluitend
ten behoeve van de gebruikers daarvan, voor-
zien zijn van een privaat.
3. Elk tot een woning behoorend vertrek
moet uit elk ander deel der woning bereikbaar
zijn, zonder dat daatbij een ruimte behoeft te
worden betreden, welke niet tot de woning
behoort.
4. Elke woning moet aan of nabij de
hoofdtoegangsdeur, voorzien zijn van een
gleuf tot het inwerpen van poststukken.
Bedoelde gleuf moet afmetingen hebben van
ten minste 20 bij 2 cm; indien geen kastje
of loket voor het opvangen der stukken wordt
aangehracht, dient zij door een beweegbare
plaat te zijn afgesloten.
5. Van het bepaalde in het eerste lid en in
het tweede lid onder b en c is vrijstelling
mogelijk voor woningen, welke uitsluitend
bestemd zjjn tot huisvesting van niet meer
dan twee personen en welke overigens voldoen
aan de voorwaarden, in bet zevende lid van
dit artikel vervat.
6. De woningen, bedoeld in het vorige lid,
mogen slechts worden gebouwd en in eigen-
dom bezeten, hetzij door de gemeente, hetzij
door een vereeniging, vennootschap, stichting
of ander lichaam, waarvan de statutec door
Burgemeester en Wethouders zijn goedge-
keurd en voldoende waarborgen bevatten, dat
de woningen gedurende den tijd, dat zij: voor
bewoning bestemd zijn, blijvend zullen worden
gefbezigd voor de bijzondere bestemming,
genoemd in het zesde lid van dit artikel.
Art. 29
1. Een vertrek mag niet uitsluitend uit
een ander vertrek toegankelijk zijn, tenzij dit
laatste het vertrek is, bedoeld in art. 28,
tweede lid onder b.
2. Indien een kel-der uit een vertrek toe
gankelijk is, moet de toegang tot de kelder-
trap behoorlijk kunnen worden afgesloten.
Art. 30
1. Geen vertrek mag een geringer vloer
oppervlak hebben dan 4 m2, gemeten als be
doeld in art. 28, tweede lid onder b.
2. Voor het vertrek bedoeld in art. 28,
tweede lid onder.b, moet de vrije hoogte over
het vereischte minimum-vloeroppervlak ten
minste 2.70 m en over het eventueel verder
aanwezige vloeroppervlak ten minste 2.20 m
bedragen.
3. Voor vertrekken onder een schuin dak-
vlak, en die, gelegen boven een kelder en met
den vloer boven pei'l (z.g. opkamers), moet de
vrije hoogte ten minste 2.20 m bedragen; deze
hoogte moet over niet minder dan de helft
van het totale vloeroppervlak en in ieder
geival ten minste over een oppervlak van
4 m2 aanwezig Zijn. De vertrekken moeten
voorts omsloten zijn door verticale wanden ter
hoogte van ten minste 0,60 m uit den vloer.
4. Voor alle andere vertrekken moet de
vrije hoogte over het vereischte minimum-
vloeroppervlak ten minste 2.40 m en over het
eventueel verder aanwezige vloeroppervlak
ten minste 2.20 m bedragen.
Art. 31
1. Alle tot een woning ibeboorende ruimten,
waarvan de vloer boven ox beneden den
beganegrond is gelegen, moeten beboorlijk
bereikbaar zijn door middel van trappen. Deze
trappen moeten zijn vaste trappen, behoudens
dat voor het bereiken van kel-ders alsmede
van zolders, welke slechts een enkel vertrek
bevatten, met losse trappen kan worden
volstaan.
2. Indien een trap opgaat uit een vertrek,
moet (het trapgat tochtvrij kunnen worden
afgesloten.
3. Het -boveneinde van elke trap moet
onmiddellijk aansluiten aan een gang of
bordes, althans aan een vrije bevloerde ruimte
welke geen vertrek vormt en een breedte*
heeft van ten minste de breedte van de trap
en een diepte van ten minste 0.90 m.
4. Op elk punt van een trap of trapbordes
moet een vrije hoogte van ten minste 2 m
aanwezig zijn.
5. Elke trap moet ten minste langs den
zijde van een stevige leuning zijn voorzien;
trapgaten moeten, waar de veilighei-d zulks
eischt, door een stevige balustrade behoorlijk
zijn afgesloten.
6. Van het bepaalde in het eerste lid is
vrijstelling mogelijk voor het aanbrengen vein
een ladder tot het bereiken van een zolder of
vliering, welk geen vertrekken bevat.
Art. 32
1. De optrede van een trap mag ten hoog
ste 0.20 m bedragen.
2. De breedte en aantrede van vaste
trappen moeten ten minste onderscheidenlijk
bedragen:
a. 0.80 m en 0.20 m, indien de trap als
toegang tot een woning dient;
b. 0.70 m en 0.15 m, voor andere trappen
dan die, bedoeld onder a.
3. De breedte en aantrede van losse trap-
pen moeten ten minste onderscheidenlijk
0.50 m en 0.10 m bedragen.
4. De breedte van een trap wordt gemeten
tusschen de boomen; de aantrede in de klim-
lijn, welke lijn wordt geacht te liggen op i/3
van de trapbreedte, gemeten uit den buiten-
boom.