ALGEMEEN NIEUWS- EH ADVERTEHTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHDEREN. De Vier Eerste Blad. Solidariteit. No. 9021 VRIJDAG 28 JULI 1933 73e Jaargang. BINBENLAND FEUILLETON I Wb IVI La I AJDVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post /5,60 per jaar Voor Belgie en Amerlka 12,-, overige landen /2,35 per 3 maanden fr. per post - Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling. Cltgeefster: Ftrma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 - TELEFOON No. 25. AJDVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel. meer f 9,20 KLEINE ADVERTENTIeN per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarlef, betwelk op aanvraag verkrrjgbaar is. - Inzending van advertentien liefst den dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. DRANKWET. Burgemeesteren Wethouders van TER NEUZEN brengen ter operibare kennis, inge- volge artikel 38, juncto artikel 16 der Drank- wet. dat bij hen is ingekomen een verzoek om een verlof A van CHARLES- LOUIS PIE- LAET, van beroep fabrieksarbeider, wonende te Ter Neuizen, voor bet foenedenvoorlokaal van het perceel Nieuwe Kerkstraat nos. 4 en 5 te Sluiskil. Binnen twee weken nadat deze bekend- making is geschied, kan ieder tegen het ver- leenen van bet verlof schriftelijk bezwaren inddenen bij Burgemeester en Wethouders. Ter Neuzen. den 27 Juli 1933. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HU1ZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVULLE, Secretaris. Wij leven in een gebroken, gescheurde wereld. Als dat wel ooit kon en moest worden getuigd, dan tegenwoordig. De scherven zijn zoo vele, dat het haast on- doenlijk lijkt om er nog weer een geheel van te maken. Wij waren kort geleden in een oud klooster in het Noorden van ons land, dat men had gerestaureerd op heel knappe wijze, en dat ook al was het natuurlijk onmogelijk om alles weer in zijn ouden staat terug te brengen toch weer in ruime mate de herinnering op- wekte aan zeer lang vervlogen dagen, to en nijvere en tegelijk knappe monniken daar rondliepen, studeerden en werkten. in vrede veelal en tot heil en voldoening van de meesten. Maar er waren in die kloostergang mooie gebrandschilderde ruiten geweest, die hetzij bij ongeluk, het- zij opzettelij'k in duizenden kleine scherf- jes waren gebroken, en die men nu (onder glas) had bijeengelegd in zeer willekeu- rige en bonte sohakeering, terwijl dan om dit alles nog beter te kunnen zien een electrische verlichting daaronder was aangebracht, waardoor de onwaarschijn- lijke kleuren en de bonte mengeling nog te beter uitkwamen. Een oogenblik waren versdheiden oudere en jongere beschou- wers, al het andere vergetend, reeds bezig om te trachten de verschillende scherven en stukjes, die daar in grillige vormen eens heel ver terug te gaan Geneve en Londen ons weer te aanschouwen ge- geven Is men wel een klein beetje ver- der gekomen Was het niet al bericht, dat de stille voorafgaande afspraak deze was geweest, dat er bijvoorbeeld over het sdiuldraagstuk,. ai&l gesproken zou mogen worden, en ging men nu dan ook maar niet weer naar huis, alleen nog maar sterker en heviger dan vroeger overtuigd van de verdeeldheid en gebrokenheid van alles En nu noemden wij daar zoo iets als het wereldgeheel, maar is het op kleine en meer beperkt terrein al niet precies een- der Denk alleen maar aan ons land en aan onze maatschappij Hoe weinig ver- staat men elkaar in Kamers en Gemeente- raden, in kerken en bij het onderwijs, waar is nog eenig begrip van gemeen- schappelijk belang, waar is nog eenig be- wustzijn, dat langs de nu gevolgde wegen alleen maar ondergang en algemeene ver- arming zijn te verwachten In het jaar 494 voor Christus was de bevolking van Rome uiteengeslagen in twee deelen, die als twee groote en sterke partijen tegenover elkander stonden. Het eene deel hield zijn verblijf op den Heili- gen Berg, buiten de stad, en het andere deel was in de stad zelve. Toen moet Menenius Agrippa als verzoener zijn op- getreden. Hij vertelde den menschen van een strijd, die eens in het menschelijk lichaam was losgebroken tusscihen de maag en de andere lichaamsdeelen. Die anderen waren jaloersch op de maag, omdat die altoos maar alles ontving. De hand was jaloersch zij weigerde voed- sel aan te brengen: de tanden werden jaloersch zij zegden den dienst op, wil- den niet langer het voedsel vermalen zoo weed de maag dan stilgelegd. Maar het duurde niet lang, of de 'hand werd zwakker en begon te beven, en ook de mond begon te merken, dat hij aan kracht had ingeboet. Toen niet al'le deelen hun werk meer deden, werden alle een-voor- een geschaad. De les van Agrippa werd begrepen. Men ging inzien, dat in den staat en in de maatschappij alien elkander noodig heb- ben, en dat de een den ander niet kan missen. En Menenius Agrippa heeft ook in den tegenwoordigen tijd er gevonden, die het met hem eens zijn, en die heel goed verstaan, dat al die verdeeldheid slechts leidt tot schade en verderf. tJ1 gZoo heeft een zeer bekend Oosten- voor hen lagen, bijeen te zoeken. Als zij I rijksch geleerde, Dr. A. G. F. Schaeffle er bij hadden gekund, zouden zij werke- een dik boek aewijd aan de uiteenzetting, lijk zijn begonnen om samen te brengen dat tusschen het menschelijk lichaam en wat nu nog zoo ontzettend verspreid lag. Maar zij konden er niet bij en wat zou het bovendien dan nog hebben gebaat: werd het hem niet gezegd, dat de hier ten- toongestelde collectie scherfjes nog maar een zeer gering deel uitmaakte van allerlei. die ginds in een kist opeengestapeld lagen Zoo ging men straks met t be- zichtigen verder en de scherven bleven gen Is onze huidige wereld en samenleving anders Wat hebben om nu maar niet het geheel der maatschappij een ver-strek- kende parallel te trekken is. Men begrijpt wel, waar wij heen wil- len. Wij will en natuurlijk wijzen op de noodzakelijkheid van solidariteit. Maar dan komt aanstonds de vraag boven: Als wij nu in de dagelijksche gedragingen en van alle menschen afzonderlijk en van de groepen zoo bitter weinig bemerken van die solidariteit, hoe moet daar dan ooit verbetering in komen De pas opgetre- den Minister van Sociale Zaken, Prof. Slotemaker de Bruine, heeft twintig jaar geleden (1912) over „Solidarisme" reeds zeer belangrijke dingen geschreven. Voor- eerst heeft hij er op gewezen, dat het eerste Fransche solidarisme de beteekenis van het Protestantisme wel wat had on- derschat, en zich dus pan eenzijdigheid had schuldig gemaakt. Maar de schrijver liet het niet bij kritiek en bij negatie, hij bouwde, dankbaar gebruik makend van wat ook anderen reeds hadden gevoeld en gezegd, een nieuw stelsel op, dat nog steeds op zijn toepassing wacht en deze onzes inziens ook volkomen verdient. Vooreerst wordt in dit stelsel voorop- gezet, dat de aldoor groeiende haat en scheiding tusschen de standen zal moeten worden vervangen door een wederzijdsch en wezenlijk vertrouwen, waardoor alleen een echte ,,samen"-leving kan ontstaan. De bekende Ch. Gide, medewerker van Secretan, zegt het telkens: goede toestan- den kunnen alleen tegemoet worden ge- zien, als er ook andere menschen komen en niet alleen organisaties. De mensch zelf moet worden vervormd. En dat ge- schiedt niet, als die mensch onteigent of onteigend wordt, dat geschiedt niet door geweld of macht; dat gebeurt niet, als er een revolutie komt, want, als de hoog- vloed weer teruggeloopen is, blijken de menschen toch weer dezelfden te zijn ge- ibleven. Wat gewenscht is, ja vereischt is, is vrije samenwerking, ongedwongen cooperatie. Het zou onrechtvaardig zijn om de be- zitters eenvoudig te gaan berooven, en men mag nimmer op zegen rekenen, als men aanvangt met een onrechtvaardige daad. Ook is niet het privaat-bezit de bron van alle ellende, doGh de geest, die de bezitters bezielt. Waar het ons dan ook om te doen moet zijn, dat is niet om ge lijkheid maar om solidarffeit. Wat de echte solidaristen willen, nog altijd, dat is een maatschappij, beheerscht door het echte samen-willen-leven, een maatschappij van menschen, die zich voor elkander verantwoordelijk gevoelen, en die dan ook dankbaar erkennen, dat zij elkander noodig hebben. Gide heeft in onderscheiding van Secretan geleerd, dat ook al erkent hij grif, dat er in het privaat bezit der productie-middelen een groote zegen heeft gelegen, -- deze taak dan nu toch wel vervuld is en er in de toekomst ten deze zeker verandering ge wenscht, ja noodig zou kunnen blijken. Dit alles werd al 20, 25 jaar geleden geleeraard. En nog is er geen verande ring gekomen. Men moet veeleer met smartelijke ontzetting erkennen, dat het in de wereld nog donkerder, nog ver- warder is geworden. Om bij het aebruikte beeld uit dat klooster (te Ter Apel) te blijven: er is haast niemand meer, die zich de moeite getroost om de scherven en scherfjes nog zorgvuldig naast elkander te leggen, en het licbt, dat men nog zou willen ontsteken, is alleen maar in staat om de verscheurdheid nog vreeselijker te doen beseffen. En toch is het t eene uitgangspunt van de solidariteit, gelijk ook Slotemaker de Bruine zoo terecht heeft opgemerkt, dat in de bonte warre- ling der vragen een zekere ordening brengt, en daarmede ook nog heeft hoop op de mogelijkheid van een antwoord. De echte solidariteit is het, die doet zien, dat het rechte beginsel nog steeds van de allergrootste beteekenis is, en dat de zedelijke en geestelijke overtuiging van de groepen, die daaruit leven, mag doen gelooven, dat zij het in t eind zullen win- nen. Ons streven zij en blijve er daarom ten alien tij.de op gericht om die ware solidariteit aan te kweeken. en de krach- ten, die in het Evangelie ons zijn gesehon- ken, in te dragen ook in de maatschappij, waar zij louterend, vernieuwend en steu- nend zullen werken. door FRANCIS BEEDING (Nadruk verboden.) 62) De (Vervolg.) Britsche afgevaardigde boog zich iets voorover en begon een rapport, dat v66r hem lag, te lezen. ,,We zijn de formule kwijt," fluisterde Granby me in het oor. ,,Ssst!" werd er rondom ons gezegd, en ik zag booze blikken onzen kant opkijken. Maar dit was niet het juiste oogenblik om wellevend te zijn. Ik keek vlug, even, naar Mendoza. Hij had de joyeuse entree van Granby en Hazel- rig gezien en met een gezicht of hij spoken zag, stond hij onzen kant op te kijken. „Ik ben ervan overtuigd," ging de Britsche afgevaardigde voort, nog steeds met zijn oogen op het papier vo6r zich, ,,dat mijn col- lega's met me zullen instemmen, als ik hier- bij voorstel, om Mr. Hazelrig gelegenheid te geven, zrn aambod nader toe te lichten. Ik zou Mr. Hazelrig dan gaame nu het woord geven." Hij zweeg en vouwde het papier in vieren, rond zijn monocle viel, zacht rinkelend, op zijn vest. „Ik heb aan mijn rapport niets toe te voe- gen," ging hij voort, ,,dan alleen dit, dat ik even v66r het begin van de zitting per tele- foon ervan in kennis gesteld ben, dat Mr. Hazelrig bereid was zijn voorstel nader toe te lichten. Tot op zekere hoogte w66t ik, waar- om het in dezen gaat, immers, oorspronkelijk is deze quaestie, officieus, mijn Regeering ter toetsing voorgelegd. Om haar zeer bijzonde- ren aard vonden we deze zaak de belangstel- ling van den Raad ten voile waard, maar we zijn pas na een grondig onderzoek, waarbij bleek, dat Mr. Hazelrig ons iets aan te bieden had, dat de toekomst van den Bond sterk kon beinvloeden, tot dezen stap overgegaan. Mr. Hsizelrig staat op het punt den Bond iets ten geschenke te geven, een daad, die, wat edelmoedigheid betreft, haars gelijke niet heeft hetgeen ge straks, als ge weet waar- om het gaat, alien volkomen met me eens zult zijn iets ten geschenke te geven, zeg ik, dat van groot, van zeer groot belang is voor den wereldvrede". Hij hield op. „Mr. Hajzelrig heeft het woord", zei de voorzitter. Hazelrig stond op. ,,Meneer de voorzitter, mijne heeren", be gon hij. „Het is mrjn bedoeling geweest Maar mijn gedachten waren niet bij zijn speech. Granby's magere gezicht was vlak naast het mijne. Ik greep hem bij zijn arm en wees. Granby keek in de richting, waarin ik wees, en zag Mendoza. Zijn heele wezen ver- strakte, als dat van een hond, die wild ruikt. „Mendoza heeft de formule in zijn zak", fluisterde ik hem in het oor. ,,Tien minuten geleden is een portier hem de enveloppe komen brengen. Ik heb ze hem met mijn eigen oogen in zijn zak zien steken." Granby staarde me gedurende enkele oogenblikken strak aan. Dan kwam er op- eens een schittering in zijn oogen. „Neem jij Hazelrig,!' fluisterde hij terug. ,,En laat Mendoza maar aan mij over. Ik zorg ervoor, dat hij de zaal niet uitkomt". Mendoza was nu betrekkelijk vlak brj. Hij manoeuvreerde nog steeds op de tweede deur af. Ik zag Granby's hand in den zak van zijn Colbert verdwijmen. Hij was een paar passen achteruit gegaan en stond nu vlak v66r de deur. De blikken van de beide man- nen kruisten elkaar gedurende een ondeelbaar oogenblik. 't Was niet meer dan een flits, maar Mendoza wist nu, dat die uitgang in elk geval voor hem versperd was. Ondertusschen stond Hazelrig door te rede- neeren. Wat was hij van plan? Hij zag er kalm uit, zijn houding was bijna nonchalant en de eerste paar volzinneo waren er vlot uitgekomen en verschilden in niets met den gewonen aanhef. Maar vroeger of later zou hij toch moeten bekennen, dat hij de for mule niet had en waarschijnlijk was dit de WETSONTWERP UNIFORMVERBOD. Ingediend is een wetsontwerp aanvullimg van het wetboek van strafrecht met het oog op kleedingstukken en onderscheidingsteeke- nen, welke uitdrukking zijn van een bepaald staatkundig streven. Aan de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer, wordt ontleend, dat den laat- sten tijd zich in toenemende mate het ver- schijnsel voordoet, dat aan staatkundig stre ven in het openbaar uitdrukking wordt ge- geven door het dragen of voeren van kenmer- kende kleedingstukken of onderscheidingstee- kenen. Het verschijnsel is, gezien de ervarin- gen in verschillende midden-Europeesche sta- ten en ook hier te lande opgedaan, niet zonder bedenking. Het ostentatief dragen of voeren van klee dingstukken of onderscheidingsteekenen met staatkundige strekking werkt, in het bijzon- der in tijden van spanning, op politieke tegen- standers uittartend. Voorbeelden daarvan vertoonden zich in den laatsten tijd helaas meermalen. Bij herhaling was in verband daarmee soms uitgebreid politie-optreden noc dzakelijk tot handhaving van de openbare orde. Er is een tweede verbodsmotief. In het bij- zonder uniforme of anderszins kenmerkende Weeding wordt, voor zoo ver niet enkel sprake is van een min of meer belachelijke zucht tot nabootsing van buitenlandsche methoden, veelal mede ten bate van een zekere machts- ontwikkeling gekozen. Een machtsontwikke- ling, zoowel inwendig, binnen het verband van hen, die deze kleeding dragen, als uitwendig, tegenover het publiek. Binnen het verband van de dragenden doet de kenmerkende kleeding den enkelen drager terstond als medestander herkennen. Zij stelt hem daarmee onder controle van de groep. Zij vergemakkelijkt tevens discipline en even- tueel het optreden in quasi-militair verband. Naar buiten werkt uniformkleeding, geko zen als teeken van bepaald staatkundig stre ven, op zichzelf, ook als van verdere organi- satie wordt afgezien, imponeerend op het pu bliek. Deze werking pleegt ook allereerst be- oogd te worden door wie de uniform invoeren. Men wil zijn aanhangers duidelijk doen on- derkennen en door hun aantal indruk maken. Intusschen blijft het veelal niet hierbij en gaat men ook gezamenlijk, in organisatorisch ver band, optreden, in den vorm van zgn. wach- ten, partijkorpsen en soortgelijke formaties. Het verschijnsel is uit het buitenland maar al te bekend. In ons land deed het zich b.v. eeni- gen tijd geleden voor in den vorm van optre den van zgn. rood-fnontstrijders bij een begra- fenis te Rotterdam en laatstelijk in den vorm van fascistische organisaties bij vergaderingen en op nationale feestdagen. Zulke een min of meer militaire machts- ontwikkeling van politieke richtingen naast het wettig gezag, al kleedt men haar. wel- licht in den aanvang te goeder trouw, in den vorm van hulpverleening aan dit gezag, kan in een geordenden staat niet worden geduld. Zoodanige machtsontwikkeling van bepaalde groepen, voordat zij ernstiger vormen aan- neemt, te voorkomen, is mede de strekking van het wetsontwerp. Het artikel beoogt de materie zooveel mo- gelijk in de objectieve sfeer. te houden. Het geeft daartoe een algemeene norm, toe te pas- sen door de rechterlijke macht. Zulks in tegen- stelling met b.v. een stelsel van bijzondere verbodsbepalingen, uit te vaardigen door de regeering EEN S.-D. ECONOMISCH URGENTIE- PROGRAM. De bladen van de Arbeiderspers melden: De besturen van S.D.A.P. en N.V.V. doen een beroep op het Nederlandsche volk, om al zijn krachten te verzamelen voor de verdedi- ging van de democratische staatsinstellingen, volksvrijheden en volksrechten en tegen elk streven naar dictatuur. Zij wekken inzonder- heid de arbeidersklasse en de met haar eco- nomische gelrjkstaanden op, met hun organi saties den strijd te voeren voor het hiervol- gende economische urgentieprogram der Ne derlandsche arbeidersbeweging. 1. Uitbreiding van het onteigeningsrecht voor de socialisatie van particuliere bedrijven en van landbouwgronden. 2. Credietvoorziening voor industrie, han- del en landbouw door een circulatiebank in gemeenschapsbeheer. Staatstoezicht op het particuliere bankwezen. Stichting van een in- dustriebank voor werkverruiming. 3. Staatstoezicht op prijsovereenkomsten tusschen ondememers en op kartellen. 4. Organisatie van het vervoerwezen in een vervoerschap. 5. Bevordering van huurdaling van volks- woningen. Verlaging van de rente van woning- voorschotten. Instelling van wettelijke huur- commissies. 6. Scherp verweer tegen belemmering van den Nederlandschen export. Handelspolitiek, gericht op vereffening van in- en uitvoer. Be vordering van het gebruik van Nederlandsch fabrikaat, ook door publiekrechtelijke en serai- officieele lichamen. 7. Crisissteun aan land- 'en tuinbouw en veeteelt, met waarborgen, dat deze steun vooral aan de kleine boeren en de landarbei- ders ten goede komt. 8. Uitvoering van groote werken. Verdee- ling van werkgelegenheid door werktijdver- korting. 9. Handhaving van de stfeunnormen en, waar noodig, uitbreiding van de werkloozen- zorg, ook voor jeugdige personen. 10. Voor Indonesie: Versterking van 't in- heemsch productievermogen. Krachtig ver weer tegen buitenlandsche belemmeringen van den productenuitvoer. Ontwikkeling van de industrie. Stelselmatige behartiging van de wederzijdsche economische belangen van Ne- derland en Indonesie. DE NOOD IN DE KLOMPEN- INDUSTRIE- De minister van Economische Zaken heeft, naar aanleiding van het feit, dat de organi saties in de klompenindustrie aan de regee ring hebben gevraagd een invoerverbod, con- aanloop, dien hij nam. „Hij zou zich zeker niet vermeten hebben", zei hij, ,om den Raad met deze zaak lastig te vallen, ware het niet, dat de heeren, die hem van raad hadden ge- diend de Britsche minister van Buitenland sche Zaken, onder anderen hem met klem verzekerd hadden, dat zij van het allergroot ste belang voor den Bond was". Hij wachtte even en daama zei hij hetzelfde in andere woorden. en vervolgens nog eens. Ik begreep, dat het hem te doen was, om tijd te winnen, dat hij zelf nog niet wist, hoe te handelen. „Waarom komt de man niet ter zake", fluisterde iemand me in het oor. Ik gaf geen antwoord, want ik krabbelde juist een belang rijke boodschap achter op een enveloppe. .Mendoza heeft de formule", schreef ik. „Hij staat vlak bij de deur. We zullen zorgen, dat hij de zaal niet uitkomt". Een van de leden van den Raad had een glas water voor Hazelrig ingeschonken. Hij dronk er een paar slokjes van, kuchte en ahemde er ging voort: „Mijne heeren, van beroep ben ik fabrikant van oorlogswapenen. De naam van mi,n firma is u, waarschijnlijk, niet onbekend. Het grootste deel van mijn leven dit beken ik eerlijk ten aanhoore van de vertegenwoordi- gers van den Volkenlbond, deze machtige instelling, in het leven geroepen door 's men schen behoefte aan vrede heb ik doorge- bracht met het volmaken van vernietigings- werktuigen. Wat dat betreft sta ik vddr u als een misdadiger. Ja, als een misdadiger.ik denk er niet aan, me te verschuilen achter de gawane drogredenen... Si vis pacem, para bellum. Zulke wijsheden brengen alleen tot uitdrukking de kortzichtige wijsheid van de naties ,die het zwaard uit de scheede getrok- ken hebben en door dat zwaard vergaan zijn. Door mijn leven te wijden aan het vervaar- digen van oorlogswerktuigen, heb ik onher- slelbaar kwaad berokkend zoowel aan dege- nen. die de werktuigen geibruikten, als aan hen, die door ze geleden hebben. En dat te weten, mijne heeren weegt als lood op mijn ziel". Hn zweeg even en keek terloops naar de enveioppe, die ik op het glas water v66r hem had neergelegd. Het bloed steeg hem naar de Hlapen. Zijn blik gleed de zaal door en bleef op Mendoza rusten. Mendoza, die met Graniby naast zich vlak bij de deur stond. Met een eigenaardig, onbeheerscht gebaar dat de aandachte opeischt en die hij vast- hieid, keerde hij zich weer naar den kring diplomaten. „Ja, heeren, dat weegt als lood op mijn ziel, Maar Goddank, is het me gegeven om iets van het kwaad, dat ik gedaan heb, te her- stellen. Door een reeks toevalligheden, die hier niets ter zake cjoen, heb ik een wapen in handen gekregen, dat, naar ik vermeen en ik spreek nog als expert de tegenwoordige maniei van oorlogvoeren zoo al niet onmoge lijk, dan toch heel moeilijk zal maken". Hi; wachtte even. Het was nu z66 stil, in de zaal, dat men een speld kon hooren vallen. „Het wapen, waarover ik spreek, is een uitvinding van een landsman van het groote en mooie land, waar wjj op het oogenblik samen zijn. Sommigen van u kennen den naam Juan de Sancho misschien wel. De San- cho was een scheikundig genie, dat, zooals het gewoonlijk gaat het spijit me, dit hier te moeten zeggen in zijn eigen land noch in de andere landen van Europa geeerd werd en bjj zijn dood in Januari van dit jaai heeft hij een uitvinding nagelaten, die ik, tot mijn groote blrjschap, thans mijn eigen- dom kan noemen. Die uitvinding, waarover ik het heb, mijne heeren, is zeer merkwaardig Ze zou een eerzuchtige en onscrupuleuize natie, wie het lukte, haar in handen te krijgen, in staat stellen, haar vijanden te verlammen, zooals een slang zrn prooi verlamt vddr hij haar verslindt. In de handen, daarentegen var een krachtige groep, die boven alles vrede wenscht en een toestand tracht te scheppen, die tot eeuwigdurenden vrede leidt, zou ze evengoed de oorlogszuchtige partij kun nen verlammen. Het in bezit nemen van deze geheime uitvinding door een internationaal lichaam de manipulate ervan, als ik het zoo mag noemen, ten behoeve van alle naties, die den vrede wenschen beteekent, volgens mij, tot er het een of andere tegen-wapen gevonden is, het einde van den oorlog. En daarom heb ik besloten, dit geheim, dat ik van de weduwe van den uitvinder gekocht heb, aan den vertegenwoordiger van alle naties der aarda, aan den Volkenbond, ten ge schenke te geven". Terwijl Hazelrig sprak, had ik zoo gema- noeuvreerd, dat ik weer naast Granby stood. ,,In orde", fluisterde ik hem in het oor. "Hij weet dat Mendoza 't heeft." Steelsgewijs keek ik naar den hertog, die nu weer achter zijn onmiddellijken chef stond. Zijn gezicht was ondoorgrondelijk, maar zijn oorspronkelijk vooraemen, om met het kost- bare stuk in zVn zak te verdwijnen, had hij blijkbaar opgegeven. ,,Meer behoef ik niet te zeggen, heeren" De stem van Hazelrig verbrak weer de stilte, ,,Nu rest me nog slechts de taak, om mijn geschenk te overhandigen, dat wil zeggen; als ge besluit het te accepteeren. Zelf zal ik alt niet doenik voel het als niet meer dan ibillqk, dat een vooraanstaand landgenoot van den uitvinder, die tot de groote natie behoord heeft, wier gasten wij het genoegen hebben te zijn iemand, zonder wieos aiet genoeg- te waardeeren hulp ik het bewuste document op het oogenblik niet aan u zou kunnen geven degeen zij, wiens handen die gedenkwaar- dige daad zullen verrichten. Met uw toestem- ming verzoek ik dan nu Zijne Exeellentie den Hertog van Mendoza, om de formule, waar- voor hij zich van het oogenblik af, waarop hij van haar bestaan hoorde, zoo sterk geimteres- seerd heeft, hier op tafel te leggen. Ik geloof niet te veel te zeggen, meneer de voorzitter; als ik beweer, dat ik zonder de daadwerkelijke tusschenkomst van Zijne Exeellentie op het oogenblik niet in de positie zou verkeeren, om hem te kunnen verzoeken, het bewuste stuk in uwe handen over te geven". Hazelrig zweeg en ging zitten. Alle hoofdert keerden zich, of ze door een magneet aange- trokken werden, naar Mendoza. Zijn rechter- hand tastte werktuigelijk naar zijn binnenzak. De uitdrukking van zijn gezicht kan ik niet beschrijven, maar zijn gelige huid had een eigenaardige tint, kouwelijk-roze, als een perzik, die pas begint te rijpen. Zonder een woord haalde hij de lange beige enveloppe met de drie groote, roode zegels te voorschijn en legde haar vddr den voorzitter neer. (Slot volgt.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 1