ALGEMEEN NIEUWS- EH ADVERTEHTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHDEREN.
De Vier
Eerste Blad.
Solidariteit.
No. 9021
VRIJDAG 28 JULI 1933
73e Jaargang.
BINBENLAND
FEUILLETON
I Wb IVI La I AJDVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post /5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerlka 12,-, overige landen /2,35 per 3 maanden fr. per post -
Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Cltgeefster: Ftrma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 - TELEFOON No. 25.
AJDVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel. meer f 9,20
KLEINE ADVERTENTIeN per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarlef, betwelk op aanvraag
verkrrjgbaar is. - Inzending van advertentien liefst den dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
DRANKWET.
Burgemeesteren Wethouders van TER
NEUZEN brengen ter operibare kennis, inge-
volge artikel 38, juncto artikel 16 der Drank-
wet. dat bij hen is ingekomen een verzoek om
een verlof A van CHARLES- LOUIS PIE-
LAET, van beroep fabrieksarbeider, wonende
te Ter Neuizen, voor bet foenedenvoorlokaal
van het perceel Nieuwe Kerkstraat nos. 4 en
5 te Sluiskil.
Binnen twee weken nadat deze bekend-
making is geschied, kan ieder tegen het ver-
leenen van bet verlof schriftelijk bezwaren
inddenen bij Burgemeester en Wethouders.
Ter Neuzen. den 27 Juli 1933.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HU1ZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVULLE, Secretaris.
Wij leven in een gebroken, gescheurde
wereld. Als dat wel ooit kon en moest
worden getuigd, dan tegenwoordig. De
scherven zijn zoo vele, dat het haast on-
doenlijk lijkt om er nog weer een geheel
van te maken. Wij waren kort geleden
in een oud klooster in het Noorden van
ons land, dat men had gerestaureerd op
heel knappe wijze, en dat ook al was
het natuurlijk onmogelijk om alles weer in
zijn ouden staat terug te brengen toch
weer in ruime mate de herinnering op-
wekte aan zeer lang vervlogen dagen,
to en nijvere en tegelijk knappe monniken
daar rondliepen, studeerden en werkten.
in vrede veelal en tot heil en voldoening
van de meesten. Maar er waren in die
kloostergang mooie gebrandschilderde
ruiten geweest, die hetzij bij ongeluk, het-
zij opzettelij'k in duizenden kleine scherf-
jes waren gebroken, en die men nu (onder
glas) had bijeengelegd in zeer willekeu-
rige en bonte sohakeering, terwijl dan
om dit alles nog beter te kunnen zien
een electrische verlichting daaronder was
aangebracht, waardoor de onwaarschijn-
lijke kleuren en de bonte mengeling nog
te beter uitkwamen. Een oogenblik waren
versdheiden oudere en jongere beschou-
wers, al het andere vergetend, reeds bezig
om te trachten de verschillende scherven
en stukjes, die daar in grillige vormen
eens heel ver terug te gaan Geneve en
Londen ons weer te aanschouwen ge-
geven Is men wel een klein beetje ver-
der gekomen Was het niet al bericht,
dat de stille voorafgaande afspraak deze
was geweest, dat er bijvoorbeeld over het
sdiuldraagstuk,. ai&l gesproken zou
mogen worden, en ging men nu dan ook
maar niet weer naar huis, alleen nog maar
sterker en heviger dan vroeger overtuigd
van de verdeeldheid en gebrokenheid van
alles
En nu noemden wij daar zoo iets als
het wereldgeheel, maar is het op kleine en
meer beperkt terrein al niet precies een-
der Denk alleen maar aan ons land en
aan onze maatschappij Hoe weinig ver-
staat men elkaar in Kamers en Gemeente-
raden, in kerken en bij het onderwijs,
waar is nog eenig begrip van gemeen-
schappelijk belang, waar is nog eenig be-
wustzijn, dat langs de nu gevolgde wegen
alleen maar ondergang en algemeene ver-
arming zijn te verwachten
In het jaar 494 voor Christus was de
bevolking van Rome uiteengeslagen in
twee deelen, die als twee groote en sterke
partijen tegenover elkander stonden. Het
eene deel hield zijn verblijf op den Heili-
gen Berg, buiten de stad, en het andere
deel was in de stad zelve. Toen moet
Menenius Agrippa als verzoener zijn op-
getreden. Hij vertelde den menschen van
een strijd, die eens in het menschelijk
lichaam was losgebroken tusscihen de
maag en de andere lichaamsdeelen. Die
anderen waren jaloersch op de maag,
omdat die altoos maar alles ontving. De
hand was jaloersch zij weigerde voed-
sel aan te brengen: de tanden werden
jaloersch zij zegden den dienst op, wil-
den niet langer het voedsel vermalen
zoo weed de maag dan stilgelegd. Maar
het duurde niet lang, of de 'hand werd
zwakker en begon te beven, en ook de
mond begon te merken, dat hij aan kracht
had ingeboet. Toen niet al'le deelen hun
werk meer deden, werden alle een-voor-
een geschaad.
De les van Agrippa werd begrepen.
Men ging inzien, dat in den staat en in de
maatschappij alien elkander noodig heb-
ben, en dat de een den ander niet kan
missen. En Menenius Agrippa heeft ook
in den tegenwoordigen tijd er gevonden,
die het met hem eens zijn, en die heel
goed verstaan, dat al die verdeeldheid
slechts leidt tot schade en verderf.
tJ1 gZoo heeft een zeer bekend Oosten-
voor hen lagen, bijeen te zoeken. Als zij I rijksch geleerde, Dr. A. G. F. Schaeffle
er bij hadden gekund, zouden zij werke- een dik boek aewijd aan de uiteenzetting,
lijk zijn begonnen om samen te brengen dat tusschen het menschelijk lichaam en
wat nu nog zoo ontzettend verspreid lag.
Maar zij konden er niet bij en wat zou
het bovendien dan nog hebben gebaat:
werd het hem niet gezegd, dat de hier ten-
toongestelde collectie scherfjes nog maar
een zeer gering deel uitmaakte van allerlei.
die ginds in een kist opeengestapeld
lagen Zoo ging men straks met t be-
zichtigen verder en de scherven bleven
gen
Is onze huidige wereld en samenleving
anders Wat hebben om nu maar niet
het geheel der maatschappij een ver-strek-
kende parallel te trekken is.
Men begrijpt wel, waar wij heen wil-
len. Wij will en natuurlijk wijzen op de
noodzakelijkheid van solidariteit. Maar
dan komt aanstonds de vraag boven: Als
wij nu in de dagelijksche gedragingen en
van alle menschen afzonderlijk en van de
groepen zoo bitter weinig bemerken van
die solidariteit, hoe moet daar dan ooit
verbetering in komen De pas opgetre-
den Minister van Sociale Zaken, Prof.
Slotemaker de Bruine, heeft twintig jaar
geleden (1912) over „Solidarisme" reeds
zeer belangrijke dingen geschreven. Voor-
eerst heeft hij er op gewezen, dat het
eerste Fransche solidarisme de beteekenis
van het Protestantisme wel wat had on-
derschat, en zich dus pan eenzijdigheid
had schuldig gemaakt. Maar de schrijver
liet het niet bij kritiek en bij negatie, hij
bouwde, dankbaar gebruik makend van
wat ook anderen reeds hadden gevoeld en
gezegd, een nieuw stelsel op, dat nog
steeds op zijn toepassing wacht en deze
onzes inziens ook volkomen verdient.
Vooreerst wordt in dit stelsel voorop-
gezet, dat de aldoor groeiende haat en
scheiding tusschen de standen zal moeten
worden vervangen door een wederzijdsch
en wezenlijk vertrouwen, waardoor alleen
een echte ,,samen"-leving kan ontstaan.
De bekende Ch. Gide, medewerker van
Secretan, zegt het telkens: goede toestan-
den kunnen alleen tegemoet worden ge-
zien, als er ook andere menschen komen
en niet alleen organisaties. De mensch
zelf moet worden vervormd. En dat ge-
schiedt niet, als die mensch onteigent of
onteigend wordt, dat geschiedt niet door
geweld of macht; dat gebeurt niet, als er
een revolutie komt, want, als de hoog-
vloed weer teruggeloopen is, blijken de
menschen toch weer dezelfden te zijn ge-
ibleven. Wat gewenscht is, ja vereischt
is, is vrije samenwerking, ongedwongen
cooperatie.
Het zou onrechtvaardig zijn om de be-
zitters eenvoudig te gaan berooven, en
men mag nimmer op zegen rekenen, als
men aanvangt met een onrechtvaardige
daad. Ook is niet het privaat-bezit de bron
van alle ellende, doGh de geest, die de
bezitters bezielt. Waar het ons dan ook
om te doen moet zijn, dat is niet om ge
lijkheid maar om solidarffeit.
Wat de echte solidaristen willen, nog
altijd, dat is een maatschappij, beheerscht
door het echte samen-willen-leven, een
maatschappij van menschen, die zich voor
elkander verantwoordelijk gevoelen, en
die dan ook dankbaar erkennen, dat zij
elkander noodig hebben. Gide heeft in
onderscheiding van Secretan geleerd, dat
ook al erkent hij grif, dat er in het
privaat bezit der productie-middelen een
groote zegen heeft gelegen, -- deze taak
dan nu toch wel vervuld is en er in de
toekomst ten deze zeker verandering ge
wenscht, ja noodig zou kunnen blijken.
Dit alles werd al 20, 25 jaar geleden
geleeraard. En nog is er geen verande
ring gekomen. Men moet veeleer met
smartelijke ontzetting erkennen, dat het
in de wereld nog donkerder, nog ver-
warder is geworden. Om bij het aebruikte
beeld uit dat klooster (te Ter Apel) te
blijven: er is haast niemand meer, die zich
de moeite getroost om de scherven en
scherfjes nog zorgvuldig naast elkander
te leggen, en het licbt, dat men nog zou
willen ontsteken, is alleen maar in staat
om de verscheurdheid nog vreeselijker te
doen beseffen. En toch is het t eene
uitgangspunt van de solidariteit, gelijk
ook Slotemaker de Bruine zoo terecht
heeft opgemerkt, dat in de bonte warre-
ling der vragen een zekere ordening
brengt, en daarmede ook nog heeft hoop
op de mogelijkheid van een antwoord.
De echte solidariteit is het, die doet
zien, dat het rechte beginsel nog steeds
van de allergrootste beteekenis is, en dat
de zedelijke en geestelijke overtuiging van
de groepen, die daaruit leven, mag doen
gelooven, dat zij het in t eind zullen win-
nen.
Ons streven zij en blijve er daarom
ten alien tij.de op gericht om die ware
solidariteit aan te kweeken. en de krach-
ten, die in het Evangelie ons zijn gesehon-
ken, in te dragen ook in de maatschappij,
waar zij louterend, vernieuwend en steu-
nend zullen werken.
door
FRANCIS BEEDING
(Nadruk verboden.)
62)
De
(Vervolg.)
Britsche afgevaardigde boog zich iets
voorover en begon een rapport, dat v66r hem
lag, te lezen.
,,We zijn de formule kwijt," fluisterde
Granby me in het oor.
,,Ssst!" werd er rondom ons gezegd, en ik
zag booze blikken onzen kant opkijken. Maar
dit was niet het juiste oogenblik om wellevend
te zijn. Ik keek vlug, even, naar Mendoza. Hij
had de joyeuse entree van Granby en Hazel-
rig gezien en met een gezicht of hij spoken
zag, stond hij onzen kant op te kijken.
„Ik ben ervan overtuigd," ging de Britsche
afgevaardigde voort, nog steeds met zijn
oogen op het papier vo6r zich, ,,dat mijn col-
lega's met me zullen instemmen, als ik hier-
bij voorstel, om Mr. Hazelrig gelegenheid te
geven, zrn aambod nader toe te lichten. Ik
zou Mr. Hazelrig dan gaame nu het woord
geven."
Hij zweeg en vouwde het papier in vieren,
rond zijn monocle viel, zacht rinkelend, op
zijn vest.
„Ik heb aan mijn rapport niets toe te voe-
gen," ging hij voort, ,,dan alleen dit, dat ik
even v66r het begin van de zitting per tele-
foon ervan in kennis gesteld ben, dat Mr.
Hazelrig bereid was zijn voorstel nader toe te
lichten. Tot op zekere hoogte w66t ik, waar-
om het in dezen gaat, immers, oorspronkelijk
is deze quaestie, officieus, mijn Regeering ter
toetsing voorgelegd. Om haar zeer bijzonde-
ren aard vonden we deze zaak de belangstel-
ling van den Raad ten voile waard, maar we
zijn pas na een grondig onderzoek, waarbij
bleek, dat Mr. Hazelrig ons iets aan te bieden
had, dat de toekomst van den Bond sterk kon
beinvloeden, tot dezen stap overgegaan. Mr.
Hsizelrig staat op het punt den Bond iets ten
geschenke te geven, een daad, die, wat
edelmoedigheid betreft, haars gelijke niet
heeft hetgeen ge straks, als ge weet waar-
om het gaat, alien volkomen met me eens
zult zijn iets ten geschenke te geven, zeg
ik, dat van groot, van zeer groot belang is
voor den wereldvrede".
Hij hield op.
„Mr. Hajzelrig heeft het woord", zei de
voorzitter.
Hazelrig stond op.
,,Meneer de voorzitter, mijne heeren", be
gon hij. „Het is mrjn bedoeling geweest
Maar mijn gedachten waren niet bij zijn
speech. Granby's magere gezicht was vlak
naast het mijne. Ik greep hem bij zijn arm en
wees. Granby keek in de richting, waarin ik
wees, en zag Mendoza. Zijn heele wezen ver-
strakte, als dat van een hond, die wild ruikt.
„Mendoza heeft de formule in zijn zak",
fluisterde ik hem in het oor. ,,Tien minuten
geleden is een portier hem de enveloppe
komen brengen. Ik heb ze hem met mijn
eigen oogen in zijn zak zien steken."
Granby staarde me gedurende enkele
oogenblikken strak aan. Dan kwam er op-
eens een schittering in zijn oogen.
„Neem jij Hazelrig,!' fluisterde hij terug.
,,En laat Mendoza maar aan mij over. Ik zorg
ervoor, dat hij de zaal niet uitkomt".
Mendoza was nu betrekkelijk vlak brj. Hij
manoeuvreerde nog steeds op de tweede deur
af. Ik zag Granby's hand in den zak van
zijn Colbert verdwijmen. Hij was een paar
passen achteruit gegaan en stond nu vlak
v66r de deur. De blikken van de beide man-
nen kruisten elkaar gedurende een ondeelbaar
oogenblik. 't Was niet meer dan een flits,
maar Mendoza wist nu, dat die uitgang in
elk geval voor hem versperd was.
Ondertusschen stond Hazelrig door te rede-
neeren. Wat was hij van plan? Hij zag er
kalm uit, zijn houding was bijna nonchalant
en de eerste paar volzinneo waren er vlot
uitgekomen en verschilden in niets met den
gewonen aanhef. Maar vroeger of later
zou hij toch moeten bekennen, dat hij de for
mule niet had en waarschijnlijk was dit de
WETSONTWERP UNIFORMVERBOD.
Ingediend is een wetsontwerp aanvullimg
van het wetboek van strafrecht met het oog
op kleedingstukken en onderscheidingsteeke-
nen, welke uitdrukking zijn van een bepaald
staatkundig streven.
Aan de memorie van toelichting aan de
Tweede Kamer, wordt ontleend, dat den laat-
sten tijd zich in toenemende mate het ver-
schijnsel voordoet, dat aan staatkundig stre
ven in het openbaar uitdrukking wordt ge-
geven door het dragen of voeren van kenmer-
kende kleedingstukken of onderscheidingstee-
kenen. Het verschijnsel is, gezien de ervarin-
gen in verschillende midden-Europeesche sta-
ten en ook hier te lande opgedaan, niet zonder
bedenking.
Het ostentatief dragen of voeren van klee
dingstukken of onderscheidingsteekenen met
staatkundige strekking werkt, in het bijzon-
der in tijden van spanning, op politieke tegen-
standers uittartend. Voorbeelden daarvan
vertoonden zich in den laatsten tijd helaas
meermalen. Bij herhaling was in verband
daarmee soms uitgebreid politie-optreden
noc dzakelijk tot handhaving van de openbare
orde.
Er is een tweede verbodsmotief. In het bij-
zonder uniforme of anderszins kenmerkende
Weeding wordt, voor zoo ver niet enkel sprake
is van een min of meer belachelijke zucht tot
nabootsing van buitenlandsche methoden,
veelal mede ten bate van een zekere machts-
ontwikkeling gekozen. Een machtsontwikke-
ling, zoowel inwendig, binnen het verband van
hen, die deze kleeding dragen, als uitwendig,
tegenover het publiek.
Binnen het verband van de dragenden doet
de kenmerkende kleeding den enkelen drager
terstond als medestander herkennen. Zij stelt
hem daarmee onder controle van de groep.
Zij vergemakkelijkt tevens discipline en even-
tueel het optreden in quasi-militair verband.
Naar buiten werkt uniformkleeding, geko
zen als teeken van bepaald staatkundig stre
ven, op zichzelf, ook als van verdere organi-
satie wordt afgezien, imponeerend op het pu
bliek. Deze werking pleegt ook allereerst be-
oogd te worden door wie de uniform invoeren.
Men wil zijn aanhangers duidelijk doen on-
derkennen en door hun aantal indruk maken.
Intusschen blijft het veelal niet hierbij en gaat
men ook gezamenlijk, in organisatorisch ver
band, optreden, in den vorm van zgn. wach-
ten, partijkorpsen en soortgelijke formaties.
Het verschijnsel is uit het buitenland maar al
te bekend. In ons land deed het zich b.v. eeni-
gen tijd geleden voor in den vorm van optre
den van zgn. rood-fnontstrijders bij een begra-
fenis te Rotterdam en laatstelijk in den vorm
van fascistische organisaties bij vergaderingen
en op nationale feestdagen.
Zulke een min of meer militaire machts-
ontwikkeling van politieke richtingen naast
het wettig gezag, al kleedt men haar. wel-
licht in den aanvang te goeder trouw, in den
vorm van hulpverleening aan dit gezag, kan
in een geordenden staat niet worden geduld.
Zoodanige machtsontwikkeling van bepaalde
groepen, voordat zij ernstiger vormen aan-
neemt, te voorkomen, is mede de strekking
van het wetsontwerp.
Het artikel beoogt de materie zooveel mo-
gelijk in de objectieve sfeer. te houden. Het
geeft daartoe een algemeene norm, toe te pas-
sen door de rechterlijke macht. Zulks in tegen-
stelling met b.v. een stelsel van bijzondere
verbodsbepalingen, uit te vaardigen door de
regeering
EEN S.-D. ECONOMISCH URGENTIE-
PROGRAM.
De bladen van de Arbeiderspers melden:
De besturen van S.D.A.P. en N.V.V. doen
een beroep op het Nederlandsche volk, om al
zijn krachten te verzamelen voor de verdedi-
ging van de democratische staatsinstellingen,
volksvrijheden en volksrechten en tegen elk
streven naar dictatuur. Zij wekken inzonder-
heid de arbeidersklasse en de met haar eco-
nomische gelrjkstaanden op, met hun organi
saties den strijd te voeren voor het hiervol-
gende economische urgentieprogram der Ne
derlandsche arbeidersbeweging.
1. Uitbreiding van het onteigeningsrecht
voor de socialisatie van particuliere bedrijven
en van landbouwgronden.
2. Credietvoorziening voor industrie, han-
del en landbouw door een circulatiebank in
gemeenschapsbeheer. Staatstoezicht op het
particuliere bankwezen. Stichting van een in-
dustriebank voor werkverruiming.
3. Staatstoezicht op prijsovereenkomsten
tusschen ondememers en op kartellen.
4. Organisatie van het vervoerwezen in
een vervoerschap.
5. Bevordering van huurdaling van volks-
woningen. Verlaging van de rente van woning-
voorschotten. Instelling van wettelijke huur-
commissies.
6. Scherp verweer tegen belemmering van
den Nederlandschen export. Handelspolitiek,
gericht op vereffening van in- en uitvoer. Be
vordering van het gebruik van Nederlandsch
fabrikaat, ook door publiekrechtelijke en serai-
officieele lichamen.
7. Crisissteun aan land- 'en tuinbouw en
veeteelt, met waarborgen, dat deze steun
vooral aan de kleine boeren en de landarbei-
ders ten goede komt.
8. Uitvoering van groote werken. Verdee-
ling van werkgelegenheid door werktijdver-
korting.
9. Handhaving van de stfeunnormen en,
waar noodig, uitbreiding van de werkloozen-
zorg, ook voor jeugdige personen.
10. Voor Indonesie: Versterking van 't in-
heemsch productievermogen. Krachtig ver
weer tegen buitenlandsche belemmeringen
van den productenuitvoer. Ontwikkeling van
de industrie. Stelselmatige behartiging van de
wederzijdsche economische belangen van Ne-
derland en Indonesie.
DE NOOD IN DE KLOMPEN-
INDUSTRIE-
De minister van Economische Zaken heeft,
naar aanleiding van het feit, dat de organi
saties in de klompenindustrie aan de regee
ring hebben gevraagd een invoerverbod, con-
aanloop, dien hij nam. „Hij zou zich zeker
niet vermeten hebben", zei hij, ,om den Raad
met deze zaak lastig te vallen, ware het niet,
dat de heeren, die hem van raad hadden ge-
diend de Britsche minister van Buitenland
sche Zaken, onder anderen hem met klem
verzekerd hadden, dat zij van het allergroot
ste belang voor den Bond was". Hij wachtte
even en daama zei hij hetzelfde in andere
woorden. en vervolgens nog eens. Ik begreep,
dat het hem te doen was, om tijd te winnen,
dat hij zelf nog niet wist, hoe te handelen.
„Waarom komt de man niet ter zake",
fluisterde iemand me in het oor. Ik gaf geen
antwoord, want ik krabbelde juist een belang
rijke boodschap achter op een enveloppe.
.Mendoza heeft de formule", schreef ik.
„Hij staat vlak bij de deur. We zullen zorgen,
dat hij de zaal niet uitkomt".
Een van de leden van den Raad had een
glas water voor Hazelrig ingeschonken. Hij
dronk er een paar slokjes van, kuchte en
ahemde er ging voort:
„Mijne heeren, van beroep ben ik fabrikant
van oorlogswapenen. De naam van mi,n firma
is u, waarschijnlijk, niet onbekend. Het
grootste deel van mijn leven dit beken ik
eerlijk ten aanhoore van de vertegenwoordi-
gers van den Volkenlbond, deze machtige
instelling, in het leven geroepen door 's men
schen behoefte aan vrede heb ik doorge-
bracht met het volmaken van vernietigings-
werktuigen. Wat dat betreft sta ik vddr u als
een misdadiger. Ja, als een misdadiger.ik
denk er niet aan, me te verschuilen achter de
gawane drogredenen... Si vis pacem, para
bellum. Zulke wijsheden brengen alleen tot
uitdrukking de kortzichtige wijsheid van de
naties ,die het zwaard uit de scheede getrok-
ken hebben en door dat zwaard vergaan zijn.
Door mijn leven te wijden aan het vervaar-
digen van oorlogswerktuigen, heb ik onher-
slelbaar kwaad berokkend zoowel aan dege-
nen. die de werktuigen geibruikten, als aan
hen, die door ze geleden hebben. En dat te
weten, mijne heeren weegt als lood op mijn
ziel".
Hn zweeg even en keek terloops naar de
enveioppe, die ik op het glas water v66r hem
had neergelegd. Het bloed steeg hem naar de
Hlapen. Zijn blik gleed de zaal door en bleef
op Mendoza rusten. Mendoza, die met Graniby
naast zich vlak bij de deur stond.
Met een eigenaardig, onbeheerscht gebaar
dat de aandachte opeischt en die hij vast-
hieid, keerde hij zich weer naar den kring
diplomaten.
„Ja, heeren, dat weegt als lood op mijn ziel,
Maar Goddank, is het me gegeven om iets
van het kwaad, dat ik gedaan heb, te her-
stellen. Door een reeks toevalligheden, die
hier niets ter zake cjoen, heb ik een wapen in
handen gekregen, dat, naar ik vermeen en
ik spreek nog als expert de tegenwoordige
maniei van oorlogvoeren zoo al niet onmoge
lijk, dan toch heel moeilijk zal maken".
Hi; wachtte even. Het was nu z66 stil, in
de zaal, dat men een speld kon hooren vallen.
„Het wapen, waarover ik spreek, is een
uitvinding van een landsman van het groote
en mooie land, waar wjj op het oogenblik
samen zijn. Sommigen van u kennen den
naam Juan de Sancho misschien wel. De San-
cho was een scheikundig genie, dat, zooals het
gewoonlijk gaat het spijit me, dit hier te
moeten zeggen in zijn eigen land noch in
de andere landen van Europa geeerd werd
en bjj zijn dood in Januari van dit jaai
heeft hij een uitvinding nagelaten, die ik,
tot mijn groote blrjschap, thans mijn eigen-
dom kan noemen. Die uitvinding, waarover ik
het heb, mijne heeren, is zeer merkwaardig
Ze zou een eerzuchtige en onscrupuleuize natie,
wie het lukte, haar in handen te krijgen, in
staat stellen, haar vijanden te verlammen,
zooals een slang zrn prooi verlamt vddr hij
haar verslindt. In de handen, daarentegen
var een krachtige groep, die boven alles
vrede wenscht en een toestand tracht te
scheppen, die tot eeuwigdurenden vrede leidt,
zou ze evengoed de oorlogszuchtige partij kun
nen verlammen. Het in bezit nemen van deze
geheime uitvinding door een internationaal
lichaam de manipulate ervan, als ik het
zoo mag noemen, ten behoeve van alle naties,
die den vrede wenschen beteekent, volgens
mij, tot er het een of andere tegen-wapen
gevonden is, het einde van den oorlog. En
daarom heb ik besloten, dit geheim, dat ik
van de weduwe van den uitvinder gekocht
heb, aan den vertegenwoordiger van alle
naties der aarda, aan den Volkenbond, ten ge
schenke te geven".
Terwijl Hazelrig sprak, had ik zoo gema-
noeuvreerd, dat ik weer naast Granby stood.
,,In orde", fluisterde ik hem in het oor. "Hij
weet dat Mendoza 't heeft."
Steelsgewijs keek ik naar den hertog, die
nu weer achter zijn onmiddellijken chef stond.
Zijn gezicht was ondoorgrondelijk, maar zijn
oorspronkelijk vooraemen, om met het kost-
bare stuk in zVn zak te verdwijnen, had hij
blijkbaar opgegeven.
,,Meer behoef ik niet te zeggen, heeren"
De stem van Hazelrig verbrak weer de stilte,
,,Nu rest me nog slechts de taak, om mijn
geschenk te overhandigen, dat wil zeggen; als
ge besluit het te accepteeren. Zelf zal ik alt
niet doenik voel het als niet meer dan
ibillqk, dat een vooraanstaand landgenoot van
den uitvinder, die tot de groote natie behoord
heeft, wier gasten wij het genoegen hebben
te zijn iemand, zonder wieos aiet genoeg-
te waardeeren hulp ik het bewuste document
op het oogenblik niet aan u zou kunnen geven
degeen zij, wiens handen die gedenkwaar-
dige daad zullen verrichten. Met uw toestem-
ming verzoek ik dan nu Zijne Exeellentie den
Hertog van Mendoza, om de formule, waar-
voor hij zich van het oogenblik af, waarop hij
van haar bestaan hoorde, zoo sterk geimteres-
seerd heeft, hier op tafel te leggen. Ik geloof
niet te veel te zeggen, meneer de voorzitter;
als ik beweer, dat ik zonder de daadwerkelijke
tusschenkomst van Zijne Exeellentie op het
oogenblik niet in de positie zou verkeeren, om
hem te kunnen verzoeken, het bewuste stuk
in uwe handen over te geven".
Hazelrig zweeg en ging zitten. Alle hoofdert
keerden zich, of ze door een magneet aange-
trokken werden, naar Mendoza. Zijn rechter-
hand tastte werktuigelijk naar zijn binnenzak.
De uitdrukking van zijn gezicht kan ik niet
beschrijven, maar zijn gelige huid had een
eigenaardige tint, kouwelijk-roze, als een
perzik, die pas begint te rijpen. Zonder een
woord haalde hij de lange beige enveloppe met
de drie groote, roode zegels te voorschijn en
legde haar vddr den voorzitter neer.
(Slot volgt.)