Pluimvee-Rubriek.
deze post meer zal opbrengen f 1955 1020
f 935.
Over het belastingjaar 19331934 zullen
eveneens volgens een thans te doen voorstel
worden geheven 80 opcenten op de hoofdsom
der gemeentefondsbelasting. De belasting-in-
spectie begroot de opbrengst van 70 opcenten
op 6000, dus 80 opcenten op rond f 6800. Van
dit bedrag wordt tweederde geraamd onder
onderdeel a van den betrekkelijken begroo-
tingspost, zie volgn. 190, derhalve 4500. Ge
raamd is thans f 4200, zoodat deze post meer
zal opbreng&i f 4500 f 4200 f 300.
Voor het belastingjaar 19331934 was bij
de begrooting gerekend op eene indeeling van
de gemeente in de 2de klasse voor de ge
meentefondsbelasting. Thans wordt Vborge-
steld de gemeente in de derde klasse te rang-
schikken. De opbrengst hiervan wordt begroot
op /3600.
Van dat bedrag wordt tweederde geraamd
onder onderdeel a van den betrekkelijken be-
grootingspost, zie volgn. 191, derhalve 2400.
Geraamd is thans 1360, zoodat deze post
meer zal opbrengen 2400 1360 - 1040.
Totaal dus 2275.
Het tweede lid van artikel 2 der wet van
15 Juli 1929, S-taatsblad 388, voorkomt, dat
het getal der opcenten op de gemeentefonds
belasting ooit voor eenigen aanslag hooger
wordt gesteld dan het getal opcenten, dat in de
gemeente geheven wordt op de hoofdsom van
de grondbelasting op de gebouwde eigendom-
men.
Thans bedragen laatstbedoelde opcenten 80,
zie volgn. 180 der begrooting.
Wij stellen Uwe vergadering voor: met in-
gang van 1 Mei 1933:
te heffen 80 opcenten op de hoofdsom der
gemeentefonidsbelasting
50 oipcenten op de hoofdsom der venmogens-
belasting en de gemeente te plaatseci in de
derde klasse voor de fondsbelasting.
Een en ander overeenkomstig de navolgende
verordeningen
A. De gemeenteraad van Zaamslag,
b e s 1 u i t
a. in te trekken de verordening op de hef-
fing en invorderinig van opcenten op de
gemeentefondslbelasting in de gemeente
Zaamslag, vastgesteld in zijne vergade
ring van den 25 Juli 1932, goedgekeurd
bij Koninklijk besluit van 12 Augustus
1933 no. 17.
b. vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING op de heffing van op
centen op de Gemeentefondsbelasting
in de gemeente Zaamslag.
Artikel 1.
Er ziullen jaarlijks, met ingang van het be
lastingjaar 1 Mei 1933 tot en met 30 April
1934, ten behoeve dezer gemeente, op de
hoofdsom der gemeentefondsbelasting worden
geheven tachtig (80) opcenten.
Artikel 2.
De opcenten worden niet geheven op de
aanslagen van hen, die binnen het Rijk geen
vaste woonplaats hetoben.
Artikel 3.
De invordering geschiedt overeenkomstig de
verordening van heden.
Artikel 4.
Deze verordening wordt herzien zoodra de
gemeente voor de heffing der gemeentefonds
belasting wordt gerangschikt in een andere
dan de derde klasse.
Artikel 5.
Bij het inwerking treden dezer verordening
vervalt de verordening van 25 Juli 1932,
goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 12
Augustus 1932, no. 17. Deze blijft van kracht
ten aanzien van vorige belastingjaren.
VERORDENING op de invordering van
opcenten op de hoofdsom der ge
meentefondsbelasting in de gemeente
Zaamslag.
Artikel 1.
De invordering der opcenten op de hoofd
som der gemeentefondsbelasting geschiedt
overeenkomstig artikel 296 der gemeentewet.
Artilkel 2.
Deze verordening treedt gelijk met die op
de heffing in werking.
Bij het inwerkingtreden dezer verordening
vervalt de verordening van 25 Juli 1932.
Deze blijft van kracht ten aanizien van vorige
belastingjaren
B. De raad der gemeente Zaamslag;
besluit
vast te stellen de navolgende
VERORDENING op de heffing van opcen
ten op de vermogensSbelasbing in de
gemeente Zaamslag.
Artikel 1.
Er zullen jaarlijks, met ingang van het be
lastingjaar 1 Mei 1933 tot en met 30 April
1934, ten behoeve dezer gemeente, op de
hoofdsom der vermogensbelasting worden
geheven vijftig (50) opcenten.
Artikel 2.
De invordering geschiedt overeenkomstig de
verordening van heden.
Artikel 3.
Bij het inwerkingtreden dezer verordening
vervalt de verordening van 18 Juli 1930, goed
gekeurd bij Kon. besluit van 8 October 1930,
no. 22. Deze blijft van kracht ten aanzien van
vorige belastingjaren.
C. De raad der gemeente Zaamslag,
besluit
in te trekken de verordening betreffende de
classificatie van de gemeente Zaamslag voor
de heffing der gemeentefondsbelasting, vast
gesteld in zijne vergadering van den 18den
Juli 1930, goedgekeurd bij Koninklijk besluit
van 8 October 1930, no. 22;
vast te stellen de navolgende
VERORDENING betreffende de clasisifi-
catie van de gemeente Zaamslag voor
de heffing der gemeentefondsbelasting.
Artikel 1.
De gemeente wordt voor de toepassing van
het bepaalde in het tweede lid van artikel
14 der wet van 15 Juli 1929 (Staatsblad
no. 338) gerangschikt in de derde klasse.
Artilkel 2.
Deze verordening treedt in werking met
ingang van het belastingjaar 1 Mei 1933 tot
en met 30 April 1934.
Artikel 3.
Bij het inwerking treden dezer verordening
vervalt de verordening van 18 Juli 1930, goed
gekeurd bij, K. B. van 8 October 1930 no. 22.
Deze blijft van kracht ten aanzien van vorige
belastingjaren.
De VOORZITTER deelt mede, dat het voor
Burgemeester en Wethouders een groote te-
leurstelling is, dat zij met een voorstel tot ver-
hooging der opcenten moesten komen, doch
het is niet mogelijk op een andere wijze de
begrooting dekkend te krijgen.
De heer HAMELINK verwondert zich, dat
de Minister aan de gemeente Zaamslag maar
25 pet. wil tegemoetkomen in de uitgaven
voor steun aan werkloozen, terwijl aan andere
gemeenten veel hoogere uitkeeringen worden
gegeven. Is dat omdat deze gemeente zoo zui-
nig is geweest? Is daar nu nooit eens iets aan
te doen, om te verkrijgen dat gelijke uitkee
ringen worden verstrekt?
De VOOiRZITTER veronderstelt, dat die
lagere uitkeering een gevolg is van het feit,
dat deze gemeente nog niet aan het maximum
der belastingheffingen was en de Minister
daarom uitgaat van de veronderstelling dat de
gemeente zichzelf nog kan redden. Burge
meester en Wethouders zouden met de ge-
meentefondsopcenten liever tot 100 zijn ge-
gaan, maar dat kon thans nog niet. Het zal
er echter ook wel van moeten komen.
De heer HAMELINK merkt op, dat er nu
menschen bij komen om belasting te betalen,
die daarvan tot nu toe vrij waren en anderen
meer zullen moeten betalen. Het is jammer,
dat dit noodzakelijk is geworden als een ge
volg van een ministerieelen maatregel.
De VOORZITTER voegt hieraan toe, dat
er ook rekening mee moet gehouden worden,
dat de belasting zoo zoetjes aan door een
derde deel der bevolking moet worden opge-
bracht, aangezien de boeren voor het meeren-
deel geen belasting meer betalen. Het gaat dus
voor een groot deel rusten op de ambachts-
lieden en winkeliers. Door de plaatsing der
gemeente in de derde klasse komen er nieuwe
belastingplichtigen bij, en de anderen moeten
meer betalen.
De heer HAMELINK wijst er op, dat er 132
millioen van rijkswege voor werkloozenzorg is
uitgegeven. Bij een evenredig percentage in
verband met de sterkte der bevolking zou de
gemeente Zaamslag daarvan 56.000 hebben
moeten ontvangen. Als dat was binnengeko-
men zou de gemeente er anders voor staan.
De VOORZITTER: In de steden zijn de uit
keeringen hooger.
De heer HAMELINK: Maar ik vraag nog-
maals: is daar niets aan te doen?
De heer DE FEIJTER: De minister gaat
uit van de veronderstelling, dat men eerst
aan het maximum der belastingen moet
staan.
De heer HAMELINK: Jammer, dat we dat
dan al niet eerder hebben gedaan, dan had-
den we meer gekregen.
De heer KOOPMAN wijst er op, dat onder
dat genoemd bedrag ook zijn begrepen de
uitgaven voor werkverschaffing. En hij ver-
langt er allerminst naar om onder de con-
trole van de regeering te komen. Dat is zoo
prettig niet. Laat de raad daarom die voor-
stellen maar aannemen.
De heer HAAK acht het zeker een tegen-
valler, dat de minister maar 25 pet. als tege-
moetkoming heeft verleend, maar noemt het
voor dezen evenzeer moeilijk, want die krauwt
ook op den boom van de schatkist. Het platte-
land wordt verdrongen door de steden, ddar
gaat het geld naar toe. Het is een moeilijke
kwestie. Indien evenwel de opcenten der ver-
schillende belastingen tot het maximum zijn
opgevoerd, zal de minister den steun aan deze
gemeente te verleenen ook wel moeten ver-
hoogen. Nu wordt gezegd: die kunnen zich
zelf daar nog redden.
De VOORZITTER wijst er op, dat nu reeds
7000 moet worden gedekt waarop bij de
vaststelling der begrooting niet gerekend is.
De heer WISSE is ook overtuigd, dat het
geld er moet komen, maar moet toch nog
iets opmerken. Hij vemam, dat er menschen
zijn die in de Vermogensbelasting zijn aange-
slagen, doch vrijgesteld zijn van schoolgeld.
Dat komt hem toch niet redelijk voor. Hij
weet wel, dat dit op de bestaande verordening
is gegrond, maar wenschte er eens op te wij-
zen, om daartegen in de toekomst wellicht
iets te kunnen doen. Als nu zulke menschen
nog een 800 tot f 1000 inkomen hebben vindt
hij het niet billijk dat die van schoolgeld zijn
vrijgesteld, terwijl een werkman met een 600
inkomen wel betalen moet.
De VOORZITTER merkt op, dat er altijd
haken en oogen zullen blijven. Als er men
schen zijn die in de Vermogensbelasting moe
ten betalen en misschien 2 pet. der waarde
van hun land als opbrengst ontvangen, zijn
die ook niet te benijden.
De heer VAN HOEVE gelooft, dat de op-
merking van den heer Wisse niet geheel juist
is; het schoolgeld is vastgekoppeld aan de
Inkomstenbelasting en indien er zijn die nog
inkomsten hebben uit vermogen, dan worden
ze daarvoor ook aangeslagen en niet vrijgesteld
van schoolgeld. Het kan echter voorkomen, dat
menschen wel in de Vermogensbelasting moe
ten betalen, doch geen inkomen hebben. Die
ontvangen dan ook geen aanslagbiljet wegens
schoolgeld.
De heer KOOPMAN noemt het geval, dat
iemand een kapitaal bezit van 20.000, en
daarvan f 6000 in een woning steekt, en de
overige f 14.000 in land, waar hij thans geen
cent van trekt. Dan heeft hij geen inkomen,
maar moet toch vermogensbelasting betalen.
Die feiten zijn er.
De heer HAAK merkt op, dat, indien de
menschen nog voor f 800 inkomen zjjn aange
slagen zij schoolgeld betalen. Er zijn ook land-
bouwers die verliezen lrjden en daardoor vrij
blijven van inkomstenbelasting, doch Vermo
gensbelasting moeten betalen. Die worden ook
nu weer getroffen door die 50 opcenten.
De VOORZITTER: Die worden dubbel ge
troffen.
Het voorstel wordt aangenomen met alge-
meene stemmen.
10. Voorstel tot verbouwing der onderwij-
zerswoning in de kom.
Burgemeester en Wethouders schrijven het
volgende
Bij besluit van den Raad van 12 Mei 1933
no. 7 werd aan den heer P. C. de Moor op
zjjn verzoek eervol ontslag verleend als hoofd
der openbare lagere dorpsschool, terwijl bij
besluit van den Raad van dienzelfden datum,
no. 8, de heer F. C. JansenVerplanke op
zijn verzoek werd overgeplaatst van de open-
bare lagere school te Othene naar die op het
dorp.
Bij schrijven van 11 April 1933 deelt de heer
De Moor, huurder van de woning A 74, mede,
dat het zijn bedoeling is de woning voor 1
Augustus te verlaten en hij tegen dien datum
de huur van opgemelde woning opzegt.
In eene conferentie met den heer Jansen
Verplanke gehouden heeft deze te kennen ge
geven, de woning wel te willen huren, mits
eene verbouwing zou plaats hebben, omdat hij
in verband met de samenstelling van zijn ge-
zin de woning zooals deze nu is voor hem
niet geschikt vindt.
Vooropgesteld dat de gemeente rechtens
niet behoeft te zorgen voor eene woning, zijn
wij van oordeel, waar de gemeente nu een-
maal de woning heeft dat het gewenscht is
in het belang van de school dat het hoofd bij
de school woont en hebben wij nagegaan
welke verbouwingen noodzakelijk waren.
Behoudens goedkeuring van Uw College
hebben wij hedenmorgen aanbesteed het ver-
bouwen van de woning, hetgeen zal bestaan
in het afbreken van het dak en de kap van
het woonhuis, van gedeeltelijk 2 schoorstee-
nen, van een gedeelte achtermuur, van de 4
kozijntjes met ramen in de voorgevel en het
dichtmetselen van die 4 openingen, het ver-
hoogen van de zijgevelmuur, ongeveer 50 c.M.
en het opmetselen tot 250 c.M. boven de zol-
der van een eensteensbuitenmuur tusschen
keuken en kamertje, h£t maken van 3 boven-
kamers met steenen wanden, het bijmetselen
van de achtergevel, verhoogen van schoorstee-
nen, wegnemen en verplaatsen van dakgoten,
leggen van een stoep met rioleering, het ma
ken van eene nieuwe kap met bedakking, en
verdere bijkomende werken, een en ander over
eenkomstig teekening en omschrijving.
De kosten van die verbouwing waren door
den gemeente-architect begroot op f 1310.
De uitslag van de aanbesteding is als volgt:
Voor perceel metselwerk werd het minst
ingeschreven door J. van de Velde, voor de
som van 705; voor perceel timmerwerk door
L. W. Hamelink voor /424; voor perceel
schilderwerk door C. Haak voor /2118; voor
perceel loodgieterswerk door J. de Zeeuw voor
130, zoodat de heele verhouw zal kosten bij
gunning aan de laagste inschrijvers! f 1377.
11. Aangaan eener geldleening.
Burgemeester en Wethouders vervolgen:
Deze kosten van verbouw kunnen niet uit
gewoon worden bestreden, waarom wij U voor-
stellen daarvoor een geldleening aan te gaan
overeenkomstig het navolgende besluit:
De raad der gemeente Zaamslag,
overwegende dat de woning staande bij de
openbare lagere Dorpsschool noodwendig dient
te worden verbouwd;
dat de kosten van dien verbouw bedragen
plus minus /1400;
dat bij de begrooting 1933 niet op voren-
genoemde uitgaven is gerekend en hiervoor
dus geene middelen beschikbaar zijn;
gelet op een voorstel van Burgemeester en
Wethouders;
besluit
aan te gaan eene geldleening groot 1400
tegen een koers van ten minste 100 ren-
tende ten hoogste 5 per jaar, af te lossen
in veertien jaar, te beginnen in 1934, met
voorbehoud van vervroegde aflossing en de
rente en aflossing te voldoen uit de gewone
inkomsten der gemeente.
12. Verhuren woning.
Burgemeester en Wethouders stellen Uwe
vergadering tevens voor na verbouwing van
opgemelde woning deze te verhuren aan den
heer F. C. Jansen-Verplanke benoemd tot
hoofd van de openbare lagere Dorpsschool,
voor de som van f 325 per jaar een en ander
overeenkomstig het navolgende besluit:
De Raad der gemeente Zaamslag,
Overwegende, dat de heer P. C. de Moor,
hoofd der O. L. dorpsschool, huurder van de
woning Wijk A 74 met tuin, de huur tegen 1
Augustus a.s. wegens vertrek uit de gemeente
heeft opgezegd;
gelet op de mededeeling van den heer F. C.
JansenVerplanke, benoemd tot hoofd der
Openbare lagere dorpsschool, houdende be-
richt dat hij geneigd is opgemelde woning na
verbouwing te huren, voor de som van 325
per jaar en voor een tijdvak van ten minste
drie jaar;
Gelet op het besluit van heden tot verbouw
van opgemelde woning;
overwegende dat blijkens mededeeling van
Burgemeester en Wethouders bij hen een bod
is ingekomen van f 3200 voor opgemelde
goederen;
dat de kosten van de verbouwing zullen be
dragen f 1400;
dat voor rente, aflossing en onderhoud enz.
wel mag worden genomen een jaarlijksch be
drag van 7 en dat dus een huur van 325
billijk is te achten;
dat het in het belang van het onderwijs ge
wenscht is, dat de woning met tuin, welke is
gelegen bij de O. L. dorpsschool, in gebruik
wordt genomen door het betrokken school-
hoof d;
besluit
op voorstel van Burgemeester en Wethouders;
de woning A 74 met tuin met ingang van den
datum waarop zij als verbouwd ter bewoning
geschikt is, voor den tijd van 3 jaar te ver
huren aan F. C. JansenVerplanke, hoofd
der Openbare lagere school, voor de som van
driehonderd vijfentwintig gulden per jaar,
onder de navolgende voorwaarden.
Artikel 1.
De huur moet worden betaald ten kantore
van den gemeente-ontvanger, telkens op den
eersten der maand volgende op den afloop
van een kwartaal, zoodat telkens moet wor
den voldaan een bedrag van eenentachtig
gulden vijfentwintig cent.
Artikel 2.
1. De huurder mag het gehuurde, of een
deel daarvan, niet aan anderen verhuren.
2. Het is den huurder verboden, zonder
toestemming van Burgemeester en Wethou
ders kostgangers te houden.
3. De huurder mag zonder toestemming
van Burgemeester en Wethouders geen andere
personen bij zich laten inwonen, dan die voor
wie de woning is gehuurd.
Artikel 3.
De huurder is verplicht het gehuurde rein
en zuiver te houden en de kleine herstellingen
als bedoeld in artikel 1619 van het Burgerlijk
Wetboek zijn voor zijne rekening.
Artikel 4.
Uiterlijk drie maanden voor het verstrijken
van het tijdstip van beeindiging van den ver-
huur als in dit besluit bedoeld, kan weder-
zijdsche opzegging plaats hebben.
Wordt hiervan geen gebruik gemaakt dan
wordt de huur geacht stilzwijgend voor gelijk
tijdvak te zjjn verlengd.
De VOORZITTER schorst, alvorens deze 3
punten in behandeling te brengen, de open-
bare vergadering, die overgaat in een zitting
met gesloten deuren.
Na het weder openbaar worden der verga
dering geeft de VOORZITTER te kennen, dat,
zooals uit de stukken blijkt, de heer Jansen
Verplanke, het nieuw benoemde hoofd der
openbare school, wel bereid was de woning te
huren, doch het noodig achtte, dat daaraan in
verband met de behoeften van zijn gezin, een
en ander veranderd werd. Burgemeester en
Wethouders hebben daarop een aanbesteding
gehouden van het uit te voeren werk. Het be
drag daarvan liep nogal hoog. Zij hebben
daarop den heer JansenVerplanke gevraagd
of deze bereid was een huurprijs van 325 te
betalen, waartoe deze zich bereid verklaarde.
Aangezien als koopprijs voor de woning f 3200
was geboden en de bebouwing nu f 1400 zal
kosten, zoodat het gebouw dan f 4600 waard
is, kan met een huurprijs van 325 genoegen
genomen worden.
De heer BUIJZE kan het voorstel steunen;
het wordt dan een mooie woning. Hij kan
aan het voorstel zijn stem geven.
De heer WISSE verklaart zich eveneens
voor de restauratie der woning en de daar-
mede verband houdende voorstellen.
Met algemeene stemmen hecht de raad zijn
goedkeuring aan het voorstel tot het verbou-
wen der woning, en eveneens aan het voorstel
om de kosten der verbouwing te dekken door
een geldleening, en voorts aan het voorstel
tot het verhuren der woning aan den heer
Jansen-Verplanke.
13. Omvraag.
a. De heer HAMELINK vraagt, of Bur
gemeester en Wethouders al eens zijn wezen
kijken naar het fietspad in het ,,straatje".
De VOORZITTER antwoordt bevestigend;
het materiaal dat voor het verharden ge-
bruikt is, is niet meegevallen, het blijft te
mullig en het gras groeit er door.
De heer DE FEIJTER vermeent, dat het
beter verhard was met sintels.
De VOORZITTER: U kunt in elk geval aan
de menschen op de Griete meedeelen, dat
Burgemeester en Wethouders voornemens zijn
in het najaar voor verharding van het fiets
pad te zorgen, we zullen beproeven het in
orde te krijgen.
b. De heer MAAS vraagt, hoe het nu
staat met het werk op het kerkhof.
De VOORZITTER: Dat ligt thans kant en
klaar en voor zoover de heeren dat nog niet
hebben gezien, kan ik ze uitnoodigen daar
eens een kijkje te nemen. Aangezien we
iemand noodig hadden op wien we vertrouwen
kunnen is aan het raadslid den heer Buijze
opgedragen daar den eersten werkdag van
iedere maand heen te gaan om het onkruid te
wieden. Op die manier kan het in goeden
staat worden onderhouden.
De heer MAAS vraagt, of dat gedeelte waar
de kinders begraven worden ook niet op die
manier behandeld kan worden. Er zijn nu toch
werkloozen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders
nu alles is afgewerkt.
De heer RAKKER heeft er een kijkje ge
nomen en kan er zijn compliment over maken.
c. De heer MAAS zou gaarne zien, dat,
indien er een autobus ging rijden vanwege de
gemeente, om schoolkinders op te halen, dat
dan ook de kinders van Het Veer zouden wor
den gehaald. Die moeten toch ook een klein
half uur loopen en komen voor vergoeding
niet in aanmerking. Hij vindt dat nogal erg,
die vallen overal buiten. De andere kinders
van buiten worden allemaal gehaald. Als Bur
gemeester en Wethouders daar ook eens over
denken wilden.
De heer DE FEIJTER: Er worden vanwege
de gemeente geen kinders met bussen gehaald.
De heer HAMELINKDie uit de Val worden
ook niet gehaald.
De heer D. DEES: Waar moet het geld
bovendine vandaan komen? Het is van het
Veer geen half uur loopen, dat is maar een
kwartier en dat is voor de kinders geen be-
zwaar.
De heer MAAS: Maar ze vallen toch overal
buiten.
De heer HAAK: Dat is ook geen bezwaar,
want ze behoeven geenerlei hulp of tegemoet-
koming.
De VOORZITTER: We moeten bovendien
ook bezuinigen.
d. De heer MAAS vraagt. of Burgemees
ter en Wethouders dan niet eens zouden kun
nen zorgen. dat die menschen een brievenbus
ter beschikking krijgen. Ze geven thans brie-
ven mee met schoolkinders, maar dikwijls
gebeurt het, dat die de brieven als ze weer
thuis komen nog in hun zak hebben. Het zou
toch voor den bode een kleinigheid zijn om
die bus te lichten.
De heer KOOPMANDat is geen zaak voor
Burgemeester en Wethouders, doch rijkszaak.
Op een afstand van 7 minuten vinden ze een
brievenbus te Stoppeldijk Veer. Als de kin
ders die brieven vergeten, hadden ze die eens
onderhanden moeten nemen. Als ze een eindje
loopen, kunnen ze de brieven in een bus depo-
neeren, waar ze misschien soms ook drie dagen
liggen. Omdat hij woorden van twijfel hoort,
zegt spreker: Nu, maar dan toch 24 uur!
Hij meent, dat het rjjk er rekening mede
houdt om zoo wat op afstanden van 20 mi
nuten bussen te plaatsen. Als men de afstan
den nagaat, komt dat ook uit.
De VOORZITTER is van meening, dat de
bewoners van het Veer, als ze die behoefte
gevoelen, dat aan de posterijen zelf moeten
vragen.
De heer MAAS: Ze zullen dit dan wel lezen.
e. De heer MAAJS vraagt of, met het oog
op werkverschaffing, te Othene niet eens een
rioleering zou kunnen worden gelegd. Er
staan een 80 woningen, waarvan een 50 niet
aan rioleering kunnen aansluiten. Als dit als
werkverschaffing werd uitgevoerd, zou het
niet zooveel kosten. Men zou moeten koopen
een 400 buizen en als men er zooveel te gelijk
koopt, zal men er ook wel wat reductie op
krijgen. Men zou 150 M. lengte moeten leggen
in de voorstraat en even zooveel in de achter-
straat. Men moet aan de werkloozen toch
steun geven. De rioleering zou kunnen uitloo-
pen in het groote riool.
De VOORZITTER: Zou dat mogen?
De heer MAAS: Het vuile water komt er
nu toch ook in. De zinkputten die sommigen
op hun erf hebben zijn al spoedig vol en wor
den dan toch daarin leeggedragen.
De VOORZITTER: We zullen het eens in
overweging nemen.
f. De heer BUIJZE bespreekt nog het
kerkhof, daar de heer Maas daarin niet dui-
delijk genoeg geweest is, en de heer Haak
daarover een vorige vergadering ook gespro-
ken heeft. De vraag betrof, of het niet ge
wenscht was de oude kinderbegraafplaats, die
vol ligt, ook van de graszoden te ontdoen.
De VOORZITTER vraagt, wat verschil er
dan zal ontstaan. Dan kon men wel geheel
de begraafplaats laten afsteken. Dat zou nog
al wat kosten. Bovendien is dat verhuurd als
grasland om het te kunnen afmaaien.
De heer BUIJZE: Dat is waar; ik wilde ook
alleen nader de bedoeling van den heer Maas
uiteenzetten, daar ook de heer Haak vroeg,
of het bewerken van dat gedeelte overwogen
is. Er zouden dan toch ook weer wat men
schen van de straat zijn. Ondertusschen stemt
hij toe, dat het niet kan wegens de verpach-
ting van het gras.
De VOORZITTER: We hebben voor de
begraafplaats reeds een grooten post uitge
geven en moeten nu weer eens wachten tot
het voorjaar.
De heer DE FEIJTER wijst er op, dat dit
gedeelte ook niet zoo vuil ligt; het kon eens
een keer meer gemaaid worden. Het gaat er
minder ooglijk uitzien, als het gras lang staat.
De heer HAAK herinnert ook op dat ge
deelte gewezen te hebben. Het andere ligt er
prachtig bij. Toen werd hem echter gezegd,
dat het nog voor lange jaren verpacht was.
Dan kon er natuurlijk niet aan begonnen
worden, maar er zou in de toekomst toch
eens over kunnen worden gedacht.
De heer VAiN HOEVE wijst er op, dat er een
bepaald bezwaar is, om op het gesproken ge
deelte het gras te laten afsteken. Het zal
zooveel jaren niet meer duren, of dat zal weer
voor begraven in gebruik moeten worden ge
nomen en dat is het, vooral met het oog op
de weersgesteldheid in de 5 of 6 wintermaan-
den niet gewenscht op een in gebruik zijnd
deel het gras weg te nemen en den boven-
grond los te woelen. Dat zou niet goed wer
ken.
De heer HAAK neemt na deze toelichting
zijn verzoek terug, want dan kan dat niet.
Waar begraven wordt dienen de graszoden
behouden te worden.
De VOORZITTER sluit de vergadering door
het uitspreken van het dankgebed.
Vragen deze rubriek betreffende
kunnen door de abound's worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe,
Diergaardesingel 96a, Rotterdam.
Postzegel voor antwoord insluiten
en blad vermelden.
MIJN KIPPENHOUDERIJ IN TREURZANG.
Heden ontving ik een bijzonder zielige
brief naar aanleiding waarvan ik een en
ander zou willed bespreken. De brief luidt
als volgt:
„Mijn kippemhouderij is een treurzang.
Begonnen met kuikens koopen, spoedig haast
alles dood. Pulloruim, ook nog een partij met
allemaal zwerende koppen. Na een paar
dagen kon men groote harde stukken etter
uit de oogleden drukken. Met tobben bracht
ik 120 kippen groot van de 900 kuikens.
Maar toen kwaan diphtherie en kippen met
zwerende oogen, het slot was: ik had nog
ongeveer 50 kippen. Nu stierven er de laat-
ste week tien kippen. Ze laten een paar
dagen de vlenken hangen, de kam en lellen
worden blauw en binnen twee dagen zijn ze
dood. Ik sneed er zelf een open, volgens mij
was alleen de lever ziek, ik dacht bijna: Is
dat geen soort vergiftiging! Van de tien
kippen waarover ik schreef, werden er twee
door mij afgemaakt omdat ze verlamming
hadden in de pooten. De rest stierf aan de
verscihijnselen waaraan de twee kippen stier
ven, die ik naar de Rijksseruminrichting ge
zonden heb. Ik meen dat mijn kippen adhter-
eenvolgens vijf of zes zieikten doorgemaakt
helbben. Er loopen er nu nog een paar te
sukkelen en wat ik ook doe, altijd is het
resultaat de dood!"
Hier zien we nu een der vele voorbeelden
hoe men met kippenhouderij veel geld ver
liezen kan en er nog een hoop moeite en zor
gen door op den koop toe heeft. Verder zien
we hoe leelijk wij gedupeerd Zijn als we be
ginnen met kuikens waar pullorum onder
heeft gezeten, iets waarvoor ik altijd waar-
schuw. Meestal houdt men van kuikens
waar pullorum onder geheerscht heeft een
partij zwakke diertjes over, die aan allerlei
ziekten ten offer vallen. Daarvan is deze
brief wel een treurig bewijs. Nadat de pullo
rum uitgewoed was trad blijikbaar snot op,
waardoor de diikke koppen en zwerende oogen
ontstonden. Van de 900 kuikens waren nu
nog 120 kippen over en daarotider brak diph
therie uit, zoodat er maar 50 overbleven.
Hier is dus de fout begaan dat de toch
reeds zwakke diertjes niet bijtijds tegen diph
therie ingeent zijn. Laat nu elke lezer alvast
noteeren, dat hij al zijn kuikens tegen dat ze
vier a vijf maanden oud zijn door den dieren-
arts laat inenten tegen diphtherie. Deze en-
ting is bijzonder goedkoop geworden doordat
de Rijksseruminrichting de entstof tegen
uiterst lagen prijs voor de dierenartsen be
schikbaar stelt. Dit is juist gedaan om de
kippenhouders in deze sombere tijden er toe te
brengen hun pluimvee in te laten enten en dat
door deskundigen te laten doen. Ga niet zelf
met dat werk beginnen, het lijkt gemakkelijk
en goedkoop doch het loopt heel veel op ge-
knoei en mislukkingen uit. Wendt U daarom
tot den dierenarts, dan wordt U betrouwbaar
geholpen. Wacht nu echter vooral niet tot
de jonge kippen al aan den leg zijn of totdat
het gure najaar gekomen is, dan is het
meestal te laat! Als de kippen aan den leg
zijn is het te laat, omdat ze dan door de en
ding- een schok kriigen. waardoor de eierpro-
ductie vermindert en wij dus schade lijidcn
en als we wachten tot het -gure najaar is het
te laat, omdat dan meestal de ziekte er al is
en we dan ondanks de enting vele dieren
kunnen verliezen.
Onthoudt eens en vooral, dat de enting
tegen de diphtherie der kippen is een voor-
behoedende enting, die bij gezonde jonge
dieren toegepast moet worden. Het is geen
geneesmiddel zooals 99 van de 100 kippen
houders deniken en hopen. Laat men dus
enten op den leeftijd van 4 a 5 maanden, dit
raadt ik U ten sterkste aan, wacht niet tot
de ziekte er is, dan is het te laat en lijdt men
groote schade.
Dat is dus punt edn! Onze briefschrijver
heeft zijn dieren, die het dulbbel noodig had
den, niet bijtijds laten inenten en houdt dus_
na een heele zomer tobben van 900 kuikens
zegge 50 hennen over. Nu begaat hij de
tweede enonme fout! Van deze hennen gaan
er een paar dood en hij gaat ze zelf open-
snijden en „vindt alleen de lever ziek", en
,,denkt", ,,dat ze vergiftigd zijn". Kan men
nu ooit duidelijker voofbeeld vinden voor mijn
telkens herhaalde waarschuwing: ,,snijdt nooit
zelf zieke of gestorven kippen open". Ten
eerste omdat zelfs de beste deskundige aan
een opengesneden kip meestal de ziekte niet
herkennen kan. Ik mag toch wel van eenige
ervaring spreken na misschien in de laatste
jaren een dertig duizend kippen open-
gemaakt te hebben. Ik kan het niet zien als
ik er niet allerlei laboratorium hulpmiddelen
bij haal, zooals de microscoop en voedings-
bodem om bacterien te kiweeken.
Welk nut heeft het dus als een leek of een
deskundige een kip openmaakt zonder die
laboratorium hulpmiddelen? Door wat we
zien als de kip open is worden we toch niet
wijzer. Daarvoor is een veel dieper gaand
onderzoek noodig.
Maar ten tweede bestaat het groote gevaar
dat door het opensnijden smetstof verspreid
wordt en dat is hier blijkbaar ook gebeurd.
Een leek kan een kip niet zoo opensnijden
of hij besmet de heele omgeving.
Ten derde Zijn er ziekten ook voor den
mensch gavaarlijk, zooals tuberculose en para-
typhus. Wat dus onze lezer gedaan heeft is
het domste wat hij had kunnen doen. Tenslot-
te, als mosterd na den maaltijd, werden twee
kippen naar de Rijksseruminrichting te Rot
terdam gestuund en wat bleek? Zij hadden
beide Kleinscheziekte en wel teogevolge van
de overbljjfselen van de in hun jeugd door-
gestane pullorum-foesmetting. De eene had
een hevige kartkwaal, de andere een sterke
eierstokdegeneratie. De leververanderingeti
die onze briefschrijver ook opgemerkt had,
waren een der verschijnselen van Kleinsche
ziekte.
Hier heeft waarschijnlijk in dit geval de
eigenaar met het zelf opensnijden zijn schamel
ovetiblijfsel van de 900 kuikens nog eens extra
besmet en sterft nu de rest nog ami Klein-
sche ziekte.
Een enorme schade dus, die voorkomen had
kunnen worden. Wacht toch in geval van
ziekte niet te lang af, knoei zelf niet, kwak-
zalver niet, de regeering staat immers al
jarenlang gereed U hier te helpen en nog wel
geheel gratis. Zendt de eerste exemplaren
op naar de Rijksseruminrichting, het onder
zoek geschiedt gratis en gij wordt daardoor
behoed voor „treurzangen" zooals in deze
brief beschreven werd.
Dr. TE HENNEPE.