GEMEENTERAAD VAN
AXEL.
direct gezegd wordt: beginnen met 200 op
centen te heffen op de Personeele belasting,
80 op de Fondsbelasting, dan hebben jullie
een goed slot.
Het stand/punt van hoogerhand is in de eer-
ste plaats te zorgen dat de Personeele belas
ting op peil is, dan pas wanneer de opcenten
daarop minimum 150 zijn, geeft men crediet
om voort te varen.
De VOORZITTER: Het betrekking tot het
gesprokene wil ik nog opmerken, dat het door
den heer De Bakker ingenomen standpoint het
meest ongunstige is dat een raadslid kan in-
nemen. Het zou mij leed doen, indien de mee-
ning ging postvatten, dat iwe maar eens moes-
ten geholpen warden, dan toch konden we
rekenen op een Personeele belasting met 200
opcenten en een fondsbelasting met 150 op
centen. Het zou niet van wijs beleid getuigen
indien het zoover kwam.
De heer VAN CADS AND: Mijnheer de
Voorzitter, ik zal den heer Scheele zeer kort
antwoorden. Hij sdhijnt te denken, dat ik er
niet was, of nog niet was toen het nationaal
igevoel uiitgedeeld werd. Als Staatkundig Ge-
reformeerd heb ik echter net zooveel nationaal
gevoel als ieder anti-revolutionair of vrij anti-
revoluitionair. Dan zegt de heer Scheele, dat
ik toch ook maar gestemd heb tegen een
jaar uitstel voor het bouwen der openbare
school te Sluiskil, in de eerste plaats is toen
geen bedrag van f 3000, doch f 2500 genoemd,
en in de tweede plaats is mijn mieening dat
zij, die destij ds het besluit namen om tot dien
Ibouw over te gaan, daarvoor de verantwoor-
delijkheid moeten dragen.
De heer COLSENHet spreekt vanzelf, dat
ik in tweede instantie, mijnheer de Voorzitter,
den heer Scheele nog gaame wil antwoorden.
Ik dank hem voor de toezegging betreffende
vermakelijkheidsbelasting en zal de voorstel-
len graag tegemoet zien. Het heeft wel lang
geduurd, doch ik zae dat er toch aan gewerkt
wordt.
Het is ook niet mijn bedoeling geweest te
beweren dat we dan geen verhooging van op
centen voor de fondsbelasting noodig hadden
gebad, maar in plaats van met 100 hadden
we dan misschien met 85 of 90 kunnen vol-
staan.
Het spreekt vanzelf dat ik de kleine luiden
als voorbeeld heib genomen. 1500 inkomen is
niet teveei, en als daar dan hooge belastingen
af moeten, schiet er niet teveei over.
Betreffende het door mij genoemde geval,
dit weet ik pas van Zaterdag en zal dit straks
den heer Verlinde noemen.
Denkt U dan oak niet, mijnheer de Voor
zitter, dat als de toestand zoo voortduurt, dat
er dan werkelijk, werkelijk middenstanders
zullen zijn die steuntrekkers moeten worden.
Weet U dat er onder mijn categoric menschen
zijn die geen brood hebben? En waar Minis
ter Verschuur, bij wien ik het genoegen zal
hebben een dezer dagen op audientie te gaan,
den moed heeft landbouwers te steunen, ge-
vallen zooals ik in 't begin opnoemde, en me
dan die gevallen van middenstanders bekend
zijn, dan vraag ik me af, waar moeten die
menschen om steun?
De voorbeelden die ik heb gegeven zijn niet
gegeven om voor de kiezers te prafen, doch
als voorbeeld, ter illustratie van den toestand.
Voor de kiezers praten, als ik dat deed dan
zou ik het van onzen wethouder van financien
hebben geleerd, dan zou hij mijn leermeester
geweest zijn. Toen ik als jong raadslid mijn
entree maakte, herinner ik me nog, dat hij
strooibiljetten rondstuurde, „de belastingen
zouden verlaagd worden" enz. Als ik dus voor
de kiezers praat heb ik dit van hem geleerd.
De heer VERLINDE: Naar aanleiding van
hetgeen de heer Colsen zegt, mijnheer de Voor
zitter, moet ik opmerken, dat mijn waar-
schuwing niet in dien zin is bedoeld. De steun
aan landbouwers heeft niets te maken met
den werkkring van het orgaan. We waren hier
overigens om over de fondsibelasting te spre-
ken. Dat er gevallen voorkomen waaraan
men zich ergert, is niet te voorkomen, doch
we hebben als raadslid den plicht om zulke
gevallen te melden indien die ons ter oore
komen.
De heer DE JAGER: Bestaat het vooruit-
zicht dat de Personeele belasting nog zal
worden verhoogd?
De heer SCHEELE: Als conditie is gesteld
dat de opcenten op de Personeele belasting
minimum 150 zijn, wil de verhooging van op
centen der fondsbelasting worden goedge-
keurd.
De heer DE BAKKER: Mijnheer de Voor
zitter, ik wil opmerken, dat ik me zoo juist
in het algemeen heb uitgedrutot, niet zooals
de bedoeling was van den heer Scheele en
niet zooals de Voorzitter bedoelde.
De heer SCHEELE: Wie moet dan zorgen?
De heer DE BAKKER: Dat is voor uitbrei-
ding vatbaar, daarom juist heb ik het zoo
gezegd.
De heer SCHEELE: Mijnheer de Voorzitter,
ik wil gaame nog den heer Van Cadsand van
anbwoord dienen, hij was wat scherp
De heer HAMELINK: Ja, de heer Van Cad
sand was sdherp.
De heer SCHEELE: Ik ben in 't geheel niet
van meening, dat de heer Van Cadsand zeer
weinig nationaal gevoel zou hebben; doch
.wilde er maar op wijzee, dat deze 300 de
zaak todh wel waard waren. Dan over het
geen de heer Van Cadsand zegt over de v'er-
antwoordelijikheid van de tegenstemmens voor
het jaar uitstel voor de school te Sluiskil. Dit
is toch niet consequent, als men v66r scholen-
bouw stemt, diemt men toch de verantwoorde-
lijkheid te dragen. Er was toch geen reden dit
gevraagde korte uitstel te weigeren.
De heer HAMELINK: Dit is immers toch
al in kannen en kruiken dat de school er
komt?
De heer SCHEELE: En wat betreft hetgeen
de heer Colsen zoo juist heeft gezegd, hierover
ben ik werkelijk verontwaardigd. Als de heer
Colsen zegt, dit en dat heb ik van Scheele ge
leerd, dan is mijn meening, dat hij van mij
toch zeer weinig heeft willen leeren, want als
het gang over steunnorm, bezoldiging ambte-
naren enz., vond ik steeds den heer Colsen
reohtstreeks tegenover me. Het komt me voor,
mijnheer Colsen, dat U van Uw leermeester
maar zeer weinig hebt opgestoken.
De VOORZITTER: Mijne heeren, we heb
ben de zaak nu van alle kanten bezien en
weten nu het voor en tegen in deze kwestie.
Ten opzidhte van het standpunt van den
heer De Bakker wil ik in het midden bren-
gen, dat het niet alleen gaat om deze 9000,
doch we hebben een geraamd goed slot van
7500, hetgeen ook ongeveer geheel zal ge-
brulkt worden, zoodat we bij niet aanneming
van het voorstel zouden staan voor een feite-
lijk tekort van pl.m. f 18000. We hebben wat
betreft de verhooging der opcenten op spoed-
bestelling moeten werken en er ons van moe
ten vergewissen dat gedeputeerde staten ge
noegen zouden nemen met de verhooging in
dien het voorstel werd aangenomen, omdat
het te laat was de opcenten op de Personeele
belasting nog te verhoogen. Ik vertrouw dat
de gemeenteraad dit goed zal begrijpen.
Overigens kunnen we den heer Colsen toe-
stemmen, dat de steunregeling gebreken heeft,
dat is zoo met alle kunstmiddelen, ze zijn niet
natuurlijk gegroeid. U sprak over een midden-
stander die steun zou genieten, zooals de heer
Verlinde reeds heeft gezegd, is dit een zaak
voor het orgaan, en dient ook het orgaan
hienvan te worden kennis gegeven.
Het voorstel van burgemeester en wethou-
ders wordt aangenomen met 10 tegen 4 stem-
men.
Voor stemmen de heeren: Van Driel, Harte,
Van Doeselaar, Huijssen, Hamelink, Geelhoedt,
Scheele, De Jager, Verlinde en Van Aken;
tegen stemmen de heeren De Bakker, Colsen,
Van Cadsand en De Bruijne.
3. Omvraag.
De heer DE BAKKER: Bij overgang naar
de P.Z.E.M. is naar ik meen de toezegging
gedaan dat de palen en draden hier in de stra-
ten zouden verdwijnen om plaats te maken
voor een ondergrondsch net.
Wellicht was het nu de tijd, daarmede te
beginnen, het zou een mooi object voor werk-
verschaffing zijn.
De VOORZITTER: We kunnen dit de P. Z.
E. M. vragen.
De heer VAN DRIEL; Ik heb nog een
tweetal kleinigheden, mijnheer de Voorzitter.
Met genoegen heb ik kunnen constateeren, dat
de vuilnisbelt aan de Van Steenbergenlaan
met grond bedekt is, doch ik wil er even op
wijzen dat het wellicht en hier spreek ik
voor de tribune goed zou zijn dat er wat
meer politietoezicht op was, daar nu verschil-
lende omwonenden htm konijnenhokken er
komen ledigen; en zoodoende stank verwek-
ken. Ik vraag in dezen den steun der gemeente
om een zaak die goed gemaakt is, goed te
houden.
En het tweede punt betreft de bank aan
de tram, deze is verdwenen en verschillende
ouden van dagen hebben er op aangedrongen
dat er een bank zou komen en zullen dat zeer
op prijis stellen. Zou het mogelijk zijn, deze
bank te vemieuiwen?
De VOORZITTER: Ik heb uw wenschen
hier genoteerd en zal ze den heer Geelhoedt
opgeven.
Niets meer te behandelen zijnde, sluit de
VOORZITTER de vergadening.
Vergadering van Donderdag 8 Juni 1933.
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeester.
Tegenwoordig de leden: J. M. Oggel, C. Th.
van de Bilt, A. Th. 't Gilde, A. Verschelling,
L. P. Ortelee, I. de Feijter, P. J. van Bende-
gem, B. Seghers, C. Hamelink, C. van Kam-
pen, A. P. de Rujjter, F. Dieleman, J. de Feij
ter, benevens de Secretaris J. L. J. Maris.
5. Wijziging steunregeling werklooze ar-
beiders.
n, (2. Slot.)
De heer VERSCHELLING geeft te kennen,
dat deze zaak hem, na kenndsneming der onit-
vangen stukken, verdacht voor kwam. Hij
heeft zich afgevraagd, of de nieuwe regeling
is voorbereid door menschen, die van den wer-
kelijken toestand op de hoogte waren, en of
het college van Burgemeester en Wetbouders
de ambtenarem van het Departement aldus
'hebben inigeiicht. Omtrent de loonnorm der
fabrieksarbeiders is de voorstel'ling der zaak
absoluut onjuist. Spreker heeft zelf nog een
nader onderzoek ingesteld, waaruit dat blijkt.
Hij vroeg zich dan ook af, of Burgemeester
en Wetbouders zich daaromtrent niet op de
hoogte hebben gesteld, want dat ze dan moge
lijk toch ook wel tot een andere conclusde
zouden gekomen zijn. Nu zit men er mee en
is er niet veel meer aan te veranderen. Het
spijt hem, dat Burgemeester en Wethouders
met dit voorstel moeten komen. Men treft
er een hoop menschen mee, die toch al weinig
kunnen miissen, maarwaar zal men an-
ders het gelid vanidaan halen? Spreker heeft
er ook geen ander middel op weten te vinden,
en er zal dus niets anders resten dan het aan
te nemen indien we de uitkeeringen willen
voortzetiten.
Hij wijist voorts op de bediragen, die het
vorig jaar zijn uitbetaald door de verschillen
de werkloozenkassen, hetgeen tot nadenken
en overwegen stemt. Zelfs in de maanden
Juli en Augustus, de drukste maanden voor
werk op het land, in verband met den oogst-
tijd, werd nog uitbetaald 4961,85 en f 2996,90
terwijl bet bier vol liep met Belgische arbei-
ders. Op 8 Augustus van het vorig jaar wa
ren er niet minder dam 68 Belgische arbeiders
bij verschillende boeren in dienst. En dan
deelde de agent der Arbeidsbemiiddieling aan
spreker mede, dat hij geen arbeiders uit de
gemeente meer bij de boeren kon plaatsen
omdat er geen meer waren, terwijl als werk-
loos waren ingeschreven 63 arbeiders, waar-
onder 43 modeme-, 4 Christelijk- en 4 R. K.-
georganiiseerden, benevens enkele ongeorgani-
seerden.
Spreker trekt bieruit de conclusie, dat, in
dien meerderen hun plidht in deze emstig en
juist opvatten, er mindeir werkloozen zouden
behoeven gesteund te warden. Hij> haalt als
voorbeeld biervoor iemand aan, die dezer
dagen ook gevraagd werd om bij 'n boer te
gaan werken, doeh te kennen gaf, dat hij
niet kon snijiden en pikken. En dat was dan
iemiand, die, nota bene, met 2 tuig paarden
uit de klei getrokken was! De man meende
dat niet te kunnen, omdat hij als fabrieks-
arbeider georganiseerd is. Hij werkte af en
toe op de fabriek en verklaarde in dat werk
geen zin te hebben en het niet te doen.
De VOORZITTER: Die zaak wordt van
avonid door Het Orgaan behandeld. Wanneer
dergelijke feiten bekend worden, dan worden
strafmaatregelen toegepast. Het spijt spre
ker, dat zoo iets voor komt, maar dan wor
den de betrokkenen voor een te bepalen tijd
uitgesloten van bet ontvangen van steun of
plaatsing bij de werkverschaffing.
De heer VERSCHELLING wijst er voorts
op, dat er nu in diit jaar, volgens de ontvan
gen inlichtingen, van 1 Januari tot half Mjei
ook weer al een groot bedrag aan werkloozen-
Steun en werkverschaffing is uitgekeerd.
Hij wijet er daarbij op, dat een vader werk-
zaam werd gesteld uit een gezin waarvan de
zoon aan de fabriek f 18 's weeks vendiende.
Op die mander komt men tot groote bedragen.
De VOORZITTER geeft toe, dat zich dat
geval heeft voorgedaan, maar de heer Ver
schelling moet als gevolg van het voor komen
van zulke enkele gevallen de geheele regeling,
en zij die er bij betnokken zijn, niet genera-
liseeren en de geheele zaak veroordeelen. De
steunoommissie verricht heel goed werk, al
zullen daaraan ook wel eens fouten kieven.
De heer VERSCHELLING merkt op, dat dit
maar enkele gevallen zijn, doch wanneer men
zijn licht zoo eens opsteekt, zal mien wel meer
vememen. Zijn standpunt is, dat, wanneer er
geen werk is, gesteund moet worden, doch als
er werk te krijgen is, moet dat worden aan-
vaard en hij zou degenen, die werk weigeren,
voorgoed willen ultsiuiten.
De heer DIELEMAN moet erkennen, dat
de voorgesteide vermdnderinig der steunnor-
men in'derdaaa zeer pijnlijk is; hij' zal echter
zij het met een schreiend hart v66r het
voorstel stemmen, omdat hij ook geen ande-
ren uitweg ziet. Overigens meent hij, dat men
hier niet moet beginnen de (verschillende orga-
nisaties tegen elkaar uit te spelen, alsof de
eene procentsgewijize meer uitkeering zouden
gendeten dan de andere, tenzij men met feiten
zou kunnen aan toon en, dat /deze een oorzake-
lijk gevolg zijn. Hetgeen zich daaromtrenit
thans voordoet, beschouwt spreker als toeval-
len. Aan de steunverleening zullen fouten kie
ven, maar er zitten toch zeker ook goede din-
gen aan vast.
Men moet dus niet den /modijlmen bon/d
tegenover de ohristelijke organisaties uitspe-
len in zake de ontviangen bedragen. In de
week van 18 tot en met 24 Mei werden 76
werkloozen gesteund met een bedrag van
539,32onder de geisteiunden iwaren 35
chrisitelijk georganaseerden, iwaaronder 7
Roomsch Katholieken, en 41 modem georga-
ndseerden. Van 25 tot en met 31 Mei werden
79 personen gesteund en (werd betaald 574,62.
Onder die gesteunden wapen 39 modern ge-
organiseerden. Daaruit blijkt dus, dat die
cijfers vrijiwel parallel loopen en men elkaar
geen verwijten behoeft te miakem. Hij zou
zeggen: laat ons met het afwerken der zaak
voortgaan.
Door den heer Van Kampen werd toetoogd,
idat er voor de arbeiders geen prikkel genoeg
bestond am werk te zoeken. Missohien zal
van enkelen kunnen gezegd worden, dat ze er
te weinig werk van maken, maar overigens
is spreker van oordeel, dat daarover op straat
veel te veel gepraat wordt en aan die meening
een uitbreiding wordt gegeven, die niet in
overeensitemmdng is met de werkelijkheiid. Als
men feiten weet of meent te weten dat er
personen zijn die niet werkwillig zijn, dat men
dit thans ter kennis brenge van de leden der
steuncommissie, daarover behoort in Het Or
gaan te worden gesproken, dait onderzoekt dan
en neemit, zoo noodiig, een besiissinig, waar-
door aan zulke verkeerde hianidelingen in
dien ze er zijn een eind moet komen. En
wat betreft het alhier werken van Belgische
arbeiders, daiarvan wordt ook een verkeerde
voorstelling gegeven. Er hebben hier altijd
arbeiders uit Beigie bij de boeren gewerkt. Toen
spreker een kleinen jiongen was, was dit veel
erger dan it hans. Hij zou moeten zeggen, dat
de toestand thans in dit opzicht verbeterd is,
al moiet hij ook toegeven, dat er werkgevers
zijn, die het er op gemunt hebiben oni Belgen
te kunnen nemen. Hij zal hier geen namen
noemen.
De heer HAMELINK: Zeer juist!
De heer DIELEMAN vervolgt, dat het de
harde noodzakelijkheid, de groote bedragen die
voor de voortdurend noadzakelijke ondersteu-
n'ing van een groot aanital werkloozen noodig
zijn, is, die dwingt tot bet nemen van het
voorgesteide besluit.
Als men ziet, dat er zelfs in Mei en Juni
een betrbkkelijik groot aantal menschen is, dat
geen werk kan viniden, moet men er zich toch
niet over verwonderen, dat die menschen om
steun komen aankloppen? De gemeenteraJad
moet echter niet alleen met de belangen der
werkloozen, doch met die der geheele gemeen
te rekening houden. Indien men aniders kon,
dan zou men zeker niet tot zulke besluiten
zijn toevluoht nemen. Er is echter op andere
manier geen geld te krijigen. Het voorstel
van den heer Hamelink is niet aannemelijk,
omidat de gemeente, als gevolg daarvan, in de
naaste toekomst nog ziwaarder zou worden
belast en men algauiw weer voor hetzelfde
feit, maar dan nog erger geworden, zou staan.
Men staat op het oogenhlik voor de feiten
en weet niet eens wat het worden zal. Zelfs
de meest vooraanstaanden weten voor het
oogenblik niet wat het worden zal. Spreker
koestert in dit opzicht vrees. Hij hoopt, dat
men het zelfs Ibrj het voorgesteide zal kunnen
houden. Als de tijld niet verbetert, zal zelfs
dit twijfelachtiig zijn.
Ten slotte bespreekt hij de conferentie met
de ambtenaren van het Departement en de
leden van Het Orgaan. Hij vond de tegen-
woordighedd dier heeren, al hadiden de leden
daarvan vooraf niets geweten, niet zoo heel
erg. Die lui zijn zoo glad als een paling. Die
hadden al lang de noodige inlichtingen inge-
iwonnen om te weten hoe het er hier eigenlijk
voorstond, v66r ze in de vergadering van Het
Orgaan kiwamen. Die lieten onis zegt hij
maar praten en praten en ten slotte net zeg
gen hetgeen zij wiiden. We hebben het er
met hen ook wel over gehad, dat in den land-
bouw meer verdiend werd dan 12, zelfs meer
dan 15, maar dan werd ons toegevoegd,
dat dit voor stukwerk gold en zij daarmede
voor bepaling van den loonnorm niets te
maken hadden. De steunregeling is udtslui-
tenld op dagwerk gebaseerd, en wat we in dat
opzicht ook hebiben gezegd of aanigevoerd om
de heeren tot een andere meening te brengen,
niets heeft hen /daarvan kunnen overtuigen.
De heer OGGEL geeft te kennen, dat uit
de besprekingen blijkt, dat in den raad dezelf-
die gevoelens naar voren komen, die ook bij
Burgemeester en Wetbouders leefden, toen zij
den toestand der gemeente-financien overwo-
gen en de noodzakelijkheid van het doen van
dit voorstel besprakien. Ook zij hebben al de
bezwaren daarvan gevoeld. En wat betreft
de 'Opmerkingen van den heer Van Kampen
en die van den heer 't Glide, over het pijn-
lijke, dat de gemeenteraad, wanneer deze be-
zuinigen wil op de jaarwedden, inzonderheid
op de hoogste, hij in dat pogen wordt tegen-
gewerkit door Gedeputeerde Staten. Daarover
is bij zijn laatste bezoek ook gesproken met
den Commissaris der Koningin. Het is dan
ook slechts onder protest, dat spreker er in
heeft toegestemd om aan dit voorstel mede
te werken, daar Gedeputeerde Staten van
Zealand den gemeenteraad beletten een ande-
ren weg voor bezuiniging in te slaan.
Ook over een denkbeeld, als in het voor
stel van den heer Hamelink is belichaamd, is
met den Commissaris gesproken, maar zoo'n
leening zou het volgend jaar al moeten wor
den afgelost; een leaning op lanigeren termijn
zouden Gedeputeerde Staten voor dit doelniet
toestaan en daarmede zou men dus ook niet
uit het moeras zijn. De Commissaris heeft
nog wel gevraagd de mogelijkheid van verla-
ging der mindere jaarwedden te overwegen,
doch daartegen is aangevoerd, dat diit te
schrijnend zou zijn zoo lang van hooger hand
de hoogste jaarwedden op het nu bestaande
peil gehamdhaafd blijven. Burgemeester en
Wethouders hebben de zaak ook breedvoerig
overwogen, want zij zijn ook overtuigid, dat
de menschen den laatsten druppel bloed wordt
uiitgezogen, maar zij staan machteloos tegen
over den toestand.
De VOORZITTER betoogt, dat niemand
heeft kunnen voorizien, dat de werkloosheid
zulke groote afmetingen zou -krijgen en dat er
'bij het lamdlbouwbedrijf zoo weinig menschen
geplaatst zouden kunnen worden. Indien de
landbouwers zouden meawerken, behoefden er
wellicht in de zomermaanden geen werkloozen
in de gemeente te zijn.
Uit een en ander zal nu echter wel duiidelijk
geiworden zijn, dat Burgemeester en Wethou
ders volstrekt geen sbhuilewinkje willen spe
len, dat zij over die kwestie al een geheelen
tijd bezig zijn geweest en dat zij eindelijk
verbinding hebben getzocht met het Departe
ment van Binnenlanldsche Zaken en hebben
gevraagd of de betrokken ambtenaren voor
bet houden van een oomferentie eens over wii
den komen. Daar is toen nog minstens 14
dagen overheen gegaan en daarom heeft het
wat langer geduurd eer aan den raad een
definitief voorstel kioin worden gedaan.
De heer HAMELINK vermeent, dat de
Voorzitter heeft te kennen gegeven, dat er
op den post voor het oogenblik nog f 4000
beschiklbaar is en dat de uitkeeringen geluk-
kig sterk amemen, zoodat er de volgende
maanden niet zooveel meer noodig zal zijn.
De VOORZITTER: Dat leert ten minste de
praktijk; er is in den regel meer werk in het
tweede, dan in het eerste halfjaar.
De heer HAMELINK: En daamaast was er
immers nog f 4000 beschikbaar van „onvaor-
zien"
De VOORZITTERDat kan ik nog niet met
zekerheid zeggen.
De heer HAMELINK: Maar u hebt er zoo-
even toch oip gewezen.
De VOORZITTER: Ik heb gezegd, dat, als
we volstrekt geen enkele extra-uitgaaf doen,
daarop nog ongeveer drie a vier duizend gul
den beschikbaar is.
De heer HAMELINK: Dat wordt dan, de
rijks-suibsidie iberekend op 50 toch 12.000?
Als nu juist is, hetgeen iwordt verondersteld,
dat de werkloosheid zich ook over het geheele
tweede halfjaar zal uitstrekken, dan lijkt toch
het tekort, als op den bestaanden voet met
steunen wordt /voortgegaan, niet groot. Ik
heb mijn cijfers bij de gemaakte berekendng
moediwillig aan den zwartsten kant gehouden,
zoodat tegenvallen bijna niet magelijfk is, en
indien men dan venwacht dat het tweede
halfjaar minder (werkloozen geven zal, dan
kan, bij voortizetting der tegenwoordige steun
regeling, het tekort ook niet zoo groot zijn;
is eerder te verwachten, dat men met het
beschikJbare bedrag zal toekomen.
Indien men nu in aanmerking neemt, dat
van het straks in behandeling kiomende voor
stel ook nog 3000 te halen is, hetgeen dan,
in verlband met de rijkssulbsidie, ook weer
6000 beteekent, meen ik dat bet geen be-
zwaar is om de steunregeling op het bestaan
de peil te handhaven.
De VOOiRZITTER: Van dat voorstel is voor
1933 geen 3000 te halen. Het belastingjaar
begint met 1 Mei, zoodat er voor 1933 maar
op 2/3e of f 2000 gerekend kan worden.
De heer HAMELINK berekent, dat er dan
toch voor 1933 voor steunregeling nog be
schikbaar is f 15.788,05, of in een rond cijfer
16.000. Als men nu ziet, dat er voor het
eerste halfjaar is uitgegeven 22.000 en men
aanneemt, dat er voor het tweede halfjaar
minder noodig zal zijn, dan gelooft hij niet,
dat, indien op den ouden voet wordt voortge
gaan, het tekort zoo groot zal kunnen zijn,
en het althans geen gegrond motief is voor
he.t voorstellen van een verlaging der steun-
bedragen.
De VOORZITTER wijist er op, dat er ook
rekening mee moet worden gehouden, dat de
f 1000 van het Kortingswetje, die bij de ont-
vangsten gerekend zijn, omdat verwacht werd
dat die niet zouden worden ingehouden, niet
zluilen worden ontvangen. Dat is dus een
tegeruval'ler. Dan moet in aanmerking worden
genomen, dat de opbrengst, zoowel van de
Gemeentefonds belasting als die der Perso
neele belasting, op een raming berust en ook
kan tegenvallen, terwijl de uitgaven zoo krap
geraamd zijn, dat het brjna niet is te ontgaan
dat meerdere posten de raming zullen te boven
gaan, dan zijn de cijfers van den heer Hame
link, omitrent het beschikbaar bedrag, zeer
tiwijfelachtig.
De beer HAMELINK: Dan doe ik er die
1000 af, dan wondt bet f 15.000.
De heer DIELEMAN wijst er op, dat de
uitkeeringen het wrig jaar in het tweede
halfjaar hooger liepen dan in het eerste half
jaar.
De heer HAMELINK merkt op, dat die in
den regel toch lager zijn. Hij berekent, dat,
als het tweede halfjaar, voor wat betreft de
uitkeeringen, gelijk zou zijn aan bet eerste,
door de voorgesteide verlaging der normen
i 6500 op de uitkeeringen zou kunnen worden
'bezuinigd, dus in verband met het nog be
schikbaar bedrag blijkt, dat dezelfd'e uitkee
ring zou kunnen worden gegeven, zonder dat
vrees voor een groot tekort behoeft te be-
staan, hetgeen Burgemeester en Wethouders
zeggen te verwachten. En uit het voorstel
blijkt duiidelijk, dat men dat verwacht tekort
wil verhalen op de werkloozen. Los van ande
re averwegingen, moet dit leiden tot andere
voorstellen tot oplossing der financieele
kwestie. Spreker heeft geen behoefte om aan
politick te doen, maar wijst er op, dat men
niettemin toch van meening kan verschillen
aver de wijze waarop men het verwacht te
kort moet dekken.
Door Burgemeester en Wethouders wordt
geizegd, dat de lanidarbeiiders en fabrieksor-
beiders dezelfde behoeften hebben. Dat is
spreker met hen niet eens. De fabrieksarbei-
ders zijn gedurende enkele jaren tot een bete-
ren staat gekomen, door hoogere verdiensten.
En nu is het toch geen schande, dat men zijn
levenspeil wat verhoogt? Die menschen heb
ben een betere waning betrokken in verband
met hun hooger inkomen. Indien men nuvoor
beilde oategorien den loonnorm gelijk stelt, is
dat toch niet juist. Zij zijn nu eemmaal inge
steid op een betere levenswijs.
Het betoog van den heer Verschelling om
trent de uitkeeringen aan modemen en andere
georganiseerden, heeft spreker met verwonde-
ring gehoord en hij noemt het van dozen ook
wel onvoorzichtig. Het zou den indruk kunnen
iwekken, dat bij bedoelt hiermede te kennen
te geven, dat de miodernen de minst werk-
willigen waren. Indien onder dezen de meeste
werkloozen vaorkwamen, zou daarvoor ook een
andere oorzaak kunnen bestaan, dan zou ook
aan broodnoof ter zake van een beginsel kun
nen worden gedacht. Hij boopt niet, dat de
heer Verschelling zou willen bevorderen, dat
iemand wegens zrjn meening op maatschap-
pelijk gebied buiten werk werd gehouden.
Ook spreker is van oordeel, dat, indien er
werk is, er ook moot gewerkt worden, tegen
behoorlijk loon. Maar er wordt in dit opzicht
ook maar in 't wilde weg op los geredeneerd.
Zoo vertelde aan spreker iemand in deze ge
meente, niet de eerste de beste, dat een werk-
gever in den oogsttijd bij' de arfbeidsbeurs zou
gekomen zrjn om 20 arbeiders en dat bij er
maar 2 kon krijgen, die echter na een halven
dag werken ook al wegbleven. Die menschen
waren, zei hij, te Lui en bleven liever op de
markt staan. Hij heeft zijn zegsman, iemand
die een verantwoordelijike positde bekleedt, ge-
aommeerd de namen en feiten te noemen, doch
daarbij bleef deze in gebreke. Toch wordt met
zoo'n verhaal voortgegaan en 'daardoor de
arbeiders in discrediet gebrachit.
Van den heer Van Kampen is men het nu
eemmaal gewoon, dat deze zich minachtend
aver de arbeiders uitlaat en het zou hem dus
niet verwonderen als deze hulde brengt aan
de woorden van den heer Verschelling, waar-
tegenover hij' meent te moeten wijzen op de
afkeuring, die de heer Dieleman daarover
heeft laten hooren, waaruit dus van een uit-
eenloopenid verschil van meening blijkt in den-
zelfden politieken kring.
Door den Voorzitter is te kennen gegeven,
dat Burgemeester en Wethouders het bescbik-
bare geld eeiiijk onder alle werkloozen tot
WAAROM VERDEII SUKKELEN?
Voelt gjj u temeergeslagen, vermoeid en
afgemat hebt gpj last van pijn in de len-
denen, ledematen of spieren? Lijdt gjj aan
urinestoomissien, £ianvallen van duizeligheid,
hoofdpijn of rbeumatische pijnen Zoo ja, hebt
gjj er dan over nagedacht wat de oorzaak
van uw noodeloos lijden is?
Als uw bloed niet op de juiste wijze gefil-
treerd wordt, doordat uw organen verzwakt
zijn, blijven urinezuur en andere schadelijke
onzuiverheden in het gestel achter. Zjj zetten
zich af en veroorzaken verschijnselen als de
bovenstaande. Iedere dag uitstel maakt de
zaak erger en dient gij onmiddellijk aan te
vangen met het gebruik van Foster's Rugpjjn
Pillen. Reeds jaren bleek de afdoende werking
van dit speciale middel tegen spit, rugpjjn,
ischias, rheumatische pjjnen, waterzucht,
urinestoomissen en blaaszwakte.
Foster's Pillen werken niet op de ingewan-
den en passen mannen en vrouwen van elken
leeftijd. 1,75 per flacon.
Te Ter Neuzen by Fa. A. v. Overbeeke
Leunis, Axelschestr. en Westkolkstr. 26
Ingez. Mod.
eeti gelijk bedrag willen verdeelen. Maar meent
het college dan, dat iemanld met een gezin
van 7 of 8 behoorlijk zal kunnen rond-
komen Dat zou pas gaan, als de geheele
wereld was vervormid en dat zou dan inter-
natiomaaJ moeten gesehieden. Door den heer
't Gilde is opgemerkt, dat er nu eemmaal geen
wetten zijn, die de millioenen van de Neder-
lamdsche Bank ter beschikking van het maait-
schappelijk leven stellen en het kapdtaal te
veel aan een kant blijft. Maar daar moet de
heer 't Gilde aan spreker geen verwijt van
maken, want als het aan hem en aan zijn
partij' lag, dan zouden die wettige maatrege-
len, om dat euvel te overbruggen, wel geno
men worden.
En als spreker zoo spreekt en een voorstel
doet om op andere mander de zaak op te les
sen, dan jjoemt de heer 't Gilde dat omwaar-
achtig.
Het is in deze wel verwonlderlijk, dat de
grondsteliingen, waaruilt spreker zijn betoog
opbouwt, hern zijn geleerd door den beer 't
Gilde, deze heeft die stellingen aan spreker
ingepompt, en nu gaat het toch niet op, om
spreker, orndiat hij volgens die beginselen
voortgaat, voor zot te veiklaren? Dat wor
den op die manier persoonlijke aanvallen, die
voor een raadslid minderwaardig zijn. Spre
ker heeft zich bij zijn geheele betoog daarvan
onthouden. Men moge het niet eens zijn met
zijn beginselen, maar het gaat niet aan zijn
eerlijkhedd ten deize in twijfel te trekken.
De heer Van Bemdegem gaf te kennen, dat
hij gedurende de zomermaanden de steunver
leening wilde stop zetten. Maar is deize dan
overtuigd, dat alien werk zullen vinden tegen
behoorlijk loon? remand,, die nu en dan een
dag werk kan krijgen, heeft daarmede nog
geen bestaan. Er zijn werkgevers, die op den
nood der arbeiders speculeeren, om deze voor
bet laagsit mogelijke loon aan 't werk te krij
gen. De heer Van Bendegem zal in zijn hart
toch wel niet voor dezudken willen opkomen,
dat er werkgevers zijn die speculeeren op het
eergevoel van de arbeiders, die liever voor
elk loon werken, dan bun hand te moeten op-
houden voor het ontvangen van steungeld.
En wat de bewering betreft omtrent het
verschil tusschen modemen en christelijk ge
organiseerden, wat de werklust betreft, dat
verschil bestaat niet. Indien onder eerstge-
noemden meer werkloozen voorkomen, moet
dat aan andere oorzaken worden toegeschre-
ven en als men van meening zou zrjn, dat
daarvoor bepaalde oorzaken bestaan, dan dient
men die aan te wijzen. Iemand, die met zijn
gezin van 9, 10 of 11 per week paoet
bestaan, aanvaandit elke gelegenheid am daar
op behoorlijke voorwaarden nog een paar gul
den bij te verdienen. Hij moet dus tegen de
opvatting, die uit zulke mededeelingen kan
ontstaan, protesteeren. Ook meent spreker
het recht te hebben te zeggen, dat handhaving
van een hooger loonpeil de algemeene wel-
vaart bevoridert, omdat die ook ten goede
komt aan den middenistand. De heer Van
Kampen gaf te kennen, dat de arbeiders vroe-
ger wat meer spaarzamelijk hadden moeten
leven, doch spreker vraagt zich af, indien men
het verloop der laatste jaren nagaat, waar
van de arbeiders dan hadiden moeten sparen,
waar ze nog niet genoeg hadden om toe te
komen. De arbeiders kunnen het toch ook
niet hedpen, dlat de toestanden zoo geworden
zijn.
Dat een besluit tot het sluiten eener geld-
leening de lasten der gemeente zou verziwa-
ren, is maar ten deele juist. Indien de uit
keeringen, als gevolg daarvan op peil konden
blijven, zou de koopkracht der piensohen groo-
ter blijven; dit spiegelt zich dan voorts af in
een hooger inkomen van den midldenstand en
is van invload op de belasting dier menschen.'
De midldenstand is nog het steunpunt voor
de belastingopbrengst, zooiwel voor de bestaan
de, als voor de nieuwe haffingen, die men
Zou invoeren. Die f 10.000 zouden dus voor
een deel weer aan de gemeente terugkomen.
Ook vermoedit spreker niet, dat dit bedrag
in 1933 geheel zou noodig zijn en men zal het
Volgend jaar toch iets moeten doen om de
menschen aan brood te helpen. Naar zijn
schatting zou hoogstens de helft van het be
drag gabruikt behoeven te worden. De rest
kon men dan voor volgende jaren gebruiken.
De heer OGGEL: We behoeven daar niet
over te spreken, want dat wordt toch niet
toegestaan.
De heer HAMELINK: Ja, nu moge de Com
missaris der Koningin al gezegd hebben, dat
dit niet mag, maar dat is niiet de hoogste in
stantie! Ik kan het ook geen roekelooze finan
cieele politiek achten, wanneer men een lee
ning sluit om de arbeiders aan brood te hel
pen.
De heer 'tGILDE: Dat is sterk. Ze hebben
dat in Zaandam wel anders ondervonden.
De beer HAMELINK: Natuurlijk, als een
gemeente daarvoor van hooger hand geen
steun krijgt, moet dat Zaandiam zijn. Dan
krijgt men geen cent. Overigens neem ik aan,
dat, hoe versdhillend men de zaken ook be
schouwt, demand hier met voorbedachten
rade zit te liegen. Ik neem dat niet aan van
den heer 't Gilde en ook niet van den heer
Van Kampen; ik neem aan, dat zij in hun
betoog te goeder trouw zijn, maar eisch daar-
entegen datzelfde voor mij op. Hetgeen ik
hier naar voren breng, zeg ik uit kracht van
het beginsel waamaar ik de zaken beoordeel.
Opmerkingen als: de waarheid kan bier geen
herberg vinden, komen dus, ter besitrijding van
het betoog van medeleden, niet te pas. Ieder
steunt op zijn eigen inzicht. Ik geloof hier
mede alias, wat ik met betrekking tot de
zaak waar het over gaat op het hart heb, in
het kort te hebben behandeld en beveel aan
neming van mijn voorstel ten zeerste aan.
De VOORZITTER: Dat is nog te vroeg, het
gaat thans over de steunregeling, niet over
de financdeeie regeling.
De heer HAMELINK: U zoekt toch daarin
tagelijk dekking voor een tekort? Ik ook!
Het is tooh tegelijkertijd besproken?
(Zie verder het Tweede Blad.)