ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Be Vier
Zenuwpijnen overal?
AKKER.CACHETS
Aankondiging.
fc\e
No. 8982
WOENSDAG 26 APRIL 1933
73e Jaargang.
BINNENLAND
FEUILLETO N
de wegen en voetpaden met
de kunstwerken.
Officieel herdenkingsfeest van
Prins Willem I te Amsterdam,
ELFDE HOODSTUK.
cV
Ge
As**
o<
"AKKERTJES"
ABONNEMFNTSPRIJS: Binnea Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Bui ten Ter Neuzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden By vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Voor Belgie en Ameri-ka f 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Ultgeefster: Fimia P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
AD VERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0.2O.
Kf.F.MF AD VERTENTIeN per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzendlng van advertentien llefst efen dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAO-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND
HINDER WET.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN, brengen ter openbare kennis, dat
ter Gemeente-secretarie ter inzage ligt een
veraoek met bijlagen van R. DE KOCK, slager
wooende ,te Hontenisse, am vergunnin-g tot
het oprichten en in werking brengen van een
varirensslagerij op het perceel kadastraai be-
Item*} in Sectie G no. 1915.
t>p Dinsdag 9 Mei a.s., des namiddags
drie uur, zal in het Gemeentehuis gelegenheid
bestaan am bezwaren tegen de inwilliging van
dit verzoek in te brengen en deize mondeling
en echriftelrjik toe te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren
hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor
het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der
gemeente kennis nemen van de ter zake inge-
Itomen schrifturen.
De aandacht van belanghebbenden wordt er
op gevestigd, dat volgens de bestaande juris
prudence niet tot beroep gerechtigd zijn, zij
die niet overeenkomstig artikel 7 der Hinder-
wet op den boven bepaalden dag voor het Ge-
meentebestuur zijn verschenen teneinde hunne
bezwaren mondeling toe te lichten.
Ter Neuzen, den 25 April 1933.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVTJLLE, Secretaris.
Burgemeester en Wethouders van ZAAM-
SLAG, brengen ter algemeene kennis, dat, te
beginnen op Maandag 8 Mei 1933, vanwege
do gemeente een algemeene opneming zal wor
den gehouden van
Baamslag 24 April 1933.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
JOH. DE FEIJTER Pizn., Burgemeester.
J. STOLK Lzn., Secretaris.
De Koninklijke Familie aanwezlg.
Op den 24sten April 1533 werd Prins Wil
lem I, de Vader des Vaderlands, geboren. Ter
eere daarvan is de Maandag j.I. door de hoofd-
stad des lands gemaakt tot een nationalen
dag, die mede gevierd werd door de Konink
lijke familie.
A1 vroeg in den morgen werd de dag inge-
hrid door muziekuitvoeringen. Om 8 uur werd
koraalmuziek ten gehoore gebracht van het
platform van de Nieuwe Kerk, van de peri
style van den Stadsschouwburg en van den
trans van den Westertoren. In de morgen-
uren werd een kinderhulde gebracht aan de
Koningin op den Dam en in de middaguren
had een nationale herdenkingsplechtigheid
plaats in tegenwoordigheid van de Konink
lijke familie in het Concertgebouw, terwijl op
▼erschillende pleinen muziekuitvoeringen wer
den gegeven.
De kinderhulde.
De kinderhulde had plaats op den Dam,
het hlstorisch plein, waar reeds zoovele plech-
tige gebeurtenissen zijn gevierd.
Om half tien begon de politie den Dam af
te zetten en nam op het platform van de
Nieuwe Kerk het Amsterdamsche Politie-
door
FRANCIS BEEDING
(Nadruk verboden.)
28) (Vervolg.)
De hal en trap waren stikstonker, maar de
deuren van die zitkamers links en rechts van
de hal stonden open de twee rechthoeken
even lichter dan de heerschende duistemis,
vert el den ons dat. Met de revolver in de hand,
fclaar om onmiddellrjk in acte te komen
dkjpen we de hal door; onderaian de trap ver-
aecht Ik Hazelrig te wachten. Zelf sloop ik
naar een deur, die ik 's middags gezien had
«b deed haar, na even zoeken, open. Ik stond
*u in een soort van provisiekast, die, met een
deur aan den anderen kant, op het zooge-
naamde zonnebad uitkwam. Die deur was
etveneens niet afgesloten. Ik opende haar
vnonzichtig.
Aan den anderen kant van vrij sterk be-
alagen glasmiten zag ik Granby in luisterende
houding staan Ik zocht, tastendl langs het
Oeurkozijn, naar den schakelaar en het vol-
gpemd-e oogenblik was het vertrek hel verlicht
Ik hoorde een half gesmoorden uitroep aan
da andere ztj-de van den glazen wand en ging
dlug onder het licht staan, om Granby te laten
aien, wie het was. Even later was de deur aan
den tuinkant open en kwam Granby naar
binnen.
„Er is niemand", vertelde hij, ,,op deze ver-
dieping tenminste niet".
Ope ens hoorden we voetstappen boven ons
hoofd. We renden de provisie-kast door en de
hal in. Maar onder het loopen drong het tot
me door, dat we geen reden voor extra haast
hadden. We hadden de tiwee vazallen vergeten.
muziekigezelschap plaats, om tot kwart voor
elf een muziekuitvoering te geven.
Tegen tien uur begon reeds het Damplein
zich langzamerhand te vullen met de kinde-
ren, die aan de aubade deelnamen. Inmiddels
was ook de Koninklijke familie gearriveerd,
luide toegejuicht door de reeds aanwezige kin-
deren en hun begeleiders. Bij deze groepen
van kinderen voegden zich de vaandelwachten
en genoodigden. Tegen elf uur was het Dam
plein gevuld met 14000 kinderen. Het plein
verkreeg daardoor een buitengewoon aardig
aspect, dat nog werd verhoogd door de vele
vaandels en de vlaggen, welke allerwege van
de gebouwen wapperden.
Voor het paleis had zich inmiddels de Am
sterdamsche Orkestvereeniging onder leiding
van den heer Frans van Diepenbeek opge-
steld, om den zang der kinderen te begeleiden.
Voordat de uitvoering, waaraan door leerlin-
gen van openbare, Protestantsch-Christelijke,
Roomsch-Katholieke en Israelitische scholem
werd deelgenomen, begon, boden een Pro-
testantsch, een Roomsch-Katholiek en een
Israelitisch weesmeisje, de Koningin bloemen
aan.
Toen de laatste tonen van het carillon uit
den Paleiskoepel, die het elfde uur had aan-
gewezen, waren verklonken, betrad de Ko
ninklijke familie, vergezeld door eenige be-
stuursleden, het balcon.
De dirigent van de aubade, de heer W. van
Laar, staande op een hoog podium, hief zijn
dirigeerstok en plechtig klonk over den Dam
het ,,Wilt heden nu treden" uit Valerius „Ge-
denkklanck".
Vervolgens werd gezongen ..Hollands vlag"
van J. P. J. Wierts, gevolgd door ,,Wij willen
Holland houen" van Arnold Spoel en ten-
slotte het „Wilhelmus".
De Koningin had na elk lied door handge-
klap haar dank betuigd. Na de laatste klan-
ken van het Wilhelmus steeg wederom een
geestdriftig hoera op.
Vervolgens begon het defile langs het pa
leis van de onafzienbare kindermenigte. Het
werd door de vaandels van de uitvoerende
vereenigingen geopend. Het duurde langer
dan een uur v6<5r de laatste groepen kinderen
het Damplein verlieten. De Koninklijke fami
lie trok zach daarna terug in het paleis.
De nationale herdenkingsplechtigheid
in het Concertgebouw.
Om drie uur reed de Koninklijke familie
uit naar het Concertgebouw, waar de natio
nale herdenkingsplechtigheid plaats had.
Voor de aankomst van het Kouinklijk ge-
zin was een uitgelezen gezelschap in de met
tapijten en bloemen versierde zaal bijeenge-
komen; alle ministers, de commandant van
het veldleger en de commandant van de Ma
rine te Willemscord, de vice-president van den
Raad van State, vele leden van de Eerste en
Tweede Kamer, de secretarissen-generaal van
alle departementen, de presidenten en procu-
reurs-gen-eraals van alle gerechtshoven, de
presidenten en officeren van justitie van de
rechtbanken in A'dam, Den Haag, R'dam en
Haarlem, de burgemeesters van alle provin-
ciale hoofdsteden, zoomede die van Amster
dam, Rotterdam, de residentie, Eindhoven,
Dordrecht, Tilburg, Breda, Alkmaar en vele
andere gemeenten, voorts de presidenten van
de Earners van Koophandel van Amsterdam,
Rotterdam, en den Haag.
Aanwezig waren ook de gezanten van 20
verschillende landen.
Aan den ingang werd de Koningin ontvan-
gen door het dagelijksch bestuur van de
,,Commissie voor de viering van het vierde
eeuwfeest der geboorte van Prins Willem
van Oranje", bestaande uit de heeren jhr. mr.
dr. Roell, voorzitter; mr. C. L. de Vries
Feijens, secretaris en Chr. P. van Eeghen
penningmeester.
Nadat de Koninklijke familie de voor haar
bestemde plaatsen had ingenomen, werd door
Toen die zich, langs de regenwaterprp, toe-
gang hadden verschaft, was Hazelrig natuur-
lijk naar boven gegaan. En zoo was 't ook
we hoorden hem al naar beneden komen.
,,Ik geloof, dat 't heele huis leeg is", -begon
Granby, toen hij de lange figuur van den
Amerikaan zag.
„Op de verdieping boven is er ten minste
niemand", was het anbwoord.
Op hetzelfde oogenblik echter legde Granby
zijn hand op mijn arm en wees naar iets in de
diuistemis voor ons.
Een streep licht, zoo dun, dat zij nauwelijks
>te zien was, drong onder de deur van de
kamer naast de keuken door.
„Ga mee", fluisterde hij me toe.
Maar toen wachtte hij zelf nog even. Josfe
en Manuel kwamen, bijna onhoorbaar, de trap
afsluipen. Granby gaf hun fluisterend bevel,
om de voordeur uit te gaan, voorzichtig het
huis om te loopen en achter de luiken van de
veriichte kamer post te vatten. Hij zou ze
twee minuten geven en dan zou hij de bewuste
kamer -binnengaan.
De afgesproken tijd was verstreken. Met
ons dri-een gingen we, op onze teenen, naar de
deur. Toen Granby zijn schouder ertegen zette
ving ik even een blauwe glansstreep van de
revolver in zijn rechterhand op. Maar meteen
bonkte hij de deur open en schoot het vertrek
in. Hazelrig en ik volgden hem op den voet
Daar stonden we met ons d-rieen op een
rjj, met onze revolvers in de hand.
Het vertrek was leeg. Maar midden op de
tafel lag een groote witte enveloppe.
Ik woon een arrestatie bij.
Wij lieten onze revolvers zakken. Het was
nog al belachelijk: vijf sterke mannen, gewa-
pend met revolvers, die een leeg huis bestorm-
d-en.
Granby nam de enveloppe op.
,,Voor Kolonel Granby", las hij.
Het was doodstil in de kamer. Het eenige
300 leden van het koor van de Vereeniging
van Toonkunst, onder leiding van Willem
Mengelberg, het „Wilhelmus" ingezet. Het
volkslied werd staande aangehoord.
Jhr. mr. dr. A. Roell nam daarna als voor
zitter van de commissie voor het spreekge-
stoelte plaats.
Openingswoord jhr. mr. dr. Roell.
De welbekende klanken van ons oude Wil
helmus stellen beter dan woorden dit kunnen
doen de beteekenis in het licht van deze ge-
dachtenisviering, aldus ving hij aan. Maar wat
daaraan bovenal luister schenkt, is de aanwe-
zigheid van Uwe Majesteit, waarvoor de com
missie tot viering van het vierde eeuwfeest
der geboorte van Prins Willem van Oranje
haar eerbiedigen en diepgevoelden dank moge
uitspreken.
Dat ook de Prins der Nederlanden en Prin-
ses Juliana u vergezellen en deze herdenkings
plechtigheid met hun hooge tegenwoordigheid
vereeren, stemt de commissie tot groote er-
kentelijkheid.
De komst van de Koninklijke familie in
deze feestelijke bijeenkomst vervult vooral het
uitvoerend comitd met dankbare voldoening.
Zij is de schoonste kroon, welke kon worden
gezet op zijn met geestdrift aangevangen, on-
danks den druk der tijden met liefde voortge-
zet en ten'slotte, dank zij den eendrachtigen
steun van alle gezindten en part'r'ien, die zich
scharen om den troon van Oranje, met goe-
den uitslag voleindigd werk.
Het comity wil zich op dit werk niet be-
roepen; de publicaties, welke vanwege de com
missie het licht hebben gezien of nog zullen
zien; de plaat, onder de schooljeugd verspreid,
de tentoonstelling, welke binnen weinige da
gen in het Rijksmuseum zal worden geopend;
de vier historische ramen, die kort daarna in
het koor van de Nieuwe kerk te Delft zullen
worden onthuld, zijn slechts even zooveel be-
wijzen van de belangelooze medewerking van
zeer velen uit binnen- en buitenland, uit
Oost en West, die het geboortefeest van den
Prins hebben willen aangrijpen om te getui-
gen, hoe dierbaar hun de band is, dlen Vader
Willem tusschen Oranje en Nederland heeft
gevlochten en die in den loop der eeuwen door
zijn nazaaten nog nauwer werd aangehaald.
In het Frans Halsmuseum te Haarlem be-
vindt zich een merkwaardige schilderij. Het
is in 1620 door de stad van den schilder Hen-
drick Gerritszoon Pot gekocht en heet „De
verheerlijking van Prins Willem I". De Faam,
gezeten op een zegekar, met de Waarheid in
staande houding voor zich, verkondigt's Prin-
sen roem. De zegekar wordt getrokken door
drie olifanten, waarop en waaromheen vrou-
wenfigurem zijn gegroepeerd, die z'Jn 39 ,,Cie-
raten en Deughden" vertegenwoordigen, welke
vermeld staan op de vier banieren, welke de
vrouwengroepen voor zich uitdragen. De ba
nieren vermelden voorts de sterfjaren van den
Prins en zijn broeders, de graven Adolf, Lo-
dewijk en Hendrik, welke laatsten medeloo-
pen in den kleurigen stoet. De Prins zelf staat,
met den leeuw aan zijn rechterhand, v66r de
zegekar op een voetstuk, waarop alleen dit
eene woord staat geschreven: „Vastigheidt".
Op dit woord, waarin de gansche allegorische
voorstelling zich toespitst, concentreert zich
tenslotte de blik.
Met dit woord, dat het gansche leven van
den Prins op z66 scherpe en kernachti-ge wijze
kenschetst, wilde spreker besluiten. In die
„vastigheidt" komen alle eigenschappen welke
hem sieren, samen. Uwe Majesteit veroorlove
daarom, alle gevoelens die de viering van dit
vierde eeuwfeest opwekken, te belichamen in
een eerbiedige hulde van het vaderlandslie-
vende volk aan de Vastigheidt van den Vader
des Vaderlands!
Na dit openingswoord voerde het orkest van
het Concertgebouw Beethovens „Egmont"-
ouverture uit. Hartelijk applaus weerklohk,
nadat de Koningin daartoe het voorbeeld had
gegevem.
Vervolgens betrad dr. H. Colijn het spreek-
gestoelte.
Gedachtenlsrede dr. H. Coljjn.
Het leven van den eersten Willem van
Oranje valt in het tijdperk der groote beroe-
ringen van de 16e eeuw, die den overgang
vormen van de middeleeuwen naar den nieu-
wen tijd. In zrjn tweede helft is dat leven ge-
tuige van de groote beslissingen die de mid
deleeuwen voor goed afsluiten en vorm gaan
geven aan het nieuwe, dat er voor In de plaats
treedt, aldus ving dr. Colijn zijn rede aan.
De gigantische worsteling tusschen ouden
en nieuwen tijd liet de Nederlandsche gewes-
ten niet onberoerd. Naar zijn geestelijke zijde
niet, maar evenmin naar den staatkundigen
kant.
Karel V was in deze landen kampioan ge-
weest voor het dubbele doel van versterking
der staatkundige eenheid^der 17 gewesten en
ook van ongerepte handhaving van het Ka-
tholicisme.
De Nederlanden in naam nog een kreits
van het Duitsche rijk, waren practisch be-
vrijd van de oude leenbanden en hadden een
vrij zelfstandige positie verworven.
Minder voorspoedig was Karel geweest in
het najagen van het tweede doel: de onge-
broken religieuze eenheid des volks. De Her-
vorming was onuitroeibaar gebleken en werd
door haar wassende kracht, in de tweede helft
der 16e eeuw, een der voomaamste oorzaken,
dat een deel der Nederlandsche gewesten in
opstand kwam tegen het gezag.
Het is tegen dien historischen achtergrond
dat wij de reuzenfiguur moeten zien van den
man, wiens 400sten geboortedag we heden
gedenken, van den eersten Willem van Oranje,
wien de volksmond den eeretitel toekende van
Vader des Vaderlands.
Tegen dien achtergrond moeten we hem
zien, omdat naar Carlyle eens zoo teekenend
zeide, een heldenfiguur slechts dan werke-
lijke beteekenis kan krijgen, indien er een
wereld is, welke by hem past.
Oranje was als veldheer noch een Hannibal,
noch een Napoleon, maar ware hij dit w61 ge
weest dan nog zou 't ontbreken van mede
werking van de zijde der bevolking hem heb
ben doen falen in de overmeestering van Alva's
geoefende legerscharen.
Toch maakte zelfs in die donkere jaren de
moed niet voor wanhoop plaats; ook niet toen
de eerste der broeders bij Heiligerlee het leven
had gelaten en 's Prinsen eigen tocht in het
Zuiden tot een jammerlijke mislukking ge-
worden was. Want In Holland hadden zich nu
de eerste lichtstrepen aan den horizon ver-
toond.
Den Briel heeft zijn poorten voor Lumey
geopend; Vlissingen, Enkhuizen en nog en-
kele andere steden zijn aan Oranje's zijde ge-
komen; de eigenlijke volksoorlog heeft een
aanvang genomen. En in Dordt wordt op een
vergadering van de bevrijde Hollandsche ste
den, onder leiding van Paulus Buijs en Alde-
gon-de, formeel de band gelegd die Oranje en
Nederland na ruim 3% eeuw nog vereenigt.
Maar al wordt hierdoor het zwaartepunt
van 's Prinsen activiteit naar het Noorden
verlegd en al sluit hij, door zijn overgang naar
het Calvinisme, zich nu ook dichter aan bij
het meer militante volksdeel in dat Noorden,
aan twee gedachten blijft Oranje trouw.
A-ls Calvinist was hij voorstander van tole-
rantie jegens de Roomsch-Katholieken, zooals
geluid was het krakelen van het papier, dat
hij uit de opengeriste enveloppe haalde. Hij
las den inhoud vlug door en gaf den brief
zon.der een woord aan Hazelrig ter inzage.
Hij lui-dde zoo:
Kolonel Granby,
Britsche Geheime Dienst.
Inzake Donna Concepcion.
Mijnheer.
We hebben de eer, u mede te deelen, dat
Donna Concepcion en Miss Julia Hazelrig,
hangende de onderhandelingen, ergens op een
veilige plek gehuiisvest zjjn. Is het resultaat
aannemelij'k voor ons kartel, dan keeren de
dames met de eerste gelegenheid naar Madrid
terug. Om de beeindiging echter te bespoedi-
gen is het wenschelijk, dat Donna Concepcion
d-e mededeeling krijgt dat Mr. Julius P. Hazel
rig van verdsre concurrence met een firma
die onzes inziens oudere rechten heeft, defini-
tief afziet. Een brief met een dergelijke ver-
klaring moet vandaag, den zevenden, voor
8 uur's avonds in han-den zjjn van cnizen ver-
tegenwoordiger, den heer Helmuth von Arting,
Posada del Foro Nero, 413 Calle de Obispo.
Mocht genoemde brief niet op dit uur door
Kolonel Granby aan het hierbij vermelde adres
af gegeven zijn, dan zullen de noodige maat-
regeien ter regelin-g van Miss Hazelrigs
toekomst getroffen worden. Het is ons name-
lijk bekend, dat er voor personen van haar
sekse en ouderdom goede vooruitzichten be-
staan in Montevideo of Buenos Ayres.
Ik verfblijf met de meeste hoogachting,
P. Lesemurier.
Hazelrig vauwde den brief op en stak hem
Granby toe. Hj zag grauwtoleek en zijn han-
den sidderden.
Granby nam me apart.
,,Ga met 'm naar d'en wagen terug", fluis
terde hij me in het oor. „En houd zijn geest
bezig. Ik ga nu het huis verder doorzoeken
en dat duurt natuurlijk een poosje".
Ik deed wat by me zei. En dit moet ik
zeggen: het uur, dat daarop volgde, was het
rampzaligste, dat ik ooit doorleefd had. Het
grootste deel van den tijd zat Hazelrig zwij
gend voor zich uit te kijken. Ik deed mijn
best om met hem te praten, maar om een pas
send cnderwerp van gesprek te vinden voor
een man, wiens eenige dochter zich in de han-
den van cnscrupuleuze, doortrapte schurken
bevindt, is een opgaaf, waaraan ik niet kan
voldoen.
Na een paar onhandige pogingen legde hij
zijn hand op mijn arm.
„Geef je geen moeite, Baxter", zei hij. ,,Je
bedoelt 't goed, maar 't lukt je toch niet".
Daarna zwegen we allebei. Een paar maal
stond ik op het punt hem te vragen, me wat
meer van de ondememing, waarbij Granby en
hij ibetrokken waren, te vertellen. Maar dat
durfde ik niet goed. De vragen, die ik te stel
len had, waren te zakelijk. Wat voor doel be-
oog.de Granby? Wat was het wild, dat de
Staalkoningen zoo ijverig najoegen? Staal-
koningen een grandioze naam! Als de
heeren in alles wat ze deden, zich dien naam
nu maar waardig toonden
Mijn overpeinzingen werden onderbroken
door het geluid van voetstappen. Even later
zag ik Granby met Josd en Manuel het hek
uitkomen. Toen hy vlak bij de auto was,
schudde hij het hoofd.
„Niets gevonden", kondigde hij kortaf aan.
Wij reden weg.
Het was lichte dag vdor we in het hotel
terug waren en toen ik in de keurige vestibule
stond, drong het opeens tot me door, hoe
slaperig ik was en hoe zonderling ik er uit-
zag, nog steeds in rok en met een vuile veeg
dwars over mijn witte vest.
Granby en Hazelrig bespraken nog even het
een en ander. Daarna keerde de eerste zich
tot mij.
„Ga naar bed, John", ried hij me. „Slaap
nu je nog kunt. Over een paar uur moeten
we misschien hard werken".
Een uur of zes later tegen half elf
werd ik gewekt door een hand op mijn schou
der. Ik knipperde met mijn oogleden en keek.
Van die verschieiende pijnen,
dan hier, dan daar? Ze blijven
■weg met een of twee van die
Volgens recept von Apotheker Dumont
(ing. MeU.)
hij als Roomsch-Katholiek was geweest jegens
de Protestanten. Van Lumey ontdeed hij zich,
omdat deze o.a. 19 te Gorinchem gevangen
genomen priesters te Den Briel onder allerlef
marteling had laten ombrengen, hoewel zijn
lastbrief het bevel van Oranje inhield, aan
Roomsch-Katholieken zoowel als aan Pro
testanten beseherming te verleenen. Maar ook
aan zijn tweede gedachte bleef hij trouw. Een
vrij Nederland, een Nederland, waarin vrijheid
van religie zou bestaan, maar een vrjj Neder
land van grooter formaat dan de Noordelijke
gewesten alleen. De Bourgondische gedachte
heeft hij eigenlijk nimmer prijs gegeven,
Oranje had, met. zijn ideaal van vrijheid
van godsdienst en van een rijk der vereenigde
Nederlanden, In de eeuwen vooruitgegrepen;
in verten gestaard, welke zijn oog alleen ge-
meten had; wat buiten den tijd lag in den tijd
willen grijpen.
Na lange aarzeling heeft Oranje er in toe-
gestemd, de souvereiniteit over Holland en
Zeeland te aanvaarden. Maar v66r de in-
huldiging kon plaats grijpen, vonden de ko-
gels uit het pistool van Gerard hun weg naar
het hart van hem, die in zijn bekende Apolo-
gie gezegd had: ,\Vat loon heb ik te wachten
na mijn langdurige diensten en de bijkans vol-
slagen schipbreuk van mijn wereldsch ver-
mogen, tenzij dan de roem van wellicht ten
koste van mijn leven, u de vrijheid verworven
te hebbeh?"
Op die ontroerende vraag antwoorden wij
op dezen dag, ruim 350 jaar nadat zij werd
gedaan nog altijd: „De dankbaarheid van heel
een volk, van het kind, dat uw naam voor
het eerst leerde zeggen, tot den grjjsaard, die
naar het graf neigt; de dankbaarheid van
een volk, dat nooit vergeten zal wat Oranje
voor Nederland deed en dat zich uit zijn rijke
historie het best de woorden herinnert. die
aan de stervende lippen van den eersten Wil
lem van Oranje ontvloden: Mijn God, erbaiiu
U over mij en over dit arme volk."
Daarin allereerst ligt 's Prinsen beteekenis.
dat hij de grondvester onzer nationale onaf-
hankelijkheid is geweest.
Wat liefde tot en toewijding aan het vader-
land in een menschenleven kunnen beteeke-
nen, van hem kunnen we het leerem, al is zijn
conceptie van den omvang van het vaderland
een andere geweest dan de onze thans nog
kan zfln.
Wanneer wij in onzen tijd de aftakeling
aanschouwen van de autoriteit in den Staat,
dan denken we aan dat voor alle eeuwen
fundamenteele woord, dat Oranje, vlak voor
zijn dood, aan de Staten van Holland riehtte:
„Ende also er geene wetten, statuten ofte or-
donnantien, noch ook vergaderingen ende
communicatien en cunnen ten rechte weder-
stelt werden, tenzij dat er authoriteyt zij, die
ontsein, gerespecteert ende gehoorsaemt
wordde, alzoo een iegelijk genoegh bekendr. is,
dat zonder zulcke authoriteyt alle wetten
ende ordonnantien zijn als een lic-haem zonder
ziele." (Groen, Archives VIII).
De autoriteit de ziel, het gezag de grond-
slag van het Staatsleven. Nu zoowel als voor
drie en een halve eeuw.
Maar evenzeer trekt de aandacht, hoezeer
hij het recht der Staten, als vertegenwoordi-
Dat was Granby, die me uit een diepen, droom
loozen slaap trachtte wakker te krijgen.
„Spijt me, John", zei hij, „maar je chef
heeft juist getelefoneerd. Hij vindt dat bet
tijd wordt, dat je wat uitvoert".
Ik steunde meelijwekkend en heesch me
overeind.
„Wat uitvoert?" herhaalde ik suffig.
„Ja". zei Granby. „De wereld draait van-
ochtend nog denzelfden kant uit als gisteran
en eergisteren".
„Goed", zei ik gelaten. „Maar hoe staat
het met dat je weet wel? Geen nieuws?"
,,Nog niets", was het antwoord. „En ook
geen kans op wat. Met't gevolg, dat er maar
6fen weg voor ons openstaat. De Staalkcnin.-
gen hebben ons gevraagd, om vanavond am
acht uur in bet wijnhuis „De Zwarte Stier"
aan hun vertegenwoordiger een -brief te over-
hajadigen".
Hij keek me veelbeteekenend aian.
„Bedoel je vroe-g ik ,-d.at we die
afspraak moeten houden?"
,,Ja", zei Granby. ,,Dat is onze eenige
kans".
Op dit' oogenblik rinkelde de telefoon. ik
nam den hoom op.
,.Is kolonel Granby daar?" vroeg een <xSk-
kende stem.
„Ja", zei ik.
Meteen stak ik Granby den hoom toe.
,,Ja", hoorde ik hem zeggen. „Goed. Ik
kom dadelijk".
Hij schelde af en keerde zich naar mij.
,,De minister van Buitenlandsche Zaken",
vertelde hij. „Moet me blijkbaar dadelijk
spreken".
,,Ja maar", protesteerde ik, toen hij naar de
deur ging. -„We moeten voor vanavond nog
afspreken. Waar ontmoeten we elkaar?'"
,,Dat kan ik nu nog niet zeggen", zei
Granby. „Kom om laat eens kijken om
half acht bij ,,De Zwarte Stier". Dan hebben
we nog tijd genoeg".
(Wordt vervolgd.)