ffaasc/iTce. Paasch- week-end SSI )Pr ;.,gf Een Paasch-geschiedenis A. i Van het konijntje, dat Paaschhaas wilde worden. %StLML8JlUa«, HET IS PASCHEIn Hoort naar het lied van d'ontwakende lente, Het vroolijke lied, dat de vogelschaar zingt. Ziet hoe nu alles in 't nieuw wordt gestoken, Het bloempje uit d'aarde naar buiten toe dringt. Alles is wakker geworden daar buiten, 't Is lente alom en Paaschfeest daarbij, Langooren gaan uit hun donkere holen En springen dartel en blij in de wei, Kippetjes loopen in 't zonnetje buiten, En leggen zoo vaak zij maar kunnen een ei, Paschen is 't, alles vemieuwt en verjongt zich Een ieder verheugt zich, een ieder is bltj. I* O-Vj'. i *iV, i WJjt4 door GUUS BETLEM Jr. Nou... en hoe motte we nou? wilde Pa de Vries weten en hij keek z'n alwetende dochter Sientje aan met een blik van „jij bent de schuld van alles". Sientje als goed- afgerichte dochter, vatte onmiddellyk vlam. Ja, weit ik 'et... 'k staan hier toch ook voor 't eers', repliceerde ze zenuwachtig door het ongewone. La' me 'n-et vrage! stelde ze dan voor. Vraag jij maar! vond Pa, die weinig be- lufit was op dergelfke buitenissigheden in een vreemde stad. iDaar stAnden ze nou met hun vieren, in den Haag... alles doordrjjverjj van de kinde- ren en z'n vrouw! Als 't aan hAm had ge- legen, zat-ie nou nog lekker op z'n gemak in de Rozensteeg voor z'n opgeschoven raam op de straat te koekeloeren, inplaats van met z'n beste pak An In een wildvreemde stad naar den weg te loopen zoeken. Het was gekomen door een advertentie, eenige dagen geleden, toen ze met z'n vieren genoeglijk om de tafel zaten geschaard en Sientje eensklaps een kreet had geslaakt. Kind! had 'r moeder gezegd je doen of je vermoord wor' Wat is 't er? Hoor' es! las ze voor as dAt nou nlet goedkoop is... Hotel pension... hoor' U goAd... tiotAl-pension Delraay... Paasch-week-end... Paasch-wAt? wilde Pa weten. Paasch-week-end! herhaalde Sientje, die bt) een pensionhoudster diende en er dus alles van kon weten week-end... weet U dAt geneens Of jij 'et weet! smaalde Jetje, het AAn Jaar jongere zusje. Nee... pff! Sientje hief haar elleboog zel ik niet weten! Nou, wat is 't dan? tartte Jet. Sientje boog gewichtig wat naar voren... dAn legde ze uit: een week-end is de paar dagen van Zaterdag op Maandag... en dan in pension en zoo... Pa deed een lurk aan z'n pijp, die dreigde uit te gaan. Nou, en wat motte wij daar nou mee? Wilde hij weten. Nou, moet U hooren... een Paasch-week- end, da's dan vain Zaterdag v6Ar Paschen tot den dag emA... voor 7.50 de persoon... Alles inbegrepen! Als dAt niet goedkoop Is... Nou, Ja, maar... begon Pa, doch Sientje vlel hem snel in de rede: HA... Pa, dAt mos' U nou 'es doen... WAt? schrok die. Nou... zoa'n Paasch-week-end... met se vlertjes... In dat hotel? verbaasde Pa zich. Vanzelf! vond Sientje, om er dan meteen Ylug op te laten volgen: Dat heb' U ons altijd beloof' van verleje, toen Uws twintig jaar getrouwd was same... Ja, dA's waar! hielp nu ook de moeder daar het Sien geljjk An... da's waar, ja Jetje judchte. HA ja, Pa... beloofd is beloofd! We hebbe nog altijd een tocbie*te goed! Pa deed andermaal een lurk aan z'n prjp. Hm... nau, ja... goed, maar daarom boeve we niet een Paasch... wee... wee... Week-end! hielp Sientje minzaam. Zoo'n Paasch wiek-end te houwe! ver- volgde Pa. Hoeveel dage is dat, zei je. -Vier! legde Sientje uit van Zaterdag3 v<5<5r het diner tot Dinsdags nA het diner... Zeg jij maar Ate! verbeterde de Vries en dan daarbij, da's bij mj}n amper drie en geen vier! Nou, ja... goed! gaf Sientje toe maar die drie dagen kosten U dan... eh... vier maal zeven en 'n halve gulden... da's... eh... geef 'es een potlood Jet! Pak'et zelf! vond Jet, die zich door haar zuster allerminst liet commandeeren, al dien de ze nou in een pension! En al wist ze wat een week-end was! Da's dus... eh... acht en twintig... eh... dArtig guide precies! vervolgde Sientje, die intusschen het gevraagde van haar vader had gekregen. Nod! vervolgde ze dan opgewonden dat kos' U Anders AAa heele dag... met se viere Pa dacht na... ernstig en lang. Er viAl iets voor te zeggen... 't wAs daar dArtig gulden voor driA voile dagen kost, mAt se viere... *t was niAt duur! Dan kostte' n'm AAn daggie naar buite... met de auto, zooals-ie al 'es van plan was geweest, nog meer! Maar de reis! hielp hij herinnerea enne... wAAr is dat hotel? schrok hij dan op- eens. In Den Haag! verklaarde Sientje. Een oogenblik hing er een zware stilte... dAn bromde Pa: Hm... in de HAAg... zAA. Wat nou z66 stoof Sientje op is 't soms niet goedkoop? 't Is tA goedkoop! vond Pa, zeer ver- standig. Nou ja, man! hielp moeder nu onver- wachts dat benne de tye, mot je rekene... die mense daar in die hotels benne ook blij asse se iemand aiene met de Pasche, mot je denke... nou en dan kenne ze beter de prijze naar beneje gooie... waar of niet... Pa knikte, als teeken van instemming. En zo was dan inderdaad, na nog een lang- durige An langdradige discussie besloten, een Paasch-week-end te gaan doorbrengen in Hotel-pension Delraay! Ze stonden met z'n vieren wat schutterig- mal bij elkaar op het groote plein, waar de trams af en aan suisden, toen Sientje eens klaps op het idee kwam, een agent aan te achieten. Jij schlet maar! lachte de vader met een zenuwtrek om z'n mond en hij oogde z'n dochter na, terwijl ze met de keurig, wit-ge- handschoende politie-dienaar stond te praten. DAn salueerde deze en kwam Sien met een verdacht roode kleur terug. Lijn zeven! besliste ze gedecideerd 't ts een groot hotel, zeit-ie! Kenne we 'n 'et niet loope? vond Pa be- dachtzaam, die vreesde, dat de rekening door al dat trammen nogal Arg zou oploopen. En voor vier trammetjes had je tegenwoordig twee potten danker, of licht... Als je loopen wil, gaan je maar allenig! decideerde moeder me eksteroog steekt zoo hAlseh gemeen, da'k nog betwtjfel of 'k AAn stap ken doen! Dat zel toch mdtte! vond vader want lfc'n zeve gaat dAAr! en hij wees de voorbrj- euizende tram na. Daar Is de halte! ontdekte Jet, als de wagen stilstond. Op een holletje sukkelden ze erheen, waar- bij moeder pijnlijke kreten slaakte die de om- etanders deden stilstaan. DAn eindelijk belandden ze in het voertuig, waar Pa aan den conducteur voor alle zeker- heid ndgmaals vroeg naar Hotel Delraay! Zeker, zeker... de tram glng er lAngs zelfs... stopte er voor! en vcrwonderd keek de man even naar het viertal. DAn verdiepte hij er zich niet verder in en scheurde de kaartjes. Voor het groote, deftig-witte gebouw stopte de tram. Hier is het! wees de conducteur en Pa siste hoorbaar tusschen z'n tanden. Sientje keek trdtsch, terwijl ze vAArop den marmeren trap besteeg die naar de breede draaideur voerde. Een piccolo schoot toe. Nee, 1A maar! schrok Ma, haar hand steviger om het valies slaande... dAn, achter elkaar traden ze binnen. De Vries! stelde Pa zich voor bij de por- tiersloge, waar men Aven verwonderd had opgekeken. U hebt besproken? wilde de man in het deftig-blauw weten. Ja... niet Sientje? Jij heb' toch ge- schreve, hA meid? Ja, zekers! knikte Sientje met haar lief- ste lachje. De man bladerde in een boekwees bij met z'n vingerVrAVrAVrij ashiAr, jade Vries... twee kamers... Paasch-week-endjuist, precieswilt U maar even volgen? Neemt U de lift, of... i ehprefereert U de trap? Pa keek naar den rooden looper, fAl afste- kend tegen het helderwit van het manner, enprefereerde de trap! We hebbe nog jonge beene, maat! ex- pliceerde hij den ander, die met een zuurzoet lachje instemde. Enneinformeerde deze dan verder wenscht U apart gereserveerd WAt? verbaasde Pa zich apart wAt? en hij keek met een vluchtigen blik naar Sientje als verwachtte hij hulp van deze zijde. Maar Sien had het te druk opeensom van repliek te kunnen dienen. De man in hetuniform glimlachte even. Wenscht U bediend te worden op Uw kamers ofehmaakt U gebruik van de restauratiezaal Nouehop de kamers maar, hA? Ja, jaop de kamers! besliste Pa, om ndgmaals te verduidelrjkennAAniAt in de restehin dein die eh zAAl! besloot hi). Uitstekend vond de ander, dan met een breeden zwaai de deur openhoudend, wees hij: dit is de kamer voor meneer en mevrouw... deze voor de beide dames! De beide „dames" bloosden en traden schuchter binnen. De ge-uniformde retireerde bescheiden, na nog even te hebben attent ge- maakt op de beide schellen voor kamermeisje en kellner. Dan, onhoorbaar, had hij het ver- trek verlaten. Ma zeeg neer op AAn der popperige stoeltjes en kneep zich in den vetten bovenarm. Effe knijpe! verduidelijkte ze 't is nAt of ik droom TjA! glunderde Pa 't is effectief niet duur voor je zeve vijftigwatte die men se al niet motte doen voor d'r lui repetaasje teugeswoordigdaar hel je nou soo'n Paaschweeweekeh Week-end! hielp Sientje geduldig. Nou ja, je snapt me welzoo'n Paasch wiek-end danda's toch krimme- neel hA? Krimmeneel! Affijn't is an gAAn doovemansoore gezeg!die advertensje. 't is krimmeneel! O, zoo! meende Sientje en zij glom! Het was den dag na Paschen. De Paasch week-end was boven verwachting geweest. De familie De Vries had geleefd als in een droomeen wonderlijke, onwaarschijnlijke I droom, waarin ze de meest vreemde gerech- ten hadden verorberdde meest uitgebrei- de hors d'hoeuvres gesmikkeld en de meest ongekende wijnsoorten hadden geproefd. En alles was „voor mekaar" geweest, zooals Papa de Vries dien ochtend aan den bedienenden kellner meedeelde, om er aan toe te voegen: jammer dat de koek alweer op is! Gaat U 't hotel alweer verlaten? infor meerde de gerokte beleefd. Van eiges! deelde Pa mee morge weer op karwei, vader! Affijn... zeg an je baas dat 't voor mekaar was hoor... De kellner boog... verdween geruischloos. Doch geen twee minuten nadien werd er andermaal getikt. Binnen! riep Pa, die met de bedienlng al aardig vertrouwd begon te raken. Op den drempel stond de gArant Pardon! begon hi} ik hoor zoo juist van den ober, dat de familie plannen heeft... eh... onze inrichting te verlaten, maar... eh...! De man keek op een vel papier ik lees daar toch, dat U pension hebt besproken voor AAn week. Zeker, vervolgde hij haastig aanvAnkelijk voor een Paasch-week-end, maar naderhand... weet U wel... hebt U dat ver- anderd in AAn week. Pa's sigaar brandde een gaatje in het wit- damast van het tafelkleed, dat nog niet was weggenamen. EAn week verbaasde Pa zich dat kAn niet... Pardon? wilde de ander weten, met een licht schouderophalen. Nee! wond Pa zich op dat kAn nlet, vader... ik mot toch zekers morge weer An me werk... hoe ken ik dan voor AAn week pen sion bespreke... Trouwens, hier me dochter Sien heit sAlvers geschreve van 'n Paasch- Hm... maar hiAr dan! wees de gArant, het schrijven op tafel leggend. Met een ruk nam Pa het vel papier weg. Ma... maar... da's niet van mijn! con- stateerde hij dan da's niet van mijn! HA? schrok de gArant, die een vergis- sing bevroedde maar U bent toch de familie de Vries? Uit Zutphen? Uit Zutphen MAns... uit Amsterdam! verbeterde Pa vansAIf! liet hij er dan op volgen. En geef me noli maar me reko 1 ning voor vier maal zeve-vijftig... Een oogen blik scheen het of de gArant op staanden voet in elkaar zou zakken... dAn lachte hij z'n be- minnelijkste glimlach. Dat is natuurlijk een abuis! Kijkt U maar eens! sprak hij dan we hebben de nota maar voor U opgemaakt, hoewel het gAAn usance is in ons huis, een besprAken pension tusschentijds te onderbreken... Maar Pa had het niet verstaan. Met doffe, niets-ziende oogen staarde hij naar de reke ning die honderd-veertig gulden wees... hon- derd veertig zooveel M... maar... begon hij stotterend ik ben hier toch in hotel Delraay? Pardon Delray! verbeterde de ander. Nou, ja... DelrA... DelrAe... da's Haagsch vanzelf... Delraay zegge wij in Mokum. Offe... wAcht 'eres makker... is 't 'r soms ndg een hotel Delraay hier? De gArant scheen te bevriezen. Niet dat ik weet! sprak hij ijzig enne... wat die nota betreft... tjA... hij trok met een veelzeggend gebaar z'n schouders op. j Weinig aan te doen! vond hij dan nog zelfs al is het een vergissing... alhoewel... ik her- haal nAg eens... een hotel Delraay... nee, hm... nooit van gehoord... Dienzelfden avond tramden ze naar het sta tion terug, zonder een woord te soreken. Dicht opeengedrongen op het achterbalcon schommelden ze door een nauw onaanzienlijk straatje, als opeens Jetje een kreet gaf. Vader... kijk 'es... dAAr...! en ze strekte haar vinger. Boven een groezellg uitzlend, gesloten huis prijkte een vuil, wit met scheeve letters beschilderd bordje: Pension Delraay! En twee dagen later ontvingen ze ook hier- van de rekening, met een bijgeleidend schrij ven, waarin vAAl voorkwam van „bevreem- ding" en ,,verwondering". Ja! baste Pa en dAt is nou nog 't ergste van alles... datte ze je allebei nog 'n oplichter Ansien! Affjjn... met jou gaan ik nAg 'es Paasch wiek-einde houwe! en hij keerde een woedend gelaat naar Sientje, die wjjselrjk geen antwoord gaf. GeenAAn ei heb 'k geproef' dit jaar! gromde hij dan nog dat noeme ze daar ook nog Pasche... (Nadruk verboden.) Twee dagen voor Paschen zat Dr. Hill in de kleine salon van zijn club, dronk zijn ab- sinthglas langzaam leeg en volgde met de oogen luchthartig de rookzuiltjes, die uit zijn sigaar omhoogstegen... Hij was in een niet al te best humeur, een beetje prikkelbaar en missohien ook wel wat knorrig. Intusschen duurde het vrfl lang, voordat hij opmerkte, dat tal van heeren zich om hem verzameld hadden. „Wat krijgen we vandaag te hooren, beste dokter?" vroeg Mr. Lerk belangstellend. ,,Hmmm", bromde Dr. Hill, „ik had hier een beetje willen rusten. Maar daar er zoo'n groot auditorium aanwezig is, zal er van mijn rustuurtje toch wel niets komen. Ik zal dus moeten vertellen. Daar wjj binnen enkele dagen Paschen hebben komt een interessante Paasch-geschiedenis juist van pas. Overi- gens heeft het bedoelde verhaal een myste- rieuzen inslag en zal het voor U, mjjne heeren, bijzonder interessant zjjn." De aanwezigen schoven hun stoelen dich- terby... „Ik begin dus", vervolgde Dr. Hill. „Het gebeurde in Edinburg op het oude kasteel van een Schotsen Lord, wiens naam niets ter zake doet. Enkele dagen voor het Paasch feest zaten wjj de vrouw des huizes met een klein gezelschap, waartoe ook ik behoor- de voor den haard het was nog erg koud en dronken thee. Een bediende trad de zaal binnen en fluisterde onze gastvrouw iets toe, wat haar schijnbaar nogal opwond. Ge- jaagd stond zjj op, en weldra verscheen er een nieuwe gast, een Oosterling, die den naam van Ali Rasjid droeg. Deze naam, heeren, was in dien tijd in Engelsche society-kringen welbekend. De binnengekomene was groot en slank en onder zijn wit-zijden tulband brandden een paar vurige, koolzwarte oogen in een bleek gezicht. Zijn bewegingen waren lenig, bjjna als die van een panter. „Heeren", zei onze gastvrouw, ,,mag ik U den beroemden occultist en fakir voorstellen." Ali Rasjid begroette ons op Oostersche wijze, waarna hij op uitnoodiging van de gast vrouw plaats nam. Na de thee, die hij nau- welijks aanroerde, vond er een spiritistische zitting plaats. De geesten van Napoleon, van Goethe en Garibaldi werden opgeroepen. Wij hoorden de betooverende klanken van een harp en tal van andere geluiden. Toen het licht weer opging, bemerkte de gastvrouw echter tot haar groote ontsteltenis, dat haar mooie broche, die een kostbare brillant be- vatte, was verdwenen. Onze blikken richt- ten zich instinctmatig op Ali Rasjid. Hij zat met gesloten oogen aan tafel, zijn hoofd rustte in de rugkussens van den leuningstoel; zijn gezicht was krijtwit. „Hij is nog in trance", zei iemand van ons gezelschap. Na een lange pauze van stil- zwijgen opende de occultist de oogen. „Mjjn broche is verdwenen", zei de vrouw des hui zes, bevend van opwinding... „Ik weet het", zei de fakir afgemeten, „ik heb Garibaldi te sterk gematerialiseerd; hjj heeft uw sieraad!" ,,En wat moet ik nu beginnen?" snikte de gastvrouiw. „U doet niets. Op den eersten Paasch- nacht, precies om 12 uur, geeft hij U het voorwerp terug. Ik zweer het U bij den baard van Mohammed, den profeet", zei Ali Rasjid. ,,Ik drong, evenals enkele andere heeren, die eveneens niet veel vertrouwen in den baard van Mohammed schenen te hebben, erop aan, dat er een detective geroepen zou worden. Geen van alien vertrouwden wij den fakir. Uitgezonderd de vrouw des huizes, die onver- wacihts tegenstand bood. Zij scheen blinde- lings aan de duistere macht van Ali Rasjid te gelooven en daarenboven vreesde zij het gepraat en gespot van de Engelsche society. Hoe wij ook praatten tevergeefs! Ali Ras jid verdween even geruischloos, als hij geko men was... Twee dagen verstreken. Het was de aan- gekondigde avond, waarop de geest van Gari baldi de broche zou teruggeven. Thans had den wjj plaats genomen in de ridderzaal, waar eveneens een groote haard stond. De roode vlammentongen wierpen rossige reflexen op de oude wapenrustingen, terwijl fantastische schaduwen langs de hooge, met gobelins be- kleede muren flitsen... Buiten floot de voor- jaarsstormwind. Woedend drong deze door in de schoorsteenen en de haarden. Het vuur laaide hoog op en op het dak van het kasteel zwol de wind aan tot een geloei. Ten over- vloede, alsof de sfeer nog niet mysterieus ge- noeg ware, tikte ergens nog een oude, staan- de klok. De roestige kettingen, waaraan de gewichten hingen, kraakten zoo nu en dan hevig, en juist dit geluid was het meest door- dringende en beangstlgendehet geleek pre cies het schorre hoesten van een ouden man! Ik moet bekennen, dat ik ondanks mijn groote onverschilligheid tegenover al wat naar het mystieke zweemt, een zeker gevoel van onbehagen niet van mij af kon zetten. Mijn zenuwen waren tot het uiterste ingespannen, evenals die van de andere heeren. Iemand keek op zijn horloge... Nog slechts weinig# minuten en het zou middernacht zijn! De gastvrouw was verbleekt en beefde van zenuwachtigheid. Mijn hart klopte hoorbaar! Alle oogen waren onafgebroken op de groote, gesneden-eiken deur gericht. De ge- heimzinnige geluiden, het knarsen en kraken van de ons omringende voorwerpen werd steeds sterker. De wind suisde en loeide met onverminderde heftigheid. Onze onrust werd tastbaar. Eindelijk kwam het oude uurwerk in beweging en na lang suizen van de roes tige kettingen klonk in het schemerdonker van de ridderzaal de eerste dreunende klok- slag! De gastvrouw perste haar handen tegen haar hart... De mannen omklemden krampachtig de leuningen van hun stoelen... De tweede slag galmde door de zaal de hond werd onrustig en begon langgerekt t9 huilen... Voor de derde maal sloeg de klok en de wind, die met groote kracht in d» schoorsteen ni.»- regen van von- ken uit den haard over het tapijt heen... Dan volgden de vierde, vijfde, zesde en tenslotte de twaalfde slag! Wij waren zoo verstijfd, dat wij niet letten op hetgeen er in de zaal plaats vond. We zaten maar en wachtten... Dadelijk na den twaalfden slag werd er aan de deur geklopt! Wij rekten onze halzen uit. Het was de oude bediende; op een zilveren blaadje droeg hij voorzichtig een bontbeschil- derd ei. Ongeduldig en vol verwachting sloeg de gastvrouw het ei kapot... en vond daarin de broche natuurlijk, nletwaar?" riepen versehillende heeren, die in gespannen geluisterd hadden. ,,Maar beste collega's", lachte Dr. Hill rus- tig, ,,sedert wanneer bevatten eieren diaman- ten? In het ei zat natuurlijk datgene, wat er in behoort, namelijk eiwit en een dooier!... Maar jullie wilden immers een Paasch-ge schiedenis van mij hooren...? Toen moest ik natuurlijk wel op een ei afsturen met mjjn verhaal! Wel, dat is gebeurd..." En de rest?" vroeg Mr. Lerk lachend. „Die heb ik maar verzonnen..." antwoordde Dr. Hill kalm en stak fen nieuwe sigaar op. „Hallo, oom!" riepen de kleine konijnen- kindertjes ,die als ronde kluwetjes wol in de warme zon zich kroelend koesterden. „Hallo, oompje!'' Want daar hupte snel een prachtige bruine haas, die het erg druk scheen te heb ben, aan hen voorbij. „Sssst, kiaderen," riep de konijnenmoeder bezorgd en trok haar zoon Peter aan het witte staartje, ,,wees toch niet zoo opdringerig! Je ziet toch, dat oom het erg druk heeft." „Wat heeft hij dan te doen, moeder?" zeur- den de kleintjes. „Oom is Paaschhaas," zei moeder en ver- telde hoe h'ij in de tuinen van de huizen, waar in menschenkinderen woondea, gekleurde eieren tusschen het gras verstopte. Petertje Konijn, de oudste en slimste van de konijnenkindertjes kon in den nacht, vooraf- gaaade aan Paschen geen rust vinden. Oom Haas liep door de tuinen en verborg overal kleurige eieren, oom liet zich door de kinderen onthalen. Waarom zou ook Petertje niet aan dat spelletje meedoen En reeds was Petertje uit het warme hok geslopen zonder dat de andere broertjes en zusjes het bemerkten, en huppelde door den dauwigen Paaschmorgen naar den naastbijgelegen tuin. Maar hoe aan Paascheieren te komen? Peter kreeg een verstandigen inval. Hij zocht een tuin, waar oom Haas zijn werk al gedaan had en ging by een hoopje gekleurde eieren zitten. Toen de kinderen dol uitgelaten in den stra- lenden Paaschochteod den tuin bestormden, zagen zij al van uit de verte naast het hoopjo eieren een aardig zwart-wit konijntje zitten. Met wild geschreeuw liep het heele gezelschap op den vermeenden Paaschhaas toe. „Pak den haas, pak 'm", schreeuwden de kinderen met hun petten en mutsen wild in het rond zwaaiende. „Wat is dat nil?" denkt Petertje. „Is dat nu jolijt? Noemen ze dat feestvieren?" En plotseling voelt hij, terwijl z'jn hartje luid gaat bonzen, dat iets donkers over hem heen wordt gegooid. „Ik h'eb 'm onder mijn muts", schreeuwt een kind. Maar dan raapt Petertje al zijn moed bij- een, maakt een grooten sprong en ontvlucht met lange sprongen den tuin, terug naar zijn moeder. Zijn moeder ontving hem echter allesbehalve vriendelijk en gaf hem een paar fikscbe oor- vijgen voor straf, dat hij zich zoo verwaand had getoond door voor Paaschhaas te willen spelen.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 3