ffaasc/iTce.
Paasch- week-end
SSI )Pr
;.,gf
Een Paasch-geschiedenis
A.
i
Van het konijntje, dat
Paaschhaas wilde worden.
%StLML8JlUa«,
HET IS PASCHEIn
Hoort naar het lied van d'ontwakende lente,
Het vroolijke lied, dat de vogelschaar zingt.
Ziet hoe nu alles in 't nieuw wordt gestoken,
Het bloempje uit d'aarde naar buiten toe dringt.
Alles is wakker geworden daar buiten,
't Is lente alom en Paaschfeest daarbij,
Langooren gaan uit hun donkere holen
En springen dartel en blij in de wei,
Kippetjes loopen in 't zonnetje buiten,
En leggen zoo vaak zij maar kunnen een ei,
Paschen is 't, alles vemieuwt en verjongt zich
Een ieder verheugt zich, een ieder is bltj.
I* O-Vj'. i
*iV, i WJjt4
door
GUUS BETLEM Jr.
Nou... en hoe motte we nou? wilde Pa
de Vries weten en hij keek z'n alwetende
dochter Sientje aan met een blik van „jij
bent de schuld van alles". Sientje als goed-
afgerichte dochter, vatte onmiddellyk vlam.
Ja, weit ik 'et... 'k staan hier toch ook
voor 't eers', repliceerde ze zenuwachtig door
het ongewone. La' me 'n-et vrage! stelde ze
dan voor.
Vraag jij maar! vond Pa, die weinig be-
lufit was op dergelfke buitenissigheden in een
vreemde stad.
iDaar stAnden ze nou met hun vieren, in
den Haag... alles doordrjjverjj van de kinde-
ren en z'n vrouw! Als 't aan hAm had ge-
legen, zat-ie nou nog lekker op z'n gemak
in de Rozensteeg voor z'n opgeschoven raam
op de straat te koekeloeren, inplaats van met
z'n beste pak An In een wildvreemde stad naar
den weg te loopen zoeken.
Het was gekomen door een advertentie,
eenige dagen geleden, toen ze met z'n vieren
genoeglijk om de tafel zaten geschaard en
Sientje eensklaps een kreet had geslaakt.
Kind! had 'r moeder gezegd je doen
of je vermoord wor' Wat is 't er?
Hoor' es! las ze voor as dAt nou nlet
goedkoop is... Hotel pension... hoor' U goAd...
tiotAl-pension Delraay... Paasch-week-end...
Paasch-wAt? wilde Pa weten.
Paasch-week-end! herhaalde Sientje, die
bt) een pensionhoudster diende en er dus alles
van kon weten week-end... weet U dAt
geneens
Of jij 'et weet! smaalde Jetje, het AAn
Jaar jongere zusje.
Nee... pff! Sientje hief haar elleboog
zel ik niet weten!
Nou, wat is 't dan? tartte Jet.
Sientje boog gewichtig wat naar voren...
dAn legde ze uit: een week-end is de paar
dagen van Zaterdag op Maandag... en dan
in pension en zoo...
Pa deed een lurk aan z'n pijp, die dreigde
uit te gaan.
Nou, en wat motte wij daar nou mee?
Wilde hij weten.
Nou, moet U hooren... een Paasch-week-
end, da's dan vain Zaterdag v6Ar Paschen tot
den dag emA... voor 7.50 de persoon... Alles
inbegrepen! Als dAt niet goedkoop Is...
Nou, Ja, maar... begon Pa, doch Sientje
vlel hem snel in de rede:
HA... Pa, dAt mos' U nou 'es doen...
WAt? schrok die.
Nou... zoa'n Paasch-week-end... met se
vlertjes...
In dat hotel? verbaasde Pa zich.
Vanzelf! vond Sientje, om er dan meteen
Ylug op te laten volgen:
Dat heb' U ons altijd beloof' van verleje,
toen Uws twintig jaar getrouwd was same...
Ja, dA's waar! hielp nu ook de moeder
daar het Sien geljjk An... da's waar, ja
Jetje judchte.
HA ja, Pa... beloofd is beloofd! We
hebbe nog altijd een tocbie*te goed!
Pa deed andermaal een lurk aan z'n prjp.
Hm... nau, ja... goed, maar daarom
boeve we niet een Paasch... wee... wee...
Week-end! hielp Sientje minzaam.
Zoo'n Paasch wiek-end te houwe! ver-
volgde Pa. Hoeveel dage is dat, zei je.
-Vier! legde Sientje uit van Zaterdag3
v<5<5r het diner tot Dinsdags nA het diner...
Zeg jij maar Ate! verbeterde de Vries
en dan daarbij, da's bij mj}n amper drie en
geen vier!
Nou, ja... goed! gaf Sientje toe maar
die drie dagen kosten U dan... eh... vier maal
zeven en 'n halve gulden... da's... eh... geef
'es een potlood Jet!
Pak'et zelf! vond Jet, die zich door haar
zuster allerminst liet commandeeren, al dien
de ze nou in een pension! En al wist ze wat
een week-end was!
Da's dus... eh... acht en twintig... eh...
dArtig guide precies! vervolgde Sientje, die
intusschen het gevraagde van haar vader had
gekregen.
Nod! vervolgde ze dan opgewonden
dat kos' U Anders AAa heele dag... met se
viere
Pa dacht na... ernstig en lang. Er viAl iets
voor te zeggen... 't wAs daar dArtig gulden
voor driA voile dagen kost, mAt se viere...
*t was niAt duur! Dan kostte' n'm AAn daggie
naar buite... met de auto, zooals-ie al 'es van
plan was geweest, nog meer!
Maar de reis! hielp hij herinnerea
enne... wAAr is dat hotel? schrok hij dan op-
eens.
In Den Haag! verklaarde Sientje.
Een oogenblik hing er een zware stilte...
dAn bromde Pa: Hm... in de HAAg... zAA.
Wat nou z66 stoof Sientje op is 't
soms niet goedkoop?
't Is tA goedkoop! vond Pa, zeer ver-
standig.
Nou ja, man! hielp moeder nu onver-
wachts dat benne de tye, mot je rekene...
die mense daar in die hotels benne ook blij
asse se iemand aiene met de Pasche, mot je
denke... nou en dan kenne ze beter de prijze
naar beneje gooie... waar of niet...
Pa knikte, als teeken van instemming.
En zo was dan inderdaad, na nog een lang-
durige An langdradige discussie besloten, een
Paasch-week-end te gaan doorbrengen in
Hotel-pension Delraay!
Ze stonden met z'n vieren wat schutterig-
mal bij elkaar op het groote plein, waar de
trams af en aan suisden, toen Sientje eens
klaps op het idee kwam, een agent aan te
achieten.
Jij schlet maar! lachte de vader met een
zenuwtrek om z'n mond en hij oogde z'n
dochter na, terwijl ze met de keurig, wit-ge-
handschoende politie-dienaar stond te praten.
DAn salueerde deze en kwam Sien met een
verdacht roode kleur terug.
Lijn zeven! besliste ze gedecideerd 't
ts een groot hotel, zeit-ie!
Kenne we 'n 'et niet loope? vond Pa be-
dachtzaam, die vreesde, dat de rekening door
al dat trammen nogal Arg zou oploopen. En
voor vier trammetjes had je tegenwoordig
twee potten danker, of licht...
Als je loopen wil, gaan je maar allenig!
decideerde moeder me eksteroog steekt
zoo hAlseh gemeen, da'k nog betwtjfel of 'k
AAn stap ken doen!
Dat zel toch mdtte! vond vader want
lfc'n zeve gaat dAAr! en hij wees de voorbrj-
euizende tram na.
Daar Is de halte! ontdekte Jet, als de
wagen stilstond.
Op een holletje sukkelden ze erheen, waar-
bij moeder pijnlijke kreten slaakte die de om-
etanders deden stilstaan.
DAn eindelijk belandden ze in het voertuig,
waar Pa aan den conducteur voor alle zeker-
heid ndgmaals vroeg naar Hotel Delraay!
Zeker, zeker... de tram glng er lAngs
zelfs... stopte er voor! en vcrwonderd keek
de man even naar het viertal. DAn verdiepte
hij er zich niet verder in en scheurde de
kaartjes.
Voor het groote, deftig-witte gebouw stopte
de tram.
Hier is het! wees de conducteur en Pa
siste hoorbaar tusschen z'n tanden. Sientje
keek trdtsch, terwijl ze vAArop den marmeren
trap besteeg die naar de breede draaideur
voerde.
Een piccolo schoot toe.
Nee, 1A maar! schrok Ma, haar hand
steviger om het valies slaande... dAn, achter
elkaar traden ze binnen.
De Vries! stelde Pa zich voor bij de por-
tiersloge, waar men Aven verwonderd had
opgekeken.
U hebt besproken? wilde de man in het
deftig-blauw weten.
Ja... niet Sientje? Jij heb' toch ge-
schreve, hA meid?
Ja, zekers! knikte Sientje met haar lief-
ste lachje.
De man bladerde in een boekwees bij
met z'n vingerVrAVrAVrij
ashiAr, jade Vries... twee kamers...
Paasch-week-endjuist, precieswilt
U maar even volgen? Neemt U de lift, of... i
ehprefereert U de trap?
Pa keek naar den rooden looper, fAl afste-
kend tegen het helderwit van het manner,
enprefereerde de trap!
We hebbe nog jonge beene, maat! ex-
pliceerde hij den ander, die met een zuurzoet
lachje instemde.
Enneinformeerde deze dan verder
wenscht U apart gereserveerd
WAt? verbaasde Pa zich apart wAt?
en hij keek met een vluchtigen blik naar
Sientje als verwachtte hij hulp van deze zijde.
Maar Sien had het te druk opeensom van
repliek te kunnen dienen.
De man in hetuniform glimlachte even.
Wenscht U bediend te worden op Uw
kamers ofehmaakt U gebruik van
de restauratiezaal
Nouehop de kamers maar,
hA? Ja, jaop de kamers! besliste Pa, om
ndgmaals te verduidelrjkennAAniAt in
de restehin dein die eh
zAAl! besloot hi).
Uitstekend vond de ander, dan met een
breeden zwaai de deur openhoudend, wees hij:
dit is de kamer voor meneer en mevrouw...
deze voor de beide dames!
De beide „dames" bloosden en traden
schuchter binnen. De ge-uniformde retireerde
bescheiden, na nog even te hebben attent ge-
maakt op de beide schellen voor kamermeisje
en kellner. Dan, onhoorbaar, had hij het ver-
trek verlaten.
Ma zeeg neer op AAn der popperige stoeltjes
en kneep zich in den vetten bovenarm.
Effe knijpe! verduidelijkte ze 't is
nAt of ik droom
TjA! glunderde Pa 't is effectief niet
duur voor je zeve vijftigwatte die men
se al niet motte doen voor d'r lui repetaasje
teugeswoordigdaar hel je nou soo'n
Paaschweeweekeh
Week-end! hielp Sientje geduldig.
Nou ja, je snapt me welzoo'n
Paasch wiek-end danda's toch krimme-
neel hA? Krimmeneel! Affijn't is an gAAn
doovemansoore gezeg!die advertensje.
't is krimmeneel!
O, zoo! meende Sientje en zij glom!
Het was den dag na Paschen. De Paasch
week-end was boven verwachting geweest.
De familie De Vries had geleefd als in een
droomeen wonderlijke, onwaarschijnlijke I
droom, waarin ze de meest vreemde gerech-
ten hadden verorberdde meest uitgebrei-
de hors d'hoeuvres gesmikkeld en de meest
ongekende wijnsoorten hadden geproefd.
En alles was „voor mekaar" geweest,
zooals Papa de Vries dien ochtend aan den
bedienenden kellner meedeelde, om er aan
toe te voegen: jammer dat de koek alweer
op is!
Gaat U 't hotel alweer verlaten? infor
meerde de gerokte beleefd.
Van eiges! deelde Pa mee morge weer
op karwei, vader! Affijn... zeg an je baas
dat 't voor mekaar was hoor...
De kellner boog... verdween geruischloos.
Doch geen twee minuten nadien werd er
andermaal getikt.
Binnen! riep Pa, die met de bedienlng
al aardig vertrouwd begon te raken. Op den
drempel stond de gArant
Pardon! begon hi} ik hoor zoo juist
van den ober, dat de familie plannen heeft...
eh... onze inrichting te verlaten, maar... eh...!
De man keek op een vel papier ik lees
daar toch, dat U pension hebt besproken voor
AAn week. Zeker, vervolgde hij haastig
aanvAnkelijk voor een Paasch-week-end, maar
naderhand... weet U wel... hebt U dat ver-
anderd in AAn week.
Pa's sigaar brandde een gaatje in het wit-
damast van het tafelkleed, dat nog niet was
weggenamen.
EAn week verbaasde Pa zich dat kAn
niet...
Pardon? wilde de ander weten, met een
licht schouderophalen.
Nee! wond Pa zich op dat kAn nlet,
vader... ik mot toch zekers morge weer An
me werk... hoe ken ik dan voor AAn week pen
sion bespreke... Trouwens, hier me dochter
Sien heit sAlvers geschreve van 'n Paasch-
Hm... maar hiAr dan! wees de gArant,
het schrijven op tafel leggend.
Met een ruk nam Pa het vel papier weg.
Ma... maar... da's niet van mijn! con-
stateerde hij dan da's niet van mijn!
HA? schrok de gArant, die een vergis-
sing bevroedde maar U bent toch de familie
de Vries? Uit Zutphen?
Uit Zutphen MAns... uit Amsterdam!
verbeterde Pa vansAIf! liet hij er dan op
volgen. En geef me noli maar me reko 1
ning voor vier maal zeve-vijftig... Een oogen
blik scheen het of de gArant op staanden voet
in elkaar zou zakken... dAn lachte hij z'n be-
minnelijkste glimlach.
Dat is natuurlijk een abuis! Kijkt U
maar eens! sprak hij dan we hebben de
nota maar voor U opgemaakt, hoewel het
gAAn usance is in ons huis, een besprAken
pension tusschentijds te onderbreken...
Maar Pa had het niet verstaan. Met doffe,
niets-ziende oogen staarde hij naar de reke
ning die honderd-veertig gulden wees... hon-
derd veertig zooveel
M... maar... begon hij stotterend ik
ben hier toch in hotel Delraay?
Pardon Delray! verbeterde de ander.
Nou, ja... DelrA... DelrAe... da's Haagsch
vanzelf... Delraay zegge wij in Mokum. Offe...
wAcht 'eres makker... is 't 'r soms ndg een
hotel Delraay hier?
De gArant scheen te bevriezen.
Niet dat ik weet! sprak hij ijzig
enne... wat die nota betreft... tjA... hij trok
met een veelzeggend gebaar z'n schouders op. j
Weinig aan te doen! vond hij dan nog zelfs
al is het een vergissing... alhoewel... ik her-
haal nAg eens... een hotel Delraay... nee,
hm... nooit van gehoord...
Dienzelfden avond tramden ze naar het sta
tion terug, zonder een woord te soreken.
Dicht opeengedrongen op het achterbalcon
schommelden ze door een nauw onaanzienlijk
straatje, als opeens Jetje een kreet gaf.
Vader... kijk 'es... dAAr...! en ze strekte
haar vinger.
Boven een groezellg uitzlend, gesloten huis
prijkte een vuil, wit met scheeve letters
beschilderd bordje: Pension Delraay!
En twee dagen later ontvingen ze ook hier-
van de rekening, met een bijgeleidend schrij
ven, waarin vAAl voorkwam van „bevreem-
ding" en ,,verwondering".
Ja! baste Pa en dAt is nou nog 't
ergste van alles... datte ze je allebei nog
'n oplichter Ansien! Affjjn... met jou gaan
ik nAg 'es Paasch wiek-einde houwe! en hij
keerde een woedend gelaat naar Sientje, die
wjjselrjk geen antwoord gaf. GeenAAn ei
heb 'k geproef' dit jaar! gromde hij dan nog
dat noeme ze daar ook nog Pasche...
(Nadruk verboden.)
Twee dagen voor Paschen zat Dr. Hill in
de kleine salon van zijn club, dronk zijn ab-
sinthglas langzaam leeg en volgde met de
oogen luchthartig de rookzuiltjes, die uit zijn
sigaar omhoogstegen... Hij was in een niet
al te best humeur, een beetje prikkelbaar en
missohien ook wel wat knorrig. Intusschen
duurde het vrfl lang, voordat hij opmerkte,
dat tal van heeren zich om hem verzameld
hadden.
„Wat krijgen we vandaag te hooren, beste
dokter?" vroeg Mr. Lerk belangstellend.
,,Hmmm", bromde Dr. Hill, „ik had hier een
beetje willen rusten. Maar daar er zoo'n
groot auditorium aanwezig is, zal er van mijn
rustuurtje toch wel niets komen. Ik zal dus
moeten vertellen. Daar wjj binnen enkele
dagen Paschen hebben komt een interessante
Paasch-geschiedenis juist van pas. Overi-
gens heeft het bedoelde verhaal een myste-
rieuzen inslag en zal het voor U, mjjne heeren,
bijzonder interessant zjjn."
De aanwezigen schoven hun stoelen dich-
terby...
„Ik begin dus", vervolgde Dr. Hill. „Het
gebeurde in Edinburg op het oude kasteel van
een Schotsen Lord, wiens naam niets ter
zake doet. Enkele dagen voor het Paasch
feest zaten wjj de vrouw des huizes met
een klein gezelschap, waartoe ook ik behoor-
de voor den haard het was nog erg koud
en dronken thee. Een bediende trad de
zaal binnen en fluisterde onze gastvrouw iets
toe, wat haar schijnbaar nogal opwond. Ge-
jaagd stond zjj op, en weldra verscheen er
een nieuwe gast, een Oosterling, die den naam
van Ali Rasjid droeg. Deze naam, heeren,
was in dien tijd in Engelsche society-kringen
welbekend. De binnengekomene was groot
en slank en onder zijn wit-zijden tulband
brandden een paar vurige, koolzwarte oogen
in een bleek gezicht. Zijn bewegingen waren
lenig, bjjna als die van een panter.
„Heeren", zei onze gastvrouw, ,,mag ik U
den beroemden occultist en fakir voorstellen."
Ali Rasjid begroette ons op Oostersche
wijze, waarna hij op uitnoodiging van de gast
vrouw plaats nam. Na de thee, die hij nau-
welijks aanroerde, vond er een spiritistische
zitting plaats. De geesten van Napoleon, van
Goethe en Garibaldi werden opgeroepen. Wij
hoorden de betooverende klanken van een
harp en tal van andere geluiden. Toen het
licht weer opging, bemerkte de gastvrouw
echter tot haar groote ontsteltenis, dat haar
mooie broche, die een kostbare brillant be-
vatte, was verdwenen. Onze blikken richt-
ten zich instinctmatig op Ali Rasjid. Hij zat
met gesloten oogen aan tafel, zijn hoofd
rustte in de rugkussens van den leuningstoel;
zijn gezicht was krijtwit.
„Hij is nog in trance", zei iemand van ons
gezelschap. Na een lange pauze van stil-
zwijgen opende de occultist de oogen. „Mjjn
broche is verdwenen", zei de vrouw des hui
zes, bevend van opwinding...
„Ik weet het", zei de fakir afgemeten, „ik
heb Garibaldi te sterk gematerialiseerd; hjj
heeft uw sieraad!"
,,En wat moet ik nu beginnen?" snikte de
gastvrouiw.
„U doet niets. Op den eersten Paasch-
nacht, precies om 12 uur, geeft hij U het
voorwerp terug. Ik zweer het U bij den
baard van Mohammed, den profeet", zei Ali
Rasjid.
,,Ik drong, evenals enkele andere heeren,
die eveneens niet veel vertrouwen in den baard
van Mohammed schenen te hebben, erop aan,
dat er een detective geroepen zou worden.
Geen van alien vertrouwden wij den fakir.
Uitgezonderd de vrouw des huizes, die onver-
wacihts tegenstand bood. Zij scheen blinde-
lings aan de duistere macht van Ali Rasjid
te gelooven en daarenboven vreesde zij het
gepraat en gespot van de Engelsche society.
Hoe wij ook praatten tevergeefs! Ali Ras
jid verdween even geruischloos, als hij geko
men was...
Twee dagen verstreken. Het was de aan-
gekondigde avond, waarop de geest van Gari
baldi de broche zou teruggeven. Thans had
den wjj plaats genomen in de ridderzaal, waar
eveneens een groote haard stond. De roode
vlammentongen wierpen rossige reflexen op
de oude wapenrustingen, terwijl fantastische
schaduwen langs de hooge, met gobelins be-
kleede muren flitsen... Buiten floot de voor-
jaarsstormwind. Woedend drong deze door
in de schoorsteenen en de haarden. Het vuur
laaide hoog op en op het dak van het kasteel
zwol de wind aan tot een geloei. Ten over-
vloede, alsof de sfeer nog niet mysterieus ge-
noeg ware, tikte ergens nog een oude, staan-
de klok. De roestige kettingen, waaraan de
gewichten hingen, kraakten zoo nu en dan
hevig, en juist dit geluid was het meest door-
dringende en beangstlgendehet geleek pre
cies het schorre hoesten van een ouden man!
Ik moet bekennen, dat ik ondanks mijn
groote onverschilligheid tegenover al wat naar
het mystieke zweemt, een zeker gevoel van
onbehagen niet van mij af kon zetten. Mijn
zenuwen waren tot het uiterste ingespannen,
evenals die van de andere heeren. Iemand
keek op zijn horloge... Nog slechts weinig#
minuten en het zou middernacht zijn! De
gastvrouw was verbleekt en beefde van
zenuwachtigheid. Mijn hart klopte hoorbaar!
Alle oogen waren onafgebroken op de
groote, gesneden-eiken deur gericht. De ge-
heimzinnige geluiden, het knarsen en kraken
van de ons omringende voorwerpen werd
steeds sterker. De wind suisde en loeide met
onverminderde heftigheid. Onze onrust werd
tastbaar. Eindelijk kwam het oude uurwerk
in beweging en na lang suizen van de roes
tige kettingen klonk in het schemerdonker
van de ridderzaal de eerste dreunende klok-
slag! De gastvrouw perste haar handen
tegen haar hart... De mannen omklemden
krampachtig de leuningen van hun stoelen...
De tweede slag galmde door de zaal de
hond werd onrustig en begon langgerekt t9
huilen... Voor de derde maal sloeg de klok
en de wind, die met groote kracht in d»
schoorsteen ni.»- regen van von-
ken uit den haard over het tapijt heen... Dan
volgden de vierde, vijfde, zesde en tenslotte
de twaalfde slag! Wij waren zoo verstijfd,
dat wij niet letten op hetgeen er in de zaal
plaats vond. We zaten maar en wachtten...
Dadelijk na den twaalfden slag werd er aan
de deur geklopt! Wij rekten onze halzen uit.
Het was de oude bediende; op een zilveren
blaadje droeg hij voorzichtig een bontbeschil-
derd ei.
Ongeduldig en vol verwachting sloeg de
gastvrouw het ei kapot...
en vond daarin de broche natuurlijk,
nletwaar?" riepen versehillende heeren, die in
gespannen geluisterd hadden.
,,Maar beste collega's", lachte Dr. Hill rus-
tig, ,,sedert wanneer bevatten eieren diaman-
ten? In het ei zat natuurlijk datgene, wat
er in behoort, namelijk eiwit en een dooier!...
Maar jullie wilden immers een Paasch-ge
schiedenis van mij hooren...? Toen moest ik
natuurlijk wel op een ei afsturen met mjjn
verhaal! Wel, dat is gebeurd..."
En de rest?" vroeg Mr. Lerk lachend.
„Die heb ik maar verzonnen..." antwoordde
Dr. Hill kalm en stak fen nieuwe sigaar op.
„Hallo, oom!" riepen de kleine konijnen-
kindertjes ,die als ronde kluwetjes wol in de
warme zon zich kroelend koesterden. „Hallo,
oompje!'' Want daar hupte snel een prachtige
bruine haas, die het erg druk scheen te heb
ben, aan hen voorbij.
„Sssst, kiaderen," riep de konijnenmoeder
bezorgd en trok haar zoon Peter aan het witte
staartje, ,,wees toch niet zoo opdringerig! Je
ziet toch, dat oom het erg druk heeft."
„Wat heeft hij dan te doen, moeder?" zeur-
den de kleintjes.
„Oom is Paaschhaas," zei moeder en ver-
telde hoe h'ij in de tuinen van de huizen, waar
in menschenkinderen woondea, gekleurde
eieren tusschen het gras verstopte.
Petertje Konijn, de oudste en slimste van de
konijnenkindertjes kon in den nacht, vooraf-
gaaade aan Paschen geen rust vinden. Oom
Haas liep door de tuinen en verborg overal
kleurige eieren, oom liet zich door de kinderen
onthalen. Waarom zou ook Petertje niet aan
dat spelletje meedoen En reeds was Petertje
uit het warme hok geslopen zonder dat de
andere broertjes en zusjes het bemerkten, en
huppelde door den dauwigen Paaschmorgen
naar den naastbijgelegen tuin.
Maar hoe aan Paascheieren te komen?
Peter kreeg een verstandigen inval. Hij zocht
een tuin, waar oom Haas zijn werk al gedaan
had en ging by een hoopje gekleurde eieren
zitten.
Toen de kinderen dol uitgelaten in den stra-
lenden Paaschochteod den tuin bestormden,
zagen zij al van uit de verte naast het hoopjo
eieren een aardig zwart-wit konijntje zitten.
Met wild geschreeuw liep het heele gezelschap
op den vermeenden Paaschhaas toe.
„Pak den haas, pak 'm", schreeuwden de
kinderen met hun petten en mutsen wild in
het rond zwaaiende. „Wat is dat nil?" denkt
Petertje. „Is dat nu jolijt? Noemen ze dat
feestvieren?" En plotseling voelt hij, terwijl
z'jn hartje luid gaat bonzen, dat iets donkers
over hem heen wordt gegooid. „Ik h'eb 'm
onder mijn muts", schreeuwt een kind.
Maar dan raapt Petertje al zijn moed bij-
een, maakt een grooten sprong en ontvlucht
met lange sprongen den tuin, terug naar zijn
moeder.
Zijn moeder ontving hem echter allesbehalve
vriendelijk en gaf hem een paar fikscbe oor-
vijgen voor straf, dat hij zich zoo verwaand
had getoond door voor Paaschhaas te willen
spelen.