menschen, niet lets is van den nieuwen tijd.
Reeds in de Mozaische wet werd omschreven
dat de eigenaars rond de platte daken hunner
wnoningen een heining moesten maken. Dat
was ter wille van de veiligheid der menschen
■op straat.
De heer VAN CADSAND: Toen leefde men
*n de tijden van Mozes!
De aanhaling van den voorzitter geeft aan-
f^iding tot eenige hilariteit bij verschillende
leden.
De VOORZITTER merkt op, dat dit mis-
aehien voor verschillende leden geen beteeke
nis heeft, maar dat het dit toch wel moet
bebben voor den heer Van Cadsand, die maar
niet kan inzien, dat de overheid in deze een
beschenmend standpunt kan innemen, en dien
bii in dat verband heeft willen aantoonen, dat
culks in overoude tjjden ook al gedaan werd.
En wat betreft de opmerking, dat aan
Klimop geen advies gevraagd is? Indien dan
gedaan was, was misschien de geheeie zaak
gebleven zooals ze was. Nu is het niet ge
daan, omdat burgemeester en wethouders
reeds een advies van Klimop hadden. Die ver-
eeniging heeft niet geweten wat er aanhan-
gig was en is nu gekomen met een verzoek
om de openstelling tot 9 uur in te trekken.
Die vereeniging is met haar verzoek, op
grond van een in een vergadering genomen
besluit, volkomen in regel. Wanneer men daar
met 52 personen is, en er zijn er 46 voor en
8 tegen, dan is dat toch geen bezwaar een
verzoek te doen, al zijn onder de tegenstan-
ders ook bestuursleden.
De heer COLSEN noemt dat fout.
De VOORZITTER herhaalt, dat de men-
•chen dat zelf moeten weten, hij beoordeelt
bet niet, doch geeft een verklaring van de
feiten.
Men heeft hier bij elkaar 209 handteekenin-
gen van winkeliers. Leert dat niet iets anders?
Op een bevolking van 10.000 menschen 209
winkels. Dat is zoo wat <5<5n winkel op elke
13 gezinnen! Indien nu gewezen wordt op den
tfechten tijd voor de winkeliers wil hij de vraag
Btellen, of het niet noodig zou zijn, dat men
de hand eens in eigen boezem steekt en zich
Oe vraag stelt of die toestand ook niet een
gevolg is van een te groot aantaL Zijn er niet
veel menschen in het middenstandsbedrijf
werkzaam
De heer SCHEELE acht het noodig ook
nog iets te zeggen, aangezien de voorzitter
eigenlrjk geen positieve uiteenzetting van het
standpunt van burgemeester en wethouders
heeft gegeven. Spreker geeft in de eerste
plaats den heer Van Driel gelijk in zijn verma-
ning, dat men niet telkens of zonder dringende
reden moet terug komen op besluiten in een
vorige vergadering genomen, aangezien men
uaardoor het prestige van den raad prijs geeft.
Door den heer Hamelink is aan den heer
Colsen gevraagd geeft mij een bewijs van de
schade. Laatstgenoemde heeft dat op zijn
manier gedaan. Burgemeester en wethouders
bebben ook een deputatie uit de fruithande-
laars bij zich gehad en die heeft aangevoerd
at deze door de 8 uur sluiting in den zomer
voortdurend schade daarvan hebben gehad
aangezien na 8 uur het publiek niet meer
koopen kon, wat wel het geval zou zijn ge-
weest, als het in den winkel nog terecht had
gekund.
Zij verklaren het laatste jaar daarvan veel
schade te hebben ondervonden. Daarnaast
komt nu een verzoek van 143 winkeliers die
seggen: we willen liever niet om 8 uur slui-
ten. Volgens de bepalingen der wet is de ge
meenteraad bevoegd de menschen wat meer
vrijheid voor het openstellen van hun winkel
te g-even. Het standpunt van burgemeester en
wethouders is nu: geeft hun die. Spreker kan
daar met voile overtuiging voor stemmen.
De heer HAMELINK merkt op, dat nu op-
meuw over de schade wordt gesproken, doch
dat het, bij openhouden der winkels tot 9 uur
wel zal voorkomen dat er ook nog na 9 uur
Bouden willen koopen, zelfs na 10 uur ook
nog. In den zomer gaat de groote trek der
bevolking tusschen 8 en 9 uur naar de wan-
delwegen aan de Schelde. Hij veronderstelt,
dat de schade die de winkeliers hebben ge-
leen is ontstaan uit de mindere koopkracht
die men met verhoogt door latere openstel
ling van winkels, waardor er aanleiding zou
Eijn om iederen dag, evenals op Zaterdag de
winkels later open te stellen. De vroegere slui-
g kan voor den betrokken winkelier nooit
•chade zijn, daar men zijn behoeften nu op
een anderen tijd koopt. En wat de aanhaling
van den heer Van Cadsand betreft, dat de
menschen in de week hun behoeften zonder
geld komen halen, om dat later af te betalen
is er toch des te minder reden, dat die
ToorShptn winkelier ook nog noodzaken
voor hen een uur langer zijn winkel open te
bouden, voor de hulp die hij hen verleent
De heer GEELHOEDT merkt op, dat, in
dien menschen bij burgemeester en wethou
ders hun bezwaren komen inbrengen, deze
toch met kunnen beginnen met die menschen
n et te gelooven. Ze behooren dan toch met
die argumenten rekening te houden. Die men-
Behen, vertegenwoordigende de groenten- en
fruitverkoopers, pleitten voor openstelling tot
6 uur. Een belangrijke groep winkeliers vraagt
ook openhouden tot 9 uur.
De heer HAMELINK: De groentenhande-
laars vertegenwoordigen toch geen belang
rijke groep? 6
De heer GEELHOEDT: Neen, maar wel dat
adres met 143 handteekeningen. Wanneer ze
In dat uur niets verdienden, zouden ze er toch
Diet op aandringen te mogen open bljjven. En
daarrn zit de moeilijkheid dat volgens die ver-
klanngen tal van kleine menschen er door
gedupeerd zijn. Daarom meen ik, dat aan hun
verzoek moet worden tegemoet gekomen. De
grootere zaken zjjn beter gesitueerd en kun
nen daarom sluiten. Het gaat moeilijk om ten
deze toe te geven aan de kleinste groep
De heer HAMELINK: De menschen moeten
regen zichzelf worden beschermd.
Ik stel als amendement voor, om geduren
de den zomertijd het sluitingsuur voor Ter
Neuzen te houden op 8 uur, doch afwjjking
toe te staan voor Driewegen en Sluiskil.
De heer VAN CADSAND noemt dat goed
en wel, maar betwijfelt, of de Minister daar
aan goedkeuring zal verleenen en dan blijft
het natuurlijk overal 8 uur.
De VOORZITTER heeft juist in de laatste
v®rnomen, dat er plaatsen zijn waar
t0t de afw0kingen onder-
■cheid wordt gemaakt tusschen deelen van
gemeenten, o.m. te Den Haag, waar voor
Bcheveningen tijdens het badseizoen andere
Muitingsuren gelden. Hij stelt zich voor, dat
de Minister het wel zou goedkeuren.
De heer HAMELINK haalt ter aanbeveling
van zijn voorstel nog aan, dat men in de
kom geheel naar den zomertijd leeft, hetgeen
op Sluiskil en Driewegen niet het geval is
en men zich aan den zonnetijd houdt.
De heer DE BAKKER zou een uitzondering
willen voorsteJlen voor de verkoopers van
eacht fruit.
De VOORZITTER: Dat gaat niet.
Het amendement van den heer Hamelink
wordt in stemming gebracht, waarbij zich 7
leden voor en 7 tegen verklaren. De heer VAN
CADSAND verklaarde tegen te stemmen om-
at hij vreest, dat het niet zal worden goed-
gekeurd. 6
Voor stemmen de heeren Van Driel, Van
Doeselaar, Hamelink, De Jager, Van Aken,
De Brujjn en De Bakker; tegen stemmen de
heeren Van Cadsand, Hujjssen, Geelhoedt,
Scheele, De Jonge, Verlinde en Colsen.
De VOORZITTERNu kunnen de men
schen buiten ter deeg zeggen, van je vrienden
moet je het maar hebben.
De verdere behandeling der verordening
wordt geschorst, aangezien in een volgende
vergadering allereerst omtrent dit amende
ment moet worden beslist.
9. Beschikbaarstelling van gelden inge-
volge art. 72 der Lageronderwijswet
1920.
Burgemeester en wethouders van Ter Neu
zen stellen voor het volgende besluit te nemen:
De gemeenteraad van Ter Neuzen,
Gezien een op 28 Februari 1933 ingekomen
adres van het bestuur der vereeniging voor
Christelijk gewoon lager onderwjjs te Drie
wegen, waarbij wordt verzocht om ingevolge
art. 72 der Lageronderwjjswet 1920 gelden
beschikbaar te willen stellen voor de aan-
schaffing van een stel nieuwe gordijnen en een
kast voor handwerkonderwijs,
Overwegende dat de kosten, verbonden aan
deze uitgaven behooren tot die bedoeld in
artikel 72 der Lageronderwijswet 1920,
besluit:
Zijne medewerking te verleenen.
De heer VAN DRIEL is uit den aard der
zaak v66r het toestaan der gelden, de raad
khn ook niet anders, maar hij zou toch bij
deze gelegenheid de vraag willen stellen
De VOORZITTER onderbreekt.
De heer VA NDRIEL verklaart het ditmaal
niet te zullen hebben over de school te Sluis
kil, maar wenscht alleen te vragen, of het
met die zaken, die hier aangevraagd worden,
in de openbare scholen in de kom ook wel in
orde is.
De VOORZITTER: U weet, dat we met
een school bezig zjjn, om die in orde te bren-
gen. En uit het verslag der schoolcommissie
hebt u kunnen hooren, dat er aan de school
in de Jozinastraat ook nog wat hapert.
De heer VAN DRIEL wilde het hebben over
een kast uit school A, thans in gebruik in
school C, die er zoo vervallen uitzag en waar-
over hij het reeds vroeger heeft gehad. Die
kast is al 35 jaar oud. Hij meent, dat daar-
naar toch ook wel eens zou behooren gekeken
te worden. Hjj heeft geen bezwaar gelden toe
te staan voor het bijzonder onderwijs, maar er
behoort gezorgd te worden, dat het ook voor
het openbaar onderwijs in orde is.
De heer SCHEELE wjjst er op, dat er te
Driewegen geen kast was, en men er een
noodig heeft. Tot hiertoe moest men zich
daar behelpen met kartonnen doozen. Deze
kast is noodig. Wat de kast betreft bij school
C in gebruik, korht het toch niet op den ouder-
dom aan, doch wel op de vraag of die kast
voor practisch gebruik geschikt is, al is ze
dan niet modem ingericht. Is dat het geval,
dan gaat het toch niet aan een nieuwe kast te
eischen, omdat er voor het bjjzoader onder
wijs ook een moet aangeschaft worden.
De heer VAN DRIEL: Neen, maar de kast
moet toch kunnen staan.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
10. Verzoek om tegemoetkoming Ingevolge
art. 13 der Lageronderwijswet 1920.
Burgemeester ea wethouders van Ter Neu
zen stellen voor het volgende besluit te
nemen
De gemeenteraad van Ter Neuzen,
Gezien een op 17 Februari 1933 ingekomen
adres van A. de Moor, wonende te Ter
Neuzen, Wijk P no. 102, houdende verzoek
om steun uit de gemeentekas, ter tegemoet
koming in de kosten, verbonden aan het be-
zoeken van de Roomsch-Katholieke school
voor gewoon lager onderwijs te Sluiskil, door
zijne kinderen,
Overwegend, dat adressant twee leerplich-
tige kinderen heeft, 13- en 11 jaar oud, die
voomoemde school bezoeken,
dat de school van het perceel Wijk P no. 102
langs twee wegen kan worden bereikt,
dat de officieele, verharde weg eene lengte
van meer dan 4 K.M. heeft, terwijl de andere,
loopende deels langs juistgenoemden weg,
deels langs een zich in uitstekenden staat van
onderhoud bevindend pad slechts 3285 M. lang
is, en geenerlei gevaar voor het verkeer op-
levert,
dat dit pad ook in den winter goed berjjd-
baar is en daarom gedurende het geheeie jaar
door de betrokken leerlingen wordt gebruikt,
dat op grond hiervan en mede naar aan
leiding van een soortgelijke beslissing geno
men bjj K. B. van 12 Mei 1932 no. 75 geen
termen kunnen worden gevonden het adres in
gunstige overweging te nemen,
besluit:
op bovengenoemd adres afwijzend te be-
schikken.
De heer DE BAKKER: Wat zegt de wet?
Komen we met dat pad niet in moeil jjkheden
De VOORZITTER: Ons voorstel is ge-
grond op de wet.
De heer COLSEN merkt op, dat dit pad
niet goed bekeken is; het is in den winter
voor een deel onbegaanbaar en dan moet een
omweg gemaakt worden.
De VOORZITTER: Het pad is de officieele
weg gedurende 365 dagen van het jaar en
daaraan is niets te doen; we mogen niets
anders voorstellen.
Het voorstel wordt met algemeene stem-
men aangenomen.
11. Herdenldng 400sten geboortedag van
Willein van Oranje.
Burgemeester en wethouders stellen voor
aan hun college een crediet toe te staan van
300, teneinde aan de kinderen van alle
scholen een klein aandenken te geven in ver
band met de herdenking van den 400sten ge
boortedag van Willem van Oranje.
De heer VAN DRIEL: Mijnheer de Voor
zitter! Wij kunnen dit voorstel, het verleenen
van een crediet van 300 voor een Willem
de Zwijger herdenking, niet zonder eenige
bedenkingen aanvaarden. De herdenking van
den geboortedag van Willem de Zwijger kan
door ons wel tot op zekere hoogte worden
aamvaard, als te zijn die van die in zjjn tijd
met behulp van Bosch- en Watergeuzen be-
wezen heeft, dat revolutie niet altijd zcnde is,
en die tegen den wettigen Koning van Spanje!
Heer van onze landen, het wettige gezag zjjaer
dagen, in revolutionairen opstand kwam en
heeft gewonnen. Wij zjjn dan ook vast over-
tuigd, dat, als Willem van Oranje in onze
dagen had geleefd, hij zeer zeker aan onze
zijde, die der sociaal-democraten zou hebben
gestaan. Er wordt dus ook door ons erkend,
dat Willem de Zwijger voor de vrijheid zjjner
dagen goed werk heeft gedaan. Toch wordt
het ons moeilijk gemaakt aan die herdenking
mede te werken, nu in deze dagen het ,,Wil-
helmus van Nassouwen" ,in zijn tijd ook een
verboden lied, tegen ons wordt misbruikt, om
ons en onze medestanders aan banden te leg-
gen, terwijl het de bedoeling vaa Willem van
Oranje is geweest, de vrijheid tot den hoogsten
top op te voeren. Doch, afgezien daarvan,
kunnen wij als gemeenteraad, die alle mogelijke
moeite moet doen om de eindjes aan elkaar
te knoopen, zoowel bij de begrooting als bij
het vaststellen van het cjjfer der belasting-
heffing, ons nu wel de weelde veroorloven om
zoo maar aan nagenoeg waardelooze en vlug
vergankelijke geschenken aan schoolkinderen
rulm f 300 te besteden Die ruim f 300 zoo
maar voor aardigheid uitgeven vinden wij niet
noodig, we kunnen die voor andere dingen
wel eens harder noodig hebben en die kinderen
zijn er toch niet mede uit de kou. Doen wij
dan, in dit licht bezien, niet beter deze Willem
de Ziwijgerherdenking zwijgend voorbjj te laten
gaan? Wij zullen er in dezen tjjd althans
niet voor stemmen.
De heer VAN AKEN wenscht niet onder
te doen voor den heer Van Driel om zijn be-
wondering uit te spreken voor het leven en
werken van den Grooten Zwijger, al zal hij
daarbij door een ander inzicht worden gedre-
ven. Vooral met het oog op de tijden die wij
tegenwoordig beleven, is er voor hem alle
aanleiding die echt nationale herinnerings-
dag te vieren en hij kan aan het voorstel om
een crediet van 300 toe te staan om aan de
schoolkinderen een herinnering aan dezen dag
te schenken zijn stem geven, al is het ook,
dat hij weet, dat de raad ter deeg op de cen-
ten moet letten. Hij heeft in de laatste dagen
veel moeten lezen over de geschiedenis van
dien Grooten Man en is daarbij tot de over
tuiging gekomen, dat ons volk veel verplicht
is aan Hem en aan ons Vorstenhuis, en ook
de gemeenteraad van Ter Neuzen behoort te
bewijzen dat ook in onze gemeente nog man-
nen wonen, wier hart warm klopt voor ons
Vorstenhuis en de nagedadhtenis aan zijn
grooten voorzaat. Indien spreker zich door
zuinigheidsoverwegingen liet leiden, zou hi)
moeten tegen stemmen, maar met het oog
op de groote nationale zaak die hieraan ver
bonden is kan hij er zijn stem aan geven.
De heer COLSEN had dit voorstel niet ver-
wacht; hij had van het hoofd eener school
vernomen, dat die zaak gesdhrapt was. Hij
gevoelt er niet veel voor. Hij verwjjst naar
vroegere gelegenheden, toen een beker aan
de schoolkinderen werd uitgereikt, die korten
tijd na het schoolfeest kapot was. Laat de
menschen die voor de nagedachtenis van Wil
lem den Zwijger gevoelen dien herdenken,
maar hij ziet geen aanleiding dat de gemeente
daarvoor 300 zou beschikbaar stellen; wat
beteekent dat bedrag bovendien om een ge-
schenk te geven aan een 1200 tot 1300 school
kinderen? 'Hi) kan er zijn stem niet aan
geven.
De heer DE JAGER- meent, dat men wel
zal begrjjpen, dat de woorden waarmede dit
debat werd geopend, niet de zijne kunnen
wezen. Hij beoordeelt de nagedachtenis van
den Vader des Vaderlands als die van den
inan, die onze nationale vrijheid, die we thans
nog kunnen genieten, heeft gegrondvest. In
dat opzicht kunnen we die nagedachtenis
nooit gepoeg waardeeren. Hij gelooft, dat het
met de gevraagde /300 mogelijk is, door het
uitreiken van een gedachtenis aan deze her
denking aan de schoolkinderen, het dezen in-
dachtig te maken wat de groote Zwijger voor
ons land, voor ons volksbestaan beteekent.
Wanneer men zich herinnert den druk der
vreemde overheersching waaronder ons land
destijds gebukt ging, de brandstapels en de
schavotten die men toen heeft moeten ver-
duren, dan had de opstand tegen den Koning
van Spanje een geheel andere beteekenis, dan
de revolutie dezer dagen, die wij o.m. in Rus-
land hebben gezien. In de 16de eeuw, den
tijd van Willem van Oranje, hebben zich ge
heel andere toestanden geopenbaard en van
zijn leven en streven worden door het nage-
slacht nog de zegeningen ondervonden.
Ten slotte verschuilt de heer Van Driel
zich voor het uitbrengen van zijn stem tegen
de f 300 door het aanvoeren van bezuini-
gingsreden en omdat het geschenk van geen
beteekenis zou zijn. Spreker kent de waarde
daarvan niet, maar al is het maar een ge
schenk van 20 cent, dan kan dit toch voor
de kmderen voldoende zijn, als herinnering
aan de gezegende en voor ons volk zoo nut-
tige herdenking. En wat de aanhaling van
den heer Van Driel betreft omtrent revolutie,
de opstand van Oranje tegen het Spaansche
gezag was geen revolutie gelijk aan die welke
in deze dagen wordt gepredikt, aangezien
Willem van Oranje alvorens zijn strijd aan te
vangen een verbond had gesloten met den
Potentaat der Potentaten, die hem heeft ge-
holpen. en waaraan wij, nevens aan zjjn werk-
zaamheid, onze vrijheid hebben te danken.
De heer DE BAkKER vraagt het woord.
De VOORZITTER: Is het nog niet vol
doende, nu ongevser uit iedere groep het
standpunt is uiteengezet?
De heer DE BAKKER wil te kennen geven
dat voor de bewering dat de gelden beter be-
steed zouden kunnen worden -heel wat te zeg
gen is. Men kan die besteden aan een ver-
snapering voor de kinderen en ze dan alle
eens door de stad laten trekken, ofschoon ze
dit niet alle gezamenljjk zullen doen.
Anderen zeggen: voor /300 koop je 600
pond vleesch, of 600 klutsen kolen. Dan eten
de gezinnen er van, of hebben kolen om zich
te verwarmen. Misschien waren ze op die
wijze beter besteed en konden de gezinnen er
van genieten. Als het bedrag dienen moet
voor een versnapering aan de kinderen, zal
er voor leder hunner niet veel zjjn. Liever
zag hjj het bedrag ter hand gesteld aan het
orisis-comitd of het armbestuur.
De heer VAN CADSAND zal niet ingaan op
de kwestie der waardeering van den Grooten
Zwjjger en er zich ook niet in verdiepen wat
deze zou doen, indien Hij nog leefde. Hij ver
klaart echter wel bezwaar te hebben tegen
het voteeren van /300 uit bezuinigingsoog-
punt. De bedoeling is, om daarvan een her
innering te koopen voor de schoolkinderen.
Hij acht het van meer waarde, indien de hoof-
den van scholen en die hen ter zjjde staan in
de harten der kinderen de herinnering vast-
prenten van hetgeen Willem van Oranje voor
ons volk is geweest. Maar om daarvoor thans
300 uit te geven is het volgens hem thans
de tijd niet. Zou hjj er misschien anders kun
nen overheen stappen, in deze zorgeljjke tijd
moet hij tegen stemmen.
De heer HAMELINK zal zich niet uitspre
ken omtrent de zaak zelf, maar wil opmerken,
dat hij, toen hjj het voorstel zag, dacht: „waar
een wil is, blijkt toch ook weer een weg!"
Toen indertijd werd voorgesteld om aan de
werkloozen een Kerstgave te geven, motiveer-
den burgemeester en wethouders hun voorstel
daartegen door aan te voeren, dat er geen geld
voor was. Maar nu zich deze kwestie voor-
doet, is er Ineens geld voor beschikbaar. Daar-
uit bljjkt, dat het er in dat opzicht ook veel
van af hangt, hoe burgemeester en wethou
ders tegenover een zaak staan. En wat de
kwestie van Willem de Zwijger betreft, van
de door dezen bevochten vrijheid is niet veel
meer over gebleven.
De heer VAN DRIEL merkt op, tegenover
deze zaak wel iets gemakkelijker te staan dan
de heer Hamelink, aangezien hjj is werkeloos
en daardoor broodeloos, voor een deel redde-
loos, zonder daarom redeloos of radeloos te
zijn, zooals volgens de geijkte term het volk
in de dagen van Willem de Zwijger was. De
kijk dien spreker en zijn medestanders op die
figuur hebben is geheel anders dan die van
den heer De Jager en de zijnen, die uit die
vrijheidsfiguur een Byzantijnsch Konings-
schap hebben geschapen, hetgeen nimmer zijn
bedoeling kan geweest zijn. En de heer De
Jager moet niet vergeten, dat langs den weg
der evolutie de omstandigheden, ook dien der
revolutiss zich hebben gewijzigd. Indien men
nagaat dat in de jaren voor den oorlog Prins
Peter Kropatkin, de Russische Prins, den
strijd tegen het Russische Czarisme heeft
aangebonden, is het toch niet zoo denkbeel-
dig, dat Willem van Oranje, in onze dagen
levende, aan de zijde der sociaal-democraten
zou staan, om te strijden tegen de bestaande
overheersching van het volk? De anti-revo-
lutionairen, ongeacht of zij al of niet het
woord „vrij" in hun vaandel schrijven, ver
klaren zich tegen revolutie, doch zij bewij
zen door hun beschouwing van Willem van
Oranje dat zjj toch ook als het in hun kraam
te pas komt de weldaden eener revolutie wil
len genieten. Zjj hebben die misbruikt om
thans zelf te kunnen heerschen. Daarom zou
Willem van Oranje niet aan hunne zjjde, doch
aan die van spreker staan.
Hjj merkt voorts op, dat men niet gaame
aan zjjn verleden wordt herinnerd, maar hjj
kan toch niet nalaten er even op te wjjzen,
dat door alle burgerljjke partijen de stichter
van ons vaderland ook niet met dezelfde
oogen wordt bezien, en dat met name de
Roomsch-Katholieken wel eens een ander ge-
luid daaromtrent doen hooren. Hjj zou op
een en ander niet zoo diep zjjn ingegaan,
maar men heeft hem nu eenmaal uit zjjn
tent gelokt en daarom meent hjj hierop te
moeten antwoorden.
Wat de Kerstgave betreft, spreker en de
zjjnen hadden gerekend op 50 waarin de
Minister 25 zou bijdragen; het is ten slotte
bjj 25 gebleven. Doch, in verband met het
geen de heer De Bakker daareven in het mid
den bracht, wil hjj er ook op wjjzen, dat men
voor 360 want hem is voorgerekend dat
het op dat bedrag komen zal kan koopen
1200 liters melk en een 1000 eieren; men zou
daarmede het geheeie jaar door de patienten
van het armibestuur van versterkende midde-
ien kunnen voorzien.
De heer COLSEN: Men kan er ook twee
Paasch-ossen voor koopen!
De heer VAN DRIEL: 't Is goed zoo.
De heer SCHEELE merkt op, dat er in dezen
heel wat onzin is verkocht. Dat de S.D.A.P.
tegenover deze herdenking anders staat dan
spreker en zjj nog tracht dit ten haren voor-
deele uit te buiten, kan hjj zich begrijpen.
Doch wat de Roomsch-Katholieken betreft,
met name de heer Colsen, deze zou moeten
gevoelen wat we dank zjj het werk van Wil
lem den Zwijger alien genieten in dezen ge-
ordineerde staatsgemeenschap en hjj betreurt
het, dat deze zich voor dit voorstel niet kan
vinden in het beleid van burgemeester en
wethouders.
Door den heer Hamelink is opgemerkt, dat
burgemeester en wethouders zich met betrek-
king tot het verstrekken eener Kerstgave
anders hebben uitgesproken. Dat is hiermede
niet te vergelijken. Indien burgemeester en
wethouders van meening zijn, dat ze voor een
bepaalde categorie hebben gedaan wat noodig
is, zullen ze zeer zeker rekening houden met
de geldmiddelen. Het spreekt wel van zelf,
dat ze gaame meer zouden doen dan er ge
daan wordt, doch dit kan nu eenmaal niet.
Voor dit geval staan de zaken anders. Wan
neer er eenmaal zoo'n nationale -dag'in het
verschiet is, gaat het evenals in een gezin,
waar een kind 10 jaar wordt. Voor zoo'n ge
legenheid zal zelfs in de armste gezinnen nog
iets worden afgezonderd om aan zoo'n kind
een verrassing te geven. En kinderen zjjn al
spoedig blijde. Ze zijn even blijde met een ge
schenk van 20 cent, als anderen met een van
f 2. Spreker gevoelt voor deze zaak even
diep als de ouders van het kind dat 10 jaar
wordt. Hij meent, dat we blijk moeten geven
mee te leven met deze groote nationale be-
weging en op grond daarvan heeft hjj de noo-
dige gelden niet willen terughouden, wil hij die
zelfs met bljjdschap geven, omdat hij over-
tuigd is, dat er ten deze iets behoort te wor
den gedaan, vooral nu er een geest rond waart
bij sommigen die niet meer willen gedenken de
groote zegeningen Gods die aan ons Volk
door het werk van Willem van Oranje zjjn ten
deel gevallen. En in het bjjzonder wil hjj er
onze rechtsche menschen op wijzen, zich toch
niet te laten leiden door een Jan Salie geest
indien zij zich zouden afvragen of zjj hun stem
al of niet zouden kunnen geven aan dit stre
ven, am de herinnering aan Willem van
Oranje wakker te houden bij de kinderen van
ons Volk. Hij zou het een schande achten, in
dien het uitreiken dier herinnering onmoge-
iijk zou worden gemaakt met de stem van een
der rechtsche raadsleden.
De heer VERLINDE acht de kwestie waar
het over loopt minder dan die van het bedrag.
We geven niet veel, omdat we niet veel geven
kunnen. Hij is v66r het voorstel, omdat ook
hij van meening is, dat er iets behoort te wor
den gedaan. Als de kinderen maar iets krjjgen
zijn ze tevreden. Hij vindt het wel jammer, dat
het niet meer kan zooals vroeger, toen alle
kinderen gezamenljjk feest konden vieren, doch
hjj herinnert zich, dat hjj, als kind, bljj was
met een op school gekregen eenvoudig ge
schenk, en in tegenstelling met de bewering
dat die geschenken zeer tijdeljjk zjjn, stelt hij
daar tegenover, dat er nog velen zjjn die de
geschenken uit dien tijd nog hebben. Overi-
gens acht hjj het hier niet de plaats om te
gaan debatteeren over de verdiensten van
Willem van Oranje.
De heer VAN CADSAND merkt op, dat de
heer Scheele zoo even sprekers naam wel niet
noemde, maar hem toch vrjj duideljjk op het
oog had. Deze moet het spreker evenwel niet
ten kwade duiden, het door hem ten deze in-
genomen standpunt. Het gaat toch niet over
mindere waardeering van den destijds leven-
den persoon, maar wel over het uitgeven van
f 300 om een geschenk te geven aan alle
schoolkinderen, waaronder er dan toch zeker
een aantal zjjn die dat geschenk niet zullen
waardeeren.
De heer SCHEELE: Daar hebben we niets
mede te maken!
De heer VAN CADSAND: Ik bljjf er bjj, dat
men beter doet de herinnering in de harten
der kinderen vast te leggen.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt aangenomen met 9 tegen 5
stemmen.
Voor stemmen de heeren Hujjssen, Geel
hoedt, Scheele, De Jager, De Jonge, Verlinde,
Van Aken, De Bruijn en De Bakker; tegen
stemmen de heeren Van Driel, Van Doese
laar, Van Cadsand, Hamelink en Colsen.
1933 vast te stellen op een bedrag van
1446,50.
Met algemeene stemmen wordt aldua
besloten.
14. Omvraag.
a. De heer DE BAKKER vraagt, hoe lang
het nog zal duren, eer die gevaarlijke oprit
aan de Korte Kerkstraat toch eens wat beter
gemaakt wordt. Bjj de begrooting heeft spre
ker ook de Djjkstraat ter sprake gebracht en
er genoegen mede genomen, dat daarop be-
snoeid werd, als dan die gevaarlijke oprit zou
worden verbeterd.
De VOORZITTER: Brengt u dat als eerste
punt in bespreking in de vergadering der
Commissie van Bijstand voor de gemeente-
werken.
b. De heer DE BAKKER vraagt, hoe het
staat met het stallen van auto's in de Djjk
straat. Zijn er die daarvoor betalen?
De VOORZITTER antwoordt, dat dit een
kwestie is, welke nog altijd hangende is ge
bleven, in verband met een gedeelteljjke wjjzi-
ging der Politieverordening. Zoodra deze
terugkomt, zal een nieuw artikel worden inge-
lascht betrekking hebbende op het par-
keeren. Thans staan burgemeester en wet
houders machteloos daar tegenover. Er zal
echter zooveel mogelijk op gelet worden.
De heer DE BAKKER vraagt, wie dan ver
plicht zijn de rommel op te ruimen, die daar
op straat achterbljjft van de auto's met var-
kens, die daar voor de woningen worden neer-
gezet.
De heer HAMELINK De omwonenden!
(De heer De Bakker woont in die omgeving.)
De heer DE BAKKER: Je moet eens
komen! Als die lui hun tabaksdoos eens
lichten, valt het niet mee!
Ook zou ik willen vragen om nog meer
lijnen te trekken op de hoeken van straten.
ter wille van het rijden met de auto's, om te
voorkomen, dat de bestuurders tekort draaien
en kans loopen van een proces-verbaal te
krijgen. Eer ze het weten staan ze er op!
De VOORZITTER: Op de straat?
De heer DE BAKKER weet dat niet, mis
schien loopt er een streep door! Hij vermeent,
dat er niet veel kosten aan verbonden zjjn om
die strepen aan te brengen en hjj beschouwt
dit te zijn in het belang van het verkeer.
De VOORZITTER: Het is de bedoeling
dit in het voorjaar weer opnieuw te regelen.
De heer GEELHOEDT merkt op, dat het in
gevaar brengen van het verkeer afhangt van
de bestuurders der auto's. Zjj moeten np
eenmaal den rechterkant van den weg houden;
dit wordt door de strepen niet veranderd.
De heer DE BAKKER: Maar men kan dan
toch beter zien waar men rjjden moet; dat
spul kan niet zooveel kosten en als men er
een werklooze voor neemt om ze aan te bren
gen zijn de kosten van het werk ook niet zoo
groot.
De VOORZITTER: Dan zullen we ook nog
moeten hebben straatpunaises. De zaak is
in elk geval onder de aandaeht van den wet-
houder van publieke werken.
c. De heer DE JONGE: Mijnheer de Voor
zitter! Bjj geruchte heb ik vernomen, dat de
kostende prijs per leerling over 1930, vast-
gesteld bij raadsbesluit van 9 Februari j.l. niet
juist zou zijn berekend, althans, dat het tot
critiek van de zijde der schoolbesturen aan
leiding heeft gegeven.
In verband daarmede zou ik willen vragen
of dit inderdaad juist is.
Zoo ja, dan vemam ik gaarne of dit tot
het opnieuw vaststellen van genoemd besluit
moet leiden, terwijl ik in ontkennend geval
gaame in kennis wordt gesteld met de feiten
op grond waarvan de schoolbesturen gemeend
hebben tegen het betrokken raadsbesluit te
moeten opponeeren.
De VOORZITTER is bereid deze vraag vol-
ledig te beantwoorden, doch acht het ge-
wenscht, dit aan het eind der omvraag te
doen.
12. Rekening der commissie tot wering van
sehoolverzuim te Sluiskil over 1932.
Ingekomen is de rekening der commissie
tot wering voor sehoolverzuim te Sluiskil over
1932, bedragende de ontvangsten f 128,69, de
uitgaven 73,93, goed slot f 54,76.
Burgemeester cn wethouders stellen voor,
deze rekening goed te keuren.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
13. Vaststelling kohler der hondemhelasting
voor 1933.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
het kohier der hondenbelasting voor den dienst
d. De heer DE BRUIJN vestigt er de aan
daeht op, dat het geweascht is, aan het ge-
meentehaventje enkele voorzieningen te tref-
fen en reparaties te verrichten, aangezien
men anders in groote kosten zal vervallen.
De VOORZITTER zal dit bij burgemeester
en wethouders ter sprake brengen.
e. De heer VAN DRIEL vestigt de aan
daeht op den toestand in Duitschland in ver
band met de behandeling der Joden. Hjj
vraagt of, indien hier ook Duitsche vluchte-
lingen zouden arriveeren, maatregelen zullen
genomen worden om deze onderdak te bren
gen, zooals dat tijdens den oorlog ten opzichte
van de Belgische vluchtelingen is geschied.
De VOORZITTER antwoordt, *dat hierom-
trent nog geen bijzondere maatregelen zijn
getroffen, doch dat ieder die zich hier aan-
meld als zijnde zonder onderdak geholpen
wordt. Hjj gelooft echter niet, dat het hier
zoo'n vaart zal loopen.
1. De heer VAN CADSAND herinnert, dat
bij de behandeling der gemeentebegrooting is
besloten tot het oproepen van een geneesheer
voor Sluiskil. Ofschoon spreker daarin niet
veel nut zag, zou hjj toch gaame vernemen,
of dit nog resultaat heeft opgeleverd.
De VOORZITTER deelt mede, dat burge
meester en wethouders aanvankeljjk hadden
gedacht in deze vergadering reeds een voor-
dracht met 2 candidaten te kunnen indienen,
doch dat de gevraagde informaties niet tjjdig
waren ontvangen. Hij kan wel toezeggen,
dat er in de volgende vergadering een voor-
draeht aan de orde zal komen en dat er bjj de
sollicitanten benoembaar materiaal is.
g. De heer COLSEN geeft te kennen, dat
hjj ook iets zou willen vragen, doch dat het
misschien beter is, dat de voorzitter eerst de
vraag van den heer De Jonge beantwoordt.
ReanUvoordino van den heer De Jongew
De VOORZITTER is daartoe volgaame be
reid. Het is inderdaad juist, dat er van de
zjjde der schoolbesturen twrjfel is geopperd
omtrent de gemaakte berekening der kosten
van het lager onderwjjs, een critiek die zich
zelfs in minder aangenamen toon uitte, er is
wantrouwen gewekt, en dit zou naar sprekers
meening toch met het oog op de tot nu toe
bestaande goede verstandhouding tusschen het
gemeentebestuur en de besturen der bijzon
dere scholen niet zjjn noodig geweest, indien
men alvorens burgemeester en wethouders aan
te vallen eens inlichtingen had gevraagd, dan
konden na het geven der inlichtingen de zaken
weer op denzelfden voet en in dezelfde ver-
verhouding worden voortgezet, terwjjl er nu al-
licht van de zijde van burgemeester en wet
houders aanleiding is een meer gereserveerde
houding aan te nemen.
Door den heer Scheele werd er de aan
daeht van burgemeester en wethouders op
gevestigd, dat, na het aemen van het raads
besluit van 9 Februari 1.1. de schoolbesturen
er prijs op stelden alsnog met burgemeester
en wethouders een conferentie te houden,
omtrent het vastgestelde voorschot op de ge-
meentelijke vergoeding voor 1933. Door bur
gemeester en wethouders werd daaraan tege-
moetgekomen door een conferentie te beleg-
gen op 17 Februari 1.1. Ondertusschen waren
onder de schoolbesturen geruchten gaan
loopen omtrent een minder juiste berekening