ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
De Vier
Eerste Blad.
No. 8974
WOENSDAG 5 APRIL 1933
73e JAARGANG
BINNKNLAND.
FEUILLETON
BUITENLABD
Ae®
,!ffssmammsk
BENOEMING
LID VAN DEN GEMEENTERAAD.
De Voorzitter van het Centraal stembureau
voor de verkiezing van de leden van den
Raad der gemeente TER NEUZEN, maakt
bekend, dat vanaf heden ter secretarie der
gemeente voor- een ieder ter inizage is neder-
gelegd zijn besluit waailbij tot lid van den
Gemeenteraad is benoemd de beer A. J.
HARTE, wegen8 de ontsl-agname van den heer
C. van den Bulck.
Ter Neuzen, 3 April 1933.
De Voorzitter voomoemd,
J. HUIZINGA.
HET VRAAGSTUK VAN PARTICTJLIERE
WAPENFABRICATIE EN HANDEL.
De ..Vereeniging voor Volkenbond en Vrede"
is er, in verband met besluiten van hare
laatste algemeene vergadering toe overge-
gaan om eene commissie te benoemen, die tot
taak heeft bet vraagstuk van de particuliere
wapenfabricatie en -handel te onderzoeken,
en rapport uit te brengen omtrent het stand-
punt. dat tegenover dit intemationale vraag
stuk door deze Vereeniging dient te worden
ingenomen. Voorzitter van deze commissie
is het Tweede Kamerlid Mr. A. M. Joekes;
leden ervan zijn mevrouw C. A. Kluyver, ver-
bonden aan het Departement van Buitenland-
ache Zaken; Lt. Gen. b.d. P. J. van Mun-
nekrede en F. J. H. van Zadelhoflid van de
Tweede Kamer, terwijl Mr. H. E. Scheffer te
's-Gravenhage als secretaris optreedt.
Over het vraagstuk van de wapenfabrica
tie en den invloed, dien deze uitoefent, is
zoowel voor, tijdens als na den oorlog veel
gezegd en geschreven. Vooral in den laatsten
tijd zijn belangrijke gegevens dienaangaande
verzameld. Dat er een intemationale samen-
werking tusschen de fabrikanten van oor-
logsmateriaal hestaat en dat deze een beden-
kelijken invloed oefent, althans gemakkelijk
kan oefenen, blijkt nog eens duidelijk uit de
bijdrage, die de bekende Fransche journalist
Delaisi heeft geleverd voor het boek van de
Interparlementaire Unie, gewijd aan den oor
log der toekomst. Delaisi ziet in dezen inter-
nationalen wapenhandel een zonderlinge para
dox. Want, indien er een tak van de produc
ts mo est zijn, die op de meest naijverige wijze
door den eigen Staat werd gecontroleerd, dan
deize die immers in de gelegenheid is aan an-
dere landen aanvallende kracht toe te voe-
gen. Aan de gegevens, door hem verzameld,
on-tleent Delaisi, dat het nog niet zoolang
geleden is, dat de wapenhandel een bedrag van
48 millioen dollar, dus 1% honderd millioen
gulden bedroeg. Engeland en de Vereenigde
Staten speelden daaTbij met tezamen bijkans
60 de hoofdrol; Duitschland, dat door het
tractaat van Versailles beperkt is in eigen
bewapening, toonde een hooger cijfer dan
Frankrijk. Het eigenaardige is echter wel.
dat de invoereijfers van wapenmateriaal niet
meer dan 27 millioen dollar van den vermel-
den handel terugbrengen; de rest is „zoek",
omdat blijkbaar niet alle landen den wapen-
invoer P ie vermelden. Delaisi geeft trou-
we/r dnt het bij den tegenwoordigen
stand v. z uitermate moeilijk, zoo niet
geheel one '"k is oim vast te stellen of be-
pa; ondi n, grondstoffen en wat dies
,a(. ic ii terking van vredes- of oor-
lop, en worden ingevoerd.
Het ergste echter is, naar zijn oordeel, dat
deze pai ticuliere -bewapeningsindustrie en
-hande1 een diplomatic terzijde van de offi-
eieele diplomatic doen geboren worden. Hij
herinnert er aan, hoe Frankrijk in Syrie en
elders met eigen kanonnen werd beschoten;
brj herinnert aan onderhandelingen tusschen
de landen, die het mogelijk hebben gemaakt,
dat, terwijl de oorlog woedde, en niet slechts
met medeweten, maar zelfs op instigatie van
de wedenzijdsche regeeringen, directe of in-
directe oorlogswapenen over en weer werden
geleverd. De handel in oorlogswapenen vindt
zoowel in oorlogs- als in vredestijd in de
kleine landen, die tusschen de groote liggen
ingesloten, steunpunten, en deze handel is bij
den tegenwoordigen toestand niet te vermij-
den. Het allerergste echter acht Delaisi, dat
de intemationale organisatie van die particu
liere wapenfabrikanten gericht is en wel ge-
richt moet zijn tegen elke ontwapening, die
immers aan deze industrieen het leven zou
ontnemen. Hij wijst dan ook op het eigen
aardige verschijnsel dat, zoodra toenadering
tusschen landen, die niet vriendschappelijk
tegenover elkander stonden, merkbaar is,
eenige compromitteerende stukken ontdekt en
gepubliceerd worden.
Niet voldoende kan de openbare meening
nadenken over de dingen, die door Delaisi zijn
gezegd en die bevestigen wat reeds van an-
dere zijde is verzameld en geschreven. Ech
ter, het vraagstuk is niet uitgeput met het
constateeren van deze dingen. Zoolang de
oorlog niet voldoende is uitgebannen, zal er
voor de regeeringen behoefte bestaan aan oor-
logsmateriaal. En kleine landen nemen in
dat opzicht weer een andere positie in dan de
groote. Dat maakt het vraagstuk niet op
zichzelf, maar in verband met de oplossing,
die men er aan wenscht te geven totdat de
oorlog is uitgebannen, ingewikkeld. Vandaar,
dat een rapport van een commissie als deze,
die op dit stuk in elk opzicht deskundig mag
worden geheeten, met veel belangstelling ook
buiten den kring van de bovengenoemde ver
eeniging zal worden tegemoet gezien.
DE TWEEDE KAMERVERKIEZING.
Nummering der candid&tenljjstem
Tn een Maandag gehouden zitting van het
Oentraal Stembureau heeft de loting plaats
gehad voor de nummering van de voor de a.s.
Tweede Kamerverkiezingen ingedien.de candi-
datenlrjsten.
De uitslag hiervan is als volgt:
S.D.A.P. (in alle kieskringen) no. 11;
Comm. Partij Holland (in alle kieskringen)
no. 14;
Vrijiz. Dem. Bond (in alle kieskr.) no. 19;
Onafh. Soc. Partij (in alle kieskr.) no. 13;
R.K. Volkspartij in alle kieskringen) no. 4;
Verbond v. Nat. Herstel (in alle kieskrin
gen) no. 29;
Anti-Rev. Partij (in alle kieskringen) no. 33;
Chr. Hist. Unie (in alle kieskringen) no. 24;
R.K. Staatspartij (in alle kieskr.) no. 25;
Vrijheidsbond (in alle kieskringen) no. 15;
Alg. Democr. Unie (in alle kieskr.) no. 3;
Bond van Belastingbetalers (Westerman)
(in kieskr. I, III en IX) no. 21;
Nat. Boeren-, Tuinders- en Middenstanda-
j partij -in alle kieskringen) no. 6;
Volkspartij Hoofd- en Handarbeiders (in
kieskr. V. VH, IX en XI) no. 34;
Plicht, Orde en Recht (in alle kieskringen)
no. 31;
Alg. Ned. Fascistenbond (Lijsten Baars)
(in alle kieskr. behalve in XI en XV) no. 18;
Recht en Vrijheid (in alle kieskr. behalve
IV en XI) no. 16;
Staatsk. Geref. Partij' (in alle kieskringen)
no. 28;
Herv. Geref. Staatspartij (in alle kieskrin
gen) no. 30;
Kath. Dem. Bond (Veraart) (in alle kieskr.
behalve XVII) no. 20;
Rev. Soc. Partij (in alle kieskringen) no. 32;
door
FRANCIS BEEDING
(Nadruk verboden.)
20) (Vervolg.)
Om even voor half negen ging de deur open
en kwam Helmuth binnen.
„Ga mee naar boven," beval hij kortaf.
Op hetzelfde oogenblik hoorde ik weer het
fcnersen van auto-banden op grint en zag ik
de roode Lancia met een sierlijken zwaai het
hek uitzweaken. De chauffeur zat op zijn ge-
wone plaats, maar het achterste deel van den
wagen had maar een inzitten-de. Donna Con-
eepcion ging alleen weg.
,,Ik moet u naar de eetkamer brengen,"
kondiigde Helmuth aaa.
Ik had kunnen jubelen.
,,Maar niet om te eten," ging mijn kwel-
geest voort. ,,De Raad vergadert daar. We
hebben u 't een en ander te vertellen en als
ik u was, zou ik goed luisteren naar wat u te
hooren krijgt!"
,,'t Zal cagetwijfeld de moeite van het luis
teren waard zijn", zei ik, quasi beleefd.
Ik ging met hem mee, de kamer uit en de
trap naar de eerste verdieping op. De kamer,
die we binnengingen, was laag van zoldering,
maar heel groat, met drie apenslaande deu-
ren, waardoor men een prachtig uitzicht had
op de Sierra de Guadarama. Maar dit ver-
trek was, evenals de kleine zitkamer, uiterst
spaarzaam gemeulbeld er stond niets dan
een lange tafel van zwart elkenbout en een
zeker aantal stoelen met stijive, hooge ruggen.
Aan dea versten kant van de tafel zaten
drie menschen. De eerste was Lemesurier in
een uiterst modieus kort zwart jasje en ge-
Verbond van Nationalisten (in alle kieskr.
behalve HI) no. 35;
Lijst-Wolswinkel (in kieskr. L H, V, VH,
VHI en IX) no. 7;
Ned. Qhr. Arbeiders-Partij (in kieskr. I, H,
HI, V, VII, VIH, IX, XI, XH, XIH, XXV,
XV, XVI en XVIH) no. 5;
Nat. Soc. Partij (de Joode) (in kieskr. I,
HI, IV, V, VI, IX, X en XI) no. 27;
R.K. Arbeiders-Partij (in kieskr. I, H, H3,
V, VI, VII, VHI, XIH en XVII) no. 12;
Lijst van Marktkooplieden (in kieskr. I, H
en VI) no. 22;
Chr. Dem. Unie (in alle kieskr. beh. I)
no. 23;
Voor Alg. Welzijn (in kieskr. HI, V, VI, IX,
XIH, XIV en XVI) no. 17;
streepte pantalon. De beste kleermaker van
Londen had het hem niet kunnen venbeteren.
Hrji rookte een cigaret in een lang barnsteen
pijpje. Rechts van hem, met een gezicht dat
nog minder uitdrukking had dan gewoonlijk,
zat Frau Schindler. En om de een of andere
reden viel me nu voor den eersten keer op,
dat ze een buitengewoon mooi figuur had. En
dat wist ze blijkbaar, want de eigenaardige
snit van haar japon, heel nauw en zonder een
moderne lijn, was er op berekend om haar
liehaam op zijn voordeeligst te doen uitkomen.
Den derden aanwezige, aan den anderen
kant van Lemesurier, kende ik niet. Het was
een kleine en tamelijk corpulente man met
een heel schrander gezicht en een grooten
neus, die in het midden ingedeukt was. Die
neus was eens, misschien jaren geleden, ge-
broken geweest. Er onder bevond zich een
snorretje, dat juist iets te klein en te kort
was, om een mond met voile roode lippen,
een typisch sensueelen mond, te verbergen.
Zijn kin was wilskrachtig, ocidanks het feit
dat er onder een tweede in opkomst was. Hij
had kleine, plat tegen zijn hoofd liggende
ooren en d-ik, bijjna zwart haar, dat hier en
daar begon te grijzen. Dat haar vereischte
blijkbaar veel zorg; het had neiging om te
krullen en die neiging was met behulp van
veel brillantine energiek onderdrukt. Mijn
diagnose was: Zuid-Amerikaan die voor hon
derd procent banke wilde doorgaan.
Toen ik binnenkwam keek hij me oplettend
aan.
Lemesurier nam zijn foamsteenen prjpje uit
zijn mond en wees ermee op een stoel aan het
andere eind van de tafel.
Ik ging gehoorzaam zitten. Het was aan-
getiaam koel in de kamer en er hing een
zwoe, maar fijn parfum. Eerst verdacht ill
den Zuid-Amerikaan van een te overvloedig
gebruik van lotion, maar voor een man was
de geur te fijn en te zoet. De geur bleef ech
ter, als een ijje wolk, om den stoel hangen
waarop ik zat en opeens dacht ik aan Gran-
by's weauwe. Blijkbaar had zij, v66r mij, voor
den Raad moeten verschijnen. Ik volgde haar,
om zoo te zeggen, in het getuigen-bankje op.
Nieuwe Soc. Partij (tn kieskr. IV en IX)
no. 26;
Lijst-Wolswinkel (in kieskr. HI, IV, XI,
XIH, XV en XVII) no. 9:
Li;ist-Triesscheyn (in kieskr. V, IX en XI)
no. 8;
Onafh. Zakenlui (Lampetje) (in kieskr. V,
IX en XI) no. 1;
Lijst-de Wit (in kieskr. IX, X en XI) no. 10;
Zuiderzeepartij (in kieskr. X en XIH) no. 2;
Lijst-Engels (in kieskr. I) no. 1;
RIC. Bouwvakarbeiders (in kieskr. H) no. 1;
Oranje-Fascisten (in kieskr. in) no. 1:
Bond v. Belastingbet. (in kieskr. V) no. 21;
Alg. Arbeiderslbond (in kieskr. V) no. 22;
Alg. Ned. Huurdersb. (in kieskr. V) no. 9;
Nat. Werkliedenpartij (in kieskr. V) no. 10;
Handeldr. Middenstand (in kieskr. V) no. 2;
Nat. Vrij Arbeidersbel. (in kieskr. V) no. 26;
Lijst-Hooykaas (in kieskr. VI) no. 1;
Bond v. Belastingbet. (in kieskr. VH) no. 1;
Volkswelvaartpartij (in kieskr. IX) no. 12;
Anti-Crisis-Partij (in kieskr. IX) no. 9;
Opbouw en verbroedering (in kieskr. IX)
no. 36;
Universeele partjj (in kieskr. IX) no. 2;
Oentrale Dem. Arb. Partij (in kieskr. IX)
no. 22;
R.K. Arbeiders Partij (Groothuis) (in kies-
kring IX) no. 38;
R.K. Arbeiders Partrj (Vocht) (in kieskring
IX) no. 39;
Ned. Fascisten Unie (in kieskr. IX) no. 37;
Lijst-Ejjking (in kieskr. X) no. 1;
Ned. Fascisten Unie (in kieskr. XI) no. 2;
Lijist-Eijking (in kieskr. XI) no. 7
Ned. Fascisten Unie (in kieskr. XHI) no. 1;
Bond v. Belastingbet. (in kieskr. XIH) no. 8;
Oranje Fascisten (in kieskr. XHI) no. 7;
Ned. Fascisten Unie (in kieskr. XV) no. 1;
Proletarische groep (in kieskr. XVH) no. 1;
Lrjst-Bongers (in kieskr. XVni) no. 2;
Lijst-Jacobs (in kieskr. XVHI) no. 1;
Limburgsche Federatie (in kieskr. XVHI)
no. 7.
DR. COLLI N EN HET BELGISCHE
VERDRAG.
De kanaalkwestie by de onder
handelingen van 1931. De liwes-
tie van het verdrag voor het
toekomstige kabinet.
Dr. Colrjn heeft, volgens het verslag van
De (a.-r.) Rotterdammer, Maandag in een te
Sneek gehouden verkiezingsrede over de
tweede phase der onderhandelingen met Bel-
gie inzake een nieuwe verbinding van Ant-
werpen met het Hollandsch Diep, in welke on
derhandelingen hij een werkzaam aandeel
heeft genomen het volgende gezegd;
„Volgens een verslag in de bladen zou dr.
Bierema te Zdertkzc-d, gezegd hebben, dat
minister Beelaerts op aansporing van dr.
Colijn vergaande concessies aan Belgie zou
hebben gedaan.
Nu verkeer ik in de onaangename omstan-
digheid, zoowat de eenige Nederlander te zijn,
die van deze zaken alles afweet en er niet
over spreken kan, zoolang althans de regee-
ring oordeelt, dat het landsbelang niet toe-
laat de gevoerde besprekingen openbaar te
maken. Immers was ik de vertrouwensman
der regeering bjj deze onderhandelingen. Ik
moet dus voistaan met de eenvoudige opmer-
king, dat de mededeeling van dr. Bierema
volstrekt onjuist is.
Over de Belgische aangelegenheden zelf
spreek ik evenmin. Mijne houding is duidelijk
als glas. Blijkt het niet doenlijk met Belgie
een verdrag te sluiten, dat in Nederland op
nagenoeg algemeene instemming rekenen kan,
dan dient er onder de gegeven omstandig-
heden heelemaal geen verdrag te worden
gesloten.
Toen ik zat bdeef het een poos still. En na
even gepast bescheideci voor me kijken deed
ik de minder aangename ontdekking dat Le
mesurier me scherp zat op te nemen.
Dit was de eerste keer, dat ik hem vein
dichbbij zag. Tot dusver was hij voor mij de
lenige en oniberispelijk „aangedane" ridder
van den dansvloer geweest. Een intelligenten
of wilskrachtigea indruk had hij, niet op me
gemaakt of eigenlrjk was de gedadhte niet bij
me opgekomen. Maar nu besefte ik, met een
lichten schok van veibaziag, dat ik me daar-
in vergist had. Van zjjo voeten tot zijn kin
was hij op en top dandy. Maar wat zich daar-
boven bevond, de krachtige mond, het breede
voorhoofd en de rustige, heldere oogen, leg-
den een andere getuigenis van 's mans geest
af. Dit was iemand die na kalm wikkea en
wegen tot het besluit was gekomen, dat een
uitrusting van een eersten kleermaker en de
manieren van een saletjonker voor een type
zooals hij de beste camouflage war en. Van de
vele symptomen, waardoor zijn wil om „er
te komen" zich uitte, zagen de meesten mis
schien alleen zijn galante onweerstaanbaar-
heid, en, onder mannen, zijn houding van
joviale camaraderie. Maar voor mij waren
zijn gelnteresseerd-zijn in alles en zijn ont-
zaglijke geestelijke eetlust het duidelijlcSt
zichtibaar. Zijn oogen waren ja, dat was
moeiLijjk onder woorden te brengen. Kil was
wel de beste omschrijving. En kil was ook de
stem, een hoog, nasaal stemgeluid, bijna zon
der modulatie.
„Uw naam is John Baxter niet waar?" be
gon hij.
Hij sprak Framsch met een opvallend Zui-
deljjik accent.
Ik knikte.
„En u bent ambtenaar van den Volken
bond niet waar?" ging hij voort.
„Jammer genoeg wel," was mijn antwoord.
„En u bent eveneens een intieme vriend van
kolonel Graniby van den Britschen Geheimen
Dienst?" vroeg hij verder.
Intieme vriend! Ik ken kolonel Granby
goed, meer niet," pareerde ik voorzichtig.
„Wel, Mr. Baxter", ging hi}, zonder op dit
De nood van het vaderland staat thans zoo
op het eerste plan, dat ook overigens zeer ge-
wichtige zaken daarvoor moeten wijken, in
dien de behandeling ervan aanleiding geven
zou tot groote verdeeldheid".
DE CHR. HIST. UNIE EN DE i
KANAAL-KWESTIE. j
Voorts heeft de heer Snoeck Henkemans,
naar aanleiding van het verslag van zijn rede
te Goes, waar hij gezegd zou hebben, dat c.-h.
fraeties in de Eerste en de Tweede Kamer
op het standpunt staan, dat in de gegeven
omstandigheden niet verder moet worden ge-
gaan dan verbetering van den bestaanden
vaarweg tusschen Nederland en Belgie en
naar aanleiding van de betwisting daarvan
door den voorzitter van de c.-h. fractie in de
Eerste Kamer, prof. jhr. mr. B. C. de Savor-
nin Lohman, in De Nederlander het volgende
geschreven:
„Van een standpunt der Christelijk-Histo-
rische Unie, of van hare Kamerfracties, ten
opzichte van dit nieuwe plan" (een kanaal
Bath-Dintelsas, waarop o.a. overeenstemming
is verkregen tusschen de Kamers van Koop-
handel van Rotterdam en Amsterdam en het
Brabantsch Kanalencomite) „en, in verband
daarmede, van eenig besluit dier fraeties, tot
het niet verder gaan dan de verbetering van
het kanaal Wemeldinge-Hansweert, werd door
mij te Goes niet gesproken."
POLITIEKE WERVELWINDEN IN
OOSTENRIJK.
Terwijl in Duitschland „slechts" een poli-
tieke orkaan woedt, dreigt schrijft de N.
R. Crt. in Oostenrijk een wervelstorm, die
er alles uit elkaar zou kunnen scheuren en
waarvan de voorboden den staat reeds ge-
ducht dooreenschudden.
Er is geen groot onderscheidingsvermogen
voor noodig om te beseffen dat de krachten
die het land teisteren niet door de regeering
worden beheerscht op de manier waarop in
Duitschland Hitler dat doet. De Oostenrijk-
sche regeering handelt tot zekere hoogte over-
eenkomstig eigen gevoeiens, maar haar han-
delen wordt toch in hoofdzaak bepaald door
de vrees voor zekere krachten waarvoor zij
zwichten moet wil zij niet het slachtoffer wor
den van andere krachten, die zij in nog veel
hoogere mate ducht.
De politiek van prins Starhemberg en zijn
Heimwehren is de hare geworden omdat zij,
door deze politiek te volgen, hoopt het natio-
naal-socialistische gevaar en de daardoor drei-
gende inlijving bij het nationaai-socialistische
Duitschland te kunnen afwenden. Zij bestrijdt
het nationaal-socialisme ten deele door schuch-
tere onderdrukking, ten deele door pogingen
om het wind uit de zeilen te nemen. Hoever
haar tactiek juist is moet blijken.
De nationaal-socialisten winnen terrein en
zouden nog veel meer terrein winnen als zij
niet de Heimwehren op hun weg vonden, die
duizenden gebonden houden welke anders on-
getwijfeld een gemakkelijke buit zouden zijn
voor de propaganda der nazi's. De Heim
wehren vormen aldus werkelijk een nationalen
dam, waarvan het bestaan de onafhankelijk-
heid van Oostenrijk grootere zekerheid geeft
tegenover het pan-germanisme van Berlijn,
dat nu zoo onverholen tot uiting komt, maar
dat zich om redenen van intemationale poli
tiek nu nog niet met geweld durft ontplooien
Ondanks dezen schroom van Hitler, die waar-
schijnlijk tallooze aanhangers reeds met on-
geduld vervult, blijft de positie van den Oos-
tenrijkschen staat, in betrekking tot het Duit-
sche rijk, toch critiek genoeg.
De Heimwehren mogen in vele opzichten
met de opvattingen der nationaal-socialisten
meevoelen, de kwestie der nationale onafhan-
kelijkheid gaat hun blijkbaar boven alle ziels-
verwantschap. Er zijn verschijnselen die cr
op wijzen, dat zij bijzondere, meer of minder
platonische betrekkingen met Italie onderhou
den. Dat kan enkel en alleen zijn om een
tegenwicht te scheppen tegen het Berlijnsche
antwoord acht te slaan, voort, ,,u heeft al een
onvruchtbaar onderhoud gehad met Frau
Schindler en haar neef over het gebeurde in
Saragossa
„Onvrucht[baarverbaasde ik me. ,,Ik wist
niet dat 't onvruchtfbaar geweest was. Trou-
wens, i'k heb mijn best gedaan."
„Kfil", zei ik tegen mezelf, „een ander
woord bestaat er niet voor. De vent is grie
zelig kil."
„U neemt ons blijkbaar niet au serieux, Mr.
Baxter," stelde hij kalm vast.
„Integendeel," protesteerde ik. ,,Ik vind 't
heel serieus dat 't al een stuk over achten is
en dat ik nog niet de noodige toebereidselen
voor een substantieelen maaltijd heb kunnen
treffen."
Met zijn ellebogen op tafel boog Lemesurier
zich naar me toe en glimlachte op een manier,
die charmant moest heeten. Maar die glim
lach was voor de galerij en onwillekeurig
rilde ik. Ik had een gevoel of de temperatuur
in de kamer opeens een dozijn graden gedaald
was.
„0 pardon, Mr. Baxter," verontschuldigde
hij zich. „Een onvergeeflijk verzuim! Maar
we hebben van u niets dan een simpel bewijs
van eerlijikheid en goeden wil noodig. U vraagt
ons om een absoluut oniwaarschijnljjk verhaal
te gelooven
,,Ik heb de waarheid verteld zooveel als
ik van de waarheid weet," viel ik hem kortaf
in de rede. „Em ondertusschen houdt u me
tegen mijn wil, hier in dit huis gevangen. Met
mijn tegenwoordigheid hier is geen enkele zaak
gediend en u riskeert er heel wat onaange-
naEiinheden mee."
De 'meneer met het krulhaar zat ons om
beurten aan te kijken en dat met een aan-
dacht, die mij op hat idee bracht, dat hij
waarschijnlijk geen woord Fransch verstond.
Fn de opmerking, waarmee hij zich op dat
oogenblik in het gesprek mengde, bevestigde
dat vermoeden.
„Wat zegt de Engelschman?" vroeg hij in
uitmuntend Engelsch.
,,De Engelschman" begon Lemesurier,
nu in het Engelsch wenscht vrjjgelaten te
gevaar. Tot bijzondere voorliefde voor Italie
hebben deze broeders van de Zuid Tirolers
weinig reden. Voor hun fascisme zouden zjj
nu Rome niet meer noodig hebben. Maar zij
willen niet opgaan in het Duitsche Rijk; dat
bepaalt hun housing.
Om hen tevreden te houden is de regeering
Dollfuss gedwongen tot een forsche en vol-
komen ongrondwettige politiek tegenover
socialisten en nationaal-socialisten tegelijker-
tijd. Door die politiek drijft zij die groepen
die onderling gezworen vijanden zijn. nazi's,
socialisten en communisten, in een felle op-
positie te hoop. Dit schept gevaren van al-
lerlei aard. De socialisten zijn een geduchte
macht in Oostenrijk en te geduchter omdat
zij veel betere aanvoerders en ook een beter
orgaan bezitten dan de Duitsche socialisten.
Lukt het de regeering hun afbreuk te doen
dan komt deze afbrokkeling voornamelrjk
terecht in het vergaarbekken der nationaai-
socialistische partij, die Dollfuss en de zijnen
nog meer vreezen dan de sociaal-democraten
en tegen wie deze actie in de eerste plaats is
bedoeld. Wat de nazi's niet opvangen krjj-
gen de communisten.
Dit alles beseft de regeering wel en daar-
om is er, ondanks alle vertoon van kracht,
onzekerheid in haar houding tegenover de
socialisten. Tegen hun pers treedt zij dras-
tisch op, maar tegen hun veel gevaarlijker or
gaan, den gewapenden schuttersbond, is zjj
zoo te werk gegaan dat deze al zijn gelden,
wapenen en belangrijke documenten in veilig-
heid heeft kunnen brengen, en na zijn ont-
binding in een veel moeilijker aantastbaren
vorm heeft kunnen herleven.
Daarom staat Oostenrijk nu onder den hoo-
gen druk van vele revolutionaire spanningen
die in verschillende richtingen werken. De
regeering zelf kan zich met hetzelfde recht
revolutionair noemen waarmede de regeering
te Berlijn zich dien naam toekent. Te Weenen
wordt niet minder vrijmoedig met de grond-
wet omgesprongen. Maar Dolffuss weet dat
hij ieder oogenblik terzijde kan worden gezet
door Starhemberg en de zijnen. Verder heeft
hij r-ekening ermede te houden dat ongename
verrassingen van ,,marxistischen" kant hem
konden dreigen. Het meest echter zal hem
het Duitsche nationaal-socialisme beklemmen
dat, na zijn terugtocht inzake het boycot
tegen de joodsche Duitschers, meer dan ooit
behoefte aan bezigheid voor de nationale
hartstochten zal gevoelen, en waarvoor de
Oostenrijksche grens ontegenzeggelijk een
plek van geringsten weerstand vormt. Zou
die grens bezwijken, wat wacht Oostenrijk
dan, zoowel uit Berlijn als van den kant van
zijn oostelijke buren? Dit moet voor Dollfuss
een griezelige en volstrekt niet noodeloos
sombere gedachte zijn.
Tusschen deze, in alle richtingen rukkende
en sleurende revolutionaire stroomingen ver-
toont Dollfuss slechts ddn politiek. die van
aetiviteit, activiteit hoe dan ook, zonder posi-
tieve richting, in hoofdzaak bepaald door de
staatkundi-g voornamelijk op instincten rea-
geerende Heimwehren. In den beginnen heeft
hij zijn macht nog nut tig kunnen gebruiken,
door noodzakelijke oeconomische maatregelen
waarvoor de politiek in het parlement een
belem-mering vormde, dictatoriaal door te zet-
ten. Nu echter lijkt hij alleen nog voortdu-
rend op een wespennest te slaan waaruit de
wespen gonzend opvliegen, zonder dat heel
duidelijk is waarom hij door bljjft slaan. Geen
enkel gevaar wordt er onschuldiger om. Maar
misschien is dit nu zijn manier van seinen
naar buiten dat Oostenrijk niet bij Duitschland
getrokken wil worden, wat hij in ronde woor
den nooit heeft durv-en uitspreken. De op
zich zelf merkwaardig groote lijdzaamheid
der socialisten is wellicht daaruit te verklaren
dat zij het onder de tegenwoordige om
standigheden tenminste met dit alarmsein
eens zijn.
Nu is het Zondag heel onrustig geweest in
Oostenrijk. In het heele land moeten foot-
singen met socialisten zijn voorgekomen. Dat
zal de toestand nog weer verwarder maken.
Dollfuss, zoo vememen wij ook, heeft zich
Zondag in een rede van anti-semistische ter-
men bediend. Wind uit de zeilen, dat moet
nu het parool zijn. Maar Dollfuss kan zich
niet al te ver op dezen weg laten mee steepen;
Men kan n-iet aanhoudend in en buiten Europa
worden. Maar laat ik de heeren even aan el
kaar voorstellen een tweede onvergeeflijk
verzuim Mr. Baxter senor Raoul de
Castro."
„Aangenaam!" zei ik.
„Is de Engelschman gek?" informeerde
senor de Castro glimlachend. Zijn tandem
waren in elk geval wit.
,,-Dat zou ik niet graag beweren," zei Le
mesurier.
Even te voren was hij opgestaan en naar
een kastje tegen den wand toegegaan. Ter
wijl hij sprak deed hij het open en riep iets
door een soort van lifttunnel, die zich er aclv
ter bevond, naar beneden.
„Stuur de sheny boven... en een paar
glazen."
,,De mogelijkheid dat Mr. Baxter de waar
heid spreekt, is niet uitgesloten," mengde Frau
Schindler zich nu in het gesprek. „Kolonel
Granby is heel voorzichtig. Hij praat niet
meer dan strikt -noodig is."
,,'t Is natuurlijk mogelijk," zei Lemeaurier,
terwijl hij naar de tafel terugkwam.
„Onzin! Ik geloof er niets van."
Dat was vriend Helmuth en hij was niet
een voorbeeld van een eeuwig glimlachenden
schurk. De vent keek zooals hij was boos-
aardig en door en door zuur. ,De fielt speelt
met ons," voegde hij er aan toe.
Van den muur links van me kwam een ge-
dempte „klik". En toen ik keek, zag ik, dat
een ongewone ruime keukenlift, met een
hokje van minstens een meter diepte, voor de
opening van het bewuste muurkastje versche-
nen was. Erin stond een mooi geslepen karaf.
tot den rand gevuld met goudgelen wijn.
Lemesurier glimlachte.
„Onze gastheer is tot onze spijt niet aan-
we-zi-g", zei hij, „en dus zult u met mij als
p-laatsvenvanger genoegen moeten nemen,
Helmuth, schenkt Mr. Baxter eens in. En dan
zullen we met ons gesprek voortgaan. In vino
Veritas!"
(Wordt vervolgd.)