Ter Neuzensche Courant
Tweede Blad.
Sj BINHENLAND.
BUITENLAND
Maandag 3 April 1333. No. 8973
VAN
D1 NIEUWE VICE-PRESIDENT VAN DEN
RAAD VAN STATE.
Daaromtrent schrjjft het ..Handelsblad"
Op 20 April a.s., dus nog v66r het zittend
Kaibinet demissionair wordt, raakt het een
■jjner leden, den Minister van Buitenlandsche
Sateen, kwijt, die dan den hoogsten post in
ons staatsbestuur zal aanvaarden. Zoodra
het meer dan ooit gewichtige vraagstuk van
de vorming eener nieuwe Regeering aan de
orde komt, zal er dus weer een vice-President
van den Raad van State zjjn, wiens advies
het staatshoofd, volgens het voor het overleg
amtrent een Kabinetsformatie geldend ge-
brulk, md dat van de voorzitters der beide
ICarners in elk geval pleegt in te winnen.
Reeds was er reden om te duchten dat, nu
er maanden voorbjj gingen zonder dat de door
bet overlijden van den heer v. Lynden v. San-
denburg opgekomen plaats bezet werd, er in
de moedlijke dagen na den stembusstrjjd een
wel seer bedenkeljjke leemte in ons staatsbe
stuur aanwezig zou zijn. Maar gelukkig heeft
de Regeering het land nog tijdig voor een
dehgelijken ongewenschten toestand behoed.
Op zichzelf is die benoeming van een zit
tend minister geen alledaagsche figuur. Is zjj
eigenljjk ook minder toelaatbaar? Geenszins.
Indien een Regeering na volkomen objectieve
waameming tot de conclusie komt, dat de
beste voor het vice-Presidentschap van den
Raad van State beschikbare candidaat zich in
haar eigen midden bevindt, dan is zij volkomen
gerechtigd dien ambtgenoot voor benoeming
Mm de koningin voor te dragen.
Wat nu den nieuwen hoogen dignitaris be-
treft, zij toegegeven dat zijn loopbaan hem
minder dan den meeste vice-Presidenten die
hem voorafgingen, gelegenheid heeft geboden
ervaring op het zeer speciaie terrain op te
doen, waarop de door hem te presideeren af-
deeling voor de bestuursgeschillen zich be-
weegt, al onderschatten we de beteekenis van
•ijn „leerschool" (als commies-griffier der
Tweede Kamer, als gezant en als Minister ge-
durende de laatste 6 jaar) geenszins. Maar
het mag dan ook een uitzondering heeten
wanneer iemand beschikbaar is, die zooveel
in de praktjjk de noodige kennis op het zoo-
even aangeduide gebied heeft verworven,, als
ook over de bijzondere hoedanigheden van ka-
rakter en persoanljjkheid beschikt welke voor
den hoogen post in kwestie onontbeerlijk zijn.
De Vice-President van den Raad van State
dlent in breeden kring een dusdanig vertrou-
wen te genieten, dat men er van op aan kan,
dal hjj zich in alle opzichten op volstrekt on-
partijdige wijze van zijn verheven taak zal
kwjjten. Op die plaats moet iemand zitten die
geen persoonljjk en geen partij-belang kent,
die wars Is van alles wat maar zweemt naar
tatrtges, kortom iemand, die louter en alleen
oqg heeft voor het landsbelang en dat eerlijk
wit dienen. Welnu, aan die vereischten voldoet
de heer Beelaerts van Blokland o.i. ten voile.
Naast onze waardeering in het algemeen voor
■jfn buitenlandsch beleid, voor zijn binnen en
bulten Geneve aan den dag gelegd streven
om de Volkenbondsgedachte en om gezonde
Internationale samenwerking te bevorderen,
bebben wij, na 1929, met betrekking tot het
prolbleem van het Belgisch verdrag herhaal-
delijk emstige bezwaren moeten opperen
tegen het beleid van dezen bewindsman,
wiens overtuiging op dat punt niet meer
strookte met die van breede lagen van ons
•volk. Dit mag ons echter niet weerhouden te
erkennen, dat minister Beelaerts op ander
gebied de verbetering der Nederlandsch-Bel-
gische betrekkmgen in meer dan een opzicht
to geiukkige banen heeft geleid. En evenmin
kan de zooeven bedoelde critiek voor ons een
beletsel voaimen om er vast van overtuigd te
zijn, dat mr. Beelaerts v. Blokland uit hoofde
van zijn persooniijke eigenschappen en van
zjjn gave om zaken en personen sine ira et
studio te beoordeelen, op den hoogen post van
vertrouwen, dien hjj weldra gaat bezetten, een
even groot gezag zal weten te verwerven, als
cgn zoo bekwame en hooggeschatte voorgan-
ger, de heer v. Lynden v. Sandenburg, bezat.
Tn deze onze overtuiging ligt vanzelf onze
waardeering besloten.
HET TOTAAL DER VERMOGENS VAN
19291930 OP 19311932 MET 1336
MILLIOKN GULDEN GEDAALD.
Belangwekkende statistiek.
tn de tweede aflevering van het Maand-
sahrift van het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek worden gepubliceerd de uitkomsten der
Vermogensbelasting. Het belastingjaar 1931-
1932 is hierbij in vergelijking gebracht met
de voorafgaande jaren.
Het cjjfer over 1930-1931 is nog slechts in
geringe mate beinvloed door de in het najaar
van 1929 opnieuw ingetreden economische
•rlsis, in veel sterker mate is dit het geval
•net het cjjfer over 1931-1932.
Opgemerkt wordt, dat wegens het ontbre-
ken van daartoe geschikte gegevens geen
rekerting kon worden gehouden met de in den
loop der jaren gewjjzlgde waarde van het
Jaren Aantal Bedrag der Bedr. der
aange- verm, in mill. bel. in
slagenen guldens hoofdsom
in dui-
zendt. gld.
1020-1921
159.449
13.589
1121)
13.007
1921-1922
166.362
13.284
305)
12.665
1022-1923
161.498
12.324
960)
11.690
1023-1924
162.188
12.183
141)
11.534
1924-1925
164.698
12.214
31)
11.563
1925-1926
170.271
12.948
734)
12.282
1926-1927
174.298
13.565
617)
12.874
1027-1928
177.457
14.073
508)
13,371
1028-1929
184.853
14.884
811)
14.150
1929-1930
192.943
15.666
782)
14.900
1030-1931
197.501
15.623
43)
14.831
•931-1932
194.227
14.300
1323)
13.497
De vermeerdering of vermindering van het
tot&al der in de vermogensbelasting vallende
•ermogens ten aanzien van het voorafgaande
jaar is telkens tusschen haakjes vermeld.
Uit deze cjjfers bljjkt, dat onder den in-
vloed der in 1920 ingetreden malaise het
totaal bedrag der vermogens van 1920-1921
lot 1923-1924 is gedaald met bjjna 1.407 mil-
Hoen en van laatstgenoemd jaar tot 1929-1930
als gevolg van de verbetering in den alge-
moenen economischen toestand wederom is
gestegen met ruim 3.483 millioen. Als gevolg
van de in 1929 ingetreden economischen cri
sis is daarop een vermindering gevolgd van
1.366 millioen van 1929-1930 tot 1931-1932.
Het vermogen over laatstgenoemd jaar is
hierdoor nog bijna 711 millioen hooger dan
dat over 1920-1921 (5.23 pCt.)
De bevolking nam van 1 Januari 1921 tot
1932 toe met 17.42 pCt., met welk percentage
een vermeerdering der gezamenlijke vermo
gens correspondeert van 2.368 millioen, zoo-
dat, indien wel rekening wordt gehouden met
de toeneming der bevolking, doch niet met
de waarde-verandering van het geld, het
totaal der vermogens over 1931-1932 1.657
millioen achterblijft bjj het totaal over 1920-
1921.
Op overeenkomstige wijze blijkt, dat, reke
ning houdend met de toeneming der bevol
king, doch niet met de waardeverandering
van het geld, het totaal der vermogens over
1931-1932 reeds 1.825 millioen achterblijft bij
het totaal over 1929-1930.
Ook de cjjfers van het onzuiver bedrag der
belasting vertoonen eenzelfde beeld.
Betreffende het aantal aangesiagenen zij
vermeld, dat het aantal over 1921-1922 hoo
ger is dan dat over 1920-1921, dat daama het
cijfer over 1922-1923 een daling doet zien,
om vervolgens van jaar tot jaar te stijgen tot
1930-1931. Over 1931-1932 is opnieuw een
daling in het aantal aangesiagenen ingetre
den, doch dit aantal blijft nog 34.778 hooger
dan dat over 1920-1921 (21.81 pCt.).
Vergeljjkt men het aantal aangesiagenen
in de versehillende vermogensgroepen, dan
blijkt, dat dit van 1920-1921 tot 1923-1924
(het jaar met het laagste bedrag der ver
mogens als gevolg der malaise) alleen voor
de groep aangesiagenen met vermogens be-
neden 50.000 is gestegen en voor de andere
groepen te zijn gedaald. Van 1923-1924 op
1929-1930 zijn voor elk der vermogensgroe
pen de cjjfers steeds gestegen, daarentegen
zjjn deze van 1929-1930 op 1931-1932 voor de
vermogensgroepen boven de 50.000 wederom
gedaald. Van de genoemde vier jaren volgen
deze cijfers hieronder:
Hoegrootheid
van de ver
mogens in
duizendtallen
Aantal aangesiagenen
1920-21 1923-24 1929-30 1931-32
16—/ 30
64.406
70.930
82.307
86.363
f
30—/ 50
38.035
38.087
45.341
45.881
S
50—/ 100
30.795
29.814
35.582
34.939
f
100—/ 200
14.723
13.725
17.022
15.857
f
200—/ 300
4.588
3.953
5.096
4.640
f
300—/ 500
3.396
2.876
3.795
3.390
f
500—/ 1000
2.267
1.857
2.438
2.100
f 1000 en hooger
1.239
946
1.362
1.057
Totaal
159.449 162.188 192.943 194.227
Uit deze cijfers ziet men, dat slechts een
klein deel van alle belastingplichtigen in de
hoogere vermogensgroepen vallen. Het aan-
deel dezer groepen in het totaal der vermo
gens en der belasting is evenwel van veel
meer belang.
Zoo bezaten over 1931-1932 de 44.47 pCt.
der aangesiagenen voor vermogens beneden
30.000 tezamen 12.83 pCt. van het totaal-
vermogen en droegen slechts 7.97 pCt. bij
tot de totaalopbrengst der belasting in hoofd
som. Daarentegen hadden de 0.54 pCt. der
aangesiagenen voor vermogens van 1.000.000
en hooger 16.24 pCt. van het gezamenlijk
vermogen en droegen 17.15 pOt. tot de totaal
opbrengst der belasting bij.
Het gemiddeld vermogen is na een daling
van 85.000 over 1920-1921 tot 74.000 over
1924-1925, over de volgende jaren meer regel-
matig gestegen tot 81.000 over 1928-1929
en 1929-1930, om daama weer te dalen tot
74.000 over 1931-1932, welk bedrag overeen-
komt met het laagste (1924-1925) uit boven-
staand overzicht en 11.000 ten achter blijft
bjj het cijfer over 1920-1921.
WIJZIGING VAN DE PAKKETPOSTWET.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
van de Pakketpostwet. Krachtens art. 5
van deze wet wordt voor het verloren gaan
of het in ongereede raken van pakketten,
waarvan de waarde niet is aangegeven, of
voor de aan den inhoud daarvan toegebrachte
schade, geen hoogere vergoeding verleend dan
2,50 per kilogram of gedeelte van een K.G.
Deze vergoeding staat sedert geruimen tijd
niet meer in de juiste verhouding tot de
waarde dier goederen. Verhooging van het
bedrag wordt daarom noodig geacht. Reke
ning houdende met de tot dusver opgedane
ervaring en met de bedragen, welke in dit
opzicht in andere landen zijn vastgesteld, acht
de Minister een verhooging van het maximum
bedrag tot 10 gulden per kilogram waar-
mede naar raming een vermeerdering van het
bedrag der jaarlijks uit te keeren schadeloos-
stellingen van 1000 gemoeid zal zijn - voor
het tegenwoordige voldoende. Ten einde even
wel bij wijziging der omstandigheden het
maximum bedrag gemakkelijk aan de be-
hoeften van de praktijk te kunnen aanpassen,
komt het wenschelijk voor, in de wet de moge-
lrjkheid te openen, dat bedoeld bedrag bjj
Koninklyk besluit wordt vastgesteld, met in-
achtneming van een in de wet op te nemen
maximum. In overeenstemming met art. 81
van het Reglement voor het vervoer op de
spoorwegen, zou laatstbedoeld maximum be
drag kunnen worden vastgesteld op 25 voor
elke kilogram of gedeelte van een kilogram.
LEEK LING VAN 25 JAAR OP DE
LAGERE SCHOOL.
Men schrjjft aan „De Telegraaf": Bljjkens
een vraag in de correspondentierubriek van de
„Gemeentestem" zit (of zat kort geleden)
ergens in ons land in welke plaats is van
minder belang op de banken van een lagere
school een leerling van... 25 jaar. Op zich
zelf is dit reeds een merkwaardig feit, doch
belangrijker zijn de administratieve moeilijk-
heden, die zich in dezen voordoen bij de toe-
passing der Lager Onderwijswet 1920.
Bedoelde leerling bezocht nameljjk een bij-
zondere school in de gemeente A. De woon-
plaats was eveneens A., doch de ouders van
dien leerling woonden te B. Nu is in de lager
onderwijswet (art. 86) bepaald, dat de ge
meente, waar leerlingen eener bijzondere
school woonachtig zijn een evenredig deel
moet betalen aan de schoolgemeente in de
kosten van stichting, verbouwing enz., ter-
wjjl voor de toepassing van dit artikel als
woonplaats der leerlingen geldt de gemeente,
waar de ouders of verzorgers van de kinde-
ren zjjn gevestigd.
Het gemeentebestuur van A. declareert nu
ten aanzien van bovenbedoelden leerling een
deel der voor rekening der gemeente komende
kosten aan de gemeente B., doch in laatst-
genoemde gemeente is men van meening, dat
men niet tot betaling verplicht is in verband
met het feit, dat deze leerling meerderjarig
is.
TENEINDE HET WERE VAN GENfeVE
TER PLAATSE TE LEEREN KENNEN.
Ook al kan men moeilijk ontkennen, dat
het werk van Geneve weinig vlot, wellicht
juist dientengevolge, begint de openbare
meening meer en meer in te zien dat het
behoud, de versterking van den Volkenbond
noodizakelijke eischen zijn voor hot herstel van
de wereld. Zij begint te erkennen, zooals de
heer Van Karnebeek het in zijn openingsrede
als voorzitter van de „Vereeniging voor Vol
kenbond en Vrede" kortgeleden zoo kemach-
tig uitdrukte, dat, mocht deze Volkenbond
hetgeen intusschen ondenkbaar is komen
te vallen, al heel spoedig een andere zou wor
den gevormd, omdat de wereld nu eenmaal
behoefte heeft aan zijn werk.
Elke instelling leert men het beste ter
plaatse kennen. Indrukken, zelfs vluchtig,
opgedaan van het werk eener instelling, blij-
ven altijd beter bij dan die, welke op papier
zijn verkregen. Vermoedelijk heeft deze ge-
dachte voorgezeten bij de bovengenoemde ver-
eeniging toen zij ontwierp een reis naar
Genbve, die het nuttige met het aangename
vereenigt, maar tot doel heeft, dat de deel-
nemers eraan de gelegenheid wenschen te
vinden en te verkrijgen om het werk van
Geneve van nabij te kunnen zien.
Deze reis zal, indien daartoe voldoende
deelnemers aanwezig zjjn, in de maand Sep
tember van dit jaar worden ondemomen. De
reis duurt 11 dagen; de daaraan verbonden
kosten bedragen iets meer dan 200 per per-
soon. Voor zooverre mogelijk, is overal ver
band gelegd met het oorspronkelijk doel.
Daartoe wordt het oppnthoud te Parijs be-
nut niet om in de eerste plaats de stad zelf
te zien, maar wel om te trekken naar Ver
sailles, naar Trianon, naar Sbvres, de plaat-
sen, waar de Vredesverdragen zijn gesloten,
die mede schuld zjjn aan wat de wereld thans
aanschouwt. Te Geneve wordt de gelegen
heid om den Volkenbond te zien werken,
ruimschoots opengesteld. Gaat men daama
over het meer naar Montreux, dan wordt Lau
sanne met zijn historisch conferentiegebouw
bezocht. Op den terugreis wordt Bazel aan-
gedaan, in de hoop, dat men er de Bank voor
Internationale Betalingen zal kunnen bezoe-
ken en iets vememen van de functies, die zjj
uitoefent. En op de terugreis naar Neder-
land zijn Straatsburg met het paleis van den
Rjjn, den zetel van de Rjjnvaart-Commissie,
en Saarbrucken, hoofdstad van het Saarge-
bied, waar men een bijzonderen vorm van
Volkenbondswerk kan leeren kennen, punten,
die zeker met groote belangstelling zullen
worden bezocht.
Het zou zoo wenscheljjk zjjn, indien der-
geljjke reizen, waarbjj de noodige deskundige
voorlichting tevoren en op de reis in ruime
mate zal worden verstrekt, regelmatig konden
plaats hebben. Zij zouden ertoe kunnen bjj-
dragen, dat meer dan tot dusverre geschiedt,
het Volkenbondswerk en al wat daartoe be-
hoort, voor de Nederlanders gaat leven. Het
is natuurljjk niet zoo moeiljjk om smalend
op de mislukkingen, die dit Volkenbondswerk
in velerlei opzicht telt, neer te zien; het is
moeiljjker om te zeggen hoe het dan wel
moet. En een reis als deze is er zeker op be-
rekend om den gemiddelden toeschouwer tot
de overtuiging te brengen, dat in deze inge-
wikkelde, in elk opzicht doomige materie de
kunst moeilijk en de critiek gemakkeljjk is!
DE TOESTAND IN DE KLOMPEN-
INDUSTREE.
Op de schrifteljjke vragen van het Tweede
Kamerlid Fleskens:
Is het den Minister bekend, dat de toestand
in de klompenindustrie steeds moeiljjker
wordt
Is Zijne Excellentie bereid dezen tak van
njjverheid hetzjj door contingenteering van
den invoer, hetzjj door het treffen van bijzon
dere maaregelen te steunen, teneinde te voor-
komen, dat tal van klompenmakers hun werk-
plaatsen zullen moeten sluiten en met hun
arbeiders aan de werkloosheid worden over-
geleverd
heeft de Minister van Oeconamische Zaken
en Arbeid geantwoord:
Het is den ondergeteekende bekend, dat ook
de Nederlandsche klompenindustrie met
groote moeiljjkheden te kampen heeft.
Reeds eerder heeft de ondergeteekende
overwogen om dozen tak van njjverheid steun
te verleenen en wel door contingenteering van
den invoer. Het daartoe ingestelde onderzoek
heeft eveniwel uitgewezen, dat bezwaarljjk de
Crisisinvoerwet kon worden toegepast.
Inmiddels heeft de ondergeteekende een
nieuiw onderzoek doen instellen naar den toe
stand .waarin deze Industrie zich bevindt, en
zoodra het resultaat daarvan bekend is, zal de
ondergeteekende zjjn standpunt nader kunnen
bepalen.
STEUN AAN DE VLASTEELT.
Aan het verslag der Tweede Kamer be
treffende het wetsontiwerp houdende uitkee-
ringen ten behoeve van de teelt en de ver-
werking van vlas over den oogst 1933, wordt
het volgende ontleend:
Vrjj algemeen werd instemming betuigt met
dit wetsontwerp. Men juichte het toe, dat de
regeering de teelt en de bewerking van vlas,
die een zoo belangrjjke werkgelegenheid
scheppen, wil bljjven steunen. Ook werd ge-
prezen, dat thans eveneens een vergoeding
zal worden gegeven voor het bewerken van
den grond.
Van versehillende zjjden werd er op aange-
drongen, ook de vlasspinnerjj in de steim-
regeling te be trekken.
Ten slotte achtten verscheidene leden het
noodig te bepalen, dat de werkzaamheden,
voor welken steun verleend zal worden, moe
ten geschieden door Nederlandsche arbeiders,
daar zjj meenden te weten, dat in sommige
deelen des lands voor de vlasteelt en de vlas-
bewerking niet zelden buitenlandsche arbei
ders te werk gesteld worden.
Aan het verslag over het wetsontwerp tot
dekking van het verlies op den geforceerden
verkoop van 600.000 balen aardappelmeel,
wordt het navolgende ontleend:
De vraag werd gesteld, wat er met de 400.000
balen aardappelmeel, welke de regeering nog
wil verkoopen, zal gebeuren. Worden ze uit-
gevoerd? Welke zekerheid heeft de regeering
dat deze voorraad buiten den gewonen handel
in aardappelmeel zal blij/ven?
Ook werd gevraagd, of het juist is, dat
onderhandelingen worden gevoerd met coope-
ratieve boerenorganisaties, teneinde aan deze
den nog resteerenden voorraad als varkens-
voeder te verkoopen.
Mocht dit juist zijn, dan drongen verscheiden
leden er op aan, dat ook de vrije handelaren
in veevoeder in de gelegenheid gesteld zullen
worden, in concurrence met de cooperaties
daarop een bod te doen. Daardoor zou tevens
meer zekerheid verkregen worden, dat een zoo
hoog mogeljjke prijs zal worden bedongen.
DE CIIRISTELIJK-fflSTORlSCHE UNIE EN
DE NEDERLANDSCH-BELGISCHE
KWESTIE.
Verschil van gevoelens tusschen de
Kamerf racties 7
In een Donderdagavond te Goes gehouden
verkiezingsvergadering heeft de heer J. R.
Snoeck Henkemans volgens een verslag in
de N. R. Crt. medegedeeld, dat de C. H.
Eerste- en Tweede Kamer-fracties op het
standpunt staaa, dat in de gegeven omstan
digheden niet verder moet worden gegaan
dan verbetering van den bestaanden vaarweg
tusschen Nederland en Belgie. Daanbjj dacht
spr. aan het kanaal HansweertWemeldinge,
dat verbetering behoeft. Deze verbetering is
ook van belang voor't verkeer Ter Neuzen
Gent.
Verder behoerven we niet te gaan. Belgie,
dat net onderste uit de kan wilde hebben,
kreeg in 1929 het lid op den neus. Een
kanaal BathDintelsas met een aaneenge-
sloten strekdam door de Schelde naar den
Belgischen oever, gaat te ver.
Ook de leuze „Bergen op Zoom zeehaven"
zegt spr. weinig. Zeehavens worden niet ge-
maakt. Ze ontstaan. Om financieele redenen
kan niet gedacht worden aan een kanaal
DintelsasBergen op Zoom.
Prof. jhr. mr. B. C. de Savomin Lohman,
voorzitter van de Christeljjk-Historische
Eerste-Kamerfractie, meldt aan het Ned.
Corresp.-bureau
De N.R.Crt.", ochtendblad van 1 April, be-
vat het bericht, dat de heer J. R. Snoeck
Henkemans in een verkiezingsvergadering te
Goes een mededeeling zou hebben gedaan om-
trent het standpunt der C. H. Eerste- en
Tweede Kamerfracties inzake de Neder-
landsch-Belgische kwestie. Beide Kamerfrac
ties zouden van meening zijn, dat aan Belgie
alleen verbetering van den bestaanden vaar
weg zou zjjn toe te staan en dat van een
nieuwe verbindingsweg binnen de grenzen van
het Memorandum van 1929 dus tusschen
Bath en Dintelsas geen sprake zou kunnen
zjjn.
De juistheid van dat bericht moet ik in
twijfel trekken. Ik kan niet aan nemen, dat
de voorzitter der C. H. Tweede Kamerfractie
zich uitlatingen zou hebben veroorloofd over
het gevoelen der C. H. Eerste Eerste Kamer
fractie in een zoo gewichtige zaak, zonder
eenig voorafgaand overleg met die fractie en
haar leiding.
Evenwel acht ik het noodig, onmiddelljjk
en met de meest mogeljjke stelligheid vol
strekt te ontkennen, dat de C. H. Eerste
Kamerfractie als voorzitter dier fractie
laat ik natuurljjk de Tweede Kamerfractie ge-
heel buiten debat het standpunt zou in-
nemen, dat haar volgens het bedoelde bericht
zou zjjn toegedicht.
Ik heb mjj herhaaldeLijk in de Eerste Kamer
laatstelijk nog dezer dagen, bjj de behande-
ling van de berooting van Waterstaat, in
precies tegenovergestelden zin uitgelaten.
Steeds heb ik tegenover degenen, die op het
j voetspoor van den Minister van Buitenland-
sche Zaken verder wilden gaan en een ge-
i sloten verbinding tusschen de Antwerpsche
i dokken en het Hollandsch Diep willen toe-
staan, bepleit: „terug tot 1929!"
Dat involveert echter het graven van een
nieuwe verbinding hoe dan ook, tusschen
Baht ten Zuiden en Dintelsas ten Noorden,
een oplossing waarmede een verbreeding van
het kanaal door Zuid-Beveland over de ge-
Jieele lengte, grooter dan voor de Nederland
sche scheepvaart noodig is in strjjd is.
Natuurljjk kan ik er niet aan denken, dit
standpunt, waarop overeenstemming is ver
kregen, o.a. tusschen de Kamers van Koop-
handel van Rotterdam en Amsterdam en het
Brabantsch Kanalen-Gomitd, incidenteel te
verdedigen. In dit verband is alleen van be
lang de positieve verklaring, dat de C. H.
Eerste Kamerfractie in dit opzicht steeds
achter mjj heeft gestaan en dat er niet de
minste reden is om te onderstellen, dat zjj
plotseling van meening zou zijn veranderd.
HET MARGARINE-MEN GGEBOD.
De Crisis-Zuivel-Centrale maakt bekend,
dat tengevolge van wjjzigingen, aangebracht
in ministerieele beschikkingen, met ingang
van 3 April a.s. is bepaald:
1. dat de margarine moet zjjn vermengd
met 40 pet. bo ter (voorheen 25 pet.).
2. dat aan stichtingen enz., die bjj de
Centrale zijn ingeschreven, toegestaan kan
worden per 6 personen een hoeveelheid van
2% K.G. zelf-uitgesmolten vet in voorraad te
hebben;
3. dat personen, aan wie huisslachting is
toegestaan, zich tot de Centrale kunnen wen-
den, indien zjj voomemens zijn daartoe over
te gaan, onder opgave welke hoeveelheid van
het uit die slachting verkregen vet zij willen
smelten. Hun wordt dan toegestaan een
grootere hoeveelheid dan 2^ K.G. zelf-ge-
smolten vet in voorraad te hebben;
4. de prjjs van het merk voor margarine
A nader is vastgesteld op 4 cents per KG
die van het merk voor margarine B op 7
cents per K.G.; de prijs voor ritueele en plant-
aardige margarine blijft op 45 cents per K.G.
bepaald;
5. dat de prjjs van de invoervergunning
voor margarine bepaald is op 25 cents
per K.G.
REFERRING VAN DE KAASPRODUCTIE.
De Crisis-Zuivel-Centrale maakt bekend,
dat een regeling in werking is getreden, welke
de strekking heeft om gedurende de maanden
April, Mei en Juni de kaasproductie in fabrie-
ken te beperken. De bedoeling is te komen
tot een totale beperking van circa 30 pet.
Een van de middelen ter bereiking van dit
doel bestaat hierin, dat aan de bedrijven
welke aan deze productiebeperking medewer-
ken, een toeslag zal worden uitgakeerd op de
ondermelk, voor die hoeveelheden, welke aan
de boerderjjen worden teruggeleverd, boven
hetgeen in de overeenkomstige maanden van
1931 van die bedr,ij|ven naar de boerderijen
terug ging.
Het bedrag van den vorenbedoelden toeslag
zal worden bepaald op grondslag van de
kaaswaarde der ondermelk.
DE CONTINGENTEERING VAN
SCHOEISEL.
Bjj Kon. besluit van 30 Maart is de tjjdelijke
beperking van den invoer van schoeisel en
van leestklaar schoenwerk, alsnog voortgezet
tot 1 October. Zooals gemeld zijn de percen
tages en de basisjaren ongewjjzigd gebleven.
NIEUWE VORMEN VEREENIGINGS-
LEVEN DER MILITAIREN.
Door den Minister van Defensie zjjn eenige
militairen van land- en zeemacht ten depar-
temente ontboden voor een bespreking van de
nieuwe vormen van het vereenigingsleven der
militairen, behoorende tot het beroepsleger
van land- en zeemacht.
EEN LUCHTSCHIPVEBINDING
NEDERLANDNEDERLANDSCII-INDIE.
Omtrent de verdere plannen van dr. Ecke-
ner wordt van de zijde van de luchtschepen-
werf te Friedrichshafen meegedeeld, dat in
de besprekingen, welke dr. Eckener met
eenige Nederlandsche scheepvaartondeme-
mingen te Amsterdam heeft gevoerd, de mo-
gelijkheid is overwogen, om, in verband met
de plannen tot het instellen van een lucht-
schependienst van Europa naar Nederlandsch-
Indie, gelijktijdig een dienst tusschen Europa
en Noord-Amerika in te stellen en wel zooda-
nig, dat de luchtschepen, welke op het tra-
ject New York-Europa varen via Barcelona
ook den dienst over Cairo via Batavia en
terug zouden doen. Met de geinteresseerde
Amerikaansche groepen zjjn eveneens onder
handelingen geopend.
In Nederland is men reeds dicht genaderd
tot de verwezenljjking van deze plannen voor
een luchtschependienst tusschen Europa en
Nederlandsch-Indie. Juist als gevolg hiervan
zijn de onderhandelingen over het instellen van
een dienst op Noord-Amerika, welke indertjjd
wegens de algemeene economische crisis moes-
ten warden uitgesteld, hervat. Naast de
reeds bestaande Noord-Zuid-ljjn, Europa-
Zuid-Amerika, zal een tweede ljjn worden in-
gesteld, een West-Oost-lijn, n.l. van New York
over den Atlantischen Oceaan naar Neder
landSpanjeEgypteNederlandsch-Indie.
De Noord-Zuid- en de West-Oost-ljjn zouden
elkaar in Spanje kruisen. Hoewel nog geen
positieve resultaten zjjn bereikt, worden de
onderhandelingen voortgezet.
DE MACHTIGINGSWET VOOR DEM
LANDBOUW.
De middenstandsbonden rich ten
zich tot den Minister.
Met bijzondere belangstelling hebben de be-
sturen van den Kon. Ned. Middenstandsbond,
den Ned. R. K. Middenstandsbond en de
Christeljjke Vereeniginig van den Handeidrij-
venden en Industrieelen Middenstand In
Nederland, kennis genomen van het ontwerp
van wet, strekkende tot verleening van be-
voegdheden tot het nemen van buitengewone
maatregelen in het belang van den landbouw.
Overtuigd van den deplorabelen toestand,
waarin deze zoo belangrjjke tak van volka-
bestaan verkeert en van de daaruit voort-
spruitende noodzaak tot het treffen van bij
zondere maatregelen, meenden de midden-
standsbonden niet in waardeering te moeten
treden ten aanzien van de indiening en den.
inhoud van het onderhavige wetsontwerp.
Te meer heeft him dit echter vrjjheid ge
geven om de bjjzondere aandacht van den
Minister van Economische Zaken en Arbeid te
vragen voor de belangen van njjveren en han
delaren, welke hun taak verrichten in ver
band met land- en tuinbouw. Op grond van
de ervaring, dat reeds thans meerdere steun-
maatregelen op dit terrein voor dezen handel
groote moeiljjkheden hebben gebracht, zijn de
bonden met zorg vervuld nu door de in het
wetsontwerp belichaamde onttrekking der af-
zonderlijke maatregelen aan den invloed van
de volksvertegenwoordiging, een waarborg
tegen het voortschrjjden op dezen weg komt
te vervallen.
Dit is hun aanleiding geweest den Minister
met den meest mogeljjken nadruk te verzoe-
ken, bjjaldien het ontwerp tot wet mocht wor
den verheven, er voor te waken, dat schade
voor de belangen van den vrjjen handel door
eventueele maatregelen tot het strikt nood-
zakelijke blijve beperkt en zoo eenigszins
mogelijk door inschakeling van betrokkenen
geheel worde voorkomen.
In het bjjzonder staat den middenstands-
bonden daarbij voor oogen, dat reeds bestaan
de en nog te nemen steunmaatregelen het ge-
vaar in zich sluiten, dat een bepaalde bedrijfs-
vorm wordt begunstigd. Hiertegen meenen
de bonden emstig te moeten waarschuwen,
omdat daardoor een aan de bedoeling der
maatregelen geheel vreemd element zou wor
den ingevoerd.
Met klem hebben zjj dan ook den Minister
verzocht zorg te dragen, dat bjj het gebruik
van de thans te verstrekken bevoegdheden
geen maatregelen tot stand komen of worden
ingevoerd, waarbjj een bepaalde bedrjjfsvarm,
met name de cooperatie, wordt bevoordeeld,
ten koste van een and-eren bedrjjfsvormde
zelfstandige particuliere ondememing.
ANDORRA BEW.APENT ZICH.
Vijf man en een commandant.
De LilMput-staat Andorra in de Pyreneen
is er toe overgegaan een „legermacht" op de
been te brengen van vjjf man en een com
mandant. Tot voor kort had Andorra geen
leger en geen politie.
Doch toen nieuwe harde wegen in dit
staatje werden aangelegd, ach-tte het Fran-
sche ministerie van buitenlandsche zaken
(het landje staat onder Fransche suzereini-
teit), het gewenscht een gendarme beschik
baar te stellen en werd een man uit Metz
naar Andorra gezonden.
Nauweljjks had hij echter zjjn uniform uit-
gepakt, of de bevolking, die uit 2000 zielen
bestaat, protesteerde krachtig tegen deze
„militaire bezetting".
Het Fransche ministerie haastte zich te ver-
zekeren, dat de gendarme slechts een „mili~
taire mdssie" was, zooals ook naar Polen was
gezonden en dat hij slechts opdracht had het.
leger in Andorra modem te organiseeren.
Daar er echter geen leger was, moeat er
een op de been worden gebracht en werden
terstond zes manschappen aangenomen.
De Fransche „militaire missie" keerde
daarop naar Metz terug, waarna een van de
zes manschappen zichzelf tot commandant
benoemde.
HET ROEMEENSCHE SCHA.YD.4AI-.
Vorige week is het schandaal van de knoeie-
rjjen bjj de levering van oorlogstuig voor het
Roemeensche leger opnieuw in de Kamer ter
sprake gebracht. Goga, de aanvoerder van de
agrariers, merkte op, dat de aanhouding van
Zelewski, den agent van Skoda te Boekarest
te danken is aan de oppositie, want als deze
het schandaal niet aan de groote klok gehan-
gen had, zou de regeering nooit hebben dur-
ven ingrjjpen. Goga verzocht de regeering het
beruchte contract met Skoda aan de Kamer
ter inzage te verstrekken, opdat men het
kan intrekken, indien met het strjjdig be
vindt met het staatsbelang.
Minister Vajda Voevod antwoordde dat hij
daar geen bezwaar tegen had, maar verzocht
tevens de zaak verder te laten rusten, daar
de debatten in de Kamer het aanzien des
lands in het buitenland kwaad doen.
Twee directeuren van Skoda bevinden zich
te Boekarest, waar zij trachten in contact ta
komen met de ministers van financien en van
oorlog.
De rechter van instructie, die de zaak Ze
lewski in handen had, is door een ander ver-
vangen, naar men zegt om gezondheidsrede-
nen.
Generaal Popescu, commandant van het le
legerkorps, die secretaris-generaai van het
departement van oorlog was toen de order bij
Skoda geplaatst werd, heeft zelfmoord ge-
pleegd. Zijn naam werd genoemd in stukken.
die bij Zelewski in beslag zjjn genomen.
SLAGVELD VAN WATERLOO AAN
STAATSTOEZICHT ONTTROKKEN.
Het aan de regeering toegescbreven voor-
nemen om het slagveld van Waterloo, dat tot
dusver tot de z.g. ,,historische monumenten"
behoorde en onder staatstoezicht stond, aan
dit toezicht te onttrekken en niet langer meer
als een plek van historische waarde te be-
schouwen, heeft hier en daar protest uitge-
lokt. Men meent dat de herinnering aan het
groote feit der wereldgeschiedenis, hetwelk
over het lot van Europa besliste, levendig
dient te worden gehouden. Ook in het belang
van het vreemdelingenverkeer.