ALBE8SEEN XIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAMDEREN. De Vier ,sc* vr>*c Eerste Blad, feuilleton No. 8969 VRIJDAG 24 MAART 1933 73e Jaargang. Hannibal. GENTSCHE AUT0SCHQ0L BINNE5LAND. f Geen oud, verlegen goed invFRTENTTSN: Van 1 tot 4 revels 0.8C Voor elken regel VBONNEMENTSPRIJSBinnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bii vooruitbetaling. U'tgeefster: Firma P. J. VAN 1>E SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 35. ADVERTENTIcNVan 1 tot 4 regels /0,8G Voor elken regel meer 0,20. KEEINE ADVERTENTIeN per 6 regels 50 cent brj vooruitbetaling. Grootere letters en clichA's worden naar plaatsruimte berekend Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verlrrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BEAD VERSCHI.INT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. III. (Slot). De schitterende overwinning, bij Cannoe bchaald, zou nooit het begin van het einde voor Hannibal hebben beteekend, indien hij uit zijn vaderland maar wat meer steun had gekregen, en als zijn en anderer po gingen om op Sicilie, in Macedonie en in Spanje succes te behalen of hulp te vinden, waren gelukt. Maar op Sicilie ging het mis, en zoodoende kwamen de Romein- sche troepen, die daar noodig waren, vrij: de hulp van Macedonie bleef uit; en na een langen en zeer wisselvalligen strijd in Spanje, werd ook daar geen blijvend succes behaald. Den jongen Publius Scipio, die pas 27 jaar was, toen hij zijn aanstelling kreeg, was het in hoofdzaak te danken. dat de Romeinen hier na jaren van strijd de overwinning behaalden. Die Scipio moet wel een heel bijzonder persoon zijn geweest. Mommsen zegt van hem, dat hij genoeg enthousiasme bezat om de harten in vlam te zetten, en genoeg bere- kening om precies te onderscheiden: wat goed en noodig was; dat hij niet nai'ef ge noeg was om het geloof van de menigte in zijn eigen goddelijke inspiratie te deelen, en tevens niet sober genoeg om die geheel op zij te schuiven. Scipio won de harten van soldaten en vrouwen, van zijn lands- lieden en van de Spanjaarden. Hij heeft het weten klaar te spelen om na Cannae toch voor Rome nog de overwinning voor te bereiden. In 210 ging Scipio naar Spanje; een jaar later was hij al een heel stuk gevorderd, en in het jaar 206 was van Spanje. dat eertijds zoo goed als ge heel onder de macht van Karthago stond, reeds een Romeinsche provincie gemaakt. Ondertusschen werd in Italie de strijd voortgezet, en deden de Romeinen vooral hun best om Capua weer terug te krijgen. Men heeft berekend, dat Hannibal niet minder dan 200.000 man tegenover zich had, en wie dan bedenkt, hoe hij in het hartje van het vijandelijke land stond. moet toch wel diep ontzag hebben voor zijn uithoudingsvermogen. En vooral moet men het bewonderen, dat hij, die vroeger zoo'n held was in het aanvallen, nu ook in het taai verdedigen een geduldig afwach- ten zich een eerste betoonde. Wij geven hier geen verslag van al de belegeringen, die in deze jaren in Italie plaats hadden. Het werd zoo niet met den dag, dan toch met de maand duidelijker, dat Hannibals bondgenooten hem in de steek lieten. Er is zelfs een moment ge- komen, dat Hannibal slechts op een mijl afstand van Rome stond, doch hij schijnt maar al te best begrepen te hebben, dat van een verovering toch niets komen zou. en zoo brak hij na een kort poosje al weer op. Juist op het punt, waar Hannibal zoo erg dicht bij de eeuwige 9tad gekomen was, richtten dankbare menschen een altaar op voor den God, die hen bevrijd had (Rediculus Tutanus). Kort daarop i" ru "f"1 *- door FRANCIS BEEDING (Nudnik verboden.t viel toen Capua opnieuw in de handen der Romeinen, en dit maakte alom een diepen indruk. Het geluk scheen de Karthagers te gaan verlaten; de Romeinen kregen een gevoel van 'n zekere veiligheid terug, en vooral, toen nu ook Tarentum was ver- overd, kregen zij moed. Het was al het elfde jaar van den oorlog en de staatskas van Rome was zoo goed als uitgeput. Wisten wij al niet lang, dat er niets nieuws is onder de zon, dan zouden wij dit toch zeker wel bemerken, als wij hooren van al de maatregelen, die er in deze dagen te Rome werden genomen om de staatskas te hulp te komen. Heel vaak werd er een beroep gedaan op de ,,kapita- listen", die in veraelijkende mate, toch reeds de grootste offers moesten brengen; de soldaten uit de meer gegoede kringen, deden vrijwillig afstand van hun soldij. En toen er eindelijk voor volksvermaken en het onderhoud der openbare gebouwen geen geld in de staatskas meer aanwezig was, verklaarden de corporaties, die daar- voor tot nu toe de zorg hadden gehad, zich bereid om door vrijwillige bijdragen en persoonlijke hulpvaardigheid dit alles toch aan den gang te houcfen. Ja, door een vrijwillige leening kon zelfs een vloot wor den uitgerust en betaald! Intusschen lagen de akkers braak, en was er 'n geweldige inflatie ingetreden. Midden in al deze ellende kwam nu opeens de tijding, dat Hasdrubal het was het jaar 208 de Pyreneen was overgetrokken, en dat dus mocht worden verwacht, dat binnenkort de beide zonen van Hamilcar op den bodem van Italie elkaar de hand zouden reiken. Maar hoe anders is dit geworden dan algemeen werd gehoopt of en gevreesd! Het was in aezen hoogst benarden tijd, dat Rome toch nog 23, zegge drie en twin- tig, legioenen op de been wist te brengen. Hasdrubal stond in een minimum van tijd reeds ten Zuiden van de Alpen, en kort daarop ook reeds bij de Po. Maar toen is er iets vreeselijks gebeurd: terug te winnen wat maar even mogelijk was, maar 't was alles vergeefs. De Romeinsche Senaat begreep, dat dan nu eindelijk een directe aanval op Karthago zou moeten worden gedaan. Scipio kwam uit Spanje terug, hij werd i consul, en zoo was dan nu de aangewezen man ter beschikking. Binnen veertig dagen was de vloot gereed om uit te zeilen, en" in het voorjaar van 204 ging Scipio scheep met twee sterke veteranen- legioenen (omtrent 30.000 man), 40 oor- logsschepen en 400 transportschepen Wel hadden de bewoners van Karthago reeds alles in gereedheid gebracht tegen de komst van den vijand, en was zelfs Hanno in eigen persoon op de olifantenjacht gegaan waarvan het gevolg was, dat er be- halve 20.000 man infanterie en 6000 rui- ters ook 140 olifanten in het veld konden worden gebracht, maar toch leden de Kar thagers nederlaag op nederlaag. Daarom werd eindelijk Hannibal teruggeroepen. nadat Scipio reeds vredesvoorwaarden had bekend gemaakt, die nog vrij gematigd klonken. Hoe vrij ademden de Romeinen op, toen de geweldige Libysche leeuw ein delijk weer naar Afrika terugkeerde zij het dan ook, dat hij vrijwillig hun den rug toekeerde. Zes en dertig jaren was hij weggeweest, en een van zijn eerste daden was, dat hij de vredesvoorwaarden van Scipio verwierp. De beslissende slag volgde reeds spoedig bij Zama de olifanten hadden het dit keer slecht in 't zin: zij brachten hun eigen leger tot wan- kelen, en na deze nederlaag was opeens niet alleen de oorlog ten einde, maar was ook heel het leger absoluut vernietigd. Met een handje vol mannen wist Hannibal nog te ontkomen, en in 201 kwam de vrede tot stand. Maar die zag er nu natuurlijk heel wat minder gunstig uit dan vroeger het geval zou geweest zijn. Karthago mocht in het vervolg zonder toestemming Antiochus, den koning van Syrie. Toen deze hem niet langer bescherming kon verleenen, ging Hannibal nog verder weg, en zocht hij heel bij Prusias, den koning van Bithynie. Maar overal vervolgde hem de wraak van zijn aartsvijanden, de Ro meinen, en toen nu Hannibal, op een een- zamen burcht vertoevend zich onver- wachts omringd zag door gewapenden, begreep hij wat hem te wachten stond. Hij verklaarde, dat hij de Romeinen kende, en dat hij wist, hoe veel hoe weinig) hun woord waard was. Om niet in hun han den te vallen, maakte hij, als weleer Sim- son, een einde aan zijn leven in hetzelfde jaar (183), waarin ook Scipio's leven (zij het vrijwilliger) een einde nam. een qeheime geheim depeche van ktasdrubai aan zijn 'broer is in handen van den Romeinschen aanvoer- der gevallen, en zoo konden de Romeinen de overigens heel fijn in elkaar gezette plannen verijdelen. Hannibal wachtte elk oogenblik zijn broer te zullen ontmoeten, maar in plaats daarvan werd het afgesla- gen hoofd van Hasdrubal bij hem in de legerplaats geworpen! Hannibal zelf be greep nu aanstonds, dat alles mis was; te Rome was het een en al jubel; de zaken namen daar opeens weer haar beloop als in vredestijd... men zag het in: het gevaar was voorbij. En toch heeft Hannibal t nog vier lange jaren in Italie uitgehouden. Zijn jongste neef: Mago, heeft nog getracht in Spanje RESTDCRDER: R. MORTIEB Lange Meire, 2 (Kouter) Gent Telefoon: 19393 Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor degelijk en voll. onderricht. Zondagleer- gang te Selzaete: Zaal Gaumont, Markt. (Ingez. Med.) EERSTE KAMER. van Rome geen oorlog meer voeren; het moest zijn gebied tot Afrika beperken. de geheele oorlogsvloot uitleveren en vijftig jaar-kmg 280 talenten betalen. O, hoe klaagden de rijke handelaars, toen voor de eerste maal deze groote som moest worden opgebracht! Maar Hannibal lachte daar wat om. En toen hem over dat lachen een aanmerking werd gemaakt, en er bij ge- voegd werd, dat hij Hannibal de groote oorzaak van s lands ellende was, moet hij geantwoord hebben: „Gij moet niet weenen bij en om de betaling van deze geldsom, maar gij had tranen moeten storten, toen ons de wapens werden afge- nomen, en toen onze schepen onbruikbaar werden gemaakt, terwijl het voeren van oorlogen ons verboden werd Een groote groep te Karthago haatte Hannibal, en dat werd er niet beter op, toen onze held de eerste persoon werd in zijn vaderstad en hij, door een beleidvol i bestuur, de stad weer deed opbloeien. Zij .1 klaagden toen hun uitnemendsten burger bij Rome aan, en vertelden van hem. dat i hij oproer wou verwekken, en dat hij een nieuwen oorlog voorbereidde. Er kwam een Romeinsch gezant naar Karthago; Hannibal zag aankomen, dat het met hem mis zou gaan, en daarom week hij uit naar Vergadering van Woensdag. Voortgezet wordt de behandeling van de hegrooting van oeconomische zaken en arbeid. De heer De Bruyn (r.k betoogt, dat de crisis een roep is om gebondenheid in het intemationale ruilverkeer. Spr. schetst de veel te lange arbeidstijden van het personeel in het hotel-, cafd- en restaurantbedrijf. Spr. dringt verder aan op contingenteering van draadnagels. De kamers van koophandel moeten z.i. meer bescheidenheid in acht nemen by de opvatting van hun taak. De heer Ter Haar (c.-h.) komt tegen dit laatste op. Spr. houdt voorts een pleidooi voor „het warm kadetje". De heer Serrarens (r.-k.) zegt, dat er tegen- woordig wel andere zorgen zijn dan die voor een lekker ontbijt. Wr'zende op den aanvang der werkloosheid, betoogt spr., dat niet alle werkloozen ooit weer in 't productie-apparaat kunnen worden opgenomen, zelfs niet bij ver- korting van den arbeidstijd. We mogen ook niet halsstarrig vasthouden aan het vrijhan- delsstelsel. De heer Ruiter (r.-k.) wil krachtige maat regelen van onze regeering tegen, het onzen export belemmerende Duitschland. Spr. waar- deert de voomemens om 200.000 stuks melkvee aan den veestapel te onttrekken, alsook de werking van de crisisvarkenswet. De heer J. W. J. de Vos van Steenwrjk (c.-h.) dringt aan op spoedige benoeming van een directeur-generaal van den landbouw. De heer Danz (s.-d.) wenscht zoo spoedig mogelijke volledige toepassing van de arbeids- wet. DR. H. COLIJN TE GOES EN ZIERIKZEE. Dinsdagavond vervulde Dr. H. Colijn op uit- noodiging van het Prov. Comit6 van A.-R. Kiesvereenigingen in Zeeland twee spreek- beurten in Zeeland en wel des middags te Goes en des avonds te Zierikzee. In beide plaatsen bestond voor deze spreekbeurten zeer groote belangstelling en moest naar een tweede vergaderlokaliteit worden omgezien. 16) (Vervolg.) „Heel merkwaardig wat u me daar vertelt, Mr. Baxter, heel merkwaardig. Maar op 6en punt zou ik nog graag een paar inlichtingen hebben. Ze zeggen, dat het Kellogg-Pact ver der gaat dan het Volkenbonds-verdrag. Is dat waar, of is 't alleen maar wat advocatenge- echr'if en -gepraat?" En zoo ging het door, tot Julia medelijden met me kreeg en een cnderwerp ter sprake bracht, dat Mr. Hazelrig's tweede stokpaardje vormde. Het begon zoo. Op een toon, of ze me uitdaagde, vroeg ze me de vijf leden te noemen. De vraag was een soort vervolg op een gesprek 5. deux van haar en Granby en de eerste paar oogenblikken begreep ik niet, waar ze het over had. „Groot-Brittannie, Frankrijk, Italie, Duitsch land en Japan", was mija prompte antwoord, in de voile overtuiging dat ze de vijf perma- nente leden van den Raad bedoelde. Ze begon te lachen en keerde zich naar Granby. „Denkt u, dat hij 't weet?" vroeg ze. Daarna begonnen ze samen te lachen. Trou- wens, bij de minste aanleiding lachten ze wat me te denken gaf, want Granby had van de orangeade zoowat niets gedronken. Blijk- baar was Julia hem naar het hoofd gestegen. „Hallo!" zei ik een tikje geprikkeld, „ik heb blijkbaar een geestigheid gedebiteerd. Vertel me 's wat." „Zoek de Student's History of England er maar 's op na" ried Granby me. En meteen daarop begonnen ze weer te lachen. Ik keek met opgetrokken wenkbrauwen van den een naar de ander. Maar ze lieten zich niet intimideeren. „Ziet u wel, Miss Hazelrig", zei ik. „U heeft u voor niets bang gemaakt. Kolonel Granby is werkeljk goedlachsch." Weer lachten ze en keken elkaar met een blik van verstandhouding, of ze oude vrienden waren, aan. Granby had het half uur, dat hij haar kende, niet ongebruikt voorbij laten gaan. „Pym is er een", begon Granby. „Vijf min den is vier," zei Miss Hazelrig. Granby keek haar aan, of hij niet begreep, hoe een gewoon menschenkind zoo geestig kon zijn. „Pym", herhaalde Granby. „Hampden, Hazelrig, Holies en Strade", maakte ik de opsomming triomfantelijk af. „Hazelrig" herhaalde Granby, „nu weet je 't." ,Onze edele voorvadr", zei Mr. Hazelrig, ,,we zijn geweldig trotsch op 'm. In Amerika zijn er trouiwens mddr families die een stam- boom hebben tot het Lange Parlement toe. Sedert mijn komst in Europa heb ik het ge- noegen gehad verscheidene Engelsche families aristocratische families te leeren kennen en tot mijn groote verbazing heb ik gemerkt, dat die zoogenaamde oude families niet eens zoo oud zijn. In Amerika wordt algemeen ge- dacht, dat de meeste families, die in het Hoo- gerhuis zitting hebben, met Willem den Ver- cveraar mee gekomen zr'n." „Ld£t u uiw landgenooten in dien waan, Mr. Hazelrig," verzocht ik quasi-emstig. ,,'t Zou een slag zijn voor het prestige van Engeland als de waarheid bekend werd." „Jk zie 't al in de kranten," zei Granby. „Vetgedrukte opschriften. De Adel van Enge land niets dan Parvenu's. Huidige ccxllectie Edellieden aan de kaak gesteld, door vertegen- Iwoordiger van oude Amerikaansche familie. Verdere bijzonderheden volgen." Mr. Hazelrig keek ons om beurten vriend- schappelijk aan. „Heeren", verklaarde hij, ,,ik geloof in af komst." „Ik ook" stemde Granby in, met een veel- beteekenden blik naar de Hazelrig'sche erf- gename. Ze lachten weer en wisselden een blik van verstandhouding. „Kolonel Granby heeft me beloofd vanmid- dag met me naar de Wapenzaal te gaan," ver- telde Julia Hazelrig. „Heeft u... eh... mis- schien ook lust om mee te gaan ,Mr. Baxter?" „Heel...", ik ontmoette den dreigenden blik van Granby, „eh... ik zou heel graag willen, maar ik moet op mijn bureau zijn," maakte ik den zin af. Ze gaven zich niet eens de moeite hun ver- lichting behoorlijk te camoufleeren. ,,Ik heb nog te w e r k e n," zei ik, met na- druk op het laatste woord. „Te werken!" herhaalde Hazelrig. Hij knikte eenige keeren achtereen en zijn fijn, intelligent gezicht kreeg een sombere uit drukking. „U heeft werk, waarop u trotsch moogt zijn, Mr. Baxter. Meer dan veertig jaar heb ik hard gewerkt, met 't gevolg, dat ik de jaren, die me nog resten, besteden moet om ongedaan te maken, wat er nog ongedaan te maken is. Veertig jaren lang, Mr. Baxter, ben ik ver- antwoordelijk geweest voor het construeeren van werktuigen, wier eenig doel het was om de menschen te helpen elkaar met de grootst denkbare accuratesse en snelheid naar de an dere wereld te helpen." „Natuurlijk!" zei ik opeens ging me een licht op. „De beroemde Hazelrig-mitrailleur, die heeft mijn broer het leven gered. In '18 heeft hij het Duitsche offensief in Hazebroek ermee tot staan gebracht. Een buitengewoon mooi wapenzeer accuraat... 400 schoten per minuut, en loopt nooit warm". Hazelrig zuchtte diep. ,,Van uw standpunt gezien, Mr. Baxter, is mijn uitvinding toen van groot nut geweest. Dat begrijip ik heel goed. Maar ik moet voortdurend denken aan de mannen, die uw broer, bij de uitoefening van zijn plicht, dood- geschoten heeft. Geen oogenblik zijn die uic mijn gedachten (Ingez. Med.) moet het zijn. Voomamelijk niet bij een ge- neesmiddel, waarbij de kwaliteit en werking ongunstig beinvloed worden door de oudheid Daarom moet U ,,Aspirin-tabletten" alleen in de voor Holland bestemde origineele ver- pakkingen (herkenbaar bij de buisjesverpak king van 20 stuks aan den oranjeband en bg de verpakking van 2 tabletten aan het oranje- zakje) koopen. Dan heeft U de zekerheid geen oud goed te ontvangen. Ingez. Med,. In Goes was de Geref. Kerk; die plaats: beidt voor ruim 1100 personen, geheel gevuld. terwijl zij, voor wie hier geen plaats meer was, in het Schuttershof gelegenheid vonden den heer Coign eveneens te beluisteren, daar tusschen beide zalen een telefonische verbin- ding was aangebracht. De vergadering in de Geref. Kerk werd ge- opend en gepresideerd door den heer Mr. P A. Schwartz te Krabbendijke. Spr. noemde Dr. Colijn een nationale figuur en groot is overal het enthousiasme als hij optreedt. De heer Oolrjn schetste eerst de moeilrjk- heden waaronder wij leven. Die moeilijkheden zijn van nationalen en intematicaalen aard- Overal is er politieke spanning. De pogingen om tot vermindering der bewapening te komen, zijn nog steeds niet geslaagd. Het wan- trouwen neemt steeds toe. Er is voortdurend oorlogsgevaar. Ook de rampzalige handelspo- litiek heeft emstige gevolgen gehad. Onze tijd schept kansen voor een revolutionaire actie. Er werken ontbindende en verwoesten- de krachten in de samenleving, krachten die niet blijven aan de andere zijde van onze grens. Het gaat bij de verkiezingen ook om het behoud van onze staatsinstellingen. Ons hui- dig parlementaire stelsel is hoog geprezen als het summum van menschelijke wijsheid. En toch het functioneert niet of niet goed meer. En waaraan is het hier en daar bezweken en waardoor is het zoo zwak? Doordat wat men als democratie heeft ingehaald, geworden is tot demagogic. Toch schuilt in de dictatuur, ook in de beste een groot gevaar. Immers dan is het met de vrijheid der burgers gedaan. Ook voor Nederland dreigt er gevaar. By deze Kamerverkiezing zijn er reeds dertien min of meer faaeistiscn getlnte parb'ren. Spr. kwam krachtig op tegen de versplinte- ring van het parlement door allerlei partijtjes. Wij hebben noodig een krachtig parlement dat met de regeering kan samenwerken. i Misschien is deze verkieziag de laatste kans op behoud van onze parlementaire instellin- 1 gen, die bij onzen volksaard passen en waar- onder we 80 jaar rustig hebben geleefd. Al leen een krachtig parlement kan ons vrij- waren van allerlei experimenten, die het bui- 1 tenland reeds heeft. Spr. handelde nu achtereenvolgens over de financieele vraagstukken, de economische moeilijkheden, het werkloozenvraagstuk en het weerstaan van gezagsondermijnende in- vloeden. Men kan niet zeggen dat spreker in 1922 den toestand te donker heeft voorgesteld- Eerder te gunstig. Vorig najaar moest Minis ter de Geer dekking zoeken voor een tekort van 150 millioen en al was het gelukt dit ge heel weg te werken, dan zouden we in het a.s. najaar staan voor een tekort dat spreker schat i op 120 millioen. En dat terwijl het volks- inkomen zoo is verminderd. Daarom moeten 1 de uitgaven omlaag en kan alleen bewilligd worden in tijdelijke heffingen. Bij het economisch vraagstuk wees spreker I Zijn stem had een eigenaardigen klank ge kregen. En zijn oogen staarden, staarden of ze visioenen zagen, naar de fontein in het midden van de betegelde binnenplaats. ,,Voorwaarts, steeds voorwaarts gaat het", fluisterde hij. „Groepjes mannen in feldgrau, strompe'end over den oneffen grond, tusschen granaat-trechters en slierten roestig prikkel- draad. Uw broer wacht ze rustig af... met den kolf van het handig-kleine wapen tegen zijn rechterschouder. Nu neemt hij een van de groepen op de korrel. Hij haalt den trek- ker over. De groep valt uiteen elk dee! ervan ligt, onbewegelijk of stuiptrekkend en kermend in de modder en elk deel is een overblijfsel vein wat eens een machtig mensch was. Nu wacht hij op een volgende en daarna w6r op een tot ze hem als een wal inslui- ten. De modder is rood gekleurd en als het dreunen van het geschut even zwijgt, stijgen him jammerkreten in een koor, dat mij aan- klaagt, ten hemel". Verbaasd en niet weinig getroffen door die onverwachte uitbarsting, keek ik dien man aan. Hij trilde over al zijn leden en het zweet stond hem in droppels op het voorhoofd. Zon der iets te zien staarde hij ons om beurten aan daarna streek hij met zijn hand over zijn gezicht, met een gebaar of hij iets weg- joeg. ,,Dat is de oorlog", zei hij, gedwongen kalm, ,,dat is het afgrrjselijke bedrijf dat ik mijn leven lang geraffineerder en wreeder heb helpen maken". Een blanke hand greep de zijne slanke vingers liefkoosden zijn pols. ,,Maak je niet zoo ongelukkig, vader", troostte Julia Hazelrig. ,,Jij hebt den oorlog niet veroorzaakt". Hazelrig zuchtte vermoeid. „Nee maar ik heb In mogelijk ge maakt!" was zijn antwoord, ,,en als ik denk aan de gevolgen van die uitvinding van me en een dozijn andere, die ik heb helpen volmaken, kan ik's nachts niet slapen. Maar dat is alles nu uit", ging hij opeens heftig tegen Granby voort, ,,en u helpt me om't uit te maken ook al moest het me mijn laatsten cent kosten". Ik dacht dat de man zat te raaskallen, maar tot mijn groote verbazing knikte Granby hem toe en legde zijn hand op Hazelrig's arm. „U kunt 't doen, Mr. Hazelrig", verklaarde hij. „En als alles goed gaat, wordt de wereld gered met het geld, dat u door de mitrailleur verdient hebt". Ik had Granby nooit zoo emstig gezien en eerlij-k gezegcl wist ik niet, wht ik denken moest En dus bracht ik het gesprek, na eenige tevergeefsche pogingen, weer op zijn gewone niveau terug, hetgeen voor mij elleu- lange discussies over het doen en laten van den Volkenbond beteekende. 't Was bepaald een verlichting, toen onze gastheer de rekening vroeg en we ons klaar maakten om weg te gaan. Granby verdween met Julia Hazelrig naar 's konings wapenzaal en na een hartelijk af- scheid van haar vader ging ik naar den Senaat terug. Ik was niet bepaald in mijn humeur en hoe langer ik over het geval nadacht, des te vaster raakte ik overtuigd, dat ze me slecht behan- deld hadden. Granby was er in alle kalmte met „Julia" vandoor gegaan en ik wist nog evenveel als eerst. Waarom hadden ze me uit- genoodigd om mee te gaan lunchen? Wat voor geheim bestond er tusschen Granby en den Amerikaanschen millionair? Want Hazelrig voerde iets in zijn schild w&t dan ook. Hij was van plan de wereld met zijn millioenen te redden waarschijnlijk niet tot het genoe- gen van Helmuth, Demesurier en de rest. Maar wat het hoe, wanneer en waarvan be- trof, ten opzichte daarvan tastte ik volkomen in het duister. En dan hadden we nog de weduwe Granby's weduwe, die hem een blauwtje had laten loopen! Wat voor rol speelde die in dit stuk? Bij mijn komst op m'r'n bureau kwam Ik tot de ontdekking, dat er dien middag, brj uit- zondering. ongeveer niets te doen was. Aange- zien we Spanje waren, was manana het parool. Ik zat nog geen half uur aan mijn bureau, toen de telefoon ging. Ik nam den hoorn op Gautet beide me op. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 1