ALBE8SEEN XIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAMDEREN.
De Vier
,sc* vr>*c
Eerste Blad,
feuilleton
No. 8969
VRIJDAG 24 MAART 1933
73e Jaargang.
Hannibal.
GENTSCHE AUT0SCHQ0L
BINNE5LAND.
f
Geen oud, verlegen goed
invFRTENTTSN: Van 1 tot 4 revels 0.8C Voor elken regel
VBONNEMENTSPRIJSBinnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bii vooruitbetaling.
U'tgeefster: Firma P. J. VAN 1>E SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 35.
ADVERTENTIcNVan 1 tot 4 regels /0,8G Voor elken regel meer 0,20.
KEEINE ADVERTENTIeN per 6 regels 50 cent brj vooruitbetaling.
Grootere letters en clichA's worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verlrrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
DIT BEAD VERSCHI.INT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
III. (Slot).
De schitterende overwinning, bij Cannoe
bchaald, zou nooit het begin van het einde
voor Hannibal hebben beteekend, indien
hij uit zijn vaderland maar wat meer steun
had gekregen, en als zijn en anderer po
gingen om op Sicilie, in Macedonie en in
Spanje succes te behalen of hulp te vinden,
waren gelukt. Maar op Sicilie ging het
mis, en zoodoende kwamen de Romein-
sche troepen, die daar noodig waren, vrij:
de hulp van Macedonie bleef uit; en na
een langen en zeer wisselvalligen strijd
in Spanje, werd ook daar geen blijvend
succes behaald. Den jongen Publius
Scipio, die pas 27 jaar was, toen hij zijn
aanstelling kreeg, was het in hoofdzaak te
danken. dat de Romeinen hier na jaren
van strijd de overwinning behaalden. Die
Scipio moet wel een heel bijzonder persoon
zijn geweest. Mommsen zegt van hem,
dat hij genoeg enthousiasme bezat om de
harten in vlam te zetten, en genoeg bere-
kening om precies te onderscheiden: wat
goed en noodig was; dat hij niet nai'ef ge
noeg was om het geloof van de menigte
in zijn eigen goddelijke inspiratie te deelen,
en tevens niet sober genoeg om die geheel
op zij te schuiven. Scipio won de harten
van soldaten en vrouwen, van zijn lands-
lieden en van de Spanjaarden. Hij heeft
het weten klaar te spelen om na Cannae
toch voor Rome nog de overwinning voor
te bereiden. In 210 ging Scipio naar
Spanje; een jaar later was hij al een heel
stuk gevorderd, en in het jaar 206 was
van Spanje. dat eertijds zoo goed als ge
heel onder de macht van Karthago stond,
reeds een Romeinsche provincie gemaakt.
Ondertusschen werd in Italie de strijd
voortgezet, en deden de Romeinen vooral
hun best om Capua weer terug te krijgen.
Men heeft berekend, dat Hannibal niet
minder dan 200.000 man tegenover zich
had, en wie dan bedenkt, hoe hij in het
hartje van het vijandelijke land stond.
moet toch wel diep ontzag hebben voor
zijn uithoudingsvermogen. En vooral moet
men het bewonderen, dat hij, die vroeger
zoo'n held was in het aanvallen, nu ook in
het taai verdedigen een geduldig afwach-
ten zich een eerste betoonde.
Wij geven hier geen verslag van al de
belegeringen, die in deze jaren in Italie
plaats hadden. Het werd zoo niet met den
dag, dan toch met de maand duidelijker,
dat Hannibals bondgenooten hem in de
steek lieten. Er is zelfs een moment ge-
komen, dat Hannibal slechts op een mijl
afstand van Rome stond, doch hij schijnt
maar al te best begrepen te hebben, dat
van een verovering toch niets komen zou.
en zoo brak hij na een kort poosje al weer
op. Juist op het punt, waar Hannibal zoo
erg dicht bij de eeuwige 9tad gekomen
was, richtten dankbare menschen een
altaar op voor den God, die hen bevrijd
had (Rediculus Tutanus). Kort daarop
i" ru "f"1 *-
door
FRANCIS BEEDING
(Nudnik verboden.t
viel toen Capua opnieuw in de handen der
Romeinen, en dit maakte alom een diepen
indruk. Het geluk scheen de Karthagers
te gaan verlaten; de Romeinen kregen een
gevoel van 'n zekere veiligheid terug, en
vooral, toen nu ook Tarentum was ver-
overd, kregen zij moed. Het was al het
elfde jaar van den oorlog en de staatskas
van Rome was zoo goed als uitgeput.
Wisten wij al niet lang, dat er niets
nieuws is onder de zon, dan zouden wij
dit toch zeker wel bemerken, als wij
hooren van al de maatregelen, die er in
deze dagen te Rome werden genomen om
de staatskas te hulp te komen. Heel vaak
werd er een beroep gedaan op de ,,kapita-
listen", die in veraelijkende mate, toch
reeds de grootste offers moesten brengen;
de soldaten uit de meer gegoede kringen,
deden vrijwillig afstand van hun soldij.
En toen er eindelijk voor volksvermaken
en het onderhoud der openbare gebouwen
geen geld in de staatskas meer aanwezig
was, verklaarden de corporaties, die daar-
voor tot nu toe de zorg hadden gehad, zich
bereid om door vrijwillige bijdragen en
persoonlijke hulpvaardigheid dit alles toch
aan den gang te houcfen. Ja, door een
vrijwillige leening kon zelfs een vloot wor
den uitgerust en betaald! Intusschen lagen
de akkers braak, en was er 'n geweldige
inflatie ingetreden.
Midden in al deze ellende kwam nu
opeens de tijding, dat Hasdrubal het
was het jaar 208 de Pyreneen was
overgetrokken, en dat dus mocht worden
verwacht, dat binnenkort de beide zonen
van Hamilcar op den bodem van Italie
elkaar de hand zouden reiken. Maar hoe
anders is dit geworden dan algemeen werd
gehoopt of en gevreesd!
Het was in aezen hoogst benarden tijd,
dat Rome toch nog 23, zegge drie en twin-
tig, legioenen op de been wist te brengen.
Hasdrubal stond in een minimum van tijd
reeds ten Zuiden van de Alpen, en kort
daarop ook reeds bij de Po. Maar toen is
er iets vreeselijks gebeurd:
terug te winnen wat maar even mogelijk
was, maar 't was alles vergeefs.
De Romeinsche Senaat begreep, dat
dan nu eindelijk een directe aanval op
Karthago zou moeten worden gedaan.
Scipio kwam uit Spanje terug, hij werd
i consul, en zoo was dan nu de aangewezen
man ter beschikking. Binnen veertig
dagen was de vloot gereed om uit te zeilen,
en" in het voorjaar van 204 ging Scipio
scheep met twee sterke veteranen-
legioenen (omtrent 30.000 man), 40 oor-
logsschepen en 400 transportschepen Wel
hadden de bewoners van Karthago reeds
alles in gereedheid gebracht tegen de komst
van den vijand, en was zelfs Hanno in
eigen persoon op de olifantenjacht gegaan
waarvan het gevolg was, dat er be-
halve 20.000 man infanterie en 6000 rui-
ters ook 140 olifanten in het veld konden
worden gebracht, maar toch leden de Kar
thagers nederlaag op nederlaag. Daarom
werd eindelijk Hannibal teruggeroepen.
nadat Scipio reeds vredesvoorwaarden had
bekend gemaakt, die nog vrij gematigd
klonken. Hoe vrij ademden de Romeinen
op, toen de geweldige Libysche leeuw ein
delijk weer naar Afrika terugkeerde zij
het dan ook, dat hij vrijwillig hun den
rug toekeerde. Zes en dertig jaren was
hij weggeweest, en een van zijn eerste
daden was, dat hij de vredesvoorwaarden
van Scipio verwierp. De beslissende slag
volgde reeds spoedig bij Zama de
olifanten hadden het dit keer slecht in 't
zin: zij brachten hun eigen leger tot wan-
kelen, en na deze nederlaag was opeens
niet alleen de oorlog ten einde, maar was
ook heel het leger absoluut vernietigd. Met
een handje vol mannen wist Hannibal nog
te ontkomen, en in 201 kwam de vrede
tot stand. Maar die zag er nu natuurlijk
heel wat minder gunstig uit dan vroeger
het geval zou geweest zijn. Karthago
mocht in het vervolg zonder toestemming
Antiochus, den koning van Syrie. Toen
deze hem niet langer bescherming kon
verleenen, ging Hannibal nog verder weg,
en zocht hij heel bij Prusias, den koning
van Bithynie. Maar overal vervolgde hem
de wraak van zijn aartsvijanden, de Ro
meinen, en toen nu Hannibal, op een een-
zamen burcht vertoevend zich onver-
wachts omringd zag door gewapenden,
begreep hij wat hem te wachten stond. Hij
verklaarde, dat hij de Romeinen kende, en
dat hij wist, hoe veel hoe weinig) hun
woord waard was. Om niet in hun han
den te vallen, maakte hij, als weleer Sim-
son, een einde aan zijn leven in hetzelfde
jaar (183), waarin ook Scipio's leven (zij
het vrijwilliger) een einde nam.
een qeheime
geheim
depeche van ktasdrubai aan zijn 'broer is
in handen van den Romeinschen aanvoer-
der gevallen, en zoo konden de Romeinen
de overigens heel fijn in elkaar gezette
plannen verijdelen. Hannibal wachtte elk
oogenblik zijn broer te zullen ontmoeten,
maar in plaats daarvan werd het afgesla-
gen hoofd van Hasdrubal bij hem in de
legerplaats geworpen! Hannibal zelf be
greep nu aanstonds, dat alles mis was; te
Rome was het een en al jubel; de zaken
namen daar opeens weer haar beloop als
in vredestijd... men zag het in: het gevaar
was voorbij.
En toch heeft Hannibal t nog vier lange
jaren in Italie uitgehouden. Zijn jongste
neef: Mago, heeft nog getracht in Spanje
RESTDCRDER: R. MORTIEB
Lange Meire, 2 (Kouter) Gent
Telefoon: 19393
Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor
degelijk en voll. onderricht. Zondagleer-
gang te Selzaete: Zaal Gaumont, Markt.
(Ingez. Med.)
EERSTE KAMER.
van Rome geen oorlog meer voeren; het
moest zijn gebied tot Afrika beperken. de
geheele oorlogsvloot uitleveren en vijftig
jaar-kmg 280 talenten betalen. O, hoe
klaagden de rijke handelaars, toen voor de
eerste maal deze groote som moest worden
opgebracht! Maar Hannibal lachte daar
wat om. En toen hem over dat lachen een
aanmerking werd gemaakt, en er bij ge-
voegd werd, dat hij Hannibal de
groote oorzaak van s lands ellende was,
moet hij geantwoord hebben: „Gij moet
niet weenen bij en om de betaling van
deze geldsom, maar gij had tranen moeten
storten, toen ons de wapens werden afge-
nomen, en toen onze schepen onbruikbaar
werden gemaakt, terwijl het voeren van
oorlogen ons verboden werd
Een groote groep te Karthago haatte
Hannibal, en dat werd er niet beter op,
toen onze held de eerste persoon werd in
zijn vaderstad en hij, door een beleidvol
i bestuur, de stad weer deed opbloeien. Zij
.1 klaagden toen hun uitnemendsten burger
bij Rome aan, en vertelden van hem. dat
i hij oproer wou verwekken, en dat hij een
nieuwen oorlog voorbereidde. Er kwam
een Romeinsch gezant naar Karthago;
Hannibal zag aankomen, dat het met hem
mis zou gaan, en daarom week hij uit naar
Vergadering van Woensdag.
Voortgezet wordt de behandeling van de
hegrooting van oeconomische zaken en arbeid.
De heer De Bruyn (r.k betoogt, dat de
crisis een roep is om gebondenheid in het
intemationale ruilverkeer. Spr. schetst de
veel te lange arbeidstijden van het personeel
in het hotel-, cafd- en restaurantbedrijf. Spr.
dringt verder aan op contingenteering van
draadnagels. De kamers van koophandel
moeten z.i. meer bescheidenheid in acht nemen
by de opvatting van hun taak.
De heer Ter Haar (c.-h.) komt tegen dit
laatste op. Spr. houdt voorts een pleidooi
voor „het warm kadetje".
De heer Serrarens (r.-k.) zegt, dat er tegen-
woordig wel andere zorgen zijn dan die voor
een lekker ontbijt. Wr'zende op den aanvang
der werkloosheid, betoogt spr., dat niet alle
werkloozen ooit weer in 't productie-apparaat
kunnen worden opgenomen, zelfs niet bij ver-
korting van den arbeidstijd. We mogen ook
niet halsstarrig vasthouden aan het vrijhan-
delsstelsel.
De heer Ruiter (r.-k.) wil krachtige maat
regelen van onze regeering tegen, het onzen
export belemmerende Duitschland. Spr. waar-
deert de voomemens om 200.000 stuks melkvee
aan den veestapel te onttrekken, alsook de
werking van de crisisvarkenswet.
De heer J. W. J. de Vos van Steenwrjk
(c.-h.) dringt aan op spoedige benoeming van
een directeur-generaal van den landbouw.
De heer Danz (s.-d.) wenscht zoo spoedig
mogelijke volledige toepassing van de arbeids-
wet.
DR. H. COLIJN TE GOES EN ZIERIKZEE.
Dinsdagavond vervulde Dr. H. Colijn op uit-
noodiging van het Prov. Comit6 van A.-R.
Kiesvereenigingen in Zeeland twee spreek-
beurten in Zeeland en wel des middags te
Goes en des avonds te Zierikzee. In beide
plaatsen bestond voor deze spreekbeurten zeer
groote belangstelling en moest naar een
tweede vergaderlokaliteit worden omgezien.
16)
(Vervolg.)
„Heel merkwaardig wat u me daar vertelt,
Mr. Baxter, heel merkwaardig. Maar op 6en
punt zou ik nog graag een paar inlichtingen
hebben. Ze zeggen, dat het Kellogg-Pact ver
der gaat dan het Volkenbonds-verdrag. Is dat
waar, of is 't alleen maar wat advocatenge-
echr'if en -gepraat?"
En zoo ging het door, tot Julia medelijden
met me kreeg en een cnderwerp ter sprake
bracht, dat Mr. Hazelrig's tweede stokpaardje
vormde. Het begon zoo. Op een toon, of ze
me uitdaagde, vroeg ze me de vijf leden te
noemen. De vraag was een soort vervolg op
een gesprek 5. deux van haar en Granby en
de eerste paar oogenblikken begreep ik niet,
waar ze het over had.
„Groot-Brittannie, Frankrijk, Italie, Duitsch
land en Japan", was mija prompte antwoord,
in de voile overtuiging dat ze de vijf perma-
nente leden van den Raad bedoelde.
Ze begon te lachen en keerde zich naar
Granby.
„Denkt u, dat hij 't weet?" vroeg ze.
Daarna begonnen ze samen te lachen. Trou-
wens, bij de minste aanleiding lachten ze
wat me te denken gaf, want Granby had van
de orangeade zoowat niets gedronken. Blijk-
baar was Julia hem naar het hoofd gestegen.
„Hallo!" zei ik een tikje geprikkeld, „ik heb
blijkbaar een geestigheid gedebiteerd. Vertel
me 's wat."
„Zoek de Student's History of England er
maar 's op na" ried Granby me.
En meteen daarop begonnen ze weer te
lachen.
Ik keek met opgetrokken wenkbrauwen van
den een naar de ander. Maar ze lieten zich
niet intimideeren.
„Ziet u wel, Miss Hazelrig", zei ik. „U
heeft u voor niets bang gemaakt. Kolonel
Granby is werkeljk goedlachsch."
Weer lachten ze en keken elkaar met een
blik van verstandhouding, of ze oude vrienden
waren, aan. Granby had het half uur, dat hij
haar kende, niet ongebruikt voorbij laten gaan.
„Pym is er een", begon Granby.
„Vijf min den is vier," zei Miss Hazelrig.
Granby keek haar aan, of hij niet begreep,
hoe een gewoon menschenkind zoo geestig
kon zijn.
„Pym", herhaalde Granby.
„Hampden, Hazelrig, Holies en Strade",
maakte ik de opsomming triomfantelijk af.
„Hazelrig" herhaalde Granby, „nu weet
je 't."
,Onze edele voorvadr", zei Mr. Hazelrig,
,,we zijn geweldig trotsch op 'm. In Amerika
zijn er trouiwens mddr families die een stam-
boom hebben tot het Lange Parlement toe.
Sedert mijn komst in Europa heb ik het ge-
noegen gehad verscheidene Engelsche families
aristocratische families te leeren kennen
en tot mijn groote verbazing heb ik gemerkt,
dat die zoogenaamde oude families niet eens
zoo oud zijn. In Amerika wordt algemeen ge-
dacht, dat de meeste families, die in het Hoo-
gerhuis zitting hebben, met Willem den Ver-
cveraar mee gekomen zr'n."
„Ld£t u uiw landgenooten in dien waan, Mr.
Hazelrig," verzocht ik quasi-emstig. ,,'t Zou
een slag zijn voor het prestige van Engeland
als de waarheid bekend werd."
„Jk zie 't al in de kranten," zei Granby.
„Vetgedrukte opschriften. De Adel van Enge
land niets dan Parvenu's. Huidige ccxllectie
Edellieden aan de kaak gesteld, door vertegen-
Iwoordiger van oude Amerikaansche familie.
Verdere bijzonderheden volgen."
Mr. Hazelrig keek ons om beurten vriend-
schappelijk aan.
„Heeren", verklaarde hij, ,,ik geloof in af
komst."
„Ik ook" stemde Granby in, met een veel-
beteekenden blik naar de Hazelrig'sche erf-
gename.
Ze lachten weer en wisselden een blik van
verstandhouding.
„Kolonel Granby heeft me beloofd vanmid-
dag met me naar de Wapenzaal te gaan," ver-
telde Julia Hazelrig. „Heeft u... eh... mis-
schien ook lust om mee te gaan ,Mr. Baxter?"
„Heel...", ik ontmoette den dreigenden blik
van Granby, „eh... ik zou heel graag willen,
maar ik moet op mijn bureau zijn," maakte ik
den zin af.
Ze gaven zich niet eens de moeite hun ver-
lichting behoorlijk te camoufleeren.
,,Ik heb nog te w e r k e n," zei ik, met na-
druk op het laatste woord.
„Te werken!" herhaalde Hazelrig.
Hij knikte eenige keeren achtereen en zijn
fijn, intelligent gezicht kreeg een sombere uit
drukking.
„U heeft werk, waarop u trotsch moogt zijn,
Mr. Baxter. Meer dan veertig jaar heb ik
hard gewerkt, met 't gevolg, dat ik de jaren,
die me nog resten, besteden moet om ongedaan
te maken, wat er nog ongedaan te maken is.
Veertig jaren lang, Mr. Baxter, ben ik ver-
antwoordelijk geweest voor het construeeren
van werktuigen, wier eenig doel het was om
de menschen te helpen elkaar met de grootst
denkbare accuratesse en snelheid naar de an
dere wereld te helpen."
„Natuurlijk!" zei ik opeens ging me een
licht op. „De beroemde Hazelrig-mitrailleur,
die heeft mijn broer het leven gered. In '18
heeft hij het Duitsche offensief in Hazebroek
ermee tot staan gebracht. Een buitengewoon
mooi wapenzeer accuraat... 400 schoten
per minuut, en loopt nooit warm".
Hazelrig zuchtte diep.
,,Van uw standpunt gezien, Mr. Baxter, is
mijn uitvinding toen van groot nut geweest.
Dat begrijip ik heel goed. Maar ik moet
voortdurend denken aan de mannen, die uw
broer, bij de uitoefening van zijn plicht, dood-
geschoten heeft. Geen oogenblik zijn die uic
mijn gedachten
(Ingez. Med.)
moet het zijn. Voomamelijk niet bij een ge-
neesmiddel, waarbij de kwaliteit en werking
ongunstig beinvloed worden door de oudheid
Daarom moet U ,,Aspirin-tabletten" alleen
in de voor Holland bestemde origineele ver-
pakkingen (herkenbaar bij de buisjesverpak
king van 20 stuks aan den oranjeband en bg
de verpakking van 2 tabletten aan het oranje-
zakje) koopen.
Dan heeft U de zekerheid geen oud goed
te ontvangen.
Ingez. Med,.
In Goes was de Geref. Kerk; die plaats:
beidt voor ruim 1100 personen, geheel gevuld.
terwijl zij, voor wie hier geen plaats meer
was, in het Schuttershof gelegenheid vonden
den heer Coign eveneens te beluisteren, daar
tusschen beide zalen een telefonische verbin-
ding was aangebracht.
De vergadering in de Geref. Kerk werd ge-
opend en gepresideerd door den heer Mr. P
A. Schwartz te Krabbendijke. Spr. noemde
Dr. Colijn een nationale figuur en groot is
overal het enthousiasme als hij optreedt.
De heer Oolrjn schetste eerst de moeilrjk-
heden waaronder wij leven. Die moeilijkheden
zijn van nationalen en intematicaalen aard-
Overal is er politieke spanning. De pogingen
om tot vermindering der bewapening te
komen, zijn nog steeds niet geslaagd. Het wan-
trouwen neemt steeds toe. Er is voortdurend
oorlogsgevaar. Ook de rampzalige handelspo-
litiek heeft emstige gevolgen gehad. Onze
tijd schept kansen voor een revolutionaire
actie. Er werken ontbindende en verwoesten-
de krachten in de samenleving, krachten die
niet blijven aan de andere zijde van onze
grens.
Het gaat bij de verkiezingen ook om het
behoud van onze staatsinstellingen. Ons hui-
dig parlementaire stelsel is hoog geprezen als
het summum van menschelijke wijsheid. En
toch het functioneert niet of niet goed meer.
En waaraan is het hier en daar bezweken en
waardoor is het zoo zwak? Doordat wat men
als democratie heeft ingehaald, geworden is
tot demagogic. Toch schuilt in de dictatuur,
ook in de beste een groot gevaar. Immers dan
is het met de vrijheid der burgers gedaan.
Ook voor Nederland dreigt er gevaar. By
deze Kamerverkiezing zijn er reeds dertien
min of meer faaeistiscn getlnte parb'ren.
Spr. kwam krachtig op tegen de versplinte-
ring van het parlement door allerlei partijtjes.
Wij hebben noodig een krachtig parlement dat
met de regeering kan samenwerken.
i Misschien is deze verkieziag de laatste kans
op behoud van onze parlementaire instellin-
1 gen, die bij onzen volksaard passen en waar-
onder we 80 jaar rustig hebben geleefd. Al
leen een krachtig parlement kan ons vrij-
waren van allerlei experimenten, die het bui-
1 tenland reeds heeft.
Spr. handelde nu achtereenvolgens over de
financieele vraagstukken, de economische
moeilijkheden, het werkloozenvraagstuk en
het weerstaan van gezagsondermijnende in-
vloeden.
Men kan niet zeggen dat spreker in 1922
den toestand te donker heeft voorgesteld-
Eerder te gunstig. Vorig najaar moest Minis
ter de Geer dekking zoeken voor een tekort
van 150 millioen en al was het gelukt dit ge
heel weg te werken, dan zouden we in het a.s.
najaar staan voor een tekort dat spreker schat
i op 120 millioen. En dat terwijl het volks-
inkomen zoo is verminderd. Daarom moeten
1 de uitgaven omlaag en kan alleen bewilligd
worden in tijdelijke heffingen.
Bij het economisch vraagstuk wees spreker
I
Zijn stem had een eigenaardigen klank ge
kregen. En zijn oogen staarden, staarden of
ze visioenen zagen, naar de fontein in het
midden van de betegelde binnenplaats.
,,Voorwaarts, steeds voorwaarts gaat het",
fluisterde hij. „Groepjes mannen in feldgrau,
strompe'end over den oneffen grond, tusschen
granaat-trechters en slierten roestig prikkel-
draad. Uw broer wacht ze rustig af... met
den kolf van het handig-kleine wapen tegen
zijn rechterschouder. Nu neemt hij een van
de groepen op de korrel. Hij haalt den trek-
ker over. De groep valt uiteen elk dee!
ervan ligt, onbewegelijk of stuiptrekkend en
kermend in de modder en elk deel is een
overblijfsel vein wat eens een machtig mensch
was. Nu wacht hij op een volgende en daarna
w6r op een tot ze hem als een wal inslui-
ten. De modder is rood gekleurd en als het
dreunen van het geschut even zwijgt, stijgen
him jammerkreten in een koor, dat mij aan-
klaagt, ten hemel".
Verbaasd en niet weinig getroffen door
die onverwachte uitbarsting, keek ik dien man
aan. Hij trilde over al zijn leden en het zweet
stond hem in droppels op het voorhoofd. Zon
der iets te zien staarde hij ons om beurten
aan daarna streek hij met zijn hand over
zijn gezicht, met een gebaar of hij iets weg-
joeg.
,,Dat is de oorlog", zei hij, gedwongen
kalm, ,,dat is het afgrrjselijke bedrijf dat ik
mijn leven lang geraffineerder en wreeder heb
helpen maken".
Een blanke hand greep de zijne slanke
vingers liefkoosden zijn pols.
,,Maak je niet zoo ongelukkig, vader",
troostte Julia Hazelrig. ,,Jij hebt den oorlog
niet veroorzaakt".
Hazelrig zuchtte vermoeid.
„Nee maar ik heb In mogelijk ge
maakt!" was zijn antwoord, ,,en als ik denk
aan de gevolgen van die uitvinding van me
en een dozijn andere, die ik heb helpen
volmaken, kan ik's nachts niet slapen. Maar
dat is alles nu uit", ging hij opeens heftig
tegen Granby voort, ,,en u helpt me om't uit
te maken ook al moest het me mijn laatsten
cent kosten".
Ik dacht dat de man zat te raaskallen, maar
tot mijn groote verbazing knikte Granby hem
toe en legde zijn hand op Hazelrig's arm.
„U kunt 't doen, Mr. Hazelrig", verklaarde
hij. „En als alles goed gaat, wordt de wereld
gered met het geld, dat u door de mitrailleur
verdient hebt".
Ik had Granby nooit zoo emstig gezien en
eerlij-k gezegcl wist ik niet, wht ik denken
moest En dus bracht ik het gesprek, na
eenige tevergeefsche pogingen, weer op zijn
gewone niveau terug, hetgeen voor mij elleu-
lange discussies over het doen en laten van den
Volkenbond beteekende. 't Was bepaald een
verlichting, toen onze gastheer de rekening
vroeg en we ons klaar maakten om weg te
gaan.
Granby verdween met Julia Hazelrig naar
's konings wapenzaal en na een hartelijk af-
scheid van haar vader ging ik naar den
Senaat terug.
Ik was niet bepaald in mijn humeur en hoe
langer ik over het geval nadacht, des te vaster
raakte ik overtuigd, dat ze me slecht behan-
deld hadden. Granby was er in alle kalmte
met „Julia" vandoor gegaan en ik wist nog
evenveel als eerst. Waarom hadden ze me uit-
genoodigd om mee te gaan lunchen? Wat voor
geheim bestond er tusschen Granby en den
Amerikaanschen millionair? Want Hazelrig
voerde iets in zijn schild w&t dan ook. Hij
was van plan de wereld met zijn millioenen te
redden waarschijnlijk niet tot het genoe-
gen van Helmuth, Demesurier en de rest.
Maar wat het hoe, wanneer en waarvan be-
trof, ten opzichte daarvan tastte ik volkomen
in het duister. En dan hadden we nog de
weduwe Granby's weduwe, die hem een
blauwtje had laten loopen! Wat voor rol
speelde die in dit stuk?
Bij mijn komst op m'r'n bureau kwam Ik tot
de ontdekking, dat er dien middag, brj uit-
zondering. ongeveer niets te doen was. Aange-
zien we Spanje waren, was manana het parool.
Ik zat nog geen half uur aan mijn bureau,
toen de telefoon ging. Ik nam den hoorn op
Gautet beide me op.
(Wordt vervolgd.)