V A RI A. DE MIST BOVEN GROOTE STEDEN. veel eerbied bestaat ten opzichte van bet ge bed, doch hij vindt het alleen jammer, dat bier in de vergadering zoo weinig blijkt van de vrucht, die van bet gebed verwacht wordt, door de bandelwijzen die op bet gebed volgen Hjj hoopt, dat dit in de toekomst anders zal word en en is dan bereid mede te werken tot het bebouden van bet gebed. De beer VERSCHELLING kan, in verband met de rede van den heer Dieleiman verklaren principieel niet tegen bet gebed te zijn, doch er hier weinig waarde aan te kunnen hechten, wanneer hjj de debatten beluisterd die gedu- rende het jaar 1932 en ook vandaag weer in dezen raad gehouden zijn. De beer 't GILDE: Het is een schande! De heer VERSCHELLING: Het is een drup- pel op een gloeiende plaat! Ik wilde voorts ook nog herinneren aan de vragen die door ons gesteld zijn met be- trekking tot het Ambtenaarsreglement. De VOORZITTER: Dat is iets anders, dat zjjn verschillende punten. De beer VAN KAMPEN geeft te kennen, dat bij weinig lust heeft, om bier nog iets van te zeggen, maar hij meent toch de ge- tuigenis te moeten afleggen, dat het ant- woord van Burgemeester en Wetbouders op bet voorstel van den heer Hamelink hem tegenvalt. Hjj zou gaame hebben gezien, dat ddt wat macbtiger had geklonken, dat ze tot atwijzing van bet voorstel badden geadvi- seerd, omdat zij erkennen de souveredniteit Gods ook voor het openbaar leven, en mdts- daen daarmede rekening wenscben te bouden. Men beeft in deze rekening te bouden met twee dingen, of men God erkent als de alles- beheerschende maebt in het gebeele leven en boe men zicb die indenkt, of men dat erkent of niet. De heer Hamelink beweert, dat er ook Ohristenen zijn, die omtrent bet ambts- gebed een ander standpunt innemen, dat is, eegt spreker. mogelijk, maar dan staan zij toch aan ee.i verkeerdien kant. De heer Ha melink bespreekt ook de tegenstelling die zou bestaan tusschen bet gebed en de verdere handelingen van de raadsleden. Daar wil spreker niets op afwijzen, daarmede is den heeren nog niet de helft aangezegd, maar juist dddrom is spreker en zijn medestanders voor het uitspreken van een gebed voor den aanvang der wenkzaamheden, omdat de over- tuiging by hem leeft, dat ze nog veel tekort- koaningen hebben, en daarom hebben zij be- hoefte van den Aillerboogste af te smeeken am bun daden anders te besturen. Door den beer Hamelink wordt verklaard, dat hij persoonlijk tegen het ambtsgebed is| en daarin Ugt de sleutel van zijn doen. Hij oordeelt, dat, gezien de, practische uitwer- king, de daad van het gebed daarmede in botsing komt. Indei daad, spreker kan van hem gelooven, dat bij er principieel tegen is, en daarin zit de wortel van geheel zijn ziem omdat hij moeilijk kan erkennen het gezag des Heeren op alle terreia des levens. Zijn kijk op het gebed is, dat dit een bespotting eou zijn voor den godsdienst, doch dat is het allerminst, ook is hetgeen daarop later volgt geen contrast met het gebed, dat toont des to meer de noodzakeljjkheid en men smeekt bjj den aanvang van iedere vergadering als dat het debat in het teeken van het gebed zal staan. Door den heer Hamelink wordt ook gezegd, dat de sociaal-democraten niet tegen den godsdienst zijn, doch tegen die stelling zou spreker verschillende argumenten kunnen aanvoeren, welke het begendeel bewijzen. Men meet zich echter indenken, dat God dient erkend te worden in heel ons doen en laten. De heer Hamelink verwijt ons, dat wij dit zoeken in het uiterljjke, doch dat zoeken wij niet, dat is ons eene behoefte voor onze levensuiting, de openlijke erkenning dat God een onmisbare factor is in al ons doen en laten. Ik hoop, dat van de hier tegenwoordige Ohristenen niemand de schuld zal meedragen der afschaffing van het ambtsgebed, zeker, ik ben overtuigd, dat die tjjd eenmaal zai komen, en dan kunnen wij dat niet meer tegen bouden, dooh indien wij in dat opzicht moeten vallen, laat bet dan zijn met eere. De heer VAN BENDEGEM: Voorzitter! In verband met het voorstel door den heer Hamelink gedaan, tot afschaffing van het ambtsgebed, gevoel ik mij genoodzaakt, thnnq hier ber plaatse, principieel iets dieper te gaan, dan dat ik anders gewoon ben, Want ik ben geen befhebber er van om principieele zaken en dingen, door gewone zaken heen te vlechten. Maar waar ik thans genoodzaakt wordt door z66 een voorstel, wil ik dan ook thans iets dieper op de zaak ingaan. In de eerste plaats wil ik direct beginnen met te verklaren, dat ik thans den heer Hamelink niet voldoende begrijp, want ik vind het van hem een bruut stuk werk, om in een vergadering als deze, waar hij zelven al me- nigmaal besft gezegd, wanneer er moest ge- stemid worden, het zal wel weer 85 zijn en deze uitdrukking beteakent toch eigenlijk 8 rechts en 5 links. Dus daar hij dit zelven al heeft uitgespro- ken, en dus goed weet, dat, wanneer het om een zoo gewichtig iets gaat, gelijk thans, dde- gen/en die zich rechts noemen, absoluut niet met z6<5'n voorstel mee willen gaan, als hier door den heer Hamelink wordt gedaan. En daarom begrijp ik hem niet, waar hij thans de vrijmoedigthcid vandaan heeft ge- haald, ran met dit voorstel naar voren te komen. Want de heer Hamelink kan het toch al op zijn vingers uitrekenen, dat hij met dit voorstel niet het minste resultaat zal oogsten. En dan, Voorzitter, acht ik mjj en ieder rechts raadslid met mij, gelukkig, dat ze niet zoo een maerialistisch standpunt innemen. zoo een materialistisch standpunt innemen. Want volgsns zoo een ingediend voorstel, ge lijk hier door Hamelink thans geschiedt, wil het toch weer zeggen, dat zij het alles alleen van menschen en menschen alleen verwach- ten. Maar ik acht het een grooten zegen, dat ei in dezen tjjd, van verwildering en afval van God, nog de gelegenheid openstaat, om op een vergadering als deze, met gebed te be ginnen en dankzegging te eindigen. En dus moet Hamelink het toch nog niet zoo op hebben, dat wij thans al leven in Rus- land. Want daar mogen de menschen niet meer bidden tot him God, maar gelukkig zijn wjj hier nog niet zoo ver. En zal het ook vooreerst nog niet komen. Tenminsbe Wil ik wel verklaren, dat ik mjj dan niet bij de laurwe Ohristenen zou scharen, maar bjj hen, die strijden voor Gods eer en het gebed hoog houden. Want ik acht het als een grooten zegen, dat een vergadering als deze met gebed ge- opend wordt Want wij Ohristenen hebben het niet zoo op, dat menschen alleen alles kunnen, verre van daar. Maar aldus, dat wjj zwak zijn van krachten en om dan een gewichtige taak als deze, eenigszins met nauwgezetheid te vervullen, wij absoluut wel, alvorens wjj de besprekingen voeren, en een ieder immers ook in onze ge- meente zoo veel mogelijk recht te behandelen wij absoluut wel eerst aan Hem om licht en kracht moeten vragen. Want als het alleen van miensohen moet komen, dan weten wij, dat het egoisme zoo groot ts, dat eigen of groepsbelang altijd bovenaan zouden staan. Daarom is het een groot voorrecht, dat wjj -hier ter plaatse nog onze vergadering met ge bed kunnen beginnen en van Hem, die ons regeert, licht en kracht mogen vragen bij al hetgeen wij hier behandelen. En ook acht ik het een even groote behoefte, am na onze besprekingen, hier ter plaatse met dankzeg ging te eindigen. Opdat wjj het weten, dat wjj als menschen, niets meer kunnen doen dan menschenwerk, dat beteakent stukwerk en is het mjj en ook wel mjjn rechtsche collega's met mjj, hier ter plaatse, absoluut, opdat wij ons werk als stukwerk beschouwen, een behoefte, ook na de vergadering van God onzen Vader te vra gen of hij ook Zijnen zegen niet aan ons werk wil onthouden. Maar of hij ook het werk dat wij hier hebben verricht, met Zijnen zegen wil bekronen. En daarom ,wil ik hier de hoop en de wensch uitspreken, dat in Axel, zoolang het zal bljjven bestaan, steeds het gebed moge worden gehandhaafd, ook hier ter plaatse. De heer I. DE FEIJTER verklaart ook voor het behoud van het gebed te zijn. De heer HAMELINK zal ter beantwoor- ding van de bestrijding van zijn voorstel trachten zeer kort te zijn. De heeren hebben over zijn voorstel zeer uitvoerig gedebatteerd, behoudens dan de heer Van de Bilt, die trou- wens altijd zeer sober is. Van Christeljjke zijde is aan spreker verweten dat het voorstel van spreker zou zijn een fijne politieke zet, maar het komt hem voor, dat die heeren zjjn^voor- stel hebben aangegrepen, als middel voor een fjjne politieke zet, aithans dat ze getracht hebben er dat van te maken, en spreker weet niet, in hoever de heer Ddeleman dat met zjjm geweten kan overeenbrengen, om zelf te doen, hetgeen hij in anderen verfoeit. Er is gezegd, dat spreker behoort tot een partij die het ge zag van God en den Staat niet erkent. Hij moet daarop antwoorden, (kit de S. D. A. P. niet is een partjj van den godsdienst, doch eene politieke partjj, die hare aandacht wijdt aan de stoffelijke waarden, en dit is naar zijn opvatting de eenig juiste opvatting van poli- tiek. Ieder een ook binnen de partjj der S. D. A. P. heeft alle vrijheid om over den godsdienst te denken zooals hij dat wil en de door hem gekazen beljjdenis te volgen, doch de S.D.A.P. vecht alleen voor de stoffelijke be langen van het volk, die in een publiek liohaam als een gemeenteraad worden be- handeld, en nu meenen zij, met de vrijzinnige groepen, dat, omdat hier alleen stoffelijke be- langen behandeld worden, dat het ambtsgebed hier niet thuis behoort, omdat (het is een poli tieke vergadering. Bjj het behandelen van de stoffelijke belangen komen godsdienstige op- vattingen niet in het geding. En het moet wel verwondering baren, dat die godsdienstige opvattingen juist bij de groepen die hun Christeljjk beginsel zoo gaame naar budten uitdragen, bij de behandeling der stoffelijke zaken zoo weinig naar buiten treden. Wan neer het toch gaat om werkeljjk Christeljjke beginselen op stoffelijke zaken toe te passen, dan bljjken juist die Ohristelijke groepen zdch op een materialistisch standpunt te plaatsen in het belang van de bezittende klasse, waar- door den druk voor de groepen die aan Jezus het naast stonden verergert. Spreker wil hiermede in 't geheel niet zeggen, dat die opvattingen op stoffeljjk gebied noodwendig een gevolg moeten zijn voor ben die God be- lijden, doch men hier vecht voor een stuk brood voor den arme, zooals onder meer voor het verstrekken eener Kerstgave aan de werkloozen, dan vindt men den tegenstand tegen die voorstellen niet bij de vrijzinnige groepen, maar juist bjj de groepen die zich zoo graag op hun Christeljjk beginsel laten voorstaan. Dan vraagt men zich wel eens af of de naastenliefde, een der eerste beginselen door Jezus gepredikt, verloren is gegaan of wel of men zich op het standpunt stelt: ben ik mjjns breeders hoeder? Die groepen zou den toch juist de stuwkracht moeten zijn, om in het maatschappeljjk leven orde te scheppen en in de eerste plaats in het betrachten van naastenliefde. De heer Van Kampen trachtte te suggeree- ren, dat spreker de almacht van God, ook in het staatkundig leven, niet wenscht te erken nen. Indien de heer Van Kampen daarmede bedoeld op de wijze zooals hjj dat opvat, dan is dit juist, maar overigens wenscht spreker zich daarover niet tegenover den heer Van Kampen te verantwoorden, aangezien deze niet gerechtigd is, hem daarover de biecht af te nemen. De heer Van Bendegem zeide: kjjkt naar Rusland! Moet dat beteekenen een critiek op de sociaal-democnaiten, wier aanhangers daar moeten verhongeren en verkommeren De heeren weten niet wat Rusland te zien heeft. Spreker weet dit niet, maar de heer Van Bendegem nog minder, vyant hjj zal wel nim- mer de moeite gedaan hebben om daarom- treat op de hoogte te komen. Het is echte- aan spreker niet gelukt, om hetgeen er daar bjj dat volk van 160 millioen menschen, een zevende van de bevolking der geheele aarde, omgaat, ook maar een duidelijk beeld te krij- gen, oak niet omtrent de toestanden op gees- teljjk gebied. De heer Dieleman sprak zich uit, dat het den heer Hamelink te doen was om de groep 't Gilde kleur te laten bekennen, en voegt er, als spreker goed geluisterd heeft de vraag aan toe, hoe hij zoo naief kon zjjn om te ver- onderstellen dat zijn voorstel kans beeft aan- genomen te worden, gezien de verhouding van rechts en links in dezen raad. Spreker weet niet, hoe rechts over zijn voorstel denkt. In elk geval denlken de rechtsche menschen, wanneer hjj het hier van de rechtsche leden gehoorde in aanmerking neemt, er niet alien gelijk over, want hij spreekt ook tal van Christenmenschen, die de wijze waarop hier gebeden wordt een schande voor den gods dienst noemen. Spreker zegt dit niet, om te suggeneeren, dat anderen er ook zoo over moeten denken, doch hij heeft zjjn voorstel gedaan am uitlng te geven aan zijn gevoel vaD ergernis omerent het bidden en hetgeen dear- na bjj de debatten wordt gehoord, en zoo den ken ook Christenmenschen er over. Door de heeren Van Kampen en Va.i F.enae- gem is aangevoord, dat de sociaal-democra ten anti-godsdienstig zouden zjjn. Spreker kent er van de werkeljjk georgamseerden geen, uit wier handelingen dat bljjKer zou, want het eerste socialistisch gebod licht ge heel in dezelfde lijn van het eerste gebod van de leer van Jezus, n.l.hebt alle goederei gc- meen! En ziet daar de tegenstelling tusschen de socdaal-damocraten en de christeltjke groe pen, die steeds opkomen voor de gegoeden, want wanneer die eerste leers telling van Jezus bewaarheid zal worden, moeten juist alle gegoeden verdwijnen, anders kan dat ge bod van Jezus niet tot stand komen. De heer Verschelling sprak van een druppel op een gloeiende steen, dodh spreker kan niet be- grijpen, in welk verband hier van een druppel op een gloeienden steen kan gesproken wor den, dat kan op dit debat niet van toepas- sing zjjn. Spreker heeft geenszins te voren ingezien, dat het lot van zjjn voorstel hier In deze ver gadering absoluut hopeloos zou zjjn. Hij had hoop, door mededeeldng zijner argumenten, de meerderheid van de funeste werking van het geen hier geschiedt te overtuigen, want als men alles bijeen neemt, zou het toch maar op heit nippertje zijn, dat de rechtsche men schen hun meerderheddswil kunnen doorzet- ten, want als hier was komen zltten de door de kieizers aangewezen afgevaardigde, dan zou de vjjfde anti-revolutionaire afgevaardigde hier niet zjjn verschenen. Dat is dus maar een toevaliige bezetting van dlen zetel. Ten slotte verklaart spreker eerbied te hebben voor de menschen die het ambtsgebed hier wilien handhaven, cp grond van hun in- nige overtudging, maar moet dan toch weder- keerig venzoeken een wat minder minachtend oordeel voor m enschen die er anders over den ken dan zij, want ook die houden er een in- neilijke overtuiging op ma. Spreker erkent het recht van ieder am- zich ten voile over- eenlcomstig, zjjn wensch uit te leven, maar zij moeten datzelfde recht ock gunnen aan een ander. - - Le heer VAN KAMPEN moet erkennen, dat het dehat nu wel e:n heel ein-d verwijderd is van het oorspronik-elyk onderwerp, maar dat maakt het nu- q-ok gema-kkelijker, omdat er nu stellingen zjjn ujtgesproken, waaraan men wat meer houvast heeft. De heer Hair.e- iink beweert, dat de Christeljjke groepen, bij de behandeling van stoffeljjike belangen der minder gegoeden, niet naar het woord van Jezus handelen. Men,moet echter in aanmer king nemen hoe die groepen dat zien, on dan zal men ook begrjjpen, dat zjj ook in dat op zicht willen vragen naar den wil van God, en dan komit hun standpunt geheel logisch vcor. Naar de practische opvatting van den heer Hamelink treft die partjjen honderd pro- cent van de schuld, m%ar het is naar spre- kers meening nog veel erger. Iedter die de beljjdenis kent, weet dat. Maar tegenover die bewering van den heer Hamelink omtrent de houding der Christeljjke groepen ten op- zichto van de mindergegoede klasse moet spreker er dan toch op wijzen, dat, indien per slot van rekening de kerken er niet waren, het beeld der maatschappij een geheel ander karakter zou vertoonen, en dat, indien dan in deze gemeente niet vanwege de kerken ge daan werd hetgeen thans hunnerzijds tot steun van de hulpbehoevende naasten geschied, het budget der gemeente, dat nu reeds met vele duizenden voor werkloozenzorg is belast, dan met geen 60.000 per jaar zou kunnen volstaan. Maar dat er in ander opzicht misschien wel eens door de Christeljjke groepen beshst wordt, dan ze peirsoonljjk op dat terrein doen, spruit daaruit voort, dat ze onderschead maken tusschen hetgeen de Staat en de Ge meente in dat opzicht behooren te doen, en den plicht die ten dezen op de menschen ligt, voor de behandeling van hunne naasten, dat de plicht om de behoeftigen te helpen in de allereerste plaats behoort aan de familie, en wanneer die dit niet kan dan op de breeders en zusters. En wanneer die groepen in deze vergade ring stemmen tegen maatregelen die steun aan behoeftigen op het oog hebben, dan spruit dat hieruit voort, dat zjj aan dien steun een ander karakter willen geven, dait zij van oordeel zjjn, dat die op andere wijze moet geschieden, doch niet op grond dat het hun zou mankeeren aan naastenliefde en zjj die menschen niet willen helpen. En wanneer dan door die groepen wordt gestemd tegen het verleenen eener Kerstgave of een kolenbon, dan is dit een gevolg van hun overtuiging, dat zij zich stellen op het standpunt, dat zjj het gezinsleven willen handhaven, en dan zeggen zij: laat voor hen die het noodig heb ben de familie of de kerk bjjspringen, en hij is van oordeel, dat de kerken in deze ge meente het gemeentebestuur van Axel nog van zeer groote zorigen ontlasten, en voor velen tot grooten zegen zijn. De invloed van het Christeljjk geloof op de wereld moet niet worden beoordeeld naar de omstandigheden onder den bestaanden tsrug- gang, maar naar de historic. En dan wjjst spreker er op, dat om. hetgeen als een dood- schaduw op de volkeren lag, de slavernij, door den invloed van het Christendom is af- geschaft en ook van de pepsoonlijke vrjjbeid zou zonder dien invloed niets terecht gekomen zjjn. De heer Hamelink moet daarom niet zeggen: jullie beantwoorden niet aan het woord van Jezus, de waarheid is geheel an ders. Dooh als zjjn organ!satie op de wijze zooals zjj nu propageert met gronden ontleend aan de politieke en wereldbeschouwing wil voortgaan, dan zal de organisatie van den heer Hamelink de maatschappij niet herbou- wen, dan zal zjj geheel ten onder gaan, doch men kan'daarvan allerminst verwachten, dat zjj hier zal brengen een nieuwe hemel op aarde. De heer DIELEMAN verklaart het er bjj den heer Hamelink werkeljjk nogal goed te hebben afgebnacht. Maar toch heeft hjj in den aanvang een groote tout gemaakt, waar hjj er zich over venwonderde, dat spreker sprak van een zeer fjjne politieke zet van den heer Hamelink. 't Zal natuurljjk aan spreker li'ggen, maar die kan dat tooh niet anders zien, aangezien de heer Hamelink toch wel niet zal hebben gedacht, dat zjjn voor stel bier eenige kans had. Nu moge hij wel andere indrukken hebben gekragen, maar hjj is hier toch lang genoeg am de situatie in den gemeenteraad te kennen, want, indien er ook maar eenige kans was, dat dit voorstel kon worden aangenonien, zou het toch wel spreker zjjn, die dan ton zeerste bedrogen uitkwam. En daarom heeft spreker gezegd: die zet is fjjn, hjj kan het niet anders zien, en heeft dit naar voren laten komen. Den heer't Gilde moet men het niet kwaljjk nemen, dat deze is gaan schelden, want het geen spreker zeide raakt zjjn groep, die hier- door haar standpunt zal hebben te openbaren en zich meer positief moet uitspreken. Door den heer Hamelink is daarop niet meer ge- reageerd en dat was misschien verstandig. Maar in verband daarmede ziet spreker het als een politieke zet, volgens den heer Hame link was dit wel niet bedoeld, maar het ligt er duimen dik op. De heer HAMELINK vraagt nog eens het woord, om nog een paar misvattingen weg te nemen. Door den heer Dieleman is gezegd, ik heb het er bjj den heer Hamelink goed af- gebracbt, maar het is aan spreker ndet moge lijk om ten slotte in te gaan op de vertogen van alle spriekers, die te voren hunne rede- voeringen om hem te bestrjjden op papier heb ben gezet. Het is hem niet mogeljjlk om dan aan alles de noodige aandacht te schenken De heer Van Kampen heeft er op gewezen dat de kerk, speciaal in de gemeente Axel, goed werk voor de behoeftigen heeft verricht. Maar dat heeft spreker ook in geenen deele antkend. hjj heeft de kerken niet genoemd, maar het gaat hier alleen over het ambts gebed in den gemeenteraad van Axel En wat zjjn bewering betreft, dat de slaver- njj zou zjjn afgeschaft onder den invloed spe ciaal van het Christendom, die is ook niet voor honderd procent te onderschrijven, want hjj betwjjfelt, of het politieke Christendom ai thans voor de afschaffing van de slavemjj in eigen land, In IndlS, wel zoo geestdriftig ge stemd was en of zjj daaraan veel hulp heeft verleend. Hij meent, dat, toen de heer Van Kol voorstelde de afschaffing van den slaven- dienst in IndlS, dat het politieke Christendom, voor zoover dit in de gelegenheid was zich daaromtrent uit te spreken, aan die afschaf fing niet heeft meegewerkt. Hdj merkt ten slotte op, dat de besprekingen wel zjjn uitgedijd, doch dat niets bjjzonders meer ten opzichte van het onderwerp zelf is aangevoerd en hjj alzoo zijn voorstel voldoende besproken acht. De heer 't GILDE wil als hjj acidermaal hierover het woord neemt nogmaals naar voren doen komen, dat bjj hem niet bestaat een gemis van waardeering van mede- en tegenstanders. Zelfs verklaart hij openlijk zjjn sympathie met het zeer doorwrochte betoog van den heer Hamelink. Ook heeft h'j over de meening vsq den heer Van Kampen een waardeerend oordeel en zelfs misschien het meest voor degenen, die tijdens dit onverkwik- kelijk en nutteloos debat hun God het best hebben gemeend te kunnen dienen door maar te zwijgen. Dat de heer Van Kampen er echter den Christelijkea staat en de Christeljjke staat- kunde bijhaalt is m.i. een zeer verkeerd in- zicht. Daartegenover stelt hjj de meening van een staatsman, zoo hoogstaand, dat niemand hem ook maar in eenigerlei opzicht in twjjfel zal trekken, n.l. Dr. J. Th. de Visser, die op 14 December 1912 in de Tweede Kamer sprak als volgt: „Er is en er kan, naar mijne overtuiging, niet zjjn christeljjke staatkunde. In de eerste plaats, omdat het christelj'k beginsel zoo rijk en veelvuldig is, dat nooit een enkele politieke partjj zich de pretentie kan aan- matigen, het bjj uitsluiting te hebben be- grepen en verwerkt. In de tweede plaats niet, omdat in het begrip .Christeljjke staat kunde" een element christeljjke individuali- teit schuilt, dat zooals de heer De Beaufort terecht heeft aangetoond, evengoed bjj de mannen van de linkerzjjde als bjj de man- nen van de rechterzijde kan gevonden wor den. Daarom heb Ik ook voor mjj zelf altijd de uitdrukking gewraakt, dat men in coa- litie zjjnde zou stoelen op een gemeenschap- pelijken wortel des geloofs. De geheele per- soonljjke geloofskwestie staat buiten de poli tieke partij-groepeering en het kan uit- nemend weizen, dat men zich hier aan een lid van de linkerzijde, wat zijn persoonlijke geloofsovertuiging betreft, nader verwant gevoelt dan aan sommigen, met wie men op een gegeven oogenblik in coalitie is." De heer Van Kampen kan met zulk een oordeel zijn voordeel wel doen en dat citaat verdient hier nog wel eens aan de vergetel- heid te worden ontrukt. Zledaar, mijnheer de Voorzitter een meening van een zeer hoogstaand mensch en politicus. Door den heer Dieleman, die spreker niet hard meer zal aanvallen, want jammer genoeg heeft zjjn. temperament hem weer parten ge- speeld wordt echter de zaak door en door ..verpolitiekt". Bestaat daaraan nu behoefte? Ik meen van niet en heb geen aanledding ge geven. De aap is nu echter duideljjk uit de mouw gekomen. Het gaat tegen de fractie-'t Gilde en om deze eens uit te spelen! Dat zal hem echter niet gelukken! In de fractie-'t Gilde is men nog zoo vrijheidsgezind, dat men elkaar daarom niet minder eert en verstaat, al ver- schilt men in meening ook in sommigerlei op zicht. Spreker weet niet of de heer Verschel ling zijn Gereformeerde geloofsbelijdenis heeft afgelegd en het doet er ook niets toe! Dit kan ik wel zeggen, zijn houding in dezen zoo sympathiek te vinden, dat ik alleen reeds ter- wille daarvan en uit zin voor de werkeljjkheid met hem zal meegaan en dus aan een tot af- stemming gedoemd voorstel geen steun zal geven, ook al denk ik anders dan de over- groote meerderheid hier. Ik dank U! De heer VAN BENDEGEM merkt nog op, dat de hefv Hamelink veronderstelde, dat spreker omtrent de toestanden in Rusland zou hebben nagelaten het pro en contra te onder- zoeken. Hij verklaart evenwel, daarover al heel wat te hebben gelezen. Hjj heeft alleen willen te kennen geven, dat de richting waar- in de revolutiegeest zweeft, tegen den gods dienst gekant is, en wjjst er op, dat het juist de kerk is die voor ondersteuning van de hulpbehoevende naasten duizenden, ja reeds millioenen hebben bjjeengebracht. De heer HAMELINK: Dat heeft met mjjn voorstel niets te maken. De VOORZITTER vraagt, of het voorstel van den heer Hamelink wordt ondersteund. De heer ORTELEE antwoordt bevestigend. Aangezien het voorstel niet voldoende on dersteund wordt kan het niet in stemming komen, en is dus vervallen. De VOORZITTER deelt thans mede, dat de verdere voorstellen der heeren, betreffende wijziging van het Ambtenarenreglement nog moeten worden ultgesteld, omdat daarover eerst het Georganiseerd Overleg moet worden gehoord. De heer VERSCHELLING: U hebt toch in de vorige vergadering gezegd, dat die voor stellen in de eerstvolgende vergadering aan de orde zouden komen? De VOORZITTER: Dat heb ik inderdaad gezegd, maar er is nog meer, er was ook nog iets van de Gascommissie moest besproken worden en nog niet rijp is voor behandeling, de werkrooster moest nog met den inspecteur besproken worden, die van de benoembaarheid van het personeel De heer VEKSOHETJ JNGOver te laten aan den raad. De VOORZITTER: Ik kan u toezeggen, dat de voorstellen voor de eerstvolgende ver gadering als punt op de agenda zullen komen. De heer VERSCHELLING: Die voorstellen zjjn al in de maand November ingediend en hadden nu toch wel aan de orde behooren te komen. Uit protest tegen een dergelijke han- deling van Burgemeester en Wethouders tegenover die voorstellen, trekken wjj ze In. De VOORZITTER: Ja, dat kan ik ook niet helpen, dat moet u weten. De heer HAMELINK: Als ze dat eens alle- maal deden? Qndertusschen moet ik ook wel verklaren, niet het verband te kunnen zien, tusschen het Georganiseerd Overleg en hetgeen ik gevraagd heb. De kwestie wie de ambtenaren enz. be- noemen zal, is toch een kwestie die door den gemeenteraad moet worden uitgemaakt en waarmede het Georganiseerd Overleg heele- maal niets te maken heeft. Het eenige resul taat van een vergadering van het Georgani seerd Overleg hierover kan zijn, dat aan de raadsleden een verslag der vergadering wordt toegezonden. Ik zal er niet over vallen, maar ik vind het door den voorzitter voor uitstel aangevoerde argument zeer zwak. De VOORZITTER: Er zit werkeljjk niets achter; er moest nog een vergadering worden gehouden van de Gascommissie en toen heb ben we gezegd laat ons in deze vergadering het voorstel betreffende het ambtsgebed op de agenda zetten en in de volgende vergadering het andere. De heer HAMELINK: Ik maak geenerlei veroaderstelling, doch wjjs er alleen op, dat het door u voor uitstel aangevoerde argument heel zwak Is, aangezien het Georganiseerd Overleg met de voorgestelde wjjziging niets te maken heeft. Ik wilde dit niet zonder meer laten passeeren ,want anders zou het den in- druk gaan wekken, dat het Georganiseerd Overleg boveo den raad zou komen te staan en met die stelling ben ik het niet eens. 6. Verkoop en aankoop van grond. a. Naar aanieiding van daartoe strekkende verzoeken stellen Burgemeester en Wetbrm- ders voor te verkoopen aan: 1°. A. Verlinde een perceel grond aan de Zuidzijde der Prins Hendrikstraat, no. 50 van het uitbreidingsplan, groot 150 M1., tege* den vastgestelden prjjs van 3,50 per M-\; 2°. Wed. L. Eggermont een perceel grond aan de Prins Mauritsstraat, no. 42 van het plan, tegenover de frobelschool, ter grootte van 105 M2., tegen den vastgestelden prjjs van 2,50 per M2.; 3°. P. Kanaar een perceel grond aan de Prins Mauritsstraat, no. 27 ged. en no. 28 van het plan geheel, ter oppervlakte van 144 M* tegen den vastgestelden prjjs van 2,75 per M2. 4". A. de Zeeuw een perceel grond aan de Prins Mauritsstraat, naast de frobelschool, no. 41 van het plan, ter oppervlakte van 105 M2., tegen den vastgestelden prjjs van 2,75 per M2.; 5°. M. W. Visscher, een perceel grond in de Wilhelminastraat, no. 18 van het plan, met een oppervlakte van rh 165 M2., tegen den vastgestelden prjjs van fZ per M2. De heer DIELEMAN wjjst op het advies van den gemeenteopzichter, dat bij de stukken lag, waarin te lezen is, dat hjj nog pogingen zou aanwenden om den heer Verlinde te bewegen in plaats van het aangevraagde perceel dat naast den heer Boer te koopen, omdat er dan aansluitend zou gebouwd worden, doch dat, in dien die poging niet slaagde, hjj adviseert om dan het gevraagde te verkoopen. Spreker kan zich daarmede niet vereenigen. Hjj vindt dat geec goeden regel en meent dat het in het be lang der gemeente is, dat er aaneensluitend gebouwd wordt. Nu blijft daar een perceel grond open, dat men misschien later elechta met zeer veel moeite zal kunnen verkoopen. De VOORZITTER: Het Is voor ons vol- strekt geen bezwaar, het aangevraagde per ceel te verkoopen, aangezien de ruimte die open bljjft, juist voldoende is voor een woning. Als de raad er echter anders over denkt, moet die zich maar uitspreken. De heer VAN DE BILT zou er tegen zjjn om anders te handelen, men behoort de lief- hebbers die wenschen te bouwen eenige vrjj- dom omtrent de plaats waaraan ze de voor- keur geven, te laten. De VOORZITTER: Het is geen bezwaar; het zijn dezelfde perceeltjes grond. De heer DIELEMAN: De menschen hebben toch vrjjheid, door de keuze van straat? Heeft de aanvrager ook de reden gezegd, waarom hjj juist dSAr wil bouwen? De VOORZITTER: Dat behoeven de aan- vragers niet altrjd kenbaar te maken. De heer HAMELINK vindt, dat het stand punt dat de heer Dieleman inneemt, niet ge- tuigt van een juist koopmansstandpunt. De aanvrager heeft natuurljjk een plaatsje uitge- kozen, dat hem het beste ljjkt. Hetgeen nu bljjft liggen, Is geen onverkoopbaar stuk, het is dus geen bezwaar, dat dit er tusschen blijft. Dat de aanvrager op eenigen afstand wil bou wen, schept juist propagandistische waarde voor de verkoop van het overige terrein. Wan neer de huizen aaneen gebouwd worden, bljjft het daar een klein groepje, doch door deze bouw, zal het gelijken alsof de geheele buurt bevolkt is, en zal dit meer aantrekkingskracht hebben voor anderen. Dit is de economische zjjde, maar overigens wenscht spreker de men schen ook vrjj te laten waar ze bouwen willen. De heer DIELEMANEr moet toch we! een bijzondere reden voor zjjn dat de man het doet; zoo voortgaande kan men ook wel man den Buthdijk gaan bouwen. De VOORZITTER: Maakt u er een voorstel van? De heer DIELEMAN: Z66veel geef ik er niet om; ik heb het alleen te berde gebracht. omdat ik meende, dat Burgemeester en Wet houders wat leiding gaven aan de plaatsen waar zal worden gebouwd. De heer OGGEL: Dat is ook nog altijd ge- beurd. De voorstellen tot verkoop van grond wor den aangenomen met algemeene stemmen (Wordt vervolgd. HOOGE INKOMENS. Ondanks de slapte zjjn er in Engeland toch nog wel hooge inkomens, er zjjn zelfs lieden, die dit jaar meer inkomstenbelasting moeten betalen. Tot hen behooren, volgens de ..Sunday Express", o.m. Sir Hugo Hirst van de General Electric, die dit jaar ten minste 50.000 pond zal betalen, Sir H. Cunliffe Owen van de British American Tobacco Cy., die hetzelfde en Sir Louis Baron van Carreras, een andere tabaksfirma, die eveneens ongeveer 50.000 pond betalen moet. Sir Robert Hadfield, de staalkoning, Lord Bearsted van de Shell en Lord Wakefield betalen alle drie naar een inkomen van meer dan 100.000 pond. Dan is er Burggraaf Borodale, het drieentwintig- jarige Lagerhuislid, zoon van admiraal Lord Beatty, die van zrjn moeder (dochter van Marshall Field) zooveel geerfd heeft, dat hij meer dan 1000 pond belasting per week be- taalt, voorts het dochtertje van wjjlen Sir David Yule, den grooten koopman uit Cal cutta, dat betaalt naar een Inkomen van bijna een millioen pond 's jaars. Lord Melchett, zoon van den magnaat op chemisch gebied, die een inkomen heeft van meer dan 150.000 pond, Barones Burton (bierbrouwerjjen) die een dlkke 60.000 pond belasting 's jaars betaalt. Lord Devonport (thee)) met 30.000 pond be lasting, Londensche grondeigenaars als Burg graaf Portman en Lord Howard de Walden, die elk jaar meer aan belasting opbrengen, de jonge Leverhulme, die het fortuin van zjjn vader (Sunlight Zeep) nog heeft weten te vergrooten en anderen. Op sommige dagen hangt er over de groote steden, vooral wanneer zjj in een dal liggen, een soort mist, die van den gewonen mist hierdoor verschilt dat hjj grauwer is en als een soort verdunde brei vomit. Het is een treffend verschjjnsel, wanneer ge bjjvoorbeeld van buiten 's ochtends te Brus- sel aankomt, dat over de stad als een ver- dichte gelige of rossige lucht hangt, terwjjl buiten de atmosfeer heelemaal zuiver was. Dat verschjjnsel doet zich vooral voor bjj windstilte. De stadsrook en de stofdeeltjes bljjven drjjven te midden van den mist, die zicb over de stad samentrekt des nachts, en vormen tusschen de zon en ons een soms schier ondoorschjjnend scherm. De Engelsche weerkundigen hebben de hoe- veelheid vaste stoffen geschat die zoo neer- komen op de stad Londen. In vier jaren, van 1918 tot 1922, waren dat 13.865 ton per 100 vierkante meter! Indien de wind en de regeD niet hlelpen, dan zouden de groote steden binnen afzienbaren tijd onder hun eigen asch en rook begraven worden. Y-

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 8