V A RI A.
DE MIST BOVEN GROOTE STEDEN.
veel eerbied bestaat ten opzichte van bet ge
bed, doch hij vindt het alleen jammer, dat
bier in de vergadering zoo weinig blijkt van
de vrucht, die van bet gebed verwacht wordt,
door de bandelwijzen die op bet gebed volgen
Hjj hoopt, dat dit in de toekomst anders zal
word en en is dan bereid mede te werken tot
het bebouden van bet gebed.
De beer VERSCHELLING kan, in verband
met de rede van den heer Dieleiman verklaren
principieel niet tegen bet gebed te zijn, doch
er hier weinig waarde aan te kunnen hechten,
wanneer hjj de debatten beluisterd die gedu-
rende het jaar 1932 en ook vandaag weer in
dezen raad gehouden zijn.
De beer 't GILDE: Het is een schande!
De heer VERSCHELLING: Het is een drup-
pel op een gloeiende plaat!
Ik wilde voorts ook nog herinneren aan
de vragen die door ons gesteld zijn met be-
trekking tot het Ambtenaarsreglement.
De VOORZITTER: Dat is iets anders, dat
zjjn verschillende punten.
De beer VAN KAMPEN geeft te kennen,
dat bij weinig lust heeft, om bier nog iets
van te zeggen, maar hij meent toch de ge-
tuigenis te moeten afleggen, dat het ant-
woord van Burgemeester en Wetbouders op
bet voorstel van den heer Hamelink hem
tegenvalt. Hjj zou gaame hebben gezien, dat
ddt wat macbtiger had geklonken, dat ze
tot atwijzing van bet voorstel badden geadvi-
seerd, omdat zij erkennen de souveredniteit
Gods ook voor het openbaar leven, en mdts-
daen daarmede rekening wenscben te bouden.
Men beeft in deze rekening te bouden met
twee dingen, of men God erkent als de alles-
beheerschende maebt in het gebeele leven en
boe men zicb die indenkt, of men dat erkent
of niet. De heer Hamelink beweert, dat er
ook Ohristenen zijn, die omtrent bet ambts-
gebed een ander standpunt innemen, dat is,
eegt spreker. mogelijk, maar dan staan zij
toch aan ee.i verkeerdien kant. De heer Ha
melink bespreekt ook de tegenstelling die zou
bestaan tusschen bet gebed en de verdere
handelingen van de raadsleden. Daar wil
spreker niets op afwijzen, daarmede is den
heeren nog niet de helft aangezegd, maar
juist dddrom is spreker en zijn medestanders
voor het uitspreken van een gebed voor den
aanvang der wenkzaamheden, omdat de over-
tuiging by hem leeft, dat ze nog veel tekort-
koaningen hebben, en daarom hebben zij be-
hoefte van den Aillerboogste af te smeeken
am bun daden anders te besturen.
Door den beer Hamelink wordt verklaard,
dat hij persoonlijk tegen het ambtsgebed is|
en daarin Ugt de sleutel van zijn doen. Hij
oordeelt, dat, gezien de, practische uitwer-
king, de daad van het gebed daarmede in
botsing komt. Indei daad, spreker kan van
hem gelooven, dat bij er principieel tegen is,
en daarin zit de wortel van geheel zijn ziem
omdat hij moeilijk kan erkennen het gezag des
Heeren op alle terreia des levens. Zijn kijk
op het gebed is, dat dit een bespotting
eou zijn voor den godsdienst, doch dat is het
allerminst, ook is hetgeen daarop later volgt
geen contrast met het gebed, dat toont des
to meer de noodzakeljjkheid en men smeekt
bjj den aanvang van iedere vergadering als
dat het debat in het teeken van het gebed zal
staan.
Door den heer Hamelink wordt ook gezegd,
dat de sociaal-democraten niet tegen den
godsdienst zijn, doch tegen die stelling zou
spreker verschillende argumenten kunnen
aanvoeren, welke het begendeel bewijzen. Men
meet zich echter indenken, dat God dient
erkend te worden in heel ons doen en laten. De
heer Hamelink verwijt ons, dat wij dit zoeken
in het uiterljjke, doch dat zoeken wij niet, dat
is ons eene behoefte voor onze levensuiting, de
openlijke erkenning dat God een onmisbare
factor is in al ons doen en laten.
Ik hoop, dat van de hier tegenwoordige
Ohristenen niemand de schuld zal meedragen
der afschaffing van het ambtsgebed, zeker,
ik ben overtuigd, dat die tjjd eenmaal zai
komen, en dan kunnen wij dat niet meer tegen
bouden, dooh indien wij in dat opzicht moeten
vallen, laat bet dan zijn met eere.
De heer VAN BENDEGEM: Voorzitter!
In verband met het voorstel door den heer
Hamelink gedaan, tot afschaffing van het
ambtsgebed, gevoel ik mij genoodzaakt, thnnq
hier ber plaatse, principieel iets dieper te
gaan, dan dat ik anders gewoon ben, Want
ik ben geen befhebber er van om principieele
zaken en dingen, door gewone zaken heen te
vlechten. Maar waar ik thans genoodzaakt
wordt door z66 een voorstel, wil ik dan ook
thans iets dieper op de zaak ingaan.
In de eerste plaats wil ik direct beginnen
met te verklaren, dat ik thans den heer
Hamelink niet voldoende begrijp, want ik vind
het van hem een bruut stuk werk, om in een
vergadering als deze, waar hij zelven al me-
nigmaal besft gezegd, wanneer er moest ge-
stemid worden, het zal wel weer 85 zijn en
deze uitdrukking beteakent toch eigenlijk 8
rechts en 5 links.
Dus daar hij dit zelven al heeft uitgespro-
ken, en dus goed weet, dat, wanneer het om
een zoo gewichtig iets gaat, gelijk thans, dde-
gen/en die zich rechts noemen, absoluut niet
met z6<5'n voorstel mee willen gaan, als hier
door den heer Hamelink wordt gedaan.
En daarom begrijp ik hem niet, waar hij
thans de vrijmoedigthcid vandaan heeft ge-
haald, ran met dit voorstel naar voren te
komen. Want de heer Hamelink kan het toch
al op zijn vingers uitrekenen, dat hij met dit
voorstel niet het minste resultaat zal oogsten.
En dan, Voorzitter, acht ik mjj en ieder
rechts raadslid met mij, gelukkig, dat ze niet
zoo een maerialistisch standpunt innemen.
zoo een materialistisch standpunt innemen.
Want volgsns zoo een ingediend voorstel, ge
lijk hier door Hamelink thans geschiedt, wil
het toch weer zeggen, dat zij het alles alleen
van menschen en menschen alleen verwach-
ten. Maar ik acht het een grooten zegen, dat
ei in dezen tjjd, van verwildering en afval
van God, nog de gelegenheid openstaat, om
op een vergadering als deze, met gebed te be
ginnen en dankzegging te eindigen.
En dus moet Hamelink het toch nog niet
zoo op hebben, dat wij thans al leven in Rus-
land. Want daar mogen de menschen niet
meer bidden tot him God, maar gelukkig zijn
wjj hier nog niet zoo ver. En zal het ook
vooreerst nog niet komen. Tenminsbe Wil ik
wel verklaren, dat ik mjj dan niet bij de laurwe
Ohristenen zou scharen, maar bjj hen, die
strijden voor Gods eer en het gebed hoog
houden.
Want ik acht het als een grooten zegen,
dat een vergadering als deze met gebed ge-
opend wordt Want wij Ohristenen hebben het
niet zoo op, dat menschen alleen alles kunnen,
verre van daar.
Maar aldus, dat wjj zwak zijn van krachten
en om dan een gewichtige taak als deze,
eenigszins met nauwgezetheid te vervullen,
wij absoluut wel, alvorens wjj de besprekingen
voeren, en een ieder immers ook in onze ge-
meente zoo veel mogelijk recht te behandelen
wij absoluut wel eerst aan Hem om licht en
kracht moeten vragen. Want als het alleen
van miensohen moet komen, dan weten wij,
dat het egoisme zoo groot ts, dat eigen of
groepsbelang altijd bovenaan zouden staan.
Daarom is het een groot voorrecht, dat wjj
-hier ter plaatse nog onze vergadering met ge
bed kunnen beginnen en van Hem, die ons
regeert, licht en kracht mogen vragen bij al
hetgeen wij hier behandelen. En ook acht ik
het een even groote behoefte, am na onze
besprekingen, hier ter plaatse met dankzeg
ging te eindigen.
Opdat wjj het weten, dat wjj als menschen,
niets meer kunnen doen dan menschenwerk,
dat beteakent stukwerk en is het mjj en ook
wel mjjn rechtsche collega's met mjj, hier ter
plaatse, absoluut, opdat wij ons werk als
stukwerk beschouwen, een behoefte, ook na
de vergadering van God onzen Vader te vra
gen of hij ook Zijnen zegen niet aan ons werk
wil onthouden. Maar of hij ook het werk dat
wij hier hebben verricht, met Zijnen zegen
wil bekronen. En daarom ,wil ik hier de hoop
en de wensch uitspreken, dat in Axel, zoolang
het zal bljjven bestaan, steeds het gebed
moge worden gehandhaafd, ook hier ter
plaatse.
De heer I. DE FEIJTER verklaart ook voor
het behoud van het gebed te zijn.
De heer HAMELINK zal ter beantwoor-
ding van de bestrijding van zijn voorstel
trachten zeer kort te zijn. De heeren hebben
over zijn voorstel zeer uitvoerig gedebatteerd,
behoudens dan de heer Van de Bilt, die trou-
wens altijd zeer sober is. Van Christeljjke zijde
is aan spreker verweten dat het voorstel van
spreker zou zijn een fijne politieke zet, maar
het komt hem voor, dat die heeren zjjn^voor-
stel hebben aangegrepen, als middel voor een
fjjne politieke zet, aithans dat ze getracht
hebben er dat van te maken, en spreker weet
niet, in hoever de heer Ddeleman dat met zjjm
geweten kan overeenbrengen, om zelf te doen,
hetgeen hij in anderen verfoeit. Er is gezegd,
dat spreker behoort tot een partij die het ge
zag van God en den Staat niet erkent. Hij
moet daarop antwoorden, (kit de S. D. A. P.
niet is een partjj van den godsdienst, doch
eene politieke partjj, die hare aandacht wijdt
aan de stoffelijke waarden, en dit is naar zijn
opvatting de eenig juiste opvatting van poli-
tiek. Ieder een ook binnen de partjj der
S. D. A. P. heeft alle vrijheid om over den
godsdienst te denken zooals hij dat wil en de
door hem gekazen beljjdenis te volgen, doch de
S.D.A.P. vecht alleen voor de stoffelijke be
langen van het volk, die in een publiek
liohaam als een gemeenteraad worden be-
handeld, en nu meenen zij, met de vrijzinnige
groepen, dat, omdat hier alleen stoffelijke be-
langen behandeld worden, dat het ambtsgebed
hier niet thuis behoort, omdat (het is een poli
tieke vergadering. Bjj het behandelen van de
stoffelijke belangen komen godsdienstige op-
vattingen niet in het geding. En het moet
wel verwondering baren, dat die godsdienstige
opvattingen juist bij de groepen die hun
Christeljjk beginsel zoo gaame naar budten
uitdragen, bij de behandeling der stoffelijke
zaken zoo weinig naar buiten treden. Wan
neer het toch gaat om werkeljjk Christeljjke
beginselen op stoffelijke zaken toe te passen,
dan bljjken juist die Ohristelijke groepen zdch
op een materialistisch standpunt te plaatsen
in het belang van de bezittende klasse, waar-
door den druk voor de groepen die aan Jezus
het naast stonden verergert. Spreker wil
hiermede in 't geheel niet zeggen, dat die
opvattingen op stoffeljjk gebied noodwendig
een gevolg moeten zijn voor ben die God be-
lijden, doch men hier vecht voor een stuk
brood voor den arme, zooals onder meer voor
het verstrekken eener Kerstgave aan de
werkloozen, dan vindt men den tegenstand
tegen die voorstellen niet bij de vrijzinnige
groepen, maar juist bjj de groepen die zich
zoo graag op hun Christeljjk beginsel laten
voorstaan. Dan vraagt men zich wel eens af
of de naastenliefde, een der eerste beginselen
door Jezus gepredikt, verloren is gegaan of
wel of men zich op het standpunt stelt: ben
ik mjjns breeders hoeder? Die groepen zou
den toch juist de stuwkracht moeten zijn, om
in het maatschappeljjk leven orde te scheppen
en in de eerste plaats in het betrachten van
naastenliefde.
De heer Van Kampen trachtte te suggeree-
ren, dat spreker de almacht van God, ook in
het staatkundig leven, niet wenscht te erken
nen. Indien de heer Van Kampen daarmede
bedoeld op de wijze zooals hjj dat opvat, dan
is dit juist, maar overigens wenscht spreker
zich daarover niet tegenover den heer Van
Kampen te verantwoorden, aangezien deze
niet gerechtigd is, hem daarover de biecht af
te nemen.
De heer Van Bendegem zeide: kjjkt naar
Rusland! Moet dat beteekenen een critiek op
de sociaal-democnaiten, wier aanhangers daar
moeten verhongeren en verkommeren De
heeren weten niet wat Rusland te zien heeft.
Spreker weet dit niet, maar de heer Van
Bendegem nog minder, vyant hjj zal wel nim-
mer de moeite gedaan hebben om daarom-
treat op de hoogte te komen. Het is echte-
aan spreker niet gelukt, om hetgeen er daar
bjj dat volk van 160 millioen menschen, een
zevende van de bevolking der geheele aarde,
omgaat, ook maar een duidelijk beeld te krij-
gen, oak niet omtrent de toestanden op gees-
teljjk gebied.
De heer Dieleman sprak zich uit, dat het
den heer Hamelink te doen was om de groep
't Gilde kleur te laten bekennen, en voegt er,
als spreker goed geluisterd heeft de vraag
aan toe, hoe hij zoo naief kon zjjn om te ver-
onderstellen dat zijn voorstel kans beeft aan-
genomen te worden, gezien de verhouding van
rechts en links in dezen raad. Spreker weet
niet, hoe rechts over zijn voorstel denkt. In
elk geval denlken de rechtsche menschen,
wanneer hjj het hier van de rechtsche leden
gehoorde in aanmerking neemt, er niet alien
gelijk over, want hij spreekt ook tal van
Christenmenschen, die de wijze waarop hier
gebeden wordt een schande voor den gods
dienst noemen. Spreker zegt dit niet, om te
suggeneeren, dat anderen er ook zoo over
moeten denken, doch hij heeft zjjn voorstel
gedaan am uitlng te geven aan zijn gevoel vaD
ergernis omerent het bidden en hetgeen dear-
na bjj de debatten wordt gehoord, en zoo den
ken ook Christenmenschen er over.
Door de heeren Van Kampen en Va.i F.enae-
gem is aangevoord, dat de sociaal-democra
ten anti-godsdienstig zouden zjjn. Spreker
kent er van de werkeljjk georgamseerden
geen, uit wier handelingen dat bljjKer zou,
want het eerste socialistisch gebod licht ge
heel in dezelfde lijn van het eerste gebod van
de leer van Jezus, n.l.hebt alle goederei gc-
meen! En ziet daar de tegenstelling tusschen
de socdaal-damocraten en de christeltjke groe
pen, die steeds opkomen voor de gegoeden,
want wanneer die eerste leers telling van
Jezus bewaarheid zal worden, moeten juist
alle gegoeden verdwijnen, anders kan dat ge
bod van Jezus niet tot stand komen. De heer
Verschelling sprak van een druppel op een
gloeiende steen, dodh spreker kan niet be-
grijpen, in welk verband hier van een druppel
op een gloeienden steen kan gesproken wor
den, dat kan op dit debat niet van toepas-
sing zjjn.
Spreker heeft geenszins te voren ingezien,
dat het lot van zjjn voorstel hier In deze ver
gadering absoluut hopeloos zou zjjn. Hij had
hoop, door mededeeldng zijner argumenten, de
meerderheid van de funeste werking van het
geen hier geschiedt te overtuigen, want als
men alles bijeen neemt, zou het toch maar
op heit nippertje zijn, dat de rechtsche men
schen hun meerderheddswil kunnen doorzet-
ten, want als hier was komen zltten de door
de kieizers aangewezen afgevaardigde, dan
zou de vjjfde anti-revolutionaire afgevaardigde
hier niet zjjn verschenen. Dat is dus maar
een toevaliige bezetting van dlen zetel.
Ten slotte verklaart spreker eerbied te
hebben voor de menschen die het ambtsgebed
hier wilien handhaven, cp grond van hun in-
nige overtudging, maar moet dan toch weder-
keerig venzoeken een wat minder minachtend
oordeel voor m enschen die er anders over den
ken dan zij, want ook die houden er een in-
neilijke overtuiging op ma. Spreker erkent
het recht van ieder am- zich ten voile over-
eenlcomstig, zjjn wensch uit te leven, maar zij
moeten datzelfde recht ock gunnen aan een
ander. - -
Le heer VAN KAMPEN moet erkennen,
dat het dehat nu wel e:n heel ein-d verwijderd
is van het oorspronik-elyk onderwerp, maar
dat maakt het nu- q-ok gema-kkelijker, omdat
er nu stellingen zjjn ujtgesproken, waaraan
men wat meer houvast heeft. De heer Hair.e-
iink beweert, dat de Christeljjke groepen, bij
de behandeling van stoffeljjike belangen der
minder gegoeden, niet naar het woord van
Jezus handelen. Men,moet echter in aanmer
king nemen hoe die groepen dat zien, on dan
zal men ook begrjjpen, dat zjj ook in dat op
zicht willen vragen naar den wil van God,
en dan komit hun standpunt geheel logisch
vcor. Naar de practische opvatting van den
heer Hamelink treft die partjjen honderd pro-
cent van de schuld, m%ar het is naar spre-
kers meening nog veel erger. Iedter die de
beljjdenis kent, weet dat. Maar tegenover
die bewering van den heer Hamelink omtrent
de houding der Christeljjke groepen ten op-
zichto van de mindergegoede klasse moet
spreker er dan toch op wijzen, dat, indien per
slot van rekening de kerken er niet waren,
het beeld der maatschappij een geheel ander
karakter zou vertoonen, en dat, indien dan
in deze gemeente niet vanwege de kerken ge
daan werd hetgeen thans hunnerzijds tot
steun van de hulpbehoevende naasten geschied,
het budget der gemeente, dat nu reeds met
vele duizenden voor werkloozenzorg is belast,
dan met geen 60.000 per jaar zou kunnen
volstaan.
Maar dat er in ander opzicht misschien
wel eens door de Christeljjke groepen beshst
wordt, dan ze peirsoonljjk op dat terrein doen,
spruit daaruit voort, dat ze onderschead
maken tusschen hetgeen de Staat en de Ge
meente in dat opzicht behooren te doen, en
den plicht die ten dezen op de menschen ligt,
voor de behandeling van hunne naasten, dat
de plicht om de behoeftigen te helpen in de
allereerste plaats behoort aan de familie, en
wanneer die dit niet kan dan op de breeders
en zusters.
En wanneer die groepen in deze vergade
ring stemmen tegen maatregelen die steun
aan behoeftigen op het oog hebben, dan
spruit dat hieruit voort, dat zjj aan dien
steun een ander karakter willen geven, dait
zij van oordeel zjjn, dat die op andere wijze
moet geschieden, doch niet op grond dat het
hun zou mankeeren aan naastenliefde en zjj
die menschen niet willen helpen. En wanneer
dan door die groepen wordt gestemd tegen het
verleenen eener Kerstgave of een kolenbon,
dan is dit een gevolg van hun overtuiging,
dat zij zich stellen op het standpunt, dat zjj
het gezinsleven willen handhaven, en dan
zeggen zij: laat voor hen die het noodig heb
ben de familie of de kerk bjjspringen, en hij
is van oordeel, dat de kerken in deze ge
meente het gemeentebestuur van Axel nog
van zeer groote zorigen ontlasten, en voor
velen tot grooten zegen zijn.
De invloed van het Christeljjk geloof op de
wereld moet niet worden beoordeeld naar de
omstandigheden onder den bestaanden tsrug-
gang, maar naar de historic. En dan wjjst
spreker er op, dat om. hetgeen als een dood-
schaduw op de volkeren lag, de slavernij,
door den invloed van het Christendom is af-
geschaft en ook van de pepsoonlijke vrjjbeid
zou zonder dien invloed niets terecht gekomen
zjjn. De heer Hamelink moet daarom niet
zeggen: jullie beantwoorden niet aan het
woord van Jezus, de waarheid is geheel an
ders. Dooh als zjjn organ!satie op de wijze
zooals zjj nu propageert met gronden ontleend
aan de politieke en wereldbeschouwing wil
voortgaan, dan zal de organisatie van den
heer Hamelink de maatschappij niet herbou-
wen, dan zal zjj geheel ten onder gaan, doch
men kan'daarvan allerminst verwachten, dat
zjj hier zal brengen een nieuwe hemel op
aarde.
De heer DIELEMAN verklaart het er bjj
den heer Hamelink werkeljjk nogal goed te
hebben afgebnacht. Maar toch heeft hjj in
den aanvang een groote tout gemaakt, waar
hjj er zich over venwonderde, dat spreker
sprak van een zeer fjjne politieke zet van
den heer Hamelink. 't Zal natuurljjk aan
spreker li'ggen, maar die kan dat tooh niet
anders zien, aangezien de heer Hamelink toch
wel niet zal hebben gedacht, dat zjjn voor
stel bier eenige kans had. Nu moge hij wel
andere indrukken hebben gekragen, maar hjj
is hier toch lang genoeg am de situatie in
den gemeenteraad te kennen, want, indien er
ook maar eenige kans was, dat dit voorstel
kon worden aangenonien, zou het toch wel
spreker zjjn, die dan ton zeerste bedrogen
uitkwam. En daarom heeft spreker gezegd:
die zet is fjjn, hjj kan het niet anders zien,
en heeft dit naar voren laten komen.
Den heer't Gilde moet men het niet kwaljjk
nemen, dat deze is gaan schelden, want het
geen spreker zeide raakt zjjn groep, die hier-
door haar standpunt zal hebben te openbaren
en zich meer positief moet uitspreken. Door
den heer Hamelink is daarop niet meer ge-
reageerd en dat was misschien verstandig.
Maar in verband daarmede ziet spreker het
als een politieke zet, volgens den heer Hame
link was dit wel niet bedoeld, maar het ligt
er duimen dik op.
De heer HAMELINK vraagt nog eens het
woord, om nog een paar misvattingen weg
te nemen. Door den heer Dieleman is gezegd,
ik heb het er bjj den heer Hamelink goed af-
gebracbt, maar het is aan spreker ndet moge
lijk om ten slotte in te gaan op de vertogen
van alle spriekers, die te voren hunne rede-
voeringen om hem te bestrjjden op papier heb
ben gezet. Het is hem niet mogeljjlk om dan
aan alles de noodige aandacht te schenken
De heer Van Kampen heeft er op gewezen
dat de kerk, speciaal in de gemeente Axel,
goed werk voor de behoeftigen heeft verricht.
Maar dat heeft spreker ook in geenen deele
antkend. hjj heeft de kerken niet genoemd,
maar het gaat hier alleen over het ambts
gebed in den gemeenteraad van Axel
En wat zjjn bewering betreft, dat de slaver-
njj zou zjjn afgeschaft onder den invloed spe
ciaal van het Christendom, die is ook niet voor
honderd procent te onderschrijven, want hjj
betwjjfelt, of het politieke Christendom ai
thans voor de afschaffing van de slavemjj in
eigen land, In IndlS, wel zoo geestdriftig ge
stemd was en of zjj daaraan veel hulp heeft
verleend. Hij meent, dat, toen de heer Van
Kol voorstelde de afschaffing van den slaven-
dienst in IndlS, dat het politieke Christendom,
voor zoover dit in de gelegenheid was zich
daaromtrent uit te spreken, aan die afschaf
fing niet heeft meegewerkt.
Hdj merkt ten slotte op, dat de besprekingen
wel zjjn uitgedijd, doch dat niets bjjzonders
meer ten opzichte van het onderwerp zelf is
aangevoerd en hjj alzoo zijn voorstel voldoende
besproken acht.
De heer 't GILDE wil als hjj acidermaal
hierover het woord neemt nogmaals naar
voren doen komen, dat bjj hem niet bestaat
een gemis van waardeering van mede- en
tegenstanders. Zelfs verklaart hij openlijk zjjn
sympathie met het zeer doorwrochte betoog
van den heer Hamelink. Ook heeft h'j over
de meening vsq den heer Van Kampen een
waardeerend oordeel en zelfs misschien het
meest voor degenen, die tijdens dit onverkwik-
kelijk en nutteloos debat hun God het best
hebben gemeend te kunnen dienen door maar
te zwijgen.
Dat de heer Van Kampen er echter den
Christelijkea staat en de Christeljjke staat-
kunde bijhaalt is m.i. een zeer verkeerd in-
zicht.
Daartegenover stelt hjj de meening van een
staatsman, zoo hoogstaand, dat niemand hem
ook maar in eenigerlei opzicht in twjjfel zal
trekken, n.l. Dr. J. Th. de Visser, die op 14
December 1912 in de Tweede Kamer sprak als
volgt:
„Er is en er kan, naar mijne overtuiging,
niet zjjn christeljjke staatkunde. In de eerste
plaats, omdat het christelj'k beginsel zoo
rijk en veelvuldig is, dat nooit een enkele
politieke partjj zich de pretentie kan aan-
matigen, het bjj uitsluiting te hebben be-
grepen en verwerkt. In de tweede plaats
niet, omdat in het begrip .Christeljjke staat
kunde" een element christeljjke individuali-
teit schuilt, dat zooals de heer De Beaufort
terecht heeft aangetoond, evengoed bjj de
mannen van de linkerzjjde als bjj de man-
nen van de rechterzijde kan gevonden wor
den. Daarom heb Ik ook voor mjj zelf altijd
de uitdrukking gewraakt, dat men in coa-
litie zjjnde zou stoelen op een gemeenschap-
pelijken wortel des geloofs. De geheele per-
soonljjke geloofskwestie staat buiten de poli
tieke partij-groepeering en het kan uit-
nemend weizen, dat men zich hier aan een
lid van de linkerzijde, wat zijn persoonlijke
geloofsovertuiging betreft, nader verwant
gevoelt dan aan sommigen, met wie men op
een gegeven oogenblik in coalitie is."
De heer Van Kampen kan met zulk een
oordeel zijn voordeel wel doen en dat citaat
verdient hier nog wel eens aan de vergetel-
heid te worden ontrukt.
Zledaar, mijnheer de Voorzitter een meening
van een zeer hoogstaand mensch en politicus.
Door den heer Dieleman, die spreker niet hard
meer zal aanvallen, want jammer genoeg
heeft zjjn. temperament hem weer parten ge-
speeld wordt echter de zaak door en door
..verpolitiekt". Bestaat daaraan nu behoefte?
Ik meen van niet en heb geen aanledding ge
geven.
De aap is nu echter duideljjk uit de mouw
gekomen. Het gaat tegen de fractie-'t Gilde
en om deze eens uit te spelen! Dat zal hem
echter niet gelukken! In de fractie-'t Gilde is
men nog zoo vrijheidsgezind, dat men elkaar
daarom niet minder eert en verstaat, al ver-
schilt men in meening ook in sommigerlei op
zicht. Spreker weet niet of de heer Verschel
ling zijn Gereformeerde geloofsbelijdenis heeft
afgelegd en het doet er ook niets toe! Dit
kan ik wel zeggen, zijn houding in dezen zoo
sympathiek te vinden, dat ik alleen reeds ter-
wille daarvan en uit zin voor de werkeljjkheid
met hem zal meegaan en dus aan een tot af-
stemming gedoemd voorstel geen steun zal
geven, ook al denk ik anders dan de over-
groote meerderheid hier. Ik dank U!
De heer VAN BENDEGEM merkt nog op,
dat de hefv Hamelink veronderstelde, dat
spreker omtrent de toestanden in Rusland zou
hebben nagelaten het pro en contra te onder-
zoeken. Hij verklaart evenwel, daarover al
heel wat te hebben gelezen. Hjj heeft alleen
willen te kennen geven, dat de richting waar-
in de revolutiegeest zweeft, tegen den gods
dienst gekant is, en wjjst er op, dat het juist
de kerk is die voor ondersteuning van de
hulpbehoevende naasten duizenden, ja reeds
millioenen hebben bjjeengebracht.
De heer HAMELINK: Dat heeft met mjjn
voorstel niets te maken.
De VOORZITTER vraagt, of het voorstel
van den heer Hamelink wordt ondersteund.
De heer ORTELEE antwoordt bevestigend.
Aangezien het voorstel niet voldoende on
dersteund wordt kan het niet in stemming
komen, en is dus vervallen.
De VOORZITTER deelt thans mede, dat de
verdere voorstellen der heeren, betreffende
wijziging van het Ambtenarenreglement nog
moeten worden ultgesteld, omdat daarover
eerst het Georganiseerd Overleg moet worden
gehoord.
De heer VERSCHELLING: U hebt toch in
de vorige vergadering gezegd, dat die voor
stellen in de eerstvolgende vergadering aan
de orde zouden komen?
De VOORZITTER: Dat heb ik inderdaad
gezegd, maar er is nog meer, er was ook nog
iets van de Gascommissie moest besproken
worden en nog niet rijp is voor behandeling,
de werkrooster moest nog met den inspecteur
besproken worden, die van de benoembaarheid
van het personeel
De heer VEKSOHETJ JNGOver te laten
aan den raad.
De VOORZITTER: Ik kan u toezeggen,
dat de voorstellen voor de eerstvolgende ver
gadering als punt op de agenda zullen komen.
De heer VERSCHELLING: Die voorstellen
zjjn al in de maand November ingediend en
hadden nu toch wel aan de orde behooren te
komen. Uit protest tegen een dergelijke han-
deling van Burgemeester en Wethouders
tegenover die voorstellen, trekken wjj ze In.
De VOORZITTER: Ja, dat kan ik ook niet
helpen, dat moet u weten.
De heer HAMELINK: Als ze dat eens alle-
maal deden?
Qndertusschen moet ik ook wel verklaren,
niet het verband te kunnen zien, tusschen het
Georganiseerd Overleg en hetgeen ik gevraagd
heb. De kwestie wie de ambtenaren enz. be-
noemen zal, is toch een kwestie die door den
gemeenteraad moet worden uitgemaakt en
waarmede het Georganiseerd Overleg heele-
maal niets te maken heeft. Het eenige resul
taat van een vergadering van het Georgani
seerd Overleg hierover kan zijn, dat aan de
raadsleden een verslag der vergadering wordt
toegezonden. Ik zal er niet over vallen, maar
ik vind het door den voorzitter voor uitstel
aangevoerde argument zeer zwak.
De VOORZITTER: Er zit werkeljjk niets
achter; er moest nog een vergadering worden
gehouden van de Gascommissie en toen heb
ben we gezegd laat ons in deze vergadering
het voorstel betreffende het ambtsgebed op de
agenda zetten en in de volgende vergadering
het andere.
De heer HAMELINK: Ik maak geenerlei
veroaderstelling, doch wjjs er alleen op, dat
het door u voor uitstel aangevoerde argument
heel zwak Is, aangezien het Georganiseerd
Overleg met de voorgestelde wjjziging niets te
maken heeft. Ik wilde dit niet zonder meer
laten passeeren ,want anders zou het den in-
druk gaan wekken, dat het Georganiseerd
Overleg boveo den raad zou komen te staan
en met die stelling ben ik het niet eens.
6. Verkoop en aankoop van grond.
a. Naar aanieiding van daartoe strekkende
verzoeken stellen Burgemeester en Wetbrm-
ders voor te verkoopen aan:
1°. A. Verlinde een perceel grond aan de
Zuidzijde der Prins Hendrikstraat, no. 50 van
het uitbreidingsplan, groot 150 M1., tege*
den vastgestelden prjjs van 3,50 per M-\;
2°. Wed. L. Eggermont een perceel grond
aan de Prins Mauritsstraat, no. 42 van het
plan, tegenover de frobelschool, ter grootte
van 105 M2., tegen den vastgestelden prjjs
van 2,50 per M2.;
3°. P. Kanaar een perceel grond aan de
Prins Mauritsstraat, no. 27 ged. en no. 28 van
het plan geheel, ter oppervlakte van 144 M*
tegen den vastgestelden prjjs van 2,75
per M2.
4". A. de Zeeuw een perceel grond aan de
Prins Mauritsstraat, naast de frobelschool, no.
41 van het plan, ter oppervlakte van 105
M2., tegen den vastgestelden prjjs van 2,75
per M2.;
5°. M. W. Visscher, een perceel grond in
de Wilhelminastraat, no. 18 van het plan, met
een oppervlakte van rh 165 M2., tegen den
vastgestelden prjjs van fZ per M2.
De heer DIELEMAN wjjst op het advies van
den gemeenteopzichter, dat bij de stukken lag,
waarin te lezen is, dat hjj nog pogingen zou
aanwenden om den heer Verlinde te bewegen
in plaats van het aangevraagde perceel dat
naast den heer Boer te koopen, omdat er dan
aansluitend zou gebouwd worden, doch dat, in
dien die poging niet slaagde, hjj adviseert om
dan het gevraagde te verkoopen. Spreker kan
zich daarmede niet vereenigen. Hjj vindt dat
geec goeden regel en meent dat het in het be
lang der gemeente is, dat er aaneensluitend
gebouwd wordt. Nu blijft daar een perceel
grond open, dat men misschien later elechta
met zeer veel moeite zal kunnen verkoopen.
De VOORZITTER: Het Is voor ons vol-
strekt geen bezwaar, het aangevraagde per
ceel te verkoopen, aangezien de ruimte die
open bljjft, juist voldoende is voor een woning.
Als de raad er echter anders over denkt, moet
die zich maar uitspreken.
De heer VAN DE BILT zou er tegen zjjn
om anders te handelen, men behoort de lief-
hebbers die wenschen te bouwen eenige vrjj-
dom omtrent de plaats waaraan ze de voor-
keur geven, te laten.
De VOORZITTER: Het is geen bezwaar;
het zijn dezelfde perceeltjes grond.
De heer DIELEMAN: De menschen hebben
toch vrjjheid, door de keuze van straat?
Heeft de aanvrager ook de reden gezegd,
waarom hjj juist dSAr wil bouwen?
De VOORZITTER: Dat behoeven de aan-
vragers niet altrjd kenbaar te maken.
De heer HAMELINK vindt, dat het stand
punt dat de heer Dieleman inneemt, niet ge-
tuigt van een juist koopmansstandpunt. De
aanvrager heeft natuurljjk een plaatsje uitge-
kozen, dat hem het beste ljjkt. Hetgeen nu
bljjft liggen, Is geen onverkoopbaar stuk, het
is dus geen bezwaar, dat dit er tusschen blijft.
Dat de aanvrager op eenigen afstand wil bou
wen, schept juist propagandistische waarde
voor de verkoop van het overige terrein. Wan
neer de huizen aaneen gebouwd worden, bljjft
het daar een klein groepje, doch door deze
bouw, zal het gelijken alsof de geheele buurt
bevolkt is, en zal dit meer aantrekkingskracht
hebben voor anderen. Dit is de economische
zjjde, maar overigens wenscht spreker de men
schen ook vrjj te laten waar ze bouwen willen.
De heer DIELEMANEr moet toch we!
een bijzondere reden voor zjjn dat de man het
doet; zoo voortgaande kan men ook wel man
den Buthdijk gaan bouwen.
De VOORZITTER: Maakt u er een voorstel
van?
De heer DIELEMAN: Z66veel geef ik er
niet om; ik heb het alleen te berde gebracht.
omdat ik meende, dat Burgemeester en Wet
houders wat leiding gaven aan de plaatsen
waar zal worden gebouwd.
De heer OGGEL: Dat is ook nog altijd ge-
beurd.
De voorstellen tot verkoop van grond wor
den aangenomen met algemeene stemmen
(Wordt vervolgd.
HOOGE INKOMENS.
Ondanks de slapte zjjn er in Engeland toch
nog wel hooge inkomens, er zjjn zelfs lieden,
die dit jaar meer inkomstenbelasting moeten
betalen. Tot hen behooren, volgens de ..Sunday
Express", o.m. Sir Hugo Hirst van de General
Electric, die dit jaar ten minste 50.000 pond
zal betalen, Sir H. Cunliffe Owen van de
British American Tobacco Cy., die hetzelfde
en Sir Louis Baron van Carreras, een andere
tabaksfirma, die eveneens ongeveer 50.000
pond betalen moet. Sir Robert Hadfield, de
staalkoning, Lord Bearsted van de Shell en
Lord Wakefield betalen alle drie naar een
inkomen van meer dan 100.000 pond. Dan
is er Burggraaf Borodale, het drieentwintig-
jarige Lagerhuislid, zoon van admiraal Lord
Beatty, die van zrjn moeder (dochter van
Marshall Field) zooveel geerfd heeft, dat hij
meer dan 1000 pond belasting per week be-
taalt, voorts het dochtertje van wjjlen Sir
David Yule, den grooten koopman uit Cal
cutta, dat betaalt naar een Inkomen van bijna
een millioen pond 's jaars. Lord Melchett, zoon
van den magnaat op chemisch gebied, die een
inkomen heeft van meer dan 150.000 pond,
Barones Burton (bierbrouwerjjen) die een
dlkke 60.000 pond belasting 's jaars betaalt.
Lord Devonport (thee)) met 30.000 pond be
lasting, Londensche grondeigenaars als Burg
graaf Portman en Lord Howard de Walden,
die elk jaar meer aan belasting opbrengen,
de jonge Leverhulme, die het fortuin van zjjn
vader (Sunlight Zeep) nog heeft weten te
vergrooten en anderen.
Op sommige dagen hangt er over de groote
steden, vooral wanneer zjj in een dal liggen,
een soort mist, die van den gewonen mist
hierdoor verschilt dat hjj grauwer is en als een
soort verdunde brei vomit.
Het is een treffend verschjjnsel, wanneer ge
bjjvoorbeeld van buiten 's ochtends te Brus-
sel aankomt, dat over de stad als een ver-
dichte gelige of rossige lucht hangt, terwjjl
buiten de atmosfeer heelemaal zuiver was.
Dat verschjjnsel doet zich vooral voor bjj
windstilte. De stadsrook en de stofdeeltjes
bljjven drjjven te midden van den mist, die
zicb over de stad samentrekt des nachts, en
vormen tusschen de zon en ons een soms
schier ondoorschjjnend scherm.
De Engelsche weerkundigen hebben de hoe-
veelheid vaste stoffen geschat die zoo neer-
komen op de stad Londen. In vier jaren, van
1918 tot 1922, waren dat 13.865 ton per 100
vierkante meter! Indien de wind en de regeD
niet hlelpen, dan zouden de groote steden
binnen afzienbaren tijd onder hun eigen asch
en rook begraven worden.
Y-