ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
OeSlapende Boeddha
FEIS
D0UWE EGBEETS
Eerste Blad.
30
Pan-Europa.
No. 8945
VRIJDAG 27 JANUARI 1933
73e Jaargang.
FEUILLETOK
GENTSGHE AUT0SCH00L
BINNENLAND
Cent
■•,LEV
vAN-mLKEHBUR
ABONNEMENTSPRIJSBinnen Ter Neuzer. 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 5,60 per jaar
Voor BelgiS en Amerika 2,—overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen brj vooruitbetaling.
TTitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE
GIRD 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels f 0,80 Voor elken regel meer 0,20.
KT.F.TNF, ADVERTENTIeN per 6 regels 50 cent brj vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
II.
I Mei 1930 werd dus bij memorandum van
de Fransche regeering het denkbeeld van
een Europeesche unie aan de orde qe-
steld. Maaf ook elders dook hetzelfde
ideaal op, zij het ook soms in zeer qewij-
zigden vorm, ook hier te lande. Tot de
verschillende comite's en vereenigingen,
die deze samenwerking voorstaan, be-
hooren o.a. het „Comite federal de la
Cooperation Europeenne en de Entente
Douaniere Europeenne", internationale
vereenigingen, die in Nederland vertegen-
woordigd zijn. Ook afzonderlijke vereeni
gingen zijn hier te lande opgericht, w.o.
een Comite, dat zich nadrukkelijk ten doe!
stelt de Pan-Europa-gedachte, zooals zij
sinds 1923 door graaf Coudenhove Kalergi
wordt voorgestaan, ook in Nederland
te propageeren. In het vorige voorjaar
werd de vereeniging ,,De Vereenigde
Staten van Europa" gereorganiseerd; deze
vereeniging stelt zich ten doel het denk
beeld van een centrale Europeesche
regeering, die gezag zal hebben over dc
regeeringen der afzonderlijke staten, te
verspreiden, en de voorstanders van deze
denkbeelden te vereenigen. In Den Haag
is een vereeniging ,,Jong Europa" in wor
ding, die jonge menschen voor de gedach-
te van Europeesche samenwerking winnen
wil.
Wij hebben echter in ons eerste artikel
reeds medegedeeld, hoe er niet een Pan-
Europa-qedachte is, maar dat onder de
leuze Pan-Europa" zeer uiteenloopende
denkbeelden worden gepropageerd, die
heel vaak door de voorstanders nog aller-
minst scherp omlijnd zijn, en die dan ook
in den loop der tijden bij bepaalde voor
standers wel aan wijziging onderhevig
blijken te zijn. Bij alle verscheidenheid is
er echter wel een gemeenschappelijk uit-
gangspunt: Men wenscht samenwerking
tusschen de staten van Europa. Hoe
echter deze samenwerking bereikt en in
praktijk gebracht moet worden, daarover
gaan de meeningen uiteen.
Het meest op den voorgrond tredend
verschilpunt is wel, of men dc Euro
peesche samenwerkinq moet bevorderen
met behoud, zij het ook slechts in beginsel,
van de souvereiniteit der Europeesche sta
ten, dan wel of men reeds dadelijk moet
streven naar 't scheppen van een centraal
politiek Europeesch gezag. Daarnaast be-
staan er echter ook nog andere verschil-
punten: b.v. ten aanzien van de vraag, of
de samenwerking moet plaats hebben
tusschen alle, of alleen tusschen bepaalde
Europeesche staten; en ook ten aanzien
van de vraag, of de gebiedsdeelen. kolo-
nien en bezittingen (of hoe die gebieden
ook verder mogen heeten) in andere
werelddeelen ook in deze Europeesche
Unie moeten worden betrokken.
In het algemeen kan men in de Pan-
Europa-beweqing drie hoofdstroomingen
aanwijzen. Een daarvan is de reeds ge-
noemde beweging van Graaf Coudenhove
Kalergi. Oorspronkelijk was deze be
weging gericht op de tot stand brenging
door
F. J. A. L. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
van een federatief verband en van een
douane-unie tusschen de Europeesche sta
ten met uitzondering van Rusland en
Groot-Brittanie en Ierland, maar (N.B.!)
met inbegrip van de tot de wel aangesloten
Europeesche Staten behoorende gebieds
deelen, kolonien en bezittingen in andere
werelddeelen. In latere geschriften heeft
genoemde Graaf ten aanzien van de deel-
neming van Engeland aan deze Pan-
Europeesche federatie niet langer een ab-
soluut afwijzend standpunt ingenomen.
Maar Rusland bleef zijn groote angst. Er
wordt dan op gewezen, dat het Russisch
grondgebied zich in den loop van vier en
een halve eeuw vertienvoudigd heeft. Om-
trent het midden der 16de eeuw was het
12 millioen KM2; Catharina II liet bij haar
dood (in 1796) een rijk van ruim 19 mil
lioen KM2 na, en toen Nicolaas I (in
1825) den troon besteeg, heerschte hij
over een gebied van ruim 20 millioen
KM2; in hetbegin der 20ste eeuw was de
oppervlakte reeds 22j^ millioen KM2.
De expansie hoofdzakelijk in westelijke
richting werd sedert Peter den Groote
(16891725) van belang voor de wereld-
politiek. Van Coudenhove Kalergi vat
het alles samen onder de waarschuwende
woorden: Sedert Peter den Groote be-
vindt Rusland zich in opmarsch naar het
Westen". En nu lieten wij de geweldige
bevolkingsaanwas nog buiten beschou-
wing, maar ook deze verdient onze voile
aandacht. Wij geven hier een lijstje:
in 1724 bedroeg de bevolking 13 millioen
1762
1796
1815
1851
1897
1910
19
33
45
67
128
162
Deze bevolkingsaanwas voltrok zich
niet met eenparige snelheid; in den loop i
der negentiende eeuw heeft het percentage
van den aanwas zich in Europeesch Rus
land verdrievoudigd, en tot aan den
wereldoorlog valt een voortgaande stijging
te constateeren. De geweldige beteekenis
van de grootte van Rusland komt nog te
duidelijker uit, wanneer wij die vergelij-
ken met de cijfers van het overige Europa. j
In 1897 bedroeg de bevolking van Rus- j
land 106 en die van het overig Europa
bijna 286 millioen; voor 1910 zijn deze cij- i
fers: 134 naast 314'^ millioen. ,.Zoo
oefent" zegt Van Coudenhove Kalergi
„Rusland, enkel reeds door het feit van
zijn bestaan, een voortdurendcn druk uit j
op de staten van Europa; en deze druk
zal nog toenemen, omdat de Europeesche
aanwas met den Russischen geen gelijken
tredt houdt."
„Gelukt het Rusland" wij geven nog j
een citaat van den schrijver-organisator
om zich door eenige goede oogsten econo-
misch naar boven te werken voordat 1
Europa zich aaneensluit, dan is Europa's
lot bezegeld. De toekomstige staatsvorm
van Rusland is daarbij slechts van onder-
geschikt belang. Zoodra zich voor Rus
land de mogelijkheid opent om Europa j
afhankelijk te maken, zal het die gelegen-
heid aangrijpen." Dit Russische gevaar
vormt nu een van de hoofdmotieven voor j
de Pan-Europa-gedachte, en tevens ver-
klaart het de omstandighe'd, dat Couden
hove Kalergi vooral in Centraal-Europa
de meeste aanhangers telt. Het is echter
wel teekenend, dat een krasse zin over
Rusland, die in de editie van 1924 voor-
komt, in latere uitgaven is weggelaten. Dit
zal wel vooral zijn geschied, omdat men
ook daar is gaan inzien. dat een Europee
sche eenheidsbeweging, die haar drijf-
kracht in hoofdzaak ontleent aan de mo
gelijkheid van een machtsconflict en zich
dus in wezen tegen een bepaalde mogend-
heid richt, niet op gezonden grondslag
rust en als poging tot pacificatie van een
oorlogsmoede wereld alle waarde mist.
Wij hebben heel lang stil gestaan bij de
eerste hoofdstrooming iij de Pan-Europa-
beweging. Er is een tweede strooming,
die de vorming van een Centrale Euro
peesche regeering wenscht, die gezag zal
hebben boven de regeeringen van alle af
zonderlijke staten, min of meer overeen-
komende met het gezag dat de regeering
der Vereenigde Staten heeft over de af
zonderlijke staten daar. Een derde stroo
ming streeft naar de vorming van een
Union Europeenne in den geest van het
Fransche memorandum. Briand heeft na
drukkelijk verklaard, dat de uitwerking
van zijn plannen zal moeten passen in het
kader van den Volkenbond. Daarom gaf
hij dan ook zeker aan zijn bond een heel
wat minder hoogdravende benaming, en
noemde die: ,,bond van solidariteit tus
schen de staten van Europa".
Vferschillend kan er gedacht worden
over de wensctieliikheid van 8en vestiging
van een centraal Europeesch gezag in den
geest van een statenbond. Het in een
nauw politiek verband brengen van de
Europeesche volken heeft naast voor-
deelen ook ernstige schaduwzijden, vooral
voor de klcine staten, die op den gang van
zaken in het geheel weinig invloed zullen
kunnen oefenen. Veel zal hier afhangen
van de verdeeling van de bevoegdheden
tusschen dit centrale gezag en de regee
ringen der afzonderlijke staten. In geen
geval evenwel is de tegenwoordige Euro
peesche gesteldheid van dien aard, dat de
practische verwezenlijkinq van dit denk
beeld in afzienbaren tijd mopelijk is te
achten. Instelling van een Europeesch
opperqezag is alleen denkbaar, wanneer
eerst de samenwerkinq tusschen al de ver
schillende staten van Europa de practische
mogelijkheid daarvan zal hebben bewezen
en voorbereid.
En daarom gelooven wij, dat zij gelijk
hebben, die accentueeren, dat er eerst nog
,,sfeer" moet komen, d.w.z. dat er eerst,
met nadrukkelijk behoud van zelfstandig-
heid der deelnemende staten, toch zal wor
den samengewerkt voor allerlei tractaten
en doeleinden. Komt er maar eerst een
regionale Europeesche regeling, zooals in
art. 21 van het Volkenbondsverdrag is
bedoeld, dan wordt er regelrecht op zulk
een samenwerking aangestuurd. Hier ligt
en voor den Volkenbond zelven en voor
alien, die dien bond, ondanks weinig suc-
ces, toch nog steeds een goed hart toe-
dragen, een schoone en grootsche taak
BESTUURDER: R. MORTIER
Lange Meire, 2 (Kouter) Gent
Telefoon: 19393
Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor
degelijk en voll. onderricht. Zondagleer-
gang te Selzaete: Zaal Gaumont, Markt.
(Ingez. Med.
ME. A. II. ZIMMERMAN LID VAN DE
TWEEDE KAMER
Naar de „Avp." verneemt, is de kans zeer
groot, dat Mr. A. R. Zimmerman, oud-bur-
j gemeester van Rotterdam en oud-commissaris
van den Volkenbond in Oostenrijk, nummer 1
1 zal worden op de liberale candidatenlijst voor
I Rotterdam.
Eenige maanden geleden was Mr. A. N.
Molenaar met 3 stemmen meerderheid bij de
voorloopige stemming tot eersten candidaat
gekozen, doch het was volstrekt niet zeker,
1 dat de definitieve stemming evenzoo zou ult-
vallen. Bovendien heeft Mr. Molenaar bij
nader inzien voor de candidatuur bedankt.
i Het is zeer waarschijnlijk, dat nu Mr. Zun-
merman bovenaan zal komen.
j De heer Zimmerman, die zich sinds eenigen
tijd te Velp heeft gevestigd, is de vorige week
64 jaar geworden.
HET AANTAL WERKLOOZEN.
Door het departement van Binnenlandsche
Zaken is aan alle gemeenten verzocht, in de
eerste week van Januari op te geven, hoevcel
geheel of gedeeltel'tk werkloozen op 31 Dec.
1932 als werkzoekenden bij de plaatselijke
organen der arbeidsbemiddeling (inclusief het
aantal tewerkgestelden bij de werkverschaf-
fingen) waren ingeschreven.
Bij het samenstellen van dit overzicht zijn
gegevens ontvangen van 1053 gemeenten met
7.841.842 inwoners. In die gemeenten stonden
op 31 December 1932 ingeschreven: 365.671
geheel werkloozen en 21.839 gedeeltelyk werk
loozen.
Van 24 gemeenten met 78.546 inwoners
waren nog geen gegevens binnengekomen.
Op 26 November 1932 stonden bij 1060 ge
meenten met 7.851.287 inwoners ingeschreven
316.025 geheel werkloozen en 19.757 gedeelte-
lijk werkloozen.
DE DISTRIBUTIE VAN SPEENVARKENS
VOORLOOPIG EITGESTELD.
Het „Handelsblad" ontving het volgende
officieele communique
Door bijzondere omstandigheden kan de
distributie van goedkoope speenvarkens heden,
Woensdag, nog niet beginnen.
Het blad verneemt nader, dat de bijzondere
omstandigheden hierin bestaan, dat de speen
varkens, welke naar Amsterdam waren ge
zonden ter distributie, volgens het oordeel van
de keurme-esters van het abattoir en van den
Dienst der levensmiddelen, ongeschikt waren
voor de consumptie, de varkentjes zijn name-
Jijk dit hadden wij van andere zijde
veelal ondervoede diertjes.
Dit zijn klaarblijkelijk de biggen, die de
boeren kwijt willen, dus de magerste en de
lichtste diertjes. Binnenkort echter moet de
tijd komen, dat de boeren zich zullen dienen
te ontdoen van de goede biggen, aangezien elk
dier bij het bereiken van een lichaamsgewicht
van 10 KG voorzien moeten worden van een
oormerk der varkenscentrale, dit ter uitvoe-
ring van de teeltbeperking. En aangezien het
aantal biggenmerken, dat aan de boeren wordt
uitgereikt, uit den aard der zaak beperkt is,
d.w.z. kleiner dan het aantal biggen, zullen
er speenvarkens zijn, die het gewicht van 10
KG naderen, doch waarvoor geen merk be-
schikbaar is.
Het is den boeren slechts toegestaan deze
ongemerkte dieren aan te houden, wanneer
zy per z.g. sumumeraire big 5 betalen, ter-
wyl een normaal oormerk slechts 25 cent kost.
kost een half
pond Friso-
Baai (Geel-
merk).
Per ons 12 ct.
p.ons 6 ct
Heel
goedkoop!
Heel bestl
(Ing. Med.)
Hieruit volgt dus, dat er binnenkort biggen
zullen worden opgeruimd, niet omdat ze zwak
of mager zrjn, doch omdat ze „surnumerair"
zijn en den boer dan 5 per stuk zullen has
ten, om ze te houden, tenzij ze... voor dien
tijd een geweldadigen dood op de boerdenj
sterven. -
ONJUIST OPTREDEN VAN EEN
AMBTENAAR?
Het Tweede Kamerlid Kersten heeft den
Minister van Oeconomische Zaken en Arbeid
de volgende vragen gesteld:
Is den Minister bekend, dat te Bergambacht
een ambtenaar van de Crisis-Zuivelwet een
woning binnendrong, toen een kind van veer-
tien jaar alleen thuis was, en een ongebruikte
karn verzegelde?
Acht de Minister dergelijk optreden van
ambtenaren als ook vanwege de Varkens-
Centrale meermalen geschiedt,. geoorloofd?
En zoo niet, mede omdat ongewenschte per-
sonen op zulk een wyze de woningen kunnen
binnendringen, is de Minister bereid daaraan
een einde te maken?
Wil de Minister maatregelen nemen, dat de
verzegeling van de karn wordt opgeheven?
GEEN MALAISE.
Het is een verblijdend bericht, dat in dezen
moeilijken tijd, waarin vele industrieele onder-
nemingen het bedrijf hebben moeten stop zet-
ten, een fabriek te Beverwijk zich nietalleen
door de moeilijkheden weet heen te slaan,
maar tot uitbreiding kan overgaan.
De Vereenigde Chemische Fabrieken „Ceta-
Bever", die met 40 tot 50 menschen werkt is
bezig haar bedrijf uit te breiden, om zich in
het in aanbouw zijnde nieuwe fabrieksgedeelte
toe te leggen op de fabricatie van een nieuw
product, dat zij binnenkort in den handel zal
brengen.
2^-.
80) (Vervolg.)
Toen u met de heeren Flaggerton en Smith
naar hier terugkeerde, had u op de kleine
halte v66r Patna nog een ontmoeting met een
kennis uit Chindawar, niet waar?"
„Ja, met een zekeren Bengor. Hy riep lets
tegen mijn vriend, dat Akbar in Chindawar
was vermoord en ook, naar Alfred meende,
dat de begum gevlucht was."
„En wat gebeurde er verder?"
„Bengor liep langs den treln en werd op zij
geduwd door een beambte, zoodat hij kwam te
vallen. Ik zag hem toen de vuist ballen tegen
dien man."
De kolonel glimlachte. „Weet u tegen wien
hfl de vuist balde Tegen u. De man, die
hem had doen valllen, stond terzijde, maar dat
kon u op dien afstand van uit den trein niet
nien. Er waren voor ons echter redenen om
op dit schijnbaar onbeduidend voorval nader in
te gaan. Maar nu vraag ik my af: hoe kwam
Bengor er toe, hij die altyd zoo vriendeljjk
voor u was geweest, u te bedreigen en om
daarvoor nog wel een lange reis te maken?"
Ik zat als door den donder getroffen. Zou
Akbar in zijn laatste oogenblikken hebben ge-
sproken? Zouden zij weten in Chindawar. dat
ik hun heiligdom in bezit had? Buiten Chin
dawar kon niemand er iets van weten, want ik
had er zelfs tfi^enover Alfred nooit een woord
van gezegd. Wat beteekende dan die bedrei-
ging van Bengor?
„Akbar," begon ik, maar de kolonel viel mij
in de rede:
„Akbar werd vermoord door een troep ge-
peupel, aangevoerd door priesters van den
tempel. Dat gebeurde zoodra de oude pries-
ter, die volgens de Dharma voor Akbar's deur
zat, overleden was. Kolonel Moore had dien
man wel gezien, maar wilde op den dag van
zijn intocht in Chindawar, toen de houding
der bevolking bovendien nog twijfelachtig voor
hem was, niet direct optreden tegen hun gods-
dienstige gebruiken. Hij hoopte nog tijd te
hebben den oude te verwijderen en Akbar te
redden. Veel was er aan dezen laatste niet
verbeurd, want door de Engelsche rechtbank
zou hij heel gauw tot den strop veroordeeld
z'['n. De Mahomedaan heeft zich intusschen
goed verdedigd, en van de drie priesters, die
zijn woning binnen gingen om hem zijn dood
aan te kondigen, heeft hij er 66n gedood en
£6n gewond.
Maar ik vraag mij af: wat had dit alles te
maken met de woede van Bengor?"
De kolonel had me opeens zooveel van Ak
bar verteld, dat ik met vrjj groote zekerheid
kon aannemen, dat hjj mij niet verraden had
en niemand ter wereld iets afwist van het ge-
schenk, dat hy my had gegeven. Doch hoe
moest ik de mij gedane vraag beantwoorden
„Den laatsten keer, dat ik Bengor gezien
heb," zei ik tegen mijn ondervrager, „wist ik
niet beter of zijn bezoek was een vriendschap-
pelijke daad. Ik twyfel echter niet aan de
jui3theid van uw inlichtingen, dat hij woedend
was op ons 'en ons met de vuist dreigde in
plaats van den beambte, die hem had doen
vallen; maar ik kan er geen reden voor vin-
den en wij hebben hem er geen aanleiding toe
gegeven."
„Dat die inlichtingen goed zijn, daar kan u
van op aan," viel Hereford mij in de rede.
„Nu dan, dan moet daar toch een reden voor
gezocht worden," antwoordde ik. Bengor riep
Mr. Keening nog iets toe over de vlucht van
de begum. Ik zou nu moeten dcnken, dat de
verblyfplaats van de begum ontdekt is en dat
Bengor ons verdacht, dat wij haar verraden
hebben."
Dat was onhandig \hn me, en dat voelde ik,
zoodra de woorden gezegd waren. Kolonel
Hereford zag de tafel rond en een strenge
majoor, die naast hem zat, vroeg me met een
kraakstem: ,Dus u kende de verblijfplaats van
de begum?"
„Dat juist niet," gaf ik ten antwoord.
„Een beetje meer openhartigheid dan daar-
straks zal in deze wenschelijk zijn," meende
de kolonel. ,,U weet er in ieder geval meer
van dan wij. De begum is verdwenen, zeer
tegen onzen zin, en zij moet voor haar ver-
trek van een geheimen uitweg gebruik ge-
maakt hebben... Wat weet u er van?"
Ik dacht een oogenblik na. Wat kon het mij
ten slotte schelen om alles te vertellen wat ik
van Chindawar en zijn geheimen wist. Waar-
om zou ik me in moeilijkheden brengen? De
begum zou zichzelf al lang in veiligheid heb
ben gesteld. En al was zy vriendelijk voor
ons geweest, zy had ons toch ook dagen lang
tegen onzen zin in Chindawar gevangen ge-
houden.
„Waar de begum is," ^ei ik, „weet ik niet,
ook niet hoe zij ontsnapte; want als mijn
vriend en ik een middel hadden geweten om
eveneens uit Chindawar te ontkomen, hadden
wij er zeer zeker gebruik van gemaakt. Wel
hebben wij dagelijks getracht de geheimen
van Chindawar te ontdekken."
,,En wat hebt gij gevonden?" vroeg Here
ford, terwyl hij mij met zijn oogen doorboorde.
Daarop deed ik een kort verhaal van den
kluizenaar en van onzen tocht door de onder-
aardsche gangen van den berg. Maar toen ik
er eenmaal over begonnen was, lieten ze me
niet meer los, en stuk voor stuk ontwrongen
ze mij alle bijzonderheden. Een half uur lang
lag ik op de pijnbank; met horten en stooten
kwam mijn verhaal er uit, onder de geesel-
slagsn van herhaalde vragen en herhaalde op-
merkingen, die dit gezegde met dat, en deze
bijzonderheid met gene in verband brachten.
Nooit had ik zoo belangstellende toehoorders
gehad. Met de hoofden brj elkaar gestoken
luisterden zy naar het verhaal van den schat,
vroegen dit en vroegen dat, maakten aantee-
keningen en wisselden opmerkingen. De aan-
wyzingen van den kluizenaar werden letterlijk
genoteerd, en een luitenant mat met groote
schreden om den afstand te bepalen en vroeg,
of hij zijn passen goed genomen had. De
schat! Iedereen was er begeerig naar. Ze
zeiden het niet met zooveel woorden, maar het
was op hun gezichten te zien. Heel duidelijk
legde ik hun alles uit van de lingam, die als
uitgangspunt moest dienen, ep van de groote
driekantige leiplaat tegen de helling van den
berg.
„Jammer jammer en onbegrijpelijk," riep de
kolonel, „dat u dat niet aanstonds aan kolonel
Moore hebt meegedeeld."
Mijn antwoord dat een gevoel van kiesch-
heid jegens de prinses, die ons uit de klauwen
der priesters gered had, ons weerhouden had,
voldeed maar half.
„Enfin, beter laat dan nooit," zei Hereford
hoopvol, „de veldtelegraaf naar Chindawar is
nagenoeg voltooid en morgen zullen we be
richt hebben. Als uw inlichtingen juist bljjken,
zult u ondervinden, dat het Britsche gouver-
nement u naar waarde zal weten te beloonen.
Blrjft u nog lang in Calcutta?"
-Ik zou liefst zoo spoedig mogelyk vertrek-
ken, maar ik heb nog geen gelegenheid gehad
bij de scheepvaart-maatschappijen te infor-
meeren. U zal begrijpen, dat ik na de vreese-
lijke gebeurtenis met mijn vriend met de
eerste gelegenheid naar Engeland moet terug-
keeren."
,.Ja, ja, dat begrflp Ik," zei Hereford.
„Over drie dagen gaat er een boot," voeg-
de een kapitein er aan toe, „dan vertrekt een
familielid van me naar Europa; maar er is veel
passage en ik betwijfel of u nog plaats zal
kunnen lcrijgen. Zou u met die boot willen
vertrekken?"
,.Doi graag, en ik zal er direct werk van
maken."
„We zouden mijnheer misschien kunnen hel-
•LEEUWARDEM-
pen," wendde de kapitein zich tot den voor-
zitter, „als we van hier uit telefoneeren, is
er mogelrk nog wel een plaatsje te vmden.
Ze hebben voor den staf wel wat over."
„Zeker," beaamde Hereford, ,,we zullen mijn
heer zooveel mogelijk ten dienste zijn. Geef
u zich geen moeite," voegde hij mij toe, „straka
om vier uur zal ik u in het Palace-Hotel een
boodschap sturen, of u met die boot kunt ver
trekken. Intussohen hebben we reeds al te
veel van uw tijd in beslag genomen en zullen
we deze zitting opheffen. Zou u ons hat ge-
noegen willen doen morgen om denzelfden tijd
met de heeren Flaggerton en Smith weer hier
te komen? Die beide heeren moet ik nog even
hier houden voor hun rapport."
De kolonel en zijn officieren reikten my de
hand en eenige oogenblikken later reed een
auto voor, door een gedienstigen sergeant aan-
geroepen.
„Naar het hoofdbureau van politie", zei hflj
op mijn verzoek tegen den inlandschen chauf
feur.
Ik wenschte te weten of er al bericht was
omtrent de arrestatie van den moordenaar
van myn vriend, maar dat was nog niet het
geval. De commissaris ontving me zeer vrien
delijk en liet me alles wat ik wist uitvoerig
vertellen, maar zelf kon hij me niets mee-
deelen.
„Het is zoo moeilijk," zei hij, „de Indiers te
achterhalen, vooral wanneer het motief van
de misdaad niet vast staat."
,,Maar dat is toch bekend," meende ik, „wat
anders dan diefstal kan de drijfveer geweest
zijn en misschien wraakneming op Ruwadini
Hij haalde de schouders op. „U kent India
niet," was alles wat hij zeide.
Mistroostig ging ik heen, gebruikte de lunch
in de eetzaal van het Palace en ging naar
mijn kamer, na den portier gewaarschuwd te
hebben, dat er een boodschap voor mj komen
zou.
(Wordt vcrvolgd.)