JI AN D B 0 U WB ERICHTEN,
QEMEHGDE BERICHTEN.
Bestrijdt de
»l!
eensg op
de wereld
RECHTSZAKEN.
den Duitschen land bond gericht. Men weet,
dat deze onder den indruk van een plotselinge,
door de agrarische politiek der Duitsche
regeerring zelf teweeggebrachte overstrooming
met Deensche boter, een radicaal verbod van
den boterinvoer heeft gevraagd. Dit echter
was slecbts een daad uit paniek, die geen
andere verCtlaring hoeft bij een z,ot> oneven-
wicbtigen gemoedstoestand als de heeren van
den landbond in deze dagen vertoonen. Hun
aanval op dit oogenblik heeft echter veel ver-
der strekking. Daarbij denken zij wel degelijk
in de eerste plaats aan Nederland als aan den
vjjand.
Zij weten dat hun regeering Nederland op
het gebied der handelspolitiek als een der
allenbelangrijkste mogendheden voor Duitsch-
land beschouwt. Dat belang is echter niet
him belang maar dat van de tegenwoordig
meer dan ooit door hen gehate nrjverheid. Het
is verbijsterend in de agrarische hoofdorganen
te lezen op hoe kortzichtige beschouwingen
en foute redeneeringen de leiders van den
Duitschen landbond nu dergelijke gevoelens en
overwegingen laten berusten. Men kan be-
toogd vinden, dat de landbouw als deze maar
het monopolie kreeg op de eigen markt, heel
goed in staat zou zgn de werkloozen aan een
bestaan te helpen, zelfs de industriearbeiders
die door de afsluiting van het buitenlana
broodeloos zouden worden incluis. Wat deze
bewering beteekent blijkt uit het volgende.
Duitsehland voorziet op het oogenblik voor
meer dan 90 pet. in eigen behoefte aan land-
bouwproducten; de rest wordt ingevoerd. De
landbouw verschaft, hoog geschat, aan 5 mil-
lioen menschen als boer of als boerenarbelder
enz. bezigheid. Om de ontbrekende procenten
aan te vullen zouden naar schatting nog on-
geveer 300.000 menschen noodig zijn, inplaat3
van al die millioenen, waarvan te werk stel-
ling wordt beloofd.
Dit is niet het eenige zotte aan deze dema-
gogische fantasien. Treffend is deze mis-
rekening: De Duitsche markt is in desperaten
toestand omdat de koopkracht van het publiek
te gering is. Dat zou men nu verbeteren door
de productie ontzaglijk te verhoogen en tege-
Ijjk het getal afnemers van den landbouw te
decimeeren. Want dat zou het onmiddellgk
gevolg zijn van het overbrengen van de fa-
brieksarbeiders naar het land. Het is dus een
dilletantisme, waarvan de goede trouw zelfs
twgfelachtig lijkt als de agrarische leiders heil
zoeken in een stelsel, berustende op opschroe-
ving van de productie en het naar beneden
drukken van koopkracht en aantal koopers.
De voor den uitvoer werkende industrie
geeft evenwel lieden als de landbouw een beter
bestaan dan de landbouw vermag. Deze In
dustrie draagt ook voor het grootste gedeelte
by tot het onderhoud van den staat. Zien
bedoelde leiders niet in, dat deze industrie hun
veel meer tot voordeel is dan een monopolie
in Duitsehland voor de Duitsche landbouwers
zou zijn, zelfs al zou dit niet samengaan met
een groote uitbreiding der productie? Want
de vermindering aan koopkracht, die het weg-
kwynen der nrjverheid tengevolge zou hebben,
zou den tegenwoordigen lnvoer uit den vreem-
de verre overtreffen.
Men moet zich afvragen waar het inzicht
van de Duitsche autarkisten steekt. Is natio-
nale zelfkastu'ding him heimelijk doel?
De arme minister baron von Braun staat nu
aan hun felle aanvallen bloot. Zijn positie is
niet benijdenswaardig. In het kabinet heeft
hi) het hard te verantwoorden als voorvechter
van eischen van den landbouw, waarvan het
noodlottige zoo gemakkelijk is aan te toonen.
Hij staat daar, met bescheiden krachten,
tegenover een knap oconoom als Warmbold,
dien hij in primitieven kracht misschien over-
treft, maar die in ieder geval zijn mede-
ministers beter overtuigen kan. Deze tegen-
stelling in het Duitsche kabinet is algemeen
bekend; zij richt slechts geen nieuwe politieke
ongelukken aan omdat men die tegenstelling
op het oogenblik als onvermijdelijk beschouwt.
Er is temauwemood een smal loopplankje over
de kloof die de twee elkaar bestrijdende en
toch tot samenwerking genoopte richtingen
scheidt. Men waagt zich echter zoo weinig
mogelijk op dit gevaarlijke verbindingsmiddel.
Von Braun moet zich eenzaam voelen op zijn
post. En in die eenzaamheid staat hij bloot
aan den onstuimigen druk van agrarische
eischen. Het spreekt van zelf dat hij het zijn
agrarische vrienden nooit naar den zin kon
maken. Hij trachtte te doen wat hij kon, en
hij kon veel meer dan menig ander minister
lief was, omdat de regeering de ontevredenheid
van den landbouw politiek vreest. Nu echter
hebben die vrienden zoozeer alle redel jkheid
uit het oog verloren, dat von Braun niet meer
mm kampioen kan zijn. Zij verlangen zijn
aftreden om hem te kunnen vervangen door
een man, die nog veel verder van de ingevin-
gen van het gezond verstand in het kabinet
afstaat.
Het staat natuurlijk verre van vast, dat von
Schleicher zich naar dezen onstuimigen wensch
der heeren zal schikken. Blijft von Braun,
dan zal hij waarschijnlijk nog meer zijn best
doen. Zijn streven is zoo goed mogelijk aan-
geschreven te staan bij zijn agrarische vrien
den. Wij kunnen de opvatting deelen van
onzen Berlijnschen correspondent, die het ge-
vaar vreest dat von Braun op zijn mede-
ministers, hoe dezen er zelf ook over mogen
denken, nog te sterker indruk zal kunnen
maken.
Of zal hij eindelijk beseffen dat met zijn
vrienden nu eenmaal geen land te bezeilen is,
wat men ook voor hen doet? Zou hij tot
deze overtuiging komen dan zal hij wellicht
zelf niet langer wenschen op zijn post te
blijven.
Het vermoeden is niet van de hand te wij-
zen, dat de leiders van den landibond niet zoo
dwaas zijn als zg zich aanstellen, maar hun
geweldig spectakel op touw zetten om een
redelijke houaing van de Duitsche regeering
bij de onderhandelingen met Nederland
eoorveel mogelijk te bemoeilijken. Wij zullen
van de Duitsche regeering verwachten, dat zij
daar weerstand aan zal bieden tot't tegen-
deel bewezen is.
De heeren van den landbond zijn ovengens
wat slordig geweest in de keuze van hun ver-
wjjten, toen zij beweerden dat de regeering
van het afloopen van het handelsverdrag geen
partjj had getrokken door de tarieven voor
Nederlandsche producten te verhoogen. Dat
heeft zy wel degeiyk gedaan, maar zy kon
het slechts in beperkte mate. Immers, de
basis van het handelsverdrag, waarop o.a. ons
recht van meestbegunstiging berust, is niet
vervallen. Op het afgeloopen gedeelte berust-
ten alleen de autonome tarieven. Een auto-
noom tarief is een bevoorrecht tarief, dat niet
op krachtens het recht van meestbegunstiging
door anderen verkregen voordeelen berust.
Het invoerrecht op onze roode kool in Duitseh
land wordt door het Fransch-Duitsche han
delsverdrag bepaald, vloeit dus voort uit
meestbegunstiging; het invoerrecht op witte
kool echter bepaalt onze overeenkomst met
Duitsehland; aan ons autonome recht kunnen
andere landen weder meestbegunstiging ont-
leenen.
Aan meestbegunstiging ontleende voorrech
ten eindigen dus slechts met de vreemde
overeenkomst, waarop zy steunen. Onze auto-
nomietarieven vervielen echter op 31 Decem
ber. Daarvan heeft de Duitsche regeering
party getrokken door de hoogere, nominale
tarieven van kracht te verklaren.
De Duitsche landbouw heeft zich dus niet
over haar prompte actie te beklagen. Wel
echter wij.
DE RAMP DER WERKLOOSHEID.
Aan het rapport van het internationaal
arbeidsbureau dat werd toegezonden aan de
leden van de conferentle, die op 10 Jan. a.s.
in Geneve is bijeengekomen, ontleene'n wij de
volgende cijfers betreffende de uitgaven, die
door de regeeringen der verschillende landen
ten behoeve van de werkloozen worden ge
daan.
In Belgie stegen de uitgaven van het Nood-
toestandfonds (uitsluitend ter ondersteuning
van de huisgezinnen der werklooze arbeiders)
van 32 millioen frs. in 1930 tot ruim 365 mil-
lioen frs. in 1931.
In Duitsehland stegen de totale uitgaven
voor werkloosheidsverzekering, crisiszorg, ge-
meentelijke steunregeling enz., van 1151 mil
lioen mark in 1928 tot 2973 millioen in 1931.
In Groot-Brittannie, waar de uitgaven voor
verplichte werkloosheid reeds in 19241925
ruim 57 millioen pond sterling bedroegen,
werd dit bedrag in de volgende jaren meer
dan verdubbeld en de minister van arbeid
heeft deze uitgaven voor 19321933 begroot
op 120 millioen pond sterling.
In Italie zijn de totale uitgaven voor werk-
loozensteun sinds 1925 meer dan verviervou-
digd. Zij bedroegen 23 millioen in 1925 en
115.6 millioen lire in 1930.
Ook in Nederland zijn de uitgaven voor vrij-
willige verzekering in de laatste zeven jaren
meer dan verviervoudigd.
Hetzelfde geldt voor de verplichte verzeke
ring in Polen.
In Zwitserland stegen de uitgaven van 2.6
millioen in 1925 tot 4.3 millioen in 1926 en in
1931 bedroegen deze cijfers bijna 38 millioen.
Ondanks hun onvolledigheid werpen deze
cyfers toch een schril licht op den ontzetten-
den noodtoestand, die er over de wereld
heerscht.
In Groot-Brittannie bedroeg het volks-
inkomen in 1931 naar schatting 3332 millioen
pond en het totale bedrag dat aan arbeids-
loon en salarissen werd uitgekeerd 1709 mil
lioen. Voor de werkloozenondersteuning moest
derhalve 3.7 procent van het volkslnkomen en
7.3 procent van het totale bedrag, dat aan
loonen en salarissen werd uitgekeerd, worden
opgebracht.
Voor Duitsehland bedroeg het volkslnkomen
in 1931 ongeveer 57.000 millioen mark, terwyi
aan arbeidsloon 33 milliard werd uitbetaald,
zoodat ongeveer 5.2 procent van het volks
lnkomen en ongeveer 9 procent van het uitbe-
taalde loon voor werkloozenzorg werd uit-
gegeven.
TER NEUZEN, 20 Jan. 1933.
LUXOR THEATER.
Voor de komende dagen is door de dlrectie
van deze bioscoop beslag gelegd op twee
bultengewoon groote films, die In de groote
plaatsen van ons land met succes hebben ge-
loopen.
„Mata Hari".
Mata Hari, geboren Geertruida Margare-
tha Zelle, Is de eenige courtisane van wereld-
vermaardheid, die Nederland heeft voortge-
bracht. Na haar dood zyn er stapels lectuur
over haar verschenen, zoodat het steeds
moeiiyker is geworden Warhrheit und Dich-
tung uit elkander te houden. Men Is gauw
met oor- en veroordeel klaar, vooral de mid-
delmatige mensch van het dagelijksche leven.
De een maalt haar af als een harteloos
schepsel, de ander als het tragisch slachtoffer
van diplomaten, maar in leder geval was zij
een ongemeene vrouw, door haar schoonheid
en vrfje, eigen lotsbescbikking, in staat de
jaloezie en dus den laster van de vrouw in het
algemeen hevig op te wekken, de hartsvrien-
din van hooggeplaatste mannen, beschikkend
over geld en invloed, en bereid haar gunsten te
betalen met militaire geheimen, die prompt
werden meegedeeld aan de Duitschers, wat
natuurlijk het doodvonnis beteekende over
ongetelde scharen geallieerde soldaten, die
voor hun vaderland dachten eerlgk te sterven.
Haar dood was tragisch en een tikje melo-
dramatisch. Ook moedig. Gehuld in niets
anders dan een bontmantel, stond zij in Octo
ber 1917 op het exercitieveld te Vincennes voor
het vuurpeleton, een ter dood veroordeeldt
spionne. Dat is historisch.
De M. G. M. heeft een gedeeltelgk histo
risch Mata Hari-verhaal samengesteld, waar
de hoofdfiguur in de eerste plaats liefheb-
bende vrouw, in de tweede plaats spionne
en in de derde en laatste plaats danseres is.
Haar liefde wordt haar noodlot, want zjj zou
vrij gekomen zy'n, indien de schoone be-
klaagde zich niet verraden had, toen haai
jonge minnaar (Ramon Novarro) in het ge-
ding werd gebracht. Zy, die zooveel mannen
ten verderve heeft gebracht, wordt op haar
beurt door mannen in den dood gedreven,
door den Russischen generaal Schubin
(Lionel Barrymore), die haar uit jalouzie
aangeeft en onlbewust ook door Ramon.
Het scenario doet denken aan de schitte-
rende Dietrich-film „Onteerd", die Stenberg
zoo meesteriyk regisseerde tot het prachtig,
nog onovertroffen einde toe.
Ook hier het spel van verborgen documen-
ten, thans in bloemen of in lippenstiften
en het ombrengen van een spionne, die ver-
raad wil plegen. Het slot met de huilende
nonnen en den cipier, overmand door zooveel
leed, den blind geworden vlieger en de scdne
daar rond, zijn van een heel ander genre dan
de heroische strijd van haat en overmacht In
„Onteerd" tusschen Marlene Dietrich en Vic
tor Maclayen als een aan haar gewaagden
Russischen officier.
Ramon Novarro is de „lover" niet manlijk,
zooals een oprechte vrouw dat in werkelijk-
heid en volgens aard wenscht, wat sentimen-
teel, overtuigend in zyn jonge wanhoop,
zoolang Mata Hari met hem speelt, en in zyn
extase als hy haar voor zich wint.
Lewis Stone, de hardq, bejaarde chef der
Duitsche spionnage, is altr'd een groot ac-
teur. Kil en becyferend, zyn ondeugdeiyke
helpers en elimineerend met niet veel meer
emotle dan bij het aansteken van 'n slgaret.
Lionel Barrymore komt vooral op het eind
even naar voren. Vierkant, opbruisend, hard
en in zijn verliefdheid de allures aannemend
van een schooljongen.
De film is een echte Garbb. Nergens een
aanprgzing van den weg naar succe3, en dus
ook nergens een zweem van de vrouw, die
om haar braafheid met succes wordt beloond.
Integendeel: een vrouw met, wat men noemt
capitale ondeugden, karakter van onstand-
vastige, zoekende, soms karakterlooze kleu-
ren. Maar zich soms bewust van haar fasci-
natle, deze gebruikend als wapen, en als zij
daarin ten voile op dreef is, verstrikt en
gevangene van haar eigen gevoel. Dus toch
Overal staat U bloot aan
het besmettingsgevaar.
Op straten en pleinen, in de
tram, in de bioscoop, enz.,
overal loert deze geesel der
menschheid op U. Houdl
daarom, voornamelijk in fijden
van verhoogd griepgevaar,
steeds de onovertroffen
Aspirin-tabletten bij de hand,
om bij de eerste kenteeke-
nen van een griepinfectie dit
uitstekend middel te kunnen
gebruiken, hetwelk het
lichaam op uitnemende wijze
ondersteunt in den striid
tegen de binnengedrongen
ziekteverwekkers, de koorts
doet verdwijnen en daarmede
verdere gevaren voorkomt.
Weiger namaak en let er op dat op elke
tablet het woord .BAYER" staat. Prijs 70 cts.
(Ingez. Med.)
superbe in het ddne, waarin een mensch bij
uistek superbe kan zijn; begaafd met de
potentie om zichzelf volkomen te kunnen
wegschenken voor een ander. Daarin vast-
houdend tot in den dood, dus vanzelf sterk
stygend in karakter, naarmate het spel
vordert.
Merkwaardig in deze film Is, dat zjj be-
trekklejjk lang laag biyft hangen op het
interessante, maar objectieve niveau van
het expos6, een expose, dat zich angstig en
soms sarrend blijft uitspinnen in draden
van spionnage en in werelden, waarin men
van zichzelf en van zjjn eigen woorden nau-
weiyks meer zeker is.
De gewoonte der liefde, in de practijk van
het dagelijksch leven ontstaan, tusschen de
spionne Mata Hari en een Russischen gene
raal, daarlangs steeds gespeel van intrigues
en van dansen, waarby men eraan denkt,
dat de zinnelijkheid een essentieel deel is van
het theater des levens. Gespeel ook aan de
speeltafel en vooral, veerende plastiek in
gaan, staan en in den dans van Garbo.
Prachtig in deze laatste haar snydigheid.
Ook hier, als steeds bij haar, grooter weer
haar expresslef vermogen, dan de aanwen-
dingen van haar techniek.
De eerste geweldige scfene op hooger peil
is het bezoek in de film Mata Hari in het
ziekenhuis. Hier is zy weer volkomen de
machtige minnares, wle wel alles zal worden
vergeven, zoo noodig, omdat z'y lief heeft
ruimer, veelomvattender en loyaler dan de
gemiddelde, welverzorgde vrouw. Hier breekt
haar stem weer met die merkwaardige groet
in de emotie, die haar geheim is, en die in
bijzonderheid van sentiment slechts Marlene
met haar deelt.
Ten slotte, als juist in zyn lgden haar zoet-
ste beloften voor. zyn toekomst ontbloeien
haar volkomen ontmaskering en ddbacle, en
juist dan: tdch alles alleen willen zyn voor
hem. Heel het Garbo-gamma leeft op, het is
niet het gamma van 66n persoon, maar een
register van beiydenis, van de groote, ruime
liefde, die bulten de maatschappg treedt, als
het moet. Roerend van expressie Is hier
Garbo in haar sterkste gamma.
Een Garbo-film van groote allure, niet in
de eerste plaats door fascinatie, maar door
de liefde, die glimlachend, maar heel ver,
uitgaat boven de belacheiykheid van oorlog,
zyn valsche, begeleidende praktijken, en vele
naieve schablone-zielen.
„De ondergang van Maradoe".
Omtrent de rolprent „De ondergang van
Maradoe" schreef ,,De Tjjd": Een film vol ro-
mantiek en sensatie. Romantiek, omdat deze
geheele onwaarschijnlijke en eenigszins pikan-
te liefdesverhouding wordt omweven met
Oostersche sfeer; sensationeel, om den fellen
strijd, die meermalen gestreden wordt tus
schen den mensch en de dieren der wildernis.
Prachtig mooi in deze film zijn de opnamen
van dieren en planten In de wilderniszij
zelf kan zich slechts door een schot afmaken
van den man, by wiens dood ook geheel Ma
radoe ten onder zou gaan. Deze ondergang
wordt aan het slot bewerkt door een ver-
schrikkelyke vulkaan-uitbarsting.
De „Telegraaf": Dit spannende filmwerk
met Rose Hobart In de hoofdrol is knap ge-
ensceneerd door George Melford en naar een
scenario van Dale van Every vervaardigd
door de Universal.
De „Nieuwe Courant": De opnamen in het
oerwoud zijn authehtiek, hetgeen deze sen-
satiefilm zeer ten goede komt.
Het „Vaderland": De Universal spaarde
moeite noch kosten om alles tot zyn recht te
laten komen.
Het „Handelsblad"Rose Hobart speelt
deze rol, zjj is even mooi als de wildernis van
Borneo.
Wij meenen hiermede wel te kunnen vol-
staan.
OVERPLAATSINKJ VAN .SCHOOL
KINDEREN DOOR BURGEMEESTKR
EN WETHOUDERS.
De vraag, of burgemeester en wethouders
bevoegd zyn tot overplaatsing van schoolkin-
deren van de eene naar een andere school in
de gemeente, is in dezen tyd, nu de economi-
sche toestand vele gemeentebesturen dwingt
tot reorganisatle van het lager onderwys, van
groot belang. Een in het laatst van het
vorig jaar door den Hoogen Raad genomen
beslissing geeft het antwoord op deze vraag
en vele gemeentebesturen zullen het toejui-
chen dat thans in hoogste instantie is uitge-
maakt, dat overplaatsing mogelyk is.
De gemeente Gouda wenschte destijds haar
lager onderwijs te reorganiseeren. Dienten
gevolge moesten 57 leerlingen afkomstig van
het zesde lesrjaar van de openbare school
no. 6 en het zevende leerjaar van school no. 7,
over de andere openbare scholen der stad
worden verdeeld. E6n der ouders van bedoel
de leerlingen (leerplichtige) ontving in Sep
tember 1931 bericht van burgemeester en
wethouders van Gouda, dat zijn kind zou wor
den overgeplaatst naar school no. 1. De
vader kon zich hiermede niet vereenigen en
zond zyn kind niet meer naar laatstgenoemde
school. In November 1931 berichtte de be
treffende inspecteur van het lager onderwijs
aan den vader dat zijn zoon ambtshalve was
ingeschreven als leerling van school no. 1 en
daar den volgenden dag zou worden geplaatst.
De vader hield zijn kind enkele schooltijden
thuis en dus was er schoolverzuim en volgde
installing van een vervolging wegens over-
treding der leerplichtwet.
De waamemend kantonrechter te Gouda
sprak den vader vrij, waarop de ambtenaar
van het openbaar ministerie beroep instelde.
De zaak kwam dus voor de arrondissements-
reehtbank te Rotterdam. Deze rechtbank
veroordeelde den vader tot een geldboete van
vijf gulden en vijf dagen vervangen hechtenis,
hierbij o.m. overwegende, dat nu blgkens de
verklaring van den betreffenden inspecteur
van het lager onderwijs vaststaat, dat het
gemeentebestuur van Gouda in het algemeen
belang der gemeente een verscliuiving van
leerlingen van een bepaald leerjaar van de
eene school naar een andere noodig heeft ge-
oordeeld na gepleegd overleg met de rijks-
inspectie, dit gemeentebestuur handelde bin-
nen den kring zijner bevoegdheld en ver-
dachte zich naar de aanwijzingen van dit be-
stuur had te gedragen nu hem op redelijke
wijze gelijksoortig onderwjjs voor zijn kind
werd aangeboden.
Van dit vonnis vroeg de vader cassatie by
den Hoogen Raad en voerde daarbij vier cas-
satiemiddelen aan. De Hooge Raad verwierp
het beroep omdat geen der aangevoerde mid-
delen kon leiden tot het beoogde doel.
KORT VERSLAG
van de vergdering van het Dageiyksch Bestuur
der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, gehouden
op Maandag 16 Januari 1933 te Middelburg.
De vergadering werd geleid door den heer
Mr. P. Dieleman, Voorzitter der Z. L. M., die In
zijn openingswoord de leden van het Dageiyksch
Bestuur gelukwenschte met de intrede van 1933
en er op wees, dat in verband met deze moeiiyke
tjjden veel van de Bestuursleden In het komende
jaar zal worden gevergd. Spreker spoorde alien
aan de belangen van den Zeeuwschen Landbouw
te dlenen en schouder aan schouder te staan om
de moeilijkheden het hoofd te bieden.
Fonds Landbouwexportbureau. Naar aanlelding
van een ingelcomen schrijven werd besloten het
Kon. Nederlandsch Landbouw-Comit6 mede te
deelen het Bestuur van het Fonds „Landbouw-
exportbureau" te verzoeken gelden uit dit Fonds
beschikbaar te stellen voor het in studie nemen
van het vraagstuk van het landbouwcrediet in de
verschillende landen in normale en abnormale
tyden.
Steun Suikerbietenteelt. Kennis werd genomen
van een schryven van de drle centrale landbouw-
organisaties gericht aan den Minister van Econo-
mlsche Zaken en Arbeid waarby wordt verzocht
spoedig nadere mededeelingen te willen doen met
betrekking tot de in uitzicht gestelde steunrege
ling aan de suikerbietenteelt 1933.
Invoermonopolle graan. Gezien de bemerkingen
welke van de zyde van verschillende zuster-
organisaties zgn gerezen tegen een invoermono
polle van granen, werd besloten het K. N. L. C.
te verzoeken een commissie In te stellen, die het
geheele vraagstuk in studie kan nemen.
Klachten betreffende uitvoer brulne boonen.
Kennis werd genomen van een afschrift van eer
schryven van den Wnd. Dlrecteur-Generaal van
den Landbouw gericht tot de 3 centrale land-
bouworganisatles, waarin klachten werden geuit
over de hoedanigheid van uit Nederland in Zwe
den geimporteerde bruine boonen In het tjjdvak
September 1931Augustus 1932.
Het Bestuur was van meening, dat het voor-
alsnog naar aanlelding van deze klachten, niei
noodzakelijk kon worden geacht maatregelen van
overheidswege te nemen.
Nieuwsberichten. Besloten werd nogmaals met
klem bij het K. N. L. C. aan te dringen op hel
aanstellen van een persoon, die belast wordt me;
het samenstellen van het weekoverzicht voor de
landbouwpers.
Steun Vlasteelt. Kennis werd genomen van het
verzoek der 3 centrale landbouworganisaties aar
den Minister van Economische Zaken en Arbeid
te willen bevorderen, dat de vlassteunregeling
voor 1933 zoodanig worde opgezet dat er meer-
dere zekerheid komt dat een bebouwde opper-
vlakte van 6000 HA inderdaad wordt bereikt.
Nogmaals zal aangedrongen worden op een
spoedige bekendmaking van de steunregeling voor
1933.
Steun Roggeteelt. Een schrijven van de drie
centrale landbouworganisaties aan den Minister
van Economische Zaken en Arbeid, waarbij wordt
verzocht de aangekondigde steunverleening aan
de roggeteelt niet te beperken tot de veenkolonien
werd voor kennisgeving aangenomen.
Benoemlng Hoofdbestuursleden Z. L. M. Kennis
werd genomen van de mededeeling, dat de alge-
meene vergadering van den Kring Noord-Beve-
land als Hoofdibestuursleden der Z .L. M., heeft
herbenoemd de heeren S. J. de Regt te Wissen-
kerke, en A. Hartog te Coiynsplaat. De plaats-
vervangende leden de heeren Th. Maat te Kats
en K. A. van Langeraad te Kamperland werden
eveneens herbenoemd.
Voor den Kring Schouwen-Duiveland werden
eveneens de Hoofdbestuursleden en plaatsver-
vangende leden herbenoemd.
Ud Financleele Commissie. Vastgesteld wera
de beurtregellng voor de verschillende kringen
voor het aanwpzen van een lid van het financleele
commissie en een lid van het Dageiyksch Bestuur
dat In deze commissie zitting heeft.
Steunregeling Consumptieaardappelen. In ver
band met een ontwerp-steimplan voor de con
sumptieaardappelen dat was ingekomen van het
Bestuur van de Veilingsvereeniging Scherpenlsse
werd medegedeeld, dat een voorstel tot steun
verleening reeds door de drle centrale landbouw
organisaties by de Regeering is Ingedlend.
Gezien de mededeelingen van den Minister in
de Tweede Kamer acht deze de uitvoering van de
toen voorgestelde regeling niet mogelyk.
Nogmaals zal te bevoegder plaatse worden
voorgesteld de mogeiykheid te overwegen een
gedeelte der consumptieaardappelen uit den
markt te nemen, teneinde deze eenigszins te ont-
lasten b.v. door een gedeelte van de aardappel-
voorraad te drogen.
Tarwewet 1931. Met instemmlng werd ver-
nomen, dat de Tweede Kamer het wetsontwerp
tot verhooging van het maalpercentage tot 40
en verlenging der wet tot 1937 heeft aangenomen.
Na afhandeling van eenige huishoudeiyke
zaken werd de vergadering door den Voorzitter
gesloten.
DE MOORD IN DE
SCHEVENINGSCHE ROSCHJES.
Met betrekking tot het drama in de Scheve-
ningsche Boschjes, waarbij de werklooze
kleermaker N. J. R., oud 25 jaar, de 42-jarige
juffrouw T. B., door worging om het leven
heeft gebracht vernam de Haagsche Crt. nog
de volgende bjjzonderheden:
R. was vler jaar geleden, nadat een be-
stuurslid van een commissie voor kinderver-
pleging en -verzorging, onder wier voogdjj R.
sedert zijn tiende jaar had gestaan, bij de gez.
B. in de Vleerstraat een kosthuis voor hem
had gezocht, daardoor in aanraking gekomen
met de jongste der twee zusters, Toos. De
vrouw, ongehuwd, was toen 38 jaar. R., die
een knappe jongen was, maakte de oudere
vrouw het hof en het duurde niet lang of Toos
gaf biyk van bijzonder op den nieuwen kost-
ganger te zyn gesteld.
Toen R. door zgn onbehoorljjk gedrag bt)
zijn toenmaligen patroon was ontslagen en
zonder werk kwam, was het Toos, die het
voor R. opnam en er voor zorgde, dat de jon-
geman, al betaalde hjf dan ook geen kostgeld
meer, toch in huis kon blijven. Van dat mo
ment af, is hg door Toos onderhouden. De
vrouw kocht een naaimachine voor hem,
richtte boven in het huis een kamertje voor
hem in, waar hp als thuiswerkend kleermaker
zou kunnen arbeiden, deed hem een fiets
cadeau, kortom zorgde voor hem als een echte
vriendin.
R. liet zich deze behandeling rustlg welge-
vallen, hg maakte weinig werk er van om
zelf iets te verdienen en leefde tenslotte ge
heel op den zak van de vrouw. Natuuriyk
bemoeide de familie van de vrouw er zich mee,
harde woorden vielen, maar Toos was gek op
den jongen, haar zuster was niet krachtig
genoeg om zich tegen deze passie van de
vrouw te verzetten en R. bleef, ondanks de
protesten van de bloedverwanten, in het
kosthuis, waar hy zich geheel liet onder
houden.
Na een tijd kreeg R. schoon genoeg van de
aanbidding van Toos, hij zocht andere vrou-
wen op, dan weer eens een getrouwde, dan
weer had hij relaties aangeknoopt met een
jong meisje en iederen keer, als Toos er ach-
ter kwam, dat R. haar toedroog, dan was Lei
den in last. Doch zoo groot was de invloed
van R. op de vrouw, dat zy, ondanks het aan-
dringen van de familie, er niet toe kon komen
om met den jongen kerel te breken. Zoo
kwam zjj er tee, om haar verdrlet weg te
drinken. Stiekum nam zy geld uit de toonbank-
lade, glng naar een In de buurt gelegen
siytery, kocht een fleschje sterken drank en
smokkelde dat dan In huis. Dan vlng zij aan
te drinken, net zoolang, totdat de flesch leeg
was en dan ontwaakte de furie in haar.
Kwam R. tbuis, dan maakte zy hem de blt-
terste verwyten, ook wel trok zy In dlen toe
stand naar de woning van de nieuwste ver-
overing van den jongen man en maakte daar
dan schandaal.
Toos werd langzamerhand een zenuwpatlfin-
te, haar zuster, die tlen jaar ouder was en
haar altyd had verwend, wilde of durfde niets
tegen haar te ondememen, terwyi de andere
bloedverwanten meestal van de scenes, die
zich om Toos afspeelden, onkundig bleven.
Maar het weinige, dat zy dan te hooren kre-
gen, was toch wel voldoende, om er over te
beraadslagen, of het niet het beste zou zyn,
Toos in een sanatorium onder te brengen en
haar daar te laten genezen van haar drank-
zucht en haar verwljderd te houden van R.
Doch men kreeg van Toos niet de mlnste
medewerking, terwgl R. zoo goed als hy kon
er voor zorgde, dat Toos in de plannen der
familie niet instemde.
De verhouding tusschen de twee werd er
echter niet ibeter op. Waar zg kon, stond
Toos de amoreuze avonturen van R. in den
weg. R. gaf zich uit als eigenaar van het
huis, waarin hy woonde, gaf voor, dat hy op de
bovenverdieping een groot kleermakers-atelier
had en dat de winkel beneden door hem aan
de zusters B. was verhuurd. Toen op een dag
de moeder van een meisje, aan wie R. eenzelf-
de verhaal had opgedischt, eens poolshoogte
kwam nemen, hoe het stond met dat huis van
!R., viel zg in de handen van Toos, die In rond
Hollandsch asm moeder en dochter vertelde,
wie en wat R. eigenlgk was. De betrekklngen
tusschen R. en het meisje werden daardoor
natuuriyk op hetzelfde moment verbroken.
Dan volgde er later een heftige ruzie tusschen
R. en de vrouw, die hem alleen voor zichzelf
opeichte en meer dan eens gebeurde het, dat
R. haar daarby mishandelde. Als gevolg van
deze twisten ontstond dan weer bij Toos een
verhoogde drankzucht.
Zoo kon het niet anders of deze toestand
moest tot een 'drama leiden. R. had al eens
gedreigd, dat hij Toos voor eeuwig het zwj-
gen zou opleggen, als zy er mee door glng
over hem te praten. Korten tijd voor hy tot
de uitvoering van zgn vreeseiyke daad kwam,
speelde hy met een riempje, trok dat aan en
zeide daarby (In gezelschap van de huisge-
nooten) dat hg op die manier iemand, die
lastig was, wel eens tot rust zou kunnen
brengen. Eenige dagen voor den moord,
trachtte hy, spelenderwgze, weer in het bj-
zgn der anderen, Toos een ceintuur om den
hals te werpen. „Zoo krgg ik je nog wel
eens,, zel hy quasi-schertsend.
Is toen het vreeselgke plan by hem ge-
rgpt?
Zaterdagnacht voor den moord kwam hy
laat thuis en klopte aan de slaapkamerdeur
van de twee zusters. „Ik moet Toos spreken"
zei hy, „zy moet brj. mg voor komen of een
kleine wandeling gaan maken". „Jg bent dron-
ken" riepen de belde vrouwen terug, ,,ga naar
je bed en ga slapen". R. ging daarop naar
boven, naar zyn kamer.
Zondagmiddag zaten de hulsgenooten rustig
bgeen. Als Toos vanavond nu maar rustig
blgft, werd er gezegd. „Laat dat maar aan my
over", zei R. „Ik neem haar vanavond mee
naar de bioscoop, nietwaar Toos". Toos, die
big was, met den jongen man weer eens uit
te gaan, vond het goed en zoo vertrokken R.
en Toos, om half acht naar de cinema. Toos
had dien dag niets gedronken. R., die altyd
een wollen halsdoek droeg, verwisselde den
doek voor deze gelegenheid voor een zyden
foulard.
Om negen uur telefoneerde R. uit de stad
naar de oudere zuster. „Waarom telefoneer
je" vroeg deze hem. „0, ik wil maar even
vragen, hoe je het maakt". Is er nog iets by-
zonders!" Op het ontkennende antwoord van
de vrouw, hing R. de telefoon aan den haak.
Tegen kwart voor tien kwam R. thuis, zon
der Toos natuurlik. „Waar is Toos geble-
ven?" vroeg de zuster hem onmiddeliyk
„Weet ik dat?" repliceerde R. „Zy zal wel
ergens op straat dronken liggen". „Zeg my
onmiddellijk waar Toos is". „Geef mg maar
een boterham, dan zal ik Toos voor je halen".
R at rustig zgn boterham, vroeg toen aan de
zuster een gulden om Toos met een taxi te
gaan halen en zei-nog: „Je zult er morgen
wel meer van hooren".