JI AN D B 0 U WB ERICHTEN, QEMEHGDE BERICHTEN. Bestrijdt de »l! eensg op de wereld RECHTSZAKEN. den Duitschen land bond gericht. Men weet, dat deze onder den indruk van een plotselinge, door de agrarische politiek der Duitsche regeerring zelf teweeggebrachte overstrooming met Deensche boter, een radicaal verbod van den boterinvoer heeft gevraagd. Dit echter was slecbts een daad uit paniek, die geen andere verCtlaring hoeft bij een z,ot> oneven- wicbtigen gemoedstoestand als de heeren van den landbond in deze dagen vertoonen. Hun aanval op dit oogenblik heeft echter veel ver- der strekking. Daarbij denken zij wel degelijk in de eerste plaats aan Nederland als aan den vjjand. Zij weten dat hun regeering Nederland op het gebied der handelspolitiek als een der allenbelangrijkste mogendheden voor Duitsch- land beschouwt. Dat belang is echter niet him belang maar dat van de tegenwoordig meer dan ooit door hen gehate nrjverheid. Het is verbijsterend in de agrarische hoofdorganen te lezen op hoe kortzichtige beschouwingen en foute redeneeringen de leiders van den Duitschen landbond nu dergelijke gevoelens en overwegingen laten berusten. Men kan be- toogd vinden, dat de landbouw als deze maar het monopolie kreeg op de eigen markt, heel goed in staat zou zgn de werkloozen aan een bestaan te helpen, zelfs de industriearbeiders die door de afsluiting van het buitenlana broodeloos zouden worden incluis. Wat deze bewering beteekent blijkt uit het volgende. Duitsehland voorziet op het oogenblik voor meer dan 90 pet. in eigen behoefte aan land- bouwproducten; de rest wordt ingevoerd. De landbouw verschaft, hoog geschat, aan 5 mil- lioen menschen als boer of als boerenarbelder enz. bezigheid. Om de ontbrekende procenten aan te vullen zouden naar schatting nog on- geveer 300.000 menschen noodig zijn, inplaat3 van al die millioenen, waarvan te werk stel- ling wordt beloofd. Dit is niet het eenige zotte aan deze dema- gogische fantasien. Treffend is deze mis- rekening: De Duitsche markt is in desperaten toestand omdat de koopkracht van het publiek te gering is. Dat zou men nu verbeteren door de productie ontzaglijk te verhoogen en tege- Ijjk het getal afnemers van den landbouw te decimeeren. Want dat zou het onmiddellgk gevolg zijn van het overbrengen van de fa- brieksarbeiders naar het land. Het is dus een dilletantisme, waarvan de goede trouw zelfs twgfelachtig lijkt als de agrarische leiders heil zoeken in een stelsel, berustende op opschroe- ving van de productie en het naar beneden drukken van koopkracht en aantal koopers. De voor den uitvoer werkende industrie geeft evenwel lieden als de landbouw een beter bestaan dan de landbouw vermag. Deze In dustrie draagt ook voor het grootste gedeelte by tot het onderhoud van den staat. Zien bedoelde leiders niet in, dat deze industrie hun veel meer tot voordeel is dan een monopolie in Duitsehland voor de Duitsche landbouwers zou zijn, zelfs al zou dit niet samengaan met een groote uitbreiding der productie? Want de vermindering aan koopkracht, die het weg- kwynen der nrjverheid tengevolge zou hebben, zou den tegenwoordigen lnvoer uit den vreem- de verre overtreffen. Men moet zich afvragen waar het inzicht van de Duitsche autarkisten steekt. Is natio- nale zelfkastu'ding him heimelijk doel? De arme minister baron von Braun staat nu aan hun felle aanvallen bloot. Zijn positie is niet benijdenswaardig. In het kabinet heeft hi) het hard te verantwoorden als voorvechter van eischen van den landbouw, waarvan het noodlottige zoo gemakkelijk is aan te toonen. Hij staat daar, met bescheiden krachten, tegenover een knap oconoom als Warmbold, dien hij in primitieven kracht misschien over- treft, maar die in ieder geval zijn mede- ministers beter overtuigen kan. Deze tegen- stelling in het Duitsche kabinet is algemeen bekend; zij richt slechts geen nieuwe politieke ongelukken aan omdat men die tegenstelling op het oogenblik als onvermijdelijk beschouwt. Er is temauwemood een smal loopplankje over de kloof die de twee elkaar bestrijdende en toch tot samenwerking genoopte richtingen scheidt. Men waagt zich echter zoo weinig mogelijk op dit gevaarlijke verbindingsmiddel. Von Braun moet zich eenzaam voelen op zijn post. En in die eenzaamheid staat hij bloot aan den onstuimigen druk van agrarische eischen. Het spreekt van zelf dat hij het zijn agrarische vrienden nooit naar den zin kon maken. Hij trachtte te doen wat hij kon, en hij kon veel meer dan menig ander minister lief was, omdat de regeering de ontevredenheid van den landbouw politiek vreest. Nu echter hebben die vrienden zoozeer alle redel jkheid uit het oog verloren, dat von Braun niet meer mm kampioen kan zijn. Zij verlangen zijn aftreden om hem te kunnen vervangen door een man, die nog veel verder van de ingevin- gen van het gezond verstand in het kabinet afstaat. Het staat natuurlijk verre van vast, dat von Schleicher zich naar dezen onstuimigen wensch der heeren zal schikken. Blijft von Braun, dan zal hij waarschijnlijk nog meer zijn best doen. Zijn streven is zoo goed mogelijk aan- geschreven te staan bij zijn agrarische vrien den. Wij kunnen de opvatting deelen van onzen Berlijnschen correspondent, die het ge- vaar vreest dat von Braun op zijn mede- ministers, hoe dezen er zelf ook over mogen denken, nog te sterker indruk zal kunnen maken. Of zal hij eindelijk beseffen dat met zijn vrienden nu eenmaal geen land te bezeilen is, wat men ook voor hen doet? Zou hij tot deze overtuiging komen dan zal hij wellicht zelf niet langer wenschen op zijn post te blijven. Het vermoeden is niet van de hand te wij- zen, dat de leiders van den landibond niet zoo dwaas zijn als zg zich aanstellen, maar hun geweldig spectakel op touw zetten om een redelijke houaing van de Duitsche regeering bij de onderhandelingen met Nederland eoorveel mogelijk te bemoeilijken. Wij zullen van de Duitsche regeering verwachten, dat zij daar weerstand aan zal bieden tot't tegen- deel bewezen is. De heeren van den landbond zijn ovengens wat slordig geweest in de keuze van hun ver- wjjten, toen zij beweerden dat de regeering van het afloopen van het handelsverdrag geen partjj had getrokken door de tarieven voor Nederlandsche producten te verhoogen. Dat heeft zy wel degeiyk gedaan, maar zy kon het slechts in beperkte mate. Immers, de basis van het handelsverdrag, waarop o.a. ons recht van meestbegunstiging berust, is niet vervallen. Op het afgeloopen gedeelte berust- ten alleen de autonome tarieven. Een auto- noom tarief is een bevoorrecht tarief, dat niet op krachtens het recht van meestbegunstiging door anderen verkregen voordeelen berust. Het invoerrecht op onze roode kool in Duitseh land wordt door het Fransch-Duitsche han delsverdrag bepaald, vloeit dus voort uit meestbegunstiging; het invoerrecht op witte kool echter bepaalt onze overeenkomst met Duitsehland; aan ons autonome recht kunnen andere landen weder meestbegunstiging ont- leenen. Aan meestbegunstiging ontleende voorrech ten eindigen dus slechts met de vreemde overeenkomst, waarop zy steunen. Onze auto- nomietarieven vervielen echter op 31 Decem ber. Daarvan heeft de Duitsche regeering party getrokken door de hoogere, nominale tarieven van kracht te verklaren. De Duitsche landbouw heeft zich dus niet over haar prompte actie te beklagen. Wel echter wij. DE RAMP DER WERKLOOSHEID. Aan het rapport van het internationaal arbeidsbureau dat werd toegezonden aan de leden van de conferentle, die op 10 Jan. a.s. in Geneve is bijeengekomen, ontleene'n wij de volgende cijfers betreffende de uitgaven, die door de regeeringen der verschillende landen ten behoeve van de werkloozen worden ge daan. In Belgie stegen de uitgaven van het Nood- toestandfonds (uitsluitend ter ondersteuning van de huisgezinnen der werklooze arbeiders) van 32 millioen frs. in 1930 tot ruim 365 mil- lioen frs. in 1931. In Duitsehland stegen de totale uitgaven voor werkloosheidsverzekering, crisiszorg, ge- meentelijke steunregeling enz., van 1151 mil lioen mark in 1928 tot 2973 millioen in 1931. In Groot-Brittannie, waar de uitgaven voor verplichte werkloosheid reeds in 19241925 ruim 57 millioen pond sterling bedroegen, werd dit bedrag in de volgende jaren meer dan verdubbeld en de minister van arbeid heeft deze uitgaven voor 19321933 begroot op 120 millioen pond sterling. In Italie zijn de totale uitgaven voor werk- loozensteun sinds 1925 meer dan verviervou- digd. Zij bedroegen 23 millioen in 1925 en 115.6 millioen lire in 1930. Ook in Nederland zijn de uitgaven voor vrij- willige verzekering in de laatste zeven jaren meer dan verviervoudigd. Hetzelfde geldt voor de verplichte verzeke ring in Polen. In Zwitserland stegen de uitgaven van 2.6 millioen in 1925 tot 4.3 millioen in 1926 en in 1931 bedroegen deze cijfers bijna 38 millioen. Ondanks hun onvolledigheid werpen deze cyfers toch een schril licht op den ontzetten- den noodtoestand, die er over de wereld heerscht. In Groot-Brittannie bedroeg het volks- inkomen in 1931 naar schatting 3332 millioen pond en het totale bedrag dat aan arbeids- loon en salarissen werd uitgekeerd 1709 mil lioen. Voor de werkloozenondersteuning moest derhalve 3.7 procent van het volkslnkomen en 7.3 procent van het totale bedrag, dat aan loonen en salarissen werd uitgekeerd, worden opgebracht. Voor Duitsehland bedroeg het volkslnkomen in 1931 ongeveer 57.000 millioen mark, terwyi aan arbeidsloon 33 milliard werd uitbetaald, zoodat ongeveer 5.2 procent van het volks lnkomen en ongeveer 9 procent van het uitbe- taalde loon voor werkloozenzorg werd uit- gegeven. TER NEUZEN, 20 Jan. 1933. LUXOR THEATER. Voor de komende dagen is door de dlrectie van deze bioscoop beslag gelegd op twee bultengewoon groote films, die In de groote plaatsen van ons land met succes hebben ge- loopen. „Mata Hari". Mata Hari, geboren Geertruida Margare- tha Zelle, Is de eenige courtisane van wereld- vermaardheid, die Nederland heeft voortge- bracht. Na haar dood zyn er stapels lectuur over haar verschenen, zoodat het steeds moeiiyker is geworden Warhrheit und Dich- tung uit elkander te houden. Men Is gauw met oor- en veroordeel klaar, vooral de mid- delmatige mensch van het dagelijksche leven. De een maalt haar af als een harteloos schepsel, de ander als het tragisch slachtoffer van diplomaten, maar in leder geval was zij een ongemeene vrouw, door haar schoonheid en vrfje, eigen lotsbescbikking, in staat de jaloezie en dus den laster van de vrouw in het algemeen hevig op te wekken, de hartsvrien- din van hooggeplaatste mannen, beschikkend over geld en invloed, en bereid haar gunsten te betalen met militaire geheimen, die prompt werden meegedeeld aan de Duitschers, wat natuurlijk het doodvonnis beteekende over ongetelde scharen geallieerde soldaten, die voor hun vaderland dachten eerlgk te sterven. Haar dood was tragisch en een tikje melo- dramatisch. Ook moedig. Gehuld in niets anders dan een bontmantel, stond zij in Octo ber 1917 op het exercitieveld te Vincennes voor het vuurpeleton, een ter dood veroordeeldt spionne. Dat is historisch. De M. G. M. heeft een gedeeltelgk histo risch Mata Hari-verhaal samengesteld, waar de hoofdfiguur in de eerste plaats liefheb- bende vrouw, in de tweede plaats spionne en in de derde en laatste plaats danseres is. Haar liefde wordt haar noodlot, want zjj zou vrij gekomen zy'n, indien de schoone be- klaagde zich niet verraden had, toen haai jonge minnaar (Ramon Novarro) in het ge- ding werd gebracht. Zy, die zooveel mannen ten verderve heeft gebracht, wordt op haar beurt door mannen in den dood gedreven, door den Russischen generaal Schubin (Lionel Barrymore), die haar uit jalouzie aangeeft en onlbewust ook door Ramon. Het scenario doet denken aan de schitte- rende Dietrich-film „Onteerd", die Stenberg zoo meesteriyk regisseerde tot het prachtig, nog onovertroffen einde toe. Ook hier het spel van verborgen documen- ten, thans in bloemen of in lippenstiften en het ombrengen van een spionne, die ver- raad wil plegen. Het slot met de huilende nonnen en den cipier, overmand door zooveel leed, den blind geworden vlieger en de scdne daar rond, zijn van een heel ander genre dan de heroische strijd van haat en overmacht In „Onteerd" tusschen Marlene Dietrich en Vic tor Maclayen als een aan haar gewaagden Russischen officier. Ramon Novarro is de „lover" niet manlijk, zooals een oprechte vrouw dat in werkelijk- heid en volgens aard wenscht, wat sentimen- teel, overtuigend in zyn jonge wanhoop, zoolang Mata Hari met hem speelt, en in zyn extase als hy haar voor zich wint. Lewis Stone, de hardq, bejaarde chef der Duitsche spionnage, is altr'd een groot ac- teur. Kil en becyferend, zyn ondeugdeiyke helpers en elimineerend met niet veel meer emotle dan bij het aansteken van 'n slgaret. Lionel Barrymore komt vooral op het eind even naar voren. Vierkant, opbruisend, hard en in zijn verliefdheid de allures aannemend van een schooljongen. De film is een echte Garbb. Nergens een aanprgzing van den weg naar succe3, en dus ook nergens een zweem van de vrouw, die om haar braafheid met succes wordt beloond. Integendeel: een vrouw met, wat men noemt capitale ondeugden, karakter van onstand- vastige, zoekende, soms karakterlooze kleu- ren. Maar zich soms bewust van haar fasci- natle, deze gebruikend als wapen, en als zij daarin ten voile op dreef is, verstrikt en gevangene van haar eigen gevoel. Dus toch Overal staat U bloot aan het besmettingsgevaar. Op straten en pleinen, in de tram, in de bioscoop, enz., overal loert deze geesel der menschheid op U. Houdl daarom, voornamelijk in fijden van verhoogd griepgevaar, steeds de onovertroffen Aspirin-tabletten bij de hand, om bij de eerste kenteeke- nen van een griepinfectie dit uitstekend middel te kunnen gebruiken, hetwelk het lichaam op uitnemende wijze ondersteunt in den striid tegen de binnengedrongen ziekteverwekkers, de koorts doet verdwijnen en daarmede verdere gevaren voorkomt. Weiger namaak en let er op dat op elke tablet het woord .BAYER" staat. Prijs 70 cts. (Ingez. Med.) superbe in het ddne, waarin een mensch bij uistek superbe kan zijn; begaafd met de potentie om zichzelf volkomen te kunnen wegschenken voor een ander. Daarin vast- houdend tot in den dood, dus vanzelf sterk stygend in karakter, naarmate het spel vordert. Merkwaardig in deze film Is, dat zjj be- trekklejjk lang laag biyft hangen op het interessante, maar objectieve niveau van het expos6, een expose, dat zich angstig en soms sarrend blijft uitspinnen in draden van spionnage en in werelden, waarin men van zichzelf en van zjjn eigen woorden nau- weiyks meer zeker is. De gewoonte der liefde, in de practijk van het dagelijksch leven ontstaan, tusschen de spionne Mata Hari en een Russischen gene raal, daarlangs steeds gespeel van intrigues en van dansen, waarby men eraan denkt, dat de zinnelijkheid een essentieel deel is van het theater des levens. Gespeel ook aan de speeltafel en vooral, veerende plastiek in gaan, staan en in den dans van Garbo. Prachtig in deze laatste haar snydigheid. Ook hier, als steeds bij haar, grooter weer haar expresslef vermogen, dan de aanwen- dingen van haar techniek. De eerste geweldige scfene op hooger peil is het bezoek in de film Mata Hari in het ziekenhuis. Hier is zy weer volkomen de machtige minnares, wle wel alles zal worden vergeven, zoo noodig, omdat z'y lief heeft ruimer, veelomvattender en loyaler dan de gemiddelde, welverzorgde vrouw. Hier breekt haar stem weer met die merkwaardige groet in de emotie, die haar geheim is, en die in bijzonderheid van sentiment slechts Marlene met haar deelt. Ten slotte, als juist in zyn lgden haar zoet- ste beloften voor. zyn toekomst ontbloeien haar volkomen ontmaskering en ddbacle, en juist dan: tdch alles alleen willen zyn voor hem. Heel het Garbo-gamma leeft op, het is niet het gamma van 66n persoon, maar een register van beiydenis, van de groote, ruime liefde, die bulten de maatschappg treedt, als het moet. Roerend van expressie Is hier Garbo in haar sterkste gamma. Een Garbo-film van groote allure, niet in de eerste plaats door fascinatie, maar door de liefde, die glimlachend, maar heel ver, uitgaat boven de belacheiykheid van oorlog, zyn valsche, begeleidende praktijken, en vele naieve schablone-zielen. „De ondergang van Maradoe". Omtrent de rolprent „De ondergang van Maradoe" schreef ,,De Tjjd": Een film vol ro- mantiek en sensatie. Romantiek, omdat deze geheele onwaarschijnlijke en eenigszins pikan- te liefdesverhouding wordt omweven met Oostersche sfeer; sensationeel, om den fellen strijd, die meermalen gestreden wordt tus schen den mensch en de dieren der wildernis. Prachtig mooi in deze film zijn de opnamen van dieren en planten In de wilderniszij zelf kan zich slechts door een schot afmaken van den man, by wiens dood ook geheel Ma radoe ten onder zou gaan. Deze ondergang wordt aan het slot bewerkt door een ver- schrikkelyke vulkaan-uitbarsting. De „Telegraaf": Dit spannende filmwerk met Rose Hobart In de hoofdrol is knap ge- ensceneerd door George Melford en naar een scenario van Dale van Every vervaardigd door de Universal. De „Nieuwe Courant": De opnamen in het oerwoud zijn authehtiek, hetgeen deze sen- satiefilm zeer ten goede komt. Het „Vaderland": De Universal spaarde moeite noch kosten om alles tot zyn recht te laten komen. Het „Handelsblad"Rose Hobart speelt deze rol, zjj is even mooi als de wildernis van Borneo. Wij meenen hiermede wel te kunnen vol- staan. OVERPLAATSINKJ VAN .SCHOOL KINDEREN DOOR BURGEMEESTKR EN WETHOUDERS. De vraag, of burgemeester en wethouders bevoegd zyn tot overplaatsing van schoolkin- deren van de eene naar een andere school in de gemeente, is in dezen tyd, nu de economi- sche toestand vele gemeentebesturen dwingt tot reorganisatle van het lager onderwys, van groot belang. Een in het laatst van het vorig jaar door den Hoogen Raad genomen beslissing geeft het antwoord op deze vraag en vele gemeentebesturen zullen het toejui- chen dat thans in hoogste instantie is uitge- maakt, dat overplaatsing mogelyk is. De gemeente Gouda wenschte destijds haar lager onderwijs te reorganiseeren. Dienten gevolge moesten 57 leerlingen afkomstig van het zesde lesrjaar van de openbare school no. 6 en het zevende leerjaar van school no. 7, over de andere openbare scholen der stad worden verdeeld. E6n der ouders van bedoel de leerlingen (leerplichtige) ontving in Sep tember 1931 bericht van burgemeester en wethouders van Gouda, dat zijn kind zou wor den overgeplaatst naar school no. 1. De vader kon zich hiermede niet vereenigen en zond zyn kind niet meer naar laatstgenoemde school. In November 1931 berichtte de be treffende inspecteur van het lager onderwijs aan den vader dat zijn zoon ambtshalve was ingeschreven als leerling van school no. 1 en daar den volgenden dag zou worden geplaatst. De vader hield zijn kind enkele schooltijden thuis en dus was er schoolverzuim en volgde installing van een vervolging wegens over- treding der leerplichtwet. De waamemend kantonrechter te Gouda sprak den vader vrij, waarop de ambtenaar van het openbaar ministerie beroep instelde. De zaak kwam dus voor de arrondissements- reehtbank te Rotterdam. Deze rechtbank veroordeelde den vader tot een geldboete van vijf gulden en vijf dagen vervangen hechtenis, hierbij o.m. overwegende, dat nu blgkens de verklaring van den betreffenden inspecteur van het lager onderwijs vaststaat, dat het gemeentebestuur van Gouda in het algemeen belang der gemeente een verscliuiving van leerlingen van een bepaald leerjaar van de eene school naar een andere noodig heeft ge- oordeeld na gepleegd overleg met de rijks- inspectie, dit gemeentebestuur handelde bin- nen den kring zijner bevoegdheld en ver- dachte zich naar de aanwijzingen van dit be- stuur had te gedragen nu hem op redelijke wijze gelijksoortig onderwjjs voor zijn kind werd aangeboden. Van dit vonnis vroeg de vader cassatie by den Hoogen Raad en voerde daarbij vier cas- satiemiddelen aan. De Hooge Raad verwierp het beroep omdat geen der aangevoerde mid- delen kon leiden tot het beoogde doel. KORT VERSLAG van de vergdering van het Dageiyksch Bestuur der Zeeuwsche Landbouw Maatschappij, gehouden op Maandag 16 Januari 1933 te Middelburg. De vergadering werd geleid door den heer Mr. P. Dieleman, Voorzitter der Z. L. M., die In zijn openingswoord de leden van het Dageiyksch Bestuur gelukwenschte met de intrede van 1933 en er op wees, dat in verband met deze moeiiyke tjjden veel van de Bestuursleden In het komende jaar zal worden gevergd. Spreker spoorde alien aan de belangen van den Zeeuwschen Landbouw te dlenen en schouder aan schouder te staan om de moeilijkheden het hoofd te bieden. Fonds Landbouwexportbureau. Naar aanlelding van een ingelcomen schrijven werd besloten het Kon. Nederlandsch Landbouw-Comit6 mede te deelen het Bestuur van het Fonds „Landbouw- exportbureau" te verzoeken gelden uit dit Fonds beschikbaar te stellen voor het in studie nemen van het vraagstuk van het landbouwcrediet in de verschillende landen in normale en abnormale tyden. Steun Suikerbietenteelt. Kennis werd genomen van een schryven van de drle centrale landbouw- organisaties gericht aan den Minister van Econo- mlsche Zaken en Arbeid waarby wordt verzocht spoedig nadere mededeelingen te willen doen met betrekking tot de in uitzicht gestelde steunrege ling aan de suikerbietenteelt 1933. Invoermonopolle graan. Gezien de bemerkingen welke van de zyde van verschillende zuster- organisaties zgn gerezen tegen een invoermono polle van granen, werd besloten het K. N. L. C. te verzoeken een commissie In te stellen, die het geheele vraagstuk in studie kan nemen. Klachten betreffende uitvoer brulne boonen. Kennis werd genomen van een afschrift van eer schryven van den Wnd. Dlrecteur-Generaal van den Landbouw gericht tot de 3 centrale land- bouworganisatles, waarin klachten werden geuit over de hoedanigheid van uit Nederland in Zwe den geimporteerde bruine boonen In het tjjdvak September 1931Augustus 1932. Het Bestuur was van meening, dat het voor- alsnog naar aanlelding van deze klachten, niei noodzakelijk kon worden geacht maatregelen van overheidswege te nemen. Nieuwsberichten. Besloten werd nogmaals met klem bij het K. N. L. C. aan te dringen op hel aanstellen van een persoon, die belast wordt me; het samenstellen van het weekoverzicht voor de landbouwpers. Steun Vlasteelt. Kennis werd genomen van het verzoek der 3 centrale landbouworganisaties aar den Minister van Economische Zaken en Arbeid te willen bevorderen, dat de vlassteunregeling voor 1933 zoodanig worde opgezet dat er meer- dere zekerheid komt dat een bebouwde opper- vlakte van 6000 HA inderdaad wordt bereikt. Nogmaals zal aangedrongen worden op een spoedige bekendmaking van de steunregeling voor 1933. Steun Roggeteelt. Een schrijven van de drie centrale landbouworganisaties aan den Minister van Economische Zaken en Arbeid, waarbij wordt verzocht de aangekondigde steunverleening aan de roggeteelt niet te beperken tot de veenkolonien werd voor kennisgeving aangenomen. Benoemlng Hoofdbestuursleden Z. L. M. Kennis werd genomen van de mededeeling, dat de alge- meene vergadering van den Kring Noord-Beve- land als Hoofdibestuursleden der Z .L. M., heeft herbenoemd de heeren S. J. de Regt te Wissen- kerke, en A. Hartog te Coiynsplaat. De plaats- vervangende leden de heeren Th. Maat te Kats en K. A. van Langeraad te Kamperland werden eveneens herbenoemd. Voor den Kring Schouwen-Duiveland werden eveneens de Hoofdbestuursleden en plaatsver- vangende leden herbenoemd. Ud Financleele Commissie. Vastgesteld wera de beurtregellng voor de verschillende kringen voor het aanwpzen van een lid van het financleele commissie en een lid van het Dageiyksch Bestuur dat In deze commissie zitting heeft. Steunregeling Consumptieaardappelen. In ver band met een ontwerp-steimplan voor de con sumptieaardappelen dat was ingekomen van het Bestuur van de Veilingsvereeniging Scherpenlsse werd medegedeeld, dat een voorstel tot steun verleening reeds door de drle centrale landbouw organisaties by de Regeering is Ingedlend. Gezien de mededeelingen van den Minister in de Tweede Kamer acht deze de uitvoering van de toen voorgestelde regeling niet mogelyk. Nogmaals zal te bevoegder plaatse worden voorgesteld de mogeiykheid te overwegen een gedeelte der consumptieaardappelen uit den markt te nemen, teneinde deze eenigszins te ont- lasten b.v. door een gedeelte van de aardappel- voorraad te drogen. Tarwewet 1931. Met instemmlng werd ver- nomen, dat de Tweede Kamer het wetsontwerp tot verhooging van het maalpercentage tot 40 en verlenging der wet tot 1937 heeft aangenomen. Na afhandeling van eenige huishoudeiyke zaken werd de vergadering door den Voorzitter gesloten. DE MOORD IN DE SCHEVENINGSCHE ROSCHJES. Met betrekking tot het drama in de Scheve- ningsche Boschjes, waarbij de werklooze kleermaker N. J. R., oud 25 jaar, de 42-jarige juffrouw T. B., door worging om het leven heeft gebracht vernam de Haagsche Crt. nog de volgende bjjzonderheden: R. was vler jaar geleden, nadat een be- stuurslid van een commissie voor kinderver- pleging en -verzorging, onder wier voogdjj R. sedert zijn tiende jaar had gestaan, bij de gez. B. in de Vleerstraat een kosthuis voor hem had gezocht, daardoor in aanraking gekomen met de jongste der twee zusters, Toos. De vrouw, ongehuwd, was toen 38 jaar. R., die een knappe jongen was, maakte de oudere vrouw het hof en het duurde niet lang of Toos gaf biyk van bijzonder op den nieuwen kost- ganger te zyn gesteld. Toen R. door zgn onbehoorljjk gedrag bt) zijn toenmaligen patroon was ontslagen en zonder werk kwam, was het Toos, die het voor R. opnam en er voor zorgde, dat de jon- geman, al betaalde hjf dan ook geen kostgeld meer, toch in huis kon blijven. Van dat mo ment af, is hg door Toos onderhouden. De vrouw kocht een naaimachine voor hem, richtte boven in het huis een kamertje voor hem in, waar hp als thuiswerkend kleermaker zou kunnen arbeiden, deed hem een fiets cadeau, kortom zorgde voor hem als een echte vriendin. R. liet zich deze behandeling rustlg welge- vallen, hg maakte weinig werk er van om zelf iets te verdienen en leefde tenslotte ge heel op den zak van de vrouw. Natuuriyk bemoeide de familie van de vrouw er zich mee, harde woorden vielen, maar Toos was gek op den jongen, haar zuster was niet krachtig genoeg om zich tegen deze passie van de vrouw te verzetten en R. bleef, ondanks de protesten van de bloedverwanten, in het kosthuis, waar hy zich geheel liet onder houden. Na een tijd kreeg R. schoon genoeg van de aanbidding van Toos, hij zocht andere vrou- wen op, dan weer eens een getrouwde, dan weer had hij relaties aangeknoopt met een jong meisje en iederen keer, als Toos er ach- ter kwam, dat R. haar toedroog, dan was Lei den in last. Doch zoo groot was de invloed van R. op de vrouw, dat zy, ondanks het aan- dringen van de familie, er niet toe kon komen om met den jongen kerel te breken. Zoo kwam zjj er tee, om haar verdrlet weg te drinken. Stiekum nam zy geld uit de toonbank- lade, glng naar een In de buurt gelegen siytery, kocht een fleschje sterken drank en smokkelde dat dan In huis. Dan vlng zij aan te drinken, net zoolang, totdat de flesch leeg was en dan ontwaakte de furie in haar. Kwam R. tbuis, dan maakte zy hem de blt- terste verwyten, ook wel trok zy In dlen toe stand naar de woning van de nieuwste ver- overing van den jongen man en maakte daar dan schandaal. Toos werd langzamerhand een zenuwpatlfin- te, haar zuster, die tlen jaar ouder was en haar altyd had verwend, wilde of durfde niets tegen haar te ondememen, terwyi de andere bloedverwanten meestal van de scenes, die zich om Toos afspeelden, onkundig bleven. Maar het weinige, dat zy dan te hooren kre- gen, was toch wel voldoende, om er over te beraadslagen, of het niet het beste zou zyn, Toos in een sanatorium onder te brengen en haar daar te laten genezen van haar drank- zucht en haar verwljderd te houden van R. Doch men kreeg van Toos niet de mlnste medewerking, terwgl R. zoo goed als hy kon er voor zorgde, dat Toos in de plannen der familie niet instemde. De verhouding tusschen de twee werd er echter niet ibeter op. Waar zg kon, stond Toos de amoreuze avonturen van R. in den weg. R. gaf zich uit als eigenaar van het huis, waarin hy woonde, gaf voor, dat hy op de bovenverdieping een groot kleermakers-atelier had en dat de winkel beneden door hem aan de zusters B. was verhuurd. Toen op een dag de moeder van een meisje, aan wie R. eenzelf- de verhaal had opgedischt, eens poolshoogte kwam nemen, hoe het stond met dat huis van !R., viel zg in de handen van Toos, die In rond Hollandsch asm moeder en dochter vertelde, wie en wat R. eigenlgk was. De betrekklngen tusschen R. en het meisje werden daardoor natuuriyk op hetzelfde moment verbroken. Dan volgde er later een heftige ruzie tusschen R. en de vrouw, die hem alleen voor zichzelf opeichte en meer dan eens gebeurde het, dat R. haar daarby mishandelde. Als gevolg van deze twisten ontstond dan weer bij Toos een verhoogde drankzucht. Zoo kon het niet anders of deze toestand moest tot een 'drama leiden. R. had al eens gedreigd, dat hij Toos voor eeuwig het zwj- gen zou opleggen, als zy er mee door glng over hem te praten. Korten tijd voor hy tot de uitvoering van zgn vreeseiyke daad kwam, speelde hy met een riempje, trok dat aan en zeide daarby (In gezelschap van de huisge- nooten) dat hg op die manier iemand, die lastig was, wel eens tot rust zou kunnen brengen. Eenige dagen voor den moord, trachtte hy, spelenderwgze, weer in het bj- zgn der anderen, Toos een ceintuur om den hals te werpen. „Zoo krgg ik je nog wel eens,, zel hy quasi-schertsend. Is toen het vreeselgke plan by hem ge- rgpt? Zaterdagnacht voor den moord kwam hy laat thuis en klopte aan de slaapkamerdeur van de twee zusters. „Ik moet Toos spreken" zei hy, „zy moet brj. mg voor komen of een kleine wandeling gaan maken". „Jg bent dron- ken" riepen de belde vrouwen terug, ,,ga naar je bed en ga slapen". R. ging daarop naar boven, naar zyn kamer. Zondagmiddag zaten de hulsgenooten rustig bgeen. Als Toos vanavond nu maar rustig blgft, werd er gezegd. „Laat dat maar aan my over", zei R. „Ik neem haar vanavond mee naar de bioscoop, nietwaar Toos". Toos, die big was, met den jongen man weer eens uit te gaan, vond het goed en zoo vertrokken R. en Toos, om half acht naar de cinema. Toos had dien dag niets gedronken. R., die altyd een wollen halsdoek droeg, verwisselde den doek voor deze gelegenheid voor een zyden foulard. Om negen uur telefoneerde R. uit de stad naar de oudere zuster. „Waarom telefoneer je" vroeg deze hem. „0, ik wil maar even vragen, hoe je het maakt". Is er nog iets by- zonders!" Op het ontkennende antwoord van de vrouw, hing R. de telefoon aan den haak. Tegen kwart voor tien kwam R. thuis, zon der Toos natuurlik. „Waar is Toos geble- ven?" vroeg de zuster hem onmiddeliyk „Weet ik dat?" repliceerde R. „Zy zal wel ergens op straat dronken liggen". „Zeg my onmiddellijk waar Toos is". „Geef mg maar een boterham, dan zal ik Toos voor je halen". R at rustig zgn boterham, vroeg toen aan de zuster een gulden om Toos met een taxi te gaan halen en zei-nog: „Je zult er morgen wel meer van hooren".

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 2