ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. De Slapende Boeddha Eerste Blad. No. 8942 VRIJDAG 20 JANUARI 1933 73e Jaargang. BINNENLAND FEUILLETO N BUITENLAND GENTSCHE AUT0SCH00L A •'iLEVERTR/ v mm y EOOP DER BEVOLKING IN NEDERLAND. DRALftlA-vAN-VALKEriBURC'S** LEEU V/ARDEfi S*\ Stf- ABONNEMENTSPRIJS: Binnesn Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post /1,55 per 3 maanden - Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,overige landen f 2,35 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. JTitgeefster: Firma P. J. VAN HE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer /0,20. KLEINE ADVERTENTIeN per 6 regels 50 cent bij vooruitbetaling. - Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd t.arief, betwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentiSn liefst e6n dag voor de uitgave. DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJD AG A V OND. BETADEN VAN GELDBOETEN. Ingediiend is een wetsontwerp, houdende nadere voorzieningen betreffende de betaling van geldiboeten en van het geldelijk bedrag, waarop verbeurd verklaarde voorwerpen by de uitspraak worden geschat. Het ontwerp bedoelt een technische herzie- ning op een enkel punt van de genoemde regelingen. In de toelichting wordt o.m. opgemerkt, dat de bestaande voorschriften waardoor een verdachte altijd, dus ook nog op het tijdstip, dat met de executie zal worden begonnen, bevoegd blyft zich door betaling alsnog van de oorspronkelijke geldboete te bevrijden in deze tyden van malaise practisch tot gevolg hebben, dat talloozen de termijnen, waarbin- nen goedboeten en geschatte waarden moeten worden voldaan, zonder meer laten verloopen en eerst tot betaling overgaan op het oogen- blik, dat het tot verhaal op hun goederen of lnkomsten komt of zij voor de vervangende vryheldsstraf worden aangehouden. Dit vomit aldus de minister van justitie zonder twijfel een misstand. Allereerst wordt aldus de eerbied voor de wet nlet grooter, dar termijnen, rechtstreeks op grond van wetsvoorschriften gesteld, zonder verder gevolg blijken te kunnen worden veronacht- zaamd. Doch daamaast ontstaan voor den Staat ook meer rechtstreeksche nadeelen, zooals administratieve werkzaamheden ter voorbereiding van de tenuitvoerleggingen op grond van wanbetaling en niet- onaanzienlijk renteverlies. (Aan boeten en geschatte be- dragen wordt per jaar in totaal 66n k twee millioen gulden ontvangen, van welk bedrag onder de tegenwoordige wetgeving tenminste de helft eerst na afloop van den gestelden termijn binnenkomt.) In het wetsontwerp nu wordt voorgesteld, de kosten in zulke gevallen te verhoogen met 20 pet., nochtans met een minimum van 66a gulden. Aan de statistiek van den loop der bevol king in Nederland over 1931, welke door het Centraal Bureau voor de Statistiek is uitge- geven, wordt het navolgende ontleend: Op het eind van 1931 telde ons land 8.061.571 inwoners n.l. 4.006.359 mannen en 4.055.212 vrouwen. Het aantal mannen op 100 inwoners bedroeg 49.70, het aantal vrou wen 50.30, terwijl op elke 1000 mannen 1012 vrouwen werden aangetroffen. In 1830 kwamen op 1000 mannen 1045 vrou wen voor, in 1880 1023, in 1909 1021 en in 1920 1013, waaruit een langzamerhand gelijlc worden der aantallen mannen en vrouwen valt waar te nemen. Van 1930 op 1931 nam de bevolking met 1.59 toe. Deze toeneming is hoofdzakelijk het gevolg van meer geboorte dan sterfte (1.27 de vestiging overtrof het vertrek met 0.32 De cyfers der gemiddelde jaar- ljjksche toeneming sedert 1830 vertoonen van volkstelling op volkstelling, op een enkele uit- zondering na, een stijgend verloop, hoewel de door F. J. A. L. CORDENS. (Nadruk verboden.) staging in de laatste periode inzonderheid in de periode 19201930 slechts gering is. Splitst men de toeneming dezer periode in twee vijf- jarige tijdvakken, dan verkrijgt men voor de eerste 5 jaar een gemiddelde jaarlijksche toe neming van 1.55, voor de laatste 5 jaar van 1.41. In 1931 werden 181.929 kinderen geboren, waarvan 177.387 levend en 4.540 dood geboren werden. Het aantal levend-geboren jongens bedroeg 91.615, het aantal levend-geboren meisjes 85.772, zoodat tegenover 100 meisjes pl.m. 107 jongens werden geboren. Per 1000 inwoners berekend bedraagt het aantal levend geborenen in 1931 22.18 tegen 23.12 in 1930. Voor de perioden 1840'49, 1880'89 en 1910'19 waren de cijfers resp. 33.54, 34.68 en 26.79. Ook de doodgeborenen, welke voor 1931 een cijfer van 2.50 per 100 geborenen aanwijzen, bewegen zich in dalende richting (het cyfer voor 1924'28 bedraagt 2.54). In 1931 kwa men op 100 geborenen 1.74 onwettig geborenen voor, welk cijfer voor 1840'49 5.01, voor 1880—'89 3.21 en voor 1910—'19 2.17 bedroeg. Het aantal gehuwden bedroeg voor 1931 14.71 per 1000 inwoners en wijst ten opzichte van 1930 (15.78) op een geringe daling. De cijfers sedert 1840 geven een schommelend verloop aan. In de periode 1840'49 was het cijfer 14.78 in 1860—'69 16.44 in 1880—'89 14.28 en in 1920—'29 16.08. Wat de geboorten betreft worden op het platteland, wat de huwelijken betreft in de steden de hoogste cijfers aangetroffen. Het sterftecijfer bedroeg voor 1931 per 1000 inwoners 9.63, welk cijfer, hoewel boven dat van 1930 (9.09) liggend, gunstig genoemd mag worden ten opzichte van vroegere jaren. De periode 1840'49 geeft een sterftecijfer aan van 26.56, de periode 1880'89 een cijfer van 21.27 en de periode 1910'19 een cijfer van 13.40. De groote steden geven de gun- stigste cijfers. De sterfte is onder de vrou wen gunstiger dan onder de mannen, echter wordt het verschil steeds geringer. Door echtscheiding werden in 1931 2998 huwelijken ontbonden, terwijl het aantal schei- dingen van tafel en bed 504 bedroeg. Op 1000 echtparen kwamen in 1931 1.92 echtscheidin- gen en 0.32 scheidingen van tafel en bed voor. Een beschouwing der cijfers sedert 1850 wijst op belangrijke toeneming, voor de periode 1850'59 waren de cijfers resp. 0.15 en 0.04, voor 1880'89 0.35 en 0.13 en voor 1910'19 1.11 en 0.23. OODHA ATREGELEN BIJ DE VARKENSCENTRALE BELAST MET DE UITVOERING VAN EEN NOODVVET. C. J. Lindeman schrijft in de N. R. Crt.: Met ingang van 15 Januari is de heffing voor het stabilisatiefonds der Crisis-varkens- centrale v e r h o ogd tot 10 ct. per K.G. ge- slacht gewicht, en de richtprijs voor alle var- kens beneden het levend gewicht van 150 K.G. door de V.C. af te nemen, bepaald op 14 ct. per pond, dus ve r 1 a a g d. Practisch zullen deze maatregelen op den binnenlandschen handel, voor alle betrokkenen nadeeligen invloed oefenen, maar in de aller- eerste plaats komt hierdoor het beoogde doel, waarvoor de wet in het leven is geroepen, in het gedrang. Ook de gestelde limiet van 150 K.G. zal nog meer dan tot heden het geval was, de zwaarmester benadeelen en dit zijn er duizen- den in den lande. Als men weet, dat deze maatregelen worden getroffen om de tekorten te dekken van den 47) (Vervolg.) Om ons te kunnen verkleeden hadden we al onze bagage naar het hotel laten brengen, want we wenschten er dien avond behoorlijk uit te zienwe zouden namelijk aan de ons begeleidende officieren een souper aan- bieden om daarmee onze bevrijding te vieren. De twee luitenants, die ons naar Calcutta zouden brengen en die tevens rapporten bij zich hadden van kolonel Moore, logeerden met ons in hetzelfde hotel. Het was niet groot en goed bezet, zoodat het nogal moeite kostte ons behoorlijk te instal-. leeren. Alfred had een kleine kamer op de eerste verdieping, die uitzag op den tuin. Naast die van mijn vriend was een grootere kamer, die betrokken was door een rijken Indischen fabrikant op weg naar Benares, en dan op het einde van degang volgde mijn kamer. Vroeger scheen dat een soort provi- siekamertje te zijn geweest, maar zy was nu ter oorzake van de drukte met kunst- en vliegwerk tot logeerkamer ingericht. Tegen over de kamer van Alfred was een groote logeerkamer, waar de hotelier een tweede bed had laten opslaan en waar de beide officieren sliepen. Onze logeergelegenheid voldeed wel niet aan den roep, die van Hotel Clive uit- ging, maar toen alles zoo geschikt werd, namen we er genoegen mee; we hadden trou- wens ook niet veel lust nog naar een ander hotel om te zien, en bovendien wisten we, dat we hier op een uitstekende keuken konden rekene'n. Ik zat in Alfreds kamer op de vensterbank voor het opengeslagen raam en keek in den donkeren tuin, waar niet ver van het hoofd 1 gebouw een schuurtje stond met gegolfd ainken dak. Een man, die uit den tuin kwam ging daar juist heen, ten minste, ik zag hem achter het gebouwtje verdwijnen. Alfred haalde zijn smoking uit zijn koffer en streek de plooien glad. „We zullen er vanayond weer eens als fat- soenlijk mensch uitzien", zei hy. „Ga jij je nog niet kleeden?" „Ik ben gauw genoeg klaar", antwoordde ik. Hij vischte een groot pak papieren op en hield het in de hoogte. „Hier heb ik de stukken voor onzen vriend Ibadji in Calcutta. Het wordt tijd, dat we met dat heerschap eens gaan afrekenen". „Ja, hoog tijd", beaamde ik; „dat is nog wel het hoofddoel van onze reis. Als nu die heeren van den generalen staf maar niet te lang leuteren en ons geen dagen lang aan de praat houden. Mevrouw de begum heeft ons heel wat tijd doen verliezen, dien we nu moe ten inhalen". „Wil je wel gelooven", zei Alfred, „dat ik blij zal z'jn, als we weer naar Engeland onder- weg zijn. We hebben een heel interessante reis gehad, en als we nu met Ibadji succe3 hebben, dan maken we er een schitterend slot slot aan. Maar ga jij je nu verkleeden, het wordt tijd." We hadden een zeer aangenaam en opge- wekt souper; de Engelsche officieren betoon- den zich vroolijke tafelgenootsn en deden keuken en kelder alle eer aan. In dit Euro- peesch milieu, aan deze keurig versierde tafel met haar schitterend kristal- en zilverwerk dachten wij niet meer aan het verleden, dat niet veel meer was dan de herinnering aan een droom. Chindawar en wat daar was gebeurd leek alles zoo ver weg, dat wij ons niet konden voorstellen, waarvoor wij eigenlijk op reis waren. We genoten van het heden zonder ons de minste zorg te maken voor de toekomst. Maar aan alles komt een eind, ook aan een prettig souper, en toen het laatste gerechf was afgenomen kwam het besef der werke- lijkheid terug en konden geen pousses-caf6 of whisky-soda's het feit wegcijferen, dat we den volgenden ochtend vroeg uit de veeren moes- ten. Het was al laat, toen we naar boven gingen, veel te laat naar den zin der slapcrige Koli ners, die voor ons plezier moesten wakker blijven. Alfred was in een sentimenteele stemming geraakt en praatte druk over Old Engeland. De beide luitenants waren vroolijk en een hunner struikelde bij het naar boven gaan over export, dan wil het mij voorkomen, dat deze motiveering juist nu alles behalve gelukkig i3 gekozen. De export en de vooruitzichten hiervoor zijn slechter dan bij de inwerkingtreding van de wet. Men wilde toen een richtprijs welke in- gevoerd zou worden tot 18 of 20 ct. en nu de verhouding door verminderden export voor de binnenlandsche ennsumptie is vergroot, dus meer inkomsten geeft voor het stbilisatiefonds dan benoodigd voor export van baconvarkens, nu heft men meer en betaalt men minder. En al wordt bijslag gegeven van al het te exporteeren rugspek, waarvoor de richtprijs is betaald (15 of 14 ct.dan nog moet de heffing een overvloedige compensatie geven voor de tekorten ontstaan door den export. Als de Varkenscentrale tot deze noodmaat- regelen haar toevlucht moet nemen, haar oor- zaak vindend in een vermeend of werkelijk tekort van het stabilisatiefonds, dan wordt het voor onze wetgevende lichamen geboden, een onderzoek in te stellen naar het gehouden beheer. Het Nederlandsche volk nog meer belasting opleggen en het beoogde doel dezer noodwet illussoir maken, kan niet de bedoeling de3 wetgevers zijn, maar is dit onafscheidelijk aan de uitvoering verbonden, dan schrome men niet de Crisisvarkenswet als een onding te beschouwen en haar hoe eer hoe beter buiten werking te stellen. GEEN ADELLIJKE TITELS IN DEN TELEFOON GIDS. De Spaansche regeering heeft een decreet afgekondigd, waarby adellijke titels niet meer in den meuwen telefoongids mogen voor komen. Het gevolg is, dat vele menschen thans het telefoonnummer van vroegere adel- lyke personen niet kunnen vinden, omdat zjj vaak de familienamen van deze personen niet kennen. Graaf Romanones, de croesus van Spanje, staat bijv. in den gids vermeld als Alvaro de Figueroa en de hertog van Alva als Stuart Y Falce. In adellijke kringen is men over dezen maatregel van de republikein- sche autoriteiten niet goed te spreken. OECONOMISCH KAATSEN. Stauning, de Deensche premier, heeft, schrijft de N. R. Crt.. in 6en bijeenkomst van Dansk Samfund in Den rfhag een uiteenzet- ting gegeven van den oeconomischen toestand in zijn land, die zelfs voor dezen tyd van on- gewone somberheid was. Het was den spre- ker er volstrekt niet om te doen de droevige omstandigheden zoo fel mogelijk in het licht te stellen. Op de rustige en evenwichtige ma- nier, die dezen Deenschen politicus eigen i3, refereerde hij slechts. Zonder het geringste streven naar effect lichtte hij cijfers toe. Deze cijfers waren schrikwekkend. Een BESTUURDER: R. MORTIER Lange Meire, 2 (Kouter) Gent Telefoon: 19393 Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor degelijk en voll. onderricht. Zondagleer- gang te Selzaete: Zaal Gaumont, Markt. Ingez. Med.) den looper op de trap. Aan de deur van zijn kamer nam Alfred afscheid en drukte mij de hand met een hartelijkheid, alsof hij een verre reis ging ondernemen. Arme vriend, ik vermoedde toen niet, dat die handdruk inderdaad het afscheid was voor een heel verre reis. De sinds lang ontwende genietingen van een overvloedig Europeesch souper hadden mij slaperig gemaakt. Ik was dan ook zeer spoedig vast ingeslapen, toen ik plotseling wakker werd door een hevigen slag, gevolgd door een zwakken kreet. Mijn eerste ge- dachte was aan het afsteken van vuurwe'rk; ik had er geen flauw vermoeden van, hoe laat het was, en ik veronderstelde, dat onze luid- ruchtige vrienden, die nogal veel van het goede genoten hadden, op hun manier een aardig- heid uithaalden. Eenige oogenblikken bleef het stil, toen hoorde ik geschuifel van voeten en werd er krachtig aan een deur gerammeld. Iemand riep iets wat ik niet verstond, maar ik meende de stem van een der officieren te herkennen. Ik sprong uit bed en zocht mijn pantoffels, toen er ergens op een deur ge- bonsd werd, dat 't heele hotel er van dreunde. Ik vloog de gang op en zag de jongste van onze luitenants, met 'n zware stoel op Alfreds kamerdeur beuken. Hij was op bloote voeten, en in den zak van zijn pyama glinsterde een revolver; bij den tweeden slag met den zwa- ren stoel vloog het deurpaneel aan spinters. De andere luitenant stond achter zijn kame- raad en hield zijn revolver op de stukgeslagen deur gericht. Er brandde licht in de kamer. „Blijft terug", riep de oudste officier, toen ik naderbij gekomen was. Zijn makker had met vlugge beweging het slot aan den binnen- kant omgedraaid en beiden gingen met ge- trokken revolver de kamer in. Opeens over- viel mij een hevige angst. Wat was er ge beurd? Intusschen kwamen er nog meer menschen op de gang, gewekt door het ont- zaglijk lawaai, veroorzakt door het versplin- teren van de deur; de nachtportier kwam aan- loopen en een paar kellners, die boven sliepen, kwamen kijken wat er te doen was. „Niets meer aan te doen", hoorde ik een der officieren zeggen, toen ik nieuwsgierig een blik in de kamer wierp. Bij de deur hield de oudste officier mij tegen en keek mij on- derzoekend aan. ,,Ben je zenuwachtig?" vroeg hij. „Waarom? Wat is er met mijn vriend?" onder zware lasten levende, financieel weinig weerstandsvermogen bezittende landbouw- stand verkeert in een toestand van ruine. Niet surnumeraire biggen maar surnumeraire koeien verdwijnen reeds geregeld in grooten getale in inrichtingen, waar zij tot zeep en technische meelsoorten worden verwerkt. Een derde van de bevolking is daardoor tot de primitiefste vormen van voortbestaan ge- doema. Zij moet gebouwen en machines laten vervallen. Een ander derde vormen de arbeiders. In deze weliswaar steeds ongunstige maand heeft het percentage der werkloozen de 40 pet. aanzienlijk overschreden. Tenslotte rust dan de last om de gemeenschap financieel gaande te houden op het overblijvende derde, dat zijn bestaan moet trekken uit de oeconomische ruine die de rest van het land vormt. Dit alles, zoo betoogde de heer Stauning, is Denemarken, zooals andere kleine landen in West Europa, opgelegd door de handels- politiek, welke thans bezig is de wereld ten gronde te richten. De oorzaken worden niet binnenslands gevonden. Zoo is het inderdaaa. Denemarken, land van intensieve landbouw- nijverheid bij uitnemendheid, dat nog geen 15 pet. van zijn normale productie zelf kan verbruiken, terecht trotsch op den opbouw van zijn agrarische organisaties en export, was voor zijn oeconomisch bestaan in hoofd- zaak van twee landen afhankelijk geworden van Engeland en Duitschland. Duitschland begon met zijn agrarische contingenteering die nu, inplaats van te baten, aan het einde van 1932 de boterkatastrofe heeft teweeg gs- bracht; Engeland sloot de overeenkomsten van Ottawa, Denemarken, goed afzetgebied voor Duitsche en "Engelsche producten, werd daar door gerulneerd. Zijn koopkracht is nog in grootere mate verlamd dan zijn uitvoer ver minderd is. Dat is een onvermijdelijk resul- taat. Het geval is leerrijk, in verband beschouwd met hetgeen wij hier 14 Januari betoogden ten opzichte van den toestand in Duitschland. Betrekkelijk kleine verruiming van de ar- beidsmarkt in den landbouw, die nog niet eens een betere bestaansmogelijkheid voor den bestaanden landbouw kan verwerken, veroor- saakt ongeevenredigd sterke verergering vaa de werkloosheid in de Industrie, die zelfs dfe kleine verruiming bij den landbouw al heei gauw weer ongedaan, en de bestaansmoge- lijkheden voor den landbouw nog weer slech ter moet maken. Het was niet moeil'rjk dat te becijferen. Dit bewijs van het vicieuse van iedere kunstmatige verschuiving in de oeco nomische structuur van een land geldt echter niet alleen binnen het beperkte gebied van de nationale grenzen. Denemarken levert reeds het bewijs daarvoor en wij moeten vreezen, dat Nederland dit jaar, zeer tegen zijn zin, in tqe- nemende mate dit bewijs zal gaan leveren. De mogelijkheden van verdiensten, die men uit verkeerd begrepen eigenbelang zijn buren af- neemt, vermindert hun koopkracht als klanten veel meer dan de omvang van den afzet be draagt die men him onthoudt. Vooral geldt dit voor een land als Duitschland, dat moet bestaan van zijn industrieelen uitvoer. Men kan slechts hopen dat tenslotte die elementen in Duitschland het pleit mogen winnen, welke nu reeds voorzien, dat een verkeerd beleid den uitweg naar Nederland in waarde nog veel sterker achteruit zal laten loopen dan de ver- mlndering van invoer uit Nederland bedraagt die men erdoor kan bewerken. (Ingez. Med.) Wanneer een industrieland nu het kaatsen beglnt zal het onvermjjdelijk den bal met ver- dubbelde kracht terug moeten verwachten, zelfs bjj het ontbreken van iedere neiging tot weerwraak bij den getroffene. De oeconomi sche wetten blijken dat mee te brengen. Daai> van is Denemarken voor alien, maar voor Duitschland in het bqzonder, een duideljjk voorbeeld. Duitschland is reeds in handelsconflict met Zweden. Een van de eerste dagen van dit jaar kon men in den vroegen namiddag voor den ingang van het departement van buitenland- sche zaken te Berlijn een vrij groote groep van heeren, zichtbaar buitenlanders, met de hoofden bij elkaar gestoken, in zeer opgewon- den gesprek zien. Die hoofden vertoonden alle teekenen, dat de dragers ervan zooeven een hen sterk emotioneerende en weinig be- vredigende ervaring hadden opgedaata. Het was een Zweedsche handelsdelegatie, die dien morgen haar eerste besprekingen in de Wil- helmstrasse had gehouden en door den minis ter van buitenlandsche zaken ontvangen was. Wie daar op dat oogenblik voorbij kwam had niet noodig een communiqu6 af te wachten om den staat van zaken te kunnen gissen. Als de heeren buiten de deur waren gezet, hadden zij er weinig anders kunnen uitzien! In deze dagen nu heeft men de gevolgen daarvan vemomen. Zweden heeft de onder- handelingen met Duitschland over een handels- verdrag afgebroken; weldra zal een delegatie naar Engeland vertrekken om te trachten daar waarschijnlijk in ruil voor voordeelen die men Duitschland nu wil trachten te onthouden, betere zaken te doen. Of Zweden daar op grooter tegemoetkomendheid kan rekenen? Zweden Is vooral door zijn export van hout naar Duitschland met de belangen de groote agrariers in botsing gekomen. Hout is ech ter een artikel, dat te Ottawa ook in het bij- zonder Canada groot belang bleek in te boe- zemen. Heel gemakWlijk zal het voor de Zweedsche onderhandelkars dus niet zijn te Londen de troost te vinden die zij te Berlijn tevergeefs hebben gezocht. Intusschen is men te Stockholm nu voor- loopig zeer gebeten op Berlijn. De Zweedsche bladen geven daar alle blijken van. Het verderf gaat verder. Kaatsen en terug- kaatsen. Niemand vindt er baat bij. alien krijgen steeds nieuwe blessuren in den wed- strijd. Wanneer zal de wereld zich kunnen ontwor- stelen aan dit spel, dat niemand meer be- haagt AGRARISCHE DEMAGOGIE. De strijdt, die nu te Berlijn gaande is, schrijft de N. R. Crt. is voor ons Neder- landers van bijzonder belang. Want de han- delsbetrekkingen tot ons land vormen er het middelpunt van. Niet tegen ons alleen is de amokpartij van „Bl(jf jij hier voor de deur staan en zorg, dat er niemand binnenkomt", beval hij aan den nachtportier. „Stuur onmiddellijk naar de politie: er is een moord gepleegd". Aarzelend trad ik de kamer binnen, ik had een gevoel, alsof mijn hart stil stond. Het eerste wat ik zag was de stoel, waarop Alfred zijn kleeren had gelegd; verderop in de kamer stond zijn valies, waarvan de inhoud gedeelte- lijk over den grond was verspreid. Het raam tegenover de deur stond wagewijd open. Ik liep als een slaapwandelaar; de luitenant, die mjj had binnengelaten, nam mij bij den arm en bracht mij bij het bed achter de deur, waar zijn kameraad stond. Een blik en toen zonk ik van ontzetting op de knieen voor het bed van mijn vriend. Daar lag Alfred in een hoek van het ledikant; de doodskleur was reeds op zijn gelaat en zijn groote, glazige oogen staarden my verschrikt aan; de linker- zijde van zfn blauwzijden pyama was rood gekleurd door een groote vlek bloed, dat met een straaltje in het bed geloopen was langs zijn opgetrokken knieen. Wat ik toen gevoel- de kan ik niet beschrijven; het was een dof gevoel van grenzenlooze droefheid. Iemand trok mij overeind en gaf mij een glas water. Toen zag ik den hotelier in gesprek met den oudsten luitenant Flaggerton. De hoteleigenaar was z66 uit zijn bed gekomen, maar was ge- heel gekleed, in boord en overhemd; zonderling daarbij was zijn gruwelijk verwarde haarbos. Toen kwam er nog iemand de kamer in, een kleine magere gladgeschoren man met een keurig flanellen pak en een soort sportpet op;, dat was iefhand van de politie. Luitenant Smith, de jongste officier, had aan alle kanten uit het openstaande raam ge- keken en kwam nu naar me toe. ,,Ga naar uw kamer", zei hij, „en kleed u aan. Wacht ons dan in de kamer van den hotelier, wij komen daar aanstonds ook". Hij ging met me mee. Aan de deur van Alfreds kamer stonden twee politie-agenten, die de nieuwsgierig saamgestroomde men schen op een behoorlrjken afstand hielden, terwijl een derde ze verzocht, rustig naar hun eigen kamer te gaan. Smith werkte een van de kellners, een vriendelijken Indischen jon- gen, die ons den avond te voren bediend had. ,,Help mynheer even", zei hij, „en wijs hem dan de kamer van mr. Brooks." Werktuigelijk kleedde ik me en liet me in de kamer van den propi6taire op een stoel neervallen. De bediende bracht my een doos sigaretten en zonder te weten wat ik deed- rookte ik er een paar. Dat gaf mij kalmte. Een kop bouillon, die de bezorgde jongen my bracht, knapte mij heelemaal op. Ik kon nu ten minste weer denken. Alfred was vermoord, maar waarom en onder welke omstandigheden? Dat zou ik pas te weten komen als myn vrienden terug- kwamen; en al voelde ik me nu weer krachtig en tot handelen in staat, toch wilde ik niet naar hen toegaan en het politie-onderzoek in den weg loopen, waanbij ik van geen nut kon zijn. De bediende vertelde me, dat er onder het raam van Mr. Keening een omgevallen ladder was gevonden, die de moordenaar waarschijn lijk had gebruikt om naar boven te klimmen. Ik zei hem, dat ik den vorigen avond kort voor het souper nog iemand in den tuin hnri gezien, die zieh naar het schuurtje begaf. ■Dat moet u zeker aan de politic zeggen, mijnheer ried mij de Hindoe, ,,misschien vinden zij dan den moordenaar wel. Het schuurtje wordt iederen avond v6or donker gesloten, en nu stond het open". Ik beloofde hem, dat ik het zeggen zou, en toen ging hij gauw heen, waarschynlijk om in de keuken het nieuws te vertellen. Toen hij terugkwam, had hij, al weer wat anders. De moordenaar had misschien niet eens Mr. Keening op het oog gehad, maar Mr. Ruwadini, die op de kamer daamaast sliep en die heel veel geld bij zich had; want iemand van het personeel had geizien, dat twee heeren bij hem in het hotel waren komen af rekenen. Het was bekend, dat Ruwadini die in Bhagalpoer een groote fabriek dreef, moei- lijkheden met zijn personeel had ondervonden en zelfs bedreigingen had gekregen naar aan- leiding van het ontslag van werklieden ten gevolge eener staking. De zon stond reeds stralend aan den zomer- schen hemel, toen de hotelier met de twee of ficieren en den detective binnenkwam. Ik ver telde den politieman het weinige wat ik te ver tellen wist en ook wat ik van den bediende had gehoord. De aanwezigheid van een vreemde in den tuin werd door den politieman opgeteekend en toen ging deze heen om zjj.n nasporingen voort te zetten. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1933 | | pagina 1