De Slapende Boeddha
Ter Neuzensche Courant
Tweede Blad.
feuilleton
Maandag 9 Jan. 1933. No. 8937
PROVINCIALE STATEN VAN
ZEELAND.
VAN
Zitting van Vrijdag 6 Januari,
des morgens 10 uur.
Voorzitter de Commissaris der Koningin.
Tegenwoordig 40 leden. Afwezig de heeren
Goossens en Edelman, de laatste wegens
lichte ongesteldheid.
Bestendiging dienst VUssingen
Ter Neuzen.
Ged. Staten stelden voor althans voorloopig
den stoombootdienst tusschen Vlissingen en
Ter Neuzen ook na 1 Januari 1933 te besten—
digen, evenwel geheel voor rekening van de
provincie Zeeland.
Dit voorstel ondervond in de afdeelingen,
bij de uitvoerige besprekingen, heel wat be-
strijding, verschillende leden meenen, dat auto-
busdiensten in de verbinding van Ter Neuzen
met het overige deel van Zeeland aanvullend
moeten optreden en kregen op een desbetref-
fende vraag ten antwoord, dat eoncessie-aan-
vragen zijn ingekomen voor een autobusdienst
Ter NeuzenBreskens en voor een Hoedekens-
kerkeVlissingen. Voorts betwijfelde men
de geschiktheid van het s.s. Schouwen voor
dezen dienst, omdat er maar voor een of
twee auto's plaats op is. Men uitte z(jn ver-
wondering dat na de cijfers, die in de zomer-
zitting zijn gegeven, er nu een verlies van
6500 is geraamd.
Sommige leden om principieele, andere om
practische redenen wenschten geen dienst op
Zondag, wat ook aan het personeel ten goede
zou komen. Men vroeg een overzicht van de
uitgaven bij het wel en bij het niet varen op
Zondag.
Men kwam tot een globale berekening van
2359,60 verlies bij niet varen op Zondag,
wat echter nog wel meer zal bedragen, maar
daartegenover berekende men op brandstof-
fen en personeelsuitgaven te samen 3538
besparing.
Ook nadat van de zijde van Ged. Staten
was aangevoerd, dat het materiaal in alles-
zins voldoenden staat verkeert om zeker nog
vier of vijf jaren mede te kunnen gaan, ter-
wijl de Schouwen een goedkoop schip in het
gebruik is en ook ruimte genoeg biedt voor
de behoeften op deze lijn en er verder nog
op gewezen was, dat deze dienst, die reeds
100 jaar bestaat, zich aan het verkeer heeft
aangepast en de verbinding onderhoudt tus
schen de grootste stad van Zeeland en de
grootste stad van Zeeuwsch-Vlaanderen, ble-
ken de tegenstanders nog niet van de nood-
zakelijkheid der instandhouding overtuigd.
Een der leden zeide een motie te overwegen,
waarbij Ged. Staten werden uitgenoodigd,
nadere gegevens te verstrekken, opdat de Pro-
vinciale Staten de mogelijkneden zouden kun
nen nagaan, waarop langs andere wegen in
de behoefte zou kunnen worden voorzien zon-
der kosten voor de Provincie. De lof v/erd
gezongen van het particulier initiatief, dat
meestal goedkooper en vlugger werkt dan de
overheid. Ook wilde een lid wel dat er stap-
pen werden gedaan, opdat de staat de rivier-
overgangen ook in Zeeland geheel voor zijn
rekening zou nemen, gelijk in andere provin-
cien reeds het geval is. Op den duur is toch
voor Zeeland een goed en doelmatig verkeer
langs alle waterwegen niet te betalen. An-
derzijds werd betoogd, dat door stopzetten
van dezen dienst het verkeer op andere wegen
wel eens tot overbelasting zou kunnen leiden,
het onderhoud van die wegen moet toch ook
betaald worden en dan is het slechts een ver-
plaatsing van lasten. Leden, die instandhou
ding van den dienst wenschen, drongen aan
op een vroegere boot uit Ter Neuzen en wel
in plaats van te 9 uur, te 8 uur of half negen
en achtten het vertrek van de laatste boot uit
Vlissingen te vroeg. Van de zijde van Ged.
Staten werd opgemerkt, dat vroeger vertrek-
ken uit Ter Neuzen niet mogelijk is. Men
moet eerst te Vlissingen wachten op den
motortrein van half acht. Later dan 4 uur uit
Vlissingen vertrekken maakt de exploitatie
duur, omdat men dan niet meer met 66n
ploeg zou kunnen volstaan.
IHet verschil tusschen de thans en vroeger
verstrekte cijfers vindt ten deele zijn oorzaak
in de anders opgezette verdeeling van lasten
tusschen Rijk en Provincie, voorts ook in de
omstandigheid, dat het postverkeer en de
daarvoor genoten vergoedmg voor deze lijn
komt te vervallen.
Wat den Zondagsdienst betreft merkte een
lid van Ged. Staten op, dat men de menschen
eenige vrijheid moet laten in de wijze, waarop
zij hun tijd wenschen te besteden; die vrijheid
moet men niet te veel aan banden leggen, de
Zondag is voor velen de eenige dag voor ont-
door
F. J. A. L. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
42) (Verrvolg.)
„Gfl hebt Alfred dus het leven gered," riep
ik, en opstaanae reikte ik hem de hand. Dat
was misschien een weinig theatraal, de ander
lachte en beweerde, dat het niets te beteeke-
nen had.
„Heeft mijn vriend nog iets van de Engel-
sche troepen geizien?" vroeg ik.
,,Neen, die waren van uit dit gedeelte der
moerassen niet waar te nemen."
Maar dan kon Chowandra ze zelf ook niet
gezien hebben, redeneerde ik bij mijzelf en ik
maakt hem die opmerking. Hij lachte fijntjes.
„Daar kwam ik ook niet voor," zei hij, ,,ik
had wel wat anders te doen en liet anderen
voor mij kijken. Terwijl ik nog stond te pra-
ten, kwam een bode mij naar het paleis ont-
bieden. Mijn paard had ik buiten het moeras
gereed staan, en hier gekomen, heb ik aan-
stonds een ander paard naar Mr. Keening
laten brengen. Hij' zal nu wel gauw hier zijn."
Alfred was dus veilig, en over hem behoefde
ik mvj niet ongerust te maken. Maar wat zou
er nu verder gaan gebeuren? De Engelsche
cavallerie was er niet in geslaagd, een door-
tocht door de moerassen te vinden. Wat zou
den zij nu doen: verder oprukken naar het
Noorden of Zuidwaarts terugkeeren en hun
geluk beproeven langs het ravijn? Het laat
ste leek mo het waarschijnlijkst, want zij kon-
den natuurlijk Chindawar niet vertrouwen en
zouden liefst geen vijand in den rug hebben,
die in staat was hun verbindingslinie af te
sngden, te meer daar de pas getuchtigde be-
spanning. Het voorstel om de boot op Zon
dag te laten varen is in hun college bij meer-
derheid van stemmen genomen. Dat de ver-
voercijfers terugloopen, behoeft toch geen
reden tot opheffing te zijn; dit is op alle lijnen
het geval. Ook gaat de post, die vroeger
met dezen dienst vervoerd werd, thans langs
een andere lijn, terwijl de Spoorwegen en de
A. T. O. sterk concurreeren, zij exploiteeren
b.v. booten voor het vrachtvervoer, ten nadeele
der Provinciale diensten. Dat het vervoer ge-
makkelijk zou kunnen worden overgenomen
door autobussen, geven Ged. Staten niet zon-
der meer toe. Bij het verleenen van conces-
sies beslissen ook nog hoogere autoriteiten en
moet men oppassen de Provinciale dienst niet
te veel te schaden. Het vervoer per autobus-
sen is vooral voor kinderen en ouden van
dagen of gebrekkigen bezwaarlijk en het rei-
zen per boot is aangenamer, dan wanneer
men ten deele een autobus, ten deele per boot
moet reizen. Het aan het woord zijnde lid van
Ged. Staten achtte den autobus niet het
meest ideeele vervoermiddel op lange afstan-
den en wijst er op, dat de wegen, waarover
die bussen zouden moeten rijden, lang niet
alle geschikt zijn voor het zwaardere en druk-
kere verkeer.
In hun antwoord op het algemeen verslag
deelen Ged. Staten mede, dat de Schouwen
plaats biedt voor 5 of 6 auto's, zeer buiten-
gewone omstandigheden uitgezonderd, mag
aangenomen worden, dat op dit punt alleszins
in de behoeften kan worden voorzien. Ged.
Staten leggen staatjes over, waar uit blijkt,
dat in 1931 op weekdagen 46922 en op Zon-
dagen 5899 passagiers zijn vervoerd en voor
resp. 10.831 en 278 aan goederen. Ged.
Staten zullen gaarne in het bijzonder bij het
vaststellen van de zomerdienstregeling, over
wegen of en op welke wijze in nog hoogere
mate aan de bezwaren van de ingezetenen
van Zeeuwsch-Vlaanderen kan worden tege-
moet gekomen, als thans reeds is geschied.
De heer DOMINICUS heeft bezwaren tegen
de ongewijzigde voortzetting van dezen dienst.
Hij zeide, dat uit de overgelegde cijfers zou
blijken, dat deze dienst nog een winst zou op-
lever en. Er moet bezuinigd worden, dat is
het parool over de geheele linie. Hij kan zich
voorstellen dat men in Den Haag zegt: dat
een vierde gelegenheid om over de Wester-
schelde te komen overbodig is en daarvoor
geen subsidie wordt toegekend. Hij verklaart
zich voor het behoud van den dienst, indien
een bedenking wordt weggenomen, nl. over
het behoud van den Zoudagsdienst. Daarom
deed hij een voorstel om dezen dienst op
Zondag op te heffen. Er bestaat een gelegen
heid om van Vlissingen op Zondag Ter Neu
zen te bereiken via de andere veerdiensten.
Men moet met consequenties voorzichtig zijn
en daarom is hij niet voor opheffing van alle
diensten op Zondag. Er werden op den dienst
VlissingenTer Neuzen des Zondags 43 per-
sonen vervoerd en daar behooren nog bij alle
personen die voor sportbewegingen van de
booten gebruik maken.
De heer KODDE sloot zich voor een groot
gedeelte aan bij den heer Dominicus. Hij
vraagt of deze dienst bestendigd kan worden
met het oog op de financieele gevolgen. Het
voorstel van Ged. Staten zal hij steunen als
het geamendeerd wordt in den geest van het
voorstel-Dominicus.
Hij wil een nader onderzoek instellen naar
de kosten van den dienst, in afwachting van
het in de vaart brengen van de motorveer-
booten. Ook wil hij onderzoek naar de kosten
van een autobusdienst Breskens—Ter Neuzen
Met een autobusdienst kan in het vervoer op
voldoende wijze worden voorzien, terwijl de
reis niet langer zou duren. Deze dienst zou
voor rekening van een autobus-ondememer
kunnen worden uitgeoefend
Hij diende een motie in, waarin wordt voor-
gesteld aan Ged. Staten te verzoeken een
onderzoek te doen instellen, of het vervoer
van passagiers en vrachtgoed van Zeeuwsch-
Vlaanderen Oostelijk deel naar Walcheren en
omgekeerd op bevredigende wijze kan plaats
hebben, zonder dat de provincie daaraan moet
bijdragen c.q. de noodige mededeelingen o
voorstellen te doen.
De heer DE PAUW heeft in de zomerzitting
reeds over dezen dienst gesproken. Het spijt
hem dat de leiaing van den Prov. stoomboot
dienst niet heeft afgewacht wat in deze zit
ting zal worden besproxen, alvorens een deti-
nitieve regeling voor te stellen.
Hij was tegen opheffing van den dienst op
Zondag en was voor behoud van den dienst
en zulks met de raderbooten.
De heer GEELHOEDT is tevreden met het
bereikbare en zou den dienst willen behouden
met de raderbooten. De eerste afvaart uit
Ter Neuzen wil hij vervroegen. Spreker is
evenals de heer Dominicus voor bezumigmg,
doch hij is tegen verkeerde bezuinigmg en
deze wordt verkregen als de dienst Ter Neu
zen—Vlissingen is opgeheven.
Hij ondersteunt gaarne het voorstel-De
Pauw om den dienst op de tegenwoordige wijze
te behouden, met dien verstande, dat de eer
ste afvaart uit Ter Neuzen vroeger plaats
heeft
De heer DE FEIJTER wil den dienst voor
volking van Patloora de eerste gelegenheid
de beste zou aangrijpen om wraak te nemen.
C'howandra liet mij rustig mijn gevolgtrek-
kingen maken. Opeens stond hij op. „Daar
is uw vriend," zei hfl.
Ik had niets gehoord, maar de ander had
zich niet vergist; hij opende de deur en liet
Alfred binnen.
„Heb je al gehoord," vroeg hij „hoe onze
vriend Chowandra mijn leven gered heeft?
Ja? En dan ik, die zoo stom was op hem te
willen schieten! Mijn God, dat had er nog bij
moeten komen! Maar ik wist niet, dat hij het
was; ik was bezeten door het denkbeeld, mij
met'mijn landslieden in verbinding te stellen
en vast besloten mij door niemand te laten
tegenhouden. Aanvankehjk dacht ik, dat er
op mij geschoten was om mij het vluchten te
beletten. Kan je het mij vergeven, Chowan
dra? Ik had je dat straks al willen vragen,
maar toen werd je plotseling weggeroepen."
„Ik heb niets te vergeven," zei de Hmdoe
en" drukte de hem toegestoken hand. „Heb
je in het donker goed den weg kunnen vin
den?" vroeg hij, om aan het gesprek een an
dere wending te geven.
„0 ja, het is lichte maan. Maar ik had
daareven nog een vreemde ontmoeting. Onder
de waranda van het huis, waar wij eerst
woonden, lag een man te kreunen, een stok-
oude priester. Ik sprong van mijn paard en
klopte op de deur, dat ze hem binnen zouden
halen, maar er werd niet open gedaan. Toen
hab ik Bengor, die er naast woont, opgetrom-
meld en die vertelde me, dat die man daar
maar stilletjes moest blijven liggen. Wat be-
teekent dat?"
,,Dat beteekent," antwoordde Chowandra,
„d'at er met den man, die daar woont, iets
niet in den haak is. Dat er een priester voor
zijn deur ligt beteekent, dat die man aan de
priesters of aan den tempel iets schuldig is,
dat hij niet terug wil geven. Iemand, die iets
van den tempel in zijn bezit heeft, is des doods
schuldig en geen macht ter wereld kan hem
redden. Zelfs het teruggeven van wat hij on-
rechtmatig in zijn bezit heeft, redt hem niet
van den dood; dat kan alleen zijn wijze van
straf veranderen."
een jaar voortzetten en zou eveneens gaarne
zien dat die eerste boot des morgens vroeger
uit Ter Neuzen vertrekt.
De heer VAN DER WART zeide, dat de
dienst VlissingenTer Neuzen practisch bij
zijn einde is. Het gebruik van autobussen als
dit mogelijk is, juicht hij toe. Spreker is ook
voor opheffing van den dienst op Zondag, om
dat dit een financieel nadeel oplevert. De
groote argumenten voor dezen dienst hebben
niets met den Zondag te maken en hij gelooft
dat het logisch is dezen dienst op Zondag op
te heffen.
De heer MOELKER bespreekt de financieele
gevolgen van dezen dienst, die thans ten laste
van de provincie komen. Kij is voor een voor-
loopige proefneming van dezen dienst. Als
de kosten te hoog worden, zal hij op den
duur zijn stem niet kunnen geven voor het
behoud van den dienst.
De heer KALLE meent, dat als men auto
bussen in dienst stelt, de kosten duurder zul
len worden voor de reizigers. Hij is tegen op
heffing van den Zondagsdienst. In Belgiii
wordt alles zoo gemakkelijk mogelijk gemaakti
ook voor de Zeeuwsch-Vlamingen. Deze dienst
dient behouden te worden om de economische
banden met Zeeuwsch-Vlaanderen en overig
Nederland te behouden.
De heer DOMINICUS is van meening dat
de kosten voor vervoer per autobus zooveel
hooger zouden worden.
De heer VAN DER WART is het met den
heer Kalle eens dat Zeeuwsch-Vlaanderen be
hoefte gevoelt banden met Zeeland te onder-
houden. Hij wijst er den heer Kalle op, dat
er voor hen die des Zondags vermaak wen
schen te zoeken, gelegenheid moet zijn ver
binding te krijgen met de andere deelen van
Zeeland, al is de reis wat omslachtiger.
De heer KALLE zeide, dat de kosten van
het vervoer naar Vlissingen over Hoedekens-
kerke veel duurder zijn dan rechtstreeks van
Ter Neuzen naar Vlissingen. Belgie lokt om
Zeeuwsch-Vlaanderen steeds meer naar zich
toe te halen en daarom moeten wij de ver-
bindingen gemakkelijk maken. Zeeuwsch-
Vlaanderen wil contact hebben met overig
Zeeland en daarvoor bestaat de meeste ge
legenheid op Zondag.
De heer KODDE was tegen den Zondags
dienst op grond van een Goddelijk gebod.
Hij bedankte de leden die steun hebben ver-
leend aan zijn motie en verdedigt deze nog
nader.
De heer VAN ROMPU zeide, dat verschil
lende leden een oordeel over dezen dienst vel-
len, hoewel zij er weinig mede in contact
komen. Hij zeide dat alle diensten op do
Westerschelde geld kostep, dus ook de dienst
VlissingenTer Neuzen. Hij verdedigt het
behoud van dezen dienst. De Schouwen" werd
op dezen dienst ingelegd, omdat deze zoo voor-
deelig in de vaart is. Behoud van den dienst
kost aan de provincie geen cent meer als op
het oogenblik. De dienst levert wel een ver
lies op, doch geen grooter verlies. Als men
dt cijfers nagaat, dan blijkt dat op den dienst
VlissingenTer Neuzen 50.000 passagiers ver
voerd worden. Behoud van den dienst is dus
alleszins gerechtvaardigd. Wij moeten bezui-
nigen, doch niet op dezen dienst. Hij wijst op
het belang voor het fruitvervoer voor het be
houd van dezen dienst.
Tegen het amendement-Kodde heeft hij
geen bezwaar en zal gaarne het daarin ge-
vraagde onderzoek instellen.
Wat den dienst op Zondag betreft, zijn
5800 menschen vervoerd en dat met twee
diensten. Wel een bewijs dat van dezen diensc
gebruik wordt gemaakt. Hij is voor behoud
van den dienst op Zondag en wil de men
schen die op Zondag willen reizen niet on-
noodig een langere reis laten maken.
De VOORZITTER deelde mede, dat Ged.
Staten de motie-Kodde crvernemen.
De heer DE PAUW wil voor de „Schou-
wen" een andere boot in dienst stellen. Hij is
tegen beperking van den dienst op Zondag.
De landsregeering, die overeen komt met de
re gee ring der Prov. Staten, neemt een ruime.
standpunt in. De menschen een omweg te
laten maken pp Zondag valt niet goed te
keuren.
De Zondagsrust van het personeel zal er
niet onder lijden, omdat dit personeel naar de
kerk kan gaan.
Hij ontraadde aanneming van het voorstel-
Dominicus.
De heer KALLE bepleitte nogmaals beioud
van den Zondagsdienst en moest zich dus ten
sterkste verklaren tegen aanneming van de
motie-Dominicus. Hq wees er op, dat zoo-
wel te Vlissingen als te Middelburg vele Zie
hen uit Zeeuwsch-Vlaanderen worden ver-
pleegd en deze zieken gaarne op Zondag be-
zoeken.
Spreker hoopte dat de leden zich nogmaals
zullen bedenken alvorens voor de motie-Domi
nicus te stemmen.
De heer KODDE zeide, dat als de motie-
Dominicus niet wordt aangenomen, hij tegen
het voorstel van Ged. Staten zal stemmen.
De motie-Dominicus wordt hierna in stem
ming gebracht en staakten de stemmen 20
tegen 20.
In de vergadering van 24 Januari zal weder
,,Plezierig voor dien man, die daar woont,
zei Alfred, die zijn gewone luchthartigheid
weer had teruggekregen. „A propos, ik ben
den heelen middag tevergeefs uit geweest;
heb jij iets kunnen ontdekken?" vroeg hij me.
Ik antwoordde, dat ik niets had gezien.
„Vermoedelijk izijn de Engelschen Noord-
wa'arts getrokken, om langs de bergen hun
geluk te beproeven," meende Alfred.
,,Ze zijn naar het Zuiden," zei Chowandra,
da'armee mijn meening bevestigend. „Waar-
om zou ik u dat verzwijgen? In verband met
de komst der Engelschen, die aan onze onaf-
hankelijkheid ieder oogenblik een eind kunnen
maken, heb ik u nog een mededeeling te doen.
De begum laat u hartelijk groeten en het spijt
haar zeer, dat de velerlei beslommeringen, die
in dezen tijd hare aandacht vragen, haar niet
veroorlooven u persoonlijk te ontivangen.
Wij bogen. „Ik geloof," antwoordde Alfred,
,,dat de gastrvrijheid, die wij hier in Chinda
war genieten, ten einde loopt. En al is on3
verblijf niet geheel vrijwillig geiweest, toch
kan ik u verzekeren, ook namens mijn vriend,
dat wij een aangenamen indruk meenemen
van het volk van Chindawar en een blijvende
bewondering voor de vriendelijkheid en Wijs-
heid van uw vorstin. Wij zouden er overigens
niet aan denken, van hier te gaan zonder aan
de begum persoonlijk onze gevoelens van er-
kentelijkheid te betuigen."
Ik dank u," zei Chowandra. „Wat het
laatste betreft betwijfel ik, of gij daartoe de
gelegenheid zult hebben. Gij weet misschien
dat de partij, die tot oorlog overhelde, bijna de
overwinning heeft behaald. Gelukkig heeft het
gezond verstand gezegevierd en zullen wij ons
niet verzetten tegen de overmacht van Enge-
land. Maar tusschen strijd en onderwerping
ligt nog een middenweg, althans voor de
begum. Zij stamt uit een geslacht, dat een-
maal heerschte over het keizerrijk Indie, en
in plaats van te buigen voor de Engelsche
overheersching kan zij verdwijnen en zich
terugtrekken, in afwachting dat de tijden
vervuld worden, in afwachting van den dag
van het groote onbwaken."
Dat was weer hetzelfde, waar ik me dien
morgen bij Bengor aan geergerd had, en ik
over dit voorstel worden gestemd en wordt de
behandeling van het voorstel aangehouden.
Rekening Provinciaal
wegenfonds 1931.
Ged. Staten steldan voor de rekening van
het Provinciaal wegenfonds over 1931 vast te
stellen op 842.311,48 in ontvang en
f 541.509,89 in uitgaaf, alzoo een goed slot van
f 300.801,59.
In een afdeeling vroeg een lid of gezien het
goed slot, de ten behoeve van het fonds voo:-
gestelde leening ad f 1.000 000 wel noodig is.
Het antwoord luidde, dat die leening eerst zal
worden opgenomen, als de behoefte daaraan
zich doet gevoelen. Overigens beteekent dat
batig slot allerminst, dat die som ook in
kas is.
Aangenomen.
Rekening Provinciale stoomboot-
diensten over 1931.
Ged. Staten stelden voor de rekeningen van
de Prov. stoombootdiensten over 1931 als volgt
vast te stellen: Voor de Westerschelde in ont
vang f 467.864,21 en in uitgaaf 697.333,69,
kwaad slot 229.469,39; voor de Oosterschelde
ontvang f 75.185,56, uitgaaf f 85.969,17,
kwaad slot 10.783,61.
Bij de behandeling in de afdeelingen zegden
Ged. Staten toe, in verband met het indruk-
ken van een raampje door een paard op de
Prinses Juliana, wat voor kostbare paarden
groote nadeelige gevolgen zou kunnen hebben,
dat de inrichting der schepen, inzonderheid
de bescherming der ruiten, de aandacht heeft
en dat bereids aan den directeur is opgedra-
gen de noodige maatregelen te nemen.
In elke afdeeling wees men op het groote
tekort van de tram HansweertVlake, n.l.
f 13.109,95, en vroeg men of de tijd niet is
gekomen de tram eindelijk op te heffen; een
lid meende dat Ged. Staten hem en zijn frac-
tiegenooten met een ,,kluitje in het riet" heb
ben gestuurd, wanneer zij bij herhaling aan-
drongen, om de tram te vervangen b.v. door
een autobusdienst, uit te voeren door de Pro
vincie, dan wel daartoe toestemming te geven
aan een concessionaris. Ged. Staten ontken-
nen, dat er sprake is van ,,met een kluitje in
't riet sturen" en zeggen dat reeds met on-
dernemers van autobusdiensten is onderhan-
deld en dat omtrent de noodige voorzieningen
in de haven van Hansweert in de volgende
Statenzitting mededeelingen zullen worden
gedaan. Toezegging van opheffing van den
tramdienst met ingang van 1 Juli is niet
mogelijk, daar Ged. Staten nog te weinig ge
gevens daarvoor hebben. Nog kwam een lid
van Ged. Staten met klem op tegen den
wensch om de retourbiljetten meer dan edn
dag geldig te doen zijn.
De heer OVERHOFF zeide, dat het tekort
op de tramlijn VlakeHansweert veel te
groot is. De uitgaven voor het personeel zijn
al grooter dan de geheele ontvangsten. Hij
dringt aan op opheffing van dezen dienst en
instelling van een autobusdienst. De Prov.
Staten hebben reeds lang genoeg geduld ge-
oefend in deze kwestie. Hij vraagt definitieve
toezegging van Ged. Staten dat deze dienst zal
worden opgeheven.
De heer VAN DUIJN wil de retourbiljetten
op de Provinciale booten langer dan den dag
geldig laten zijn.
De heer STAVERMAN vroeg of het met
mogelijk is de biljetten Vlissingen—Breskens
ook geldig te verklaren voor de lijn Walzoor-
den- -Vlake en het instellen van 10-rittenboek-
ies voor automobilisten.
De heer VAN DUSSEDDORP zeide dat de
opheffing van de tramlijn VlakeHansweert
ii. een vergevorderd stadium verkeert. Het
langer geldig verklaren van de retourbiljetten
rust op bezwaren. Er is geen controle of
dezelfde personen deze biljetten wel gebrui-
ken. Het uitgeven van 10-ritten-boekjes voor
automobilisten is niet zoo gemakkelijk als de
heer Staverman meent. Het geldig verkla
ren van retourbiljetten voor verschillende
bootdiensten zal door Ged. Staten worden
overwogen. De verzoeken van den heer
Staverman zullen dus nog nader worden on-
derzochtr
De heer OVERHOFF stelde voor Ged. Sta
ten uit te noodigen in de zomerzitting te
komen met voorstellen tot opheffing van den
tramdienst VlakeHansweert.
De heer VAN DUSSELDORP noemde de
motie-Overhoff het intrappen van een open
d De VOORZITTER zeide dat deze motie kan
worden overgenomen door Ged. Staten, in
dien de heer Overhoff zijn motie wijzigt m
dien zin dat niet gesproken wordt over op
heffing van de tramlijn, doch met een voor
stel te komen inzake den tramdienst.
De heer OVERHOFF wijzigde zijn motie in
dien zin.
Het voorstel werd daarna aangenomen.
Wijziging begrooting 1931.
Bii het voorstel betreffende de wijziging der
begrooting 1931 werden in 2 afdeelingen op-
merkingen gemaakt, naar aanleiding waarvan
Ged Staten o.a. mededeelen, dat de Rijksbe-
lasting-administratie niet meer een splitsmg
van de opcenten op de hoofdsom van de ge-
bouwde en de ongebouwde eigendommen ver-
strekt.
Aangenomen.
Wijziging begrooting 1932.
Bij de beantwoording van cpmerkingen in
de afdeelingen werd er van wege Ged. Staten
gezegd, dat de f 500 uitgetrokken voor de op-
richting van een afwateringswaterschap in
Oost Zeeuwsch-Vlaanderen van dat water-
schap zal worden terug ontvangen. Verder
dat het werk aan de nieuwe aanlegplaats te
Hcedekenskerke langzaam vordert, maar het
wordt een degelijk Werk, ten opzichte waar
van men zich niet ongerust moet maken.
Betreffende de som van f 4000 voor herstel
en bestriding van motschade in de Staten-
zaal, welke som verschillende leden nog al
hcog vonden, melden Ged. Staten in hun ant
woord op het algemeen verslag, dat het bedrag
berust op een globale raming. Behalve het
blijvend motvrij maken van de bekleeding
zullen de vloeren met een motwerend prepa-
raat moeten worden bewerkt. Bovendien zul
len geheel of gedeeltelijk moeten worden ver-
nieuwd de tapijten, de gordijnen, de stoffee-
ring van 45 stoelen en de bekleeding van 42
kussens.
Aangenomen.
Begrooting 1933.
Bij de begrooting 1933 kwam tevens in be
handeling het voorstel tot verlaging van alle
subsidies of maxima daarvan met 10
Uitvoerig is over een en ander in de afdee
lingen gediscuseerd. Aan het algemeen ver
slag ontleenen wij, dat de werkverschaffing
ter sprake kwam en o.a. werd gevraagd of
geen invloed ten deze op de polders en water-
schappen met name in Zuid-Beveland kan
worden uitgeoefend. Verder of Gedeputeerde
Staten maar lijdelijk toezien, dat het
Ambtenarenreglement bij polders of water-
schappen niet of niet behoorlijk tot zijn recht
komt, waarop een lid van Ged. Staten dit ver-
wyt onrechtvaardig noemde, omdat het als
voorbeeld aangehaalde feit zich voordeed
voor dat het reglement van kracht was en
dat aan Ged. Staten geen klachten bekend
zijn.
Sommige leden achtten de aangebrachte
bezuinigingen nog niet groot genoeg, vooral
ook met het oog op den toestand in den land-
bouw. Een lid acht het niet goed nu j 10.000
in het wegenonderhoudsfonds te storten, doch
Ged. Staten antwoorden, dat anders het on
derhoud in de volgende jaren vast loopt. Ged.
Staten deelen verder mede, dat het vermoede-
lijk batig slot 1931 155.000 zal bedragen.
Verder dat men nog eenige jaren uit de reser
ves kan putten, n.l. in 1933 f 150.000; 1934
125.000; 1935 100.000 en 1936 75.000. Maar
er komt een eind aan.
Tegen het korten van 10 op de subsidies
hadden verschillende leden voor verschillende
objecten bezwaar, o.a. inzake de t.b.c.-bestrij-
ding. Ged. Staten antwoordden, dat ook in
hun college leden waren, die korten wilden op
het een en niet op het ander, maar ten slotte
tot het besluit kwamen, dat, gezien den toe-
stand der financien, men op alle moet korten.
Ook salarisverlaging en o.a. met 10 kwam
naar voren. Vroeger werden duurtetoeslagen
gegeven en nu meent een lid dat de tjjd is
gekomen voor „goedkooperaftrek" in de sala-
rissen. Nog werd opgemerkt, dat het een
schoon gebaar zou zijn geweest, als Ged. Sta
ten voor zich zelf verlaging hadden voorge-
steld.
Ged. Staten merkten op, dat de salarissen
in Zeeland en Drenthe als niet te hoog, niet
door het Rijk voor korting in aanmerking
komen, dat Ged. Staten geen ambtenaren zijn
en hun salaris gezien den arbeid en de ver-
antwoordelijkheid eigenlijk veel te laag is, ter
wijl zij feitelijk alleen een jaarwedde ontvan
gen als vergoeding en geen salaris.
Ook nu kwamen de nieuwe booten weer ter
sprake en ook het z.g. Mistbootje, waarvan
de kapitein niet vaart als het mistig is. Ged.
Staten hebben geen klachten gehoord maar
zeggen een onderzoek toe.
Inzake de P.Z.E.M. werd aangedrongen op
invoering van georganiseerd overleg, gevraagd
naar lagere tarieven voor de ziekenhuizen en
geklaagd over de behandeling van het per
soneel der centrale te Ter Neuzen, die alleen
maar in de pensioenregeling vallen vanaf den
datum van overname, wat niet in orde is.
Men vroeg goed functionneeren van den Raad
van Advies der P.Z.E.M. of ontbinding daar
van. Een lid keurt het af dat mr. Dieleman
zou gezegd hebben, dat er in Zeeuwsch-Vlaan
deren nog veel meer Belgische arbeiders
mochten te werk gesteld zijn. Ged. Staten
zeggen overzichten toe van de loonen en jaar-
wedden in de verschillende provincies, al zal
het zeer moeilijk zijn, gezien de andere ran-
gen, hoegrootheid en aard der werkzaam-
heden. Inzake de oplders werd op groote
zekerheidsstellingen aangedrongen. Ged. Sta
ten betreuren wat in sommige polders voor-
viel, maar niet alles is na te gaan, de zeker-
heidsstelling door de polders is nader in over-
weging.
De overige opmerkingen sloegen bijna alle
op bij-begrootingen of wel kwamen naar voren
bij de artikelsgewijze behandeling.
zag met genoegen, dat Alfred er ook vuurop
vatte, maar hij uitte zich op een andere mamer
Miin beste Chowandra, zei hij glimlachend,
ik begrijp niet, dat gij, een verstandig man.
u door een dergelijke hoop laat beheerschen.
Die dag van het ontwaken, of liever van den
grooten opstand, kan toch niets anders bren
gen dan eindelooze ellende. En waar haalt g
de wapens vandaan? Dat hoopje geweren,
dat ge hebt, kan u toch niet helpen."
GeiwerenWelke geweren?"
,Wel, die mijn vriend in de tempelkamer
gezien heeft."
Hij haalde de schouders op. „Ik heb er
nooit geweren gezien," zei hij, „en ik kom toch
vaak in de tempelkamer. Maar laat ons met
praten aver ons geloof en onze hoop." Hij gmg
heen na op bijzonder hartelijke wijze afscheid
te hebben genomen.
Zijn laatste woorden hadden mij onaange-
naam getroffen. ..Begrijp jij er iets van?'
vroeg ik aan Alfred. „Hij beweert nooit ge
weren in de tempelkamer gezien te hebben.
Dat kan hij van den gouden troon en van de
diamanten dan 66k wel zeggen. Waarom
sprak hij me niet tegen, toen ik aan de begum
alles vertelde?"
Ik snap er niets van," zei mijn vnend, „ik
weet alleen, dat ik geweldigen honger heb.
Laat ons eens gaan kijken of er nog wat te
0tsn is.''
In de eetzaal was goed voor ons gezorgd,
en toen wij aan tafel zaten en hoopvol de
naaste toekomst bespraken, was ik het onaan-
gename incident met Chowandra spoedig ge
heel vergeten. Alfred was zeer in zijn schik
over mijn lichtsignalen en was vast overtuigd,
dat de volgende dag voor ons de vrijheid
brengen zou.
Het was al zeer laat, toen wij naar onze
kamers gingen. Alfred was moe, maar ik
voelde nog niet veel lust om naar bed te gaan.
Alvorens te gaan slapen, kon ik het geschenk
van Akbar wel eens uitpakken. Ik haalde de
doos onder uit mijn koffer en maakte het
koordje, dat er kruiselings omheen zat, los.
De doos was met watten opgeivuld, die ik
voorzichtig vcrwjderde. Daartusschen lag I
een klein zwart beeld. Toen ik het ik mijn
hand nam en behoedzaam op tafel zette, voel
de ik mijn haren te berge rijzen: v66r mrj had
ik een trouwe copie van den slapenden
Boeddha uit den grooten tempel.
Het reusachtig beeld, dat we in den tempel
bewonderd hadden, stond hier verkleind voor
me; het had dezelfde majesteit van uitdruk-
king, en de fijnheid van bewerking en zuiver-
heid van expressie stempelden het tot een
kunstwerk van buitengewone waarde. Het
was van kostbaar metaal, had Akbar gezegd,
maar dat kon ik niet zien, want het was
effen, glanzend zwart.
Toen ik den onderkant van het voetstuk
bekeek, vond ik een paar plekjes, waar blijk-
baar met een mesje op was gekrast en die
goudgeel doorschemerden. Toen begreep ik
het: het Boeddhabeeldje was van zuiver goud.
Maar veel hooger dan de waarde van het
metaal schatte ik de kunstwaarde ervan. De
losheid en natuurlijke bevalligheid, waarmee
de slapende god op zijn rusttoank lag, was op
onovertroffen wijze door den kustenaar in het
harde goud weergegeven; het schrandere ge-
laat met de edele trekken vertoonde die on-
bestemde uitdrukking van verborgen wils- en
levenskracht, die bij een gezonden jongeman
in de korte oogenblikken v66r het ontwaken
is waar te nemen.
Hoe oud het beeldje was, viel niet te be-
naderen; ontegenzeggelijk dateerde het uit
een zeer vroege periode der Indische kunst,
en toen ik het lang en aandachtig bekeken
had, kwam ik tot de overtuiging, dat ik niet
stond voor een copie, maar voor het origineel
van het groote Boeddha-beeld uit den tempel.
Te gelijker tijd averviel mij een hevige
angst.
Was dit soms het heiligdom, waar de
begum mij over had gesproken, waar de
priesters wondere voorspellingen aan vast-
knoopten en waar de heele bevolking reikhal-
zend naar uitzag? Het heiligdom, welks
terugkeer alom het godsdienstig fanatisme
zou opzweepen en een nieuwen tgd, den tijd
van het ontwaken, zou inluiden?
(Wordt vervolgd.)