ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN,
ELMAS PRUSVRAAG
DeSlapende Soeddha
No. 8928
VRIJDAG 16 DECEMBER 1932
72e Jaargang.
Columbus.
FEUILLETO N
•iLEVER
BINNENLAND
GENTSCHE AUT0SCH00L
IV. (Slot.)
DENKT OM DE
van W.K EhBUR G5;*
(Ingez. Med.)
DE OPVOLGER VAN MR. DE VEER
IN DE EERSTE KAMER.
- II im i m Tdii i ijiA'MH
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen fMU y, 3 maanden -- Buiten Ter Neuzen
fr per post /1,80 per 3 maanden Bij voor ulthetaltag. fr. r.sr post /6.G0 per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige landen 2,60 per 3 maanden fr. per post -
Abonnementen voor het buitenland alleen brj vooruitbetaling.
Dltgeefster: Flrma P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TEEEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /'0.80 Voor elken regei meer 0,20.
Grootere letters en clichA's worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
veikrijgbaar is. - Intending van advertentien liefst een dag voor de ultgave.
DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRUDAGAVOND.
Bergafwaarts.
De ontdekkingen bij en na de aan-
komst in de nieuwe wereld, waarvan zij
nog altijd dachten dat het Azie en dus:
Indie was, waren teleurstellend en ont-
stellend. Zij kwamen nu voor t eerst in
aanraking met echte kannibalen, en al
spoedig werd ook gemerkt, dat de ipees-
ten, die zij bij hun eerste terugreis hadden
achtergelaten, een vreeselijk lot hadden
ondergaan. Columbus zelf had er trouw
en zorgvuldia voor gewaakt, dat er in
geen enkel ding aanstoot werd gegeven
aan de inboorlingen; hij was eer te vrien-
delijk en te geduldig jeaens hen geweest
dan hard of zelrzucntig. Maar toen
Columbus weg was naar Europa, waren
zijn mannen onder elkander gaan twisten
en die onderlinge haatdragendheid had
hun kracht verminderd, zoodat de inboor
lingen hen gemakkelijk baas konden wor
den.
Nog altijd werd er naar den Grooten
Khan gezocht, ze konden er maar niet
achter komen, waar het eigenlijke Azia-
tische vasteland becjon, waarvan dan,
naar zij dachten, Cuba de Oostelijkste
uitlooper zou zijn. In April 1494 meende
Columbus werkelijk, dat hij er achter was,
en als een naam, dien de inboorlingen
noemden, maar een beetje op-den-klank-at
leek op een woord, dat hij ergens bij
Marco Polo bijvoorbeeld was tegen-
gekomen, was hij al zoo blij als een kind.
Vlak bij het vermeende doel moest ec'nter
wegens malheur aan enkele schepen toch
weer worden rechtsomkeert-gemaakt,
maar dit gebeurde niet zonder dat elk van
de tachtig opvarenden een plechtigen
eed aflegde, dat hij vast en zeker er van
overtuigd was, dat Cuba tot het vaste
land van Azie behoorde! Allen waren
tot die bevestiging bereid, al was t alleen
reeds om verlof te krijgen terug te gaan!
29 Sept. 1494 werd Columbus te Isabella
bewusteloos aan land gedragen, hij had
te veel van zijn krachten gevraacjd.
De dokters waren bang, dat Columbus
niet meer beter zou worden, maar zijn
sterke natuur behaalde toch weer de
overwinning. De toestand van de kolo-
nisten was juist in die dagen allerdroe-
vigst, maar gelukkig kwamen er begin
October vier schepen uit Spanje met vol-
doende hulpmiddelen. De brieven van
den Koning en de Koningin, die mee-
kwamen, waren allerhartelijkst. Intus-
schen wou men in Spanje nu toch ook
graag eens ,,waar voor zijn geld" zien,
en daarom begon Columbus nu in allerijl
goud te verzamelen.
De verhouding met de inboorlingen
werd in deze dagen ook al meer gespan-
nen, en 25 Maart 1495 kwam het tot een
formeele veldalag, waarbij! de „wilden
met hun wapens bet natuurlijk moesten
afleggen tegen het Europeesch geschut.
Vanaf dit moment waren de Spanjaarden
werkelijk heeren en meesters. De tijd der
onderwerping en der systematische uit-
buiting nam nu een aanvang. Ieder
Indiaan van 14 jaar oud en daarboven
moest elk kwartaal een bepaalde hoeveel-
heid goud inleveren ter waarde ongeveer
van f 35. En als quitantie kregen zij dan
een koperen munt. dien zij als een
hondepenning aan hun hals moesten
dragen; wie geen penning kon vertoonen,
werd opgepakt, gestraft en tot dwang-
arbeid genoodzaakt. Zoo begonnen de
Spanjaarden nu die lieden uit te merge-
len. Columbus werd het slachtoffer, de
slaaf van zijn eigen onderneming. Toen
Antonio de Torres met zijn vier schepen
in Februari 1495 naar Spanje terugkeer-
de, bracht hij 500 inboorlingen mee, die
als slaven verkocht. bekeerd en opgevoed
zouden worden!- Trouwens, heel erg
menschlievend waren de Spanjaarden in
die dagen toch niet: bij de verovering van
Malaga in 1487 vielen b.v. 11.000 Mooren
den Spaanschen overwinnaars in handen:
deze menschen hadden zich als helden
gedragen, maarhet waren onge-
loovigen, en dus werd er voorgesteld hen
kort en goed maar af te maken! Zij had
den het aan Koningin Isabella te danken,
dat zij gespaard bleven, maarzij
werden slaven! Niemand voelde dat in
die dagen als onrecht of als iets bar-
baarsch. Het heele koloniale systeem
rustte op dergelijke ,,vriendelijkheden' En
dus mag het ons niet te zeer verbazen, dat
Columbus daar niet zoo ver van afweek.
In den zomer van 1496 kwam Columbus
voor de tweede maal naar Spanje terug.
De tocht duurde langer dan men berekend
had, en de proviand raakte op. Daarom
besloot het scheepsvolk den 7den Juni
om de meegenomen slaven dan maar af te
maken en op te eten. Als Columbus het
niet nog juist bijtijds had venhinderd,
zouden zijn eigen menschen ook kanni
balen zijn geworden!
Maar intusschen kwam er in Spanje
en ook aan het Hof eenig wantrouwen op.
Koningin Isabella zond daarom in Octo
ber 1494 een afgevaardigde, die zich na
zijn aankomst, heel zonderling gedroeg,
en het gevolg van diens optreden waren
groote onaangenaamheden en allerlei mis-
verstanden, zoodat in 1496 en Columbus
en zijn criticus (Aguado) naar Spanje
afreisden. Welk een verschil was er nu
met de eerste terugkomst! Van eenig
gejubel, van eenige bewondering of
vreugde was geen spoor meer te ontdek-
ken; van al de gouden sieraden, die Co
lumbus' meegebrachte inboorlingen droe-
gen, ging gansch geen bekoring meer uit;
door
F. J. A. L. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
36)
(Vervolg.)
De oude priester betuigde, het er niet mee
eens te zijn; zijn buurman wel en zei heel
duidelijk: „Yes." De jonge priester maakte
een reserve; hij vond het passend, dat alle
vragen en uiteenizettingen, voor zoover die
tot het onderzoek behoorden, in de Engelsche
taal werden gesteld en voorgedragen. Maar
hij vond, dat opmerkingen en weaken om-
trent de houding en de antwoorden der be-
schuldigden gerust in de landstaal mochten
geschieden.
Qhowandra was onvoorwaardelijk van het-
zelfde gevoelen als de prinses.
Toen vroeg Alfred verlof een woord te
zeggen.
„Zoo even," begon hij boos, ,,gebruikte die
jonge priester het woord: besehuldigden. Mag
ik Uwe Hoogheid verizoeken dat woord terug
te laten nemen. Het woord beschuddigde on-
derstelt sohuld: het plichtdg zijn aan iets, dat
op zichzelf slecht is of dat indruischt tegen
de wet. Ons wordt ten laste gelegd, dat wij
uw geheimen ontdekt hebben. Dat moge mis-
schien onaangenaam zijn, maar dat felt op
zichzelf is geen misdaad. Alleen de beweeg-
redenen en de omstandiigheden, die er ons toe
brachten, kunnen dat feit tot een misdaad
steimpelen. Doch daaromtrent zullen wij ons
verantwoorden en dat kunnen wij ook. Want
wij hebben geen oogenblik vergeten, dat wij
hier vrienden en gasten zijn, zooals Uwe
Hoogheid de goedheid had, ons te noemen."
Er kwam een bios op de wangen der vorstin;
(Ingez. Med.)
het nieuwtje was er al heelemaal af! En
een treffend bewijs van Columbus' eigen
neergedrukte stemming was zeker wel
dit, dat hij zelf rondliep in een soort
monnikspij. De staatskas was in die
dagen zoo leeg, dat Columbus een jaar
geduld moest hebben voor en aleer hij
weer en dan nu voor de derde maal op reis
mocht.
Toen dan eindelijk in den herfst van
het jaar 1497 6 millioen maravedi (on
geveer f 100.000) voor de derde expeditie
waren toegestaan, kwam er juist een
groote goudvoorraad uit de nieuwe wereld
aan, waardoor de aftocht nog weer werd
uitgesteld, en toen in 1498 het gezelschap
bij een was, waren het niet veel anders
dan ontslagen gevangenen. 30 Mei 1498
gingen zij onder zeil.
Men kwam nu aan opTrinidad,
zooals dit eiland aenoemd werd ter eere
van de Heilige Drieeenheid. Voor het
eerst zagen Europeanen het vasteland
van Zuid-Amerika. Maar juist in die
dagen leed Columbus zeer aan een oog-
ziekte, zoodat hij zelf dit land niet heeft
aanschouwd. Columbus meende nog
altijd, dat hij aan een of andere onbeken-
de kust van Azie was gearriveerd, ja, hij
dacht zelfs, dat zij nu vlak bij het Para-
dijs waren gekomen. Doch wel sterk in
contrast daarmede was de hel, die in de
eigen kolonie ,,Espaniola" was losgebro-
ken. Toen Columbus daar kwam (30
Aug. 1498), was het er een-en-al oproer.
Jammer dat het was! Een van de mach-
tigste hoofden stond juist op het punt om
zich te laten doopen. maar nu wendde hij
zich beslist van het Christendom af, voor-
goed. Eigenaardig, dat daar in die dagen
nu juist vier schepen werden gesigna-
leerdeen vlootje onder aanvoering
van Hojeda, uitgerust vooral op initiatief
van een Florentijnsch koopman Amerigo
Vespucci, den man, naar wien later het
door Columbus onjdekte werelddeel
Amerika werd genoemd! En het gerucht
verspreidde zich ijlings: Columbus was
aan het Hof geheel in ongenade aevallen;
zijn beschermvrouw, Koningin Isabella,
was ernstig ziek; er was een nieuwe
regeering, die alles heel anders wilde;
kortom: er bleef voor Columbus geen
twijfel meer over: hij was in ongenade
gevallen! In November 1500 zond Co
lumbus een brief vol klachten aan de
Koningin, maar wat baatte dat nog! Een
nieuwe gevolmacbtigde, die 23 Aug. 1500
ter plaatse aankwam, had allerlei won-
derlijke opdrachten: hij moest de rebellen
gevangen nemen, Boba"dilla werd tot gou-
verneur benoemd, een derde brief beval
den admiraal, (die niet eens meer met
onderkoning werd aangesproken) om heel
het bewind aan den nieuwen gouverneur
over te geven, en in een vierde en laatste
schrijven werd Columbus zoo goed als
afgezet. Ja, hij werd zelfs gevangen
genomen en achter slot en grendel gezet.
Een vreeselijke tocht moet't voor Colum
bus geweest zijn, toen hij, door een groote
massa bespot, dan eindelijk den haven en
het schip bereikte, dat dadelijk daarop
onder zeil ging. De kapitein van dat
schip wilde, zoodra de kust uit het gezicht
was, Columbus de boeien afdoen, maar
deze wenschte dat niet. Hij moet hebben
verklaard, dat de Koning en Koningin hem
hadden bevolen om in alles Bobadilla te
gehoorzamen; dan zou hij ook die ketenen
blijven dragen totdat de Vorsten zelf be-
valen ze hem af te doen; en ook dan nog
zou hij ze bewaren als reliquieen, als
souvenirs aan het loon, dat men hem voor
zijn diensten had bereid.
Het eerste, wat Columbus na aankomst
te Cadix deed, was een brief schrijven
aan een dame, die toentertijd heel veel
invloed had aan het hof, welke mooie,
hooge brief ons nog bewaard is gebleven.
Maar zoo bar en zoo erg had men het
toch ook niet bedoeld, beweerde men nu.
Er kwam n ijlbode te Cadix, en dadelijk
werd Columbus op vrije voeten gesteld.
Op 17 December stond hij weer voor
Ferdinand en Isabella, maar zijn oog was
omfloersd, en toen hij juist zijn buiging
zou maken, kreeg hij een toeval.
Het schijnt wel, dat de Koningin en de
Koning niet van het zelfde gevoelen zijn
geweest. Koningin Isabella wilde niets
liever dan Columbus in eere herstellen,
maar Ferdinand dacht er anders over; die
had genoeg van hem en had hem niet
meer noodig. Zijn kaarten waren al in
andere handen gekomen; men kende nu
den weg, die lag vrij en open. Vespucci
was op den ingeslagen weg doorgegaan;
uitgestrekte kusten en groote landen wer
den ontdekt: wat zou men dat alles aan
Columbus toewijzen of hem danken! Die
moest nu maar niet verder gaan. Had hij
ook nog niet een plan voor een kruistocht
naar het Heilige Land? Ook werd er
thans over een gewenschte of mogelijke
bekeering van deze heidenen niet meer
gerept. Eindelijk, 9 Mei 1502, mocht
Columbus weer uitvaren, maar met zeer
beperkte instructies.
Toch is deze vierde reis van Columbus
nog de omvangrijkste van alle geworden,
en wij moeten dat vooral bewonderen. als
wij bedenken met hoe slecht materiaal hij
thans werken moest, 7 Juli 1503 schreef
Columbus een noodbrief aan den Koning,
terwijl hij ergens op de Noordkust van
Jamaica haast omkwam van gebrek. Maar
ook daar kwam weer uitkomst.
Nu naderde spoedig het einde. 7 No
vember 1504 kwam hij weer binnen.
Niemand lette thans meer op hem. Aan
LEEUWARDEH
Med.)
Veragua had ontdekt, mededeelde: „Ik
heb dezen tocht niet ondernomen zoo
schreef hij om eer of rijkdom te ge-
winnen; al dergelijke verwachtingen
koester ik niet meer. Vroeger, ja, toen
kwam ik tot Uwe Majesteit vol begeerte
naar daden. Maar nu heb, als 't Gode
behagen mocht mij uit dezen kerker te
verlossen, nog maar een bede: of ik een
pelgrimstocht mag maken naar Rome en
naar andere heilige plaatsen In de
maand Mei van het jaar 1505 sleepte
Columbus zich, door de jicht half ver-
lamd op een muddier, dat men hem had
toegestaan, van Sevilla naar Segonia.
waar de Koning hem vriendelijk, maar
koel ontving. Een klein vonkje hoop
gloeide nog even op, maar er kwam geen
uitspraak, noch ten goede, noch ten
kwade, en 21 Mei 1506 blies Columbus
den laatsten adem uit. Hij stierf te
Valladolid zoo stil en ongemerkt, als
maar mogelijk was. Van zijn begrafenis
werd heelemaal geen werk gemaakt, en
nog jaren later waren er menschen, die
in vollen ernst meenden, dat hij nog steeds
aan het Hof leefde.
In het klooster San Francisco te Valla
dolid werd hij bijgezet, maar drie jaar
later werd zijn stoffelijk overschot over-
gebracht naar Sevilla. In 1540 werd de
wensch van den overledene: in de nieuwe
wereld begraven te worden, vervuld: zijn
gebeente werd toen naar San Domingo
aebracht, en daar rustte het tot 1795.
Toen werd het lijk naar Havana op Cuba
gebracht, en in 1899 keerde het weer
terug naar Spanje, om daar, in de kathe-
draal te Sevilla, eindelijk en voorgoed?
rust te vinden.
de jonge priester keek ons aan als een fret,
en toen kwam er een glimlaohje om zijn dunne
lippen. „Ik neem miijm woorden terug",
zei hij.
De vorstin scheen er mee mgenomen. ,,Wij
hebhen ons voorgesteld", hernam zij, „om
eerst de feiten vast te stellen van uiw binnen-
dringen in onze geheimen en om daama over
te gaan tot het onderzoeken der beweeg-
redenen. Mijnheer Rollo uit Holland, wil u ons
meedeelen, wat eir gebeurd is en wat u ge-
daan hebt, sinds u eergisteravond met
Mr. Keening uw woning verliet?"
Eergisteravond! Dan was ik meer dan vier
en twin tig uur bewusteloos geweest! Daar
zou ik nog op terug moeten komen; maar
dat was van later zorg, en uitvoerig beant-
woordde ik de vraag der vorstin en vertelde
mijn wedervaren in de gangen en de zalen van
den tempeltoerg.
De eenige, die zich over mijn verhaal ver-
wonderde, was Alfred, want voor hem was
alles nog nieuw. Slechts eenmaal had hij mij
van ter zijde aangezien, maar overigens bleef
hij bewegingloos naar de grond staren.
Toen kwam de beurt aan hem.
„Mijn verhaal kan zeer kort ziijm", begon hij.
„Nadat ik gevallen was en bemerkte, dat ik
van de pijn aan mijn voet niet kon loopen,
drong ik er bij mijn vriend op aan, dat hij
alleen het onderizoek ten einde zou brengen.
In het donker bleef ik op zijn terugkomst
wachten en hield mijn revolver gereed, voor
het geval er onraad mocht komen. Al ge-
ruimen tijd was ik ongerust over zijn lang
wegblrjven, toen ik uit de verte een licht zag
naderen. Het was echter het licht van een
fakkel en niet van mdjin electrische lantaarn;
spoedig daarop zag ik een priester langizaam
naderen. Ik wist nu, dat we ontdekt waren.
Toen ik in het schijnsel van zijn fakkel kwam,
bleef hij staan en zeide in het Engelsch: „Uw
vriend stuurt me hierheen, om u te halen".
Ik vermoedde, dat hij onwaanheid sprak en
dat mijn vriend in een valstrik was geraakt;
maar de man, die mij aansprak was onge-
wapend en weerloos, en ik zou het misdadig
hebben gevonden, tegenover hem van mijn
wapen gebruik te maken.
„Waar is mijn vriend?" vroeg ik.
,,Hij wacht u in de zaal achter den temper,
zei hij.
Ik trachtte op te staan, maar mijn voet
veroorzaakte miij ondraaglijke pijn; en ik ver
telde den priester, dat ik mijn voet venzwikt
had.
„Dan zal ik uw schoen helpen uittrekken",
zei hij. „Gij kunt onmogelijk den weg terug,
dien gij gekomen zijt. Den weg, dien wij nu
nemen, is wel iets langer, maar gemakkelijker
begaanibaar".
Hij kwam naderbij en ik stak mijn revolver
weg. Daarop trok hliji mijn schoen uit en wreef
mijn enkel; toen hij me overeind geholpen had,
liet hij me stevig op zijn schouder leunen en
zoo een paar passen doen. Opeens sloeg hij
zijn mantel over mijn hoofd; ik beproefde mij
nog te venweren, maar tevergeefs, en in min
der dan geen tijd was ik bewusteloos. Wat er
verder met me gebeurd is, hoop ik van u te
vememen".
Hij zweeg en ook de raad bewaarde een poos
het stilzwijgen. Ik zag den ouden priester
glimlachen.
„We hebben nu beide verhalen gehoord",
zei de vorstin, „ze komen geheel overeen met
hetgeen de tempelwachters ons hebben mee-
gedeeld".
„Mag ik even vaststellen", sprak de
jongste der priesters, „dat Mr. Keening zijn
revolver had getrokken, toen de priesters in
de gang hem naderde. Dat is immers zoo'
Mr. Keening?"
Zeker", zei Alfred.
De oude priester boog zich voorover en ik
zag een trek van misnoegen op het gelaat
van zijn jongen collega.
,,Ik maak daaruit op", zei de oude, ,,dat u
zou geschoten hebben, indien de priester
dreigend was opgetreden?"
,,Zeer zeker", antiwoordde mijn vriend dood-
kalm.
De oude Ca'iphas sloeg de handen ineen,
maar Keening ging voort: ,,Ik heb u gezegd,
dat ik niet schoot, omdat de man weerloos
en ongewapend was. Ik had mijn revolver
1 weggestoken, toen ik hem vertrouiwend, op
zijn schouders leunde. Ik was toen 66k weer-
het hof hadden zij nu andere zorgen: drie
weken later, 26 November, stierf Koningin
Isabella, eigenlijk de eenige, op wier ge-
voelens Columbus nog in stilte hopen
mocht. De ontzettende inspanning, vooral
op de laatste reis, had zijn kracht ge-
broken. Het is zoo mooi, wat hij in een
lang naschrift nog (7 Juli 1503), toen hij
BESTUURDER: R. MORTIER
Lange Meire, 2 (Kouter) Gent
Telefoon: 19393
Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor
degelijk en voll. onderricht. Zondagleer-
gang te Selzaete: Zaal Gaumont, Markt.
De opvolger, op de lijst der a.r.-partij als
Eerste Kamerlid van Mr. A. A. de Veer, is
Jhr. Mr. H. A. M. van Asch van Wijck te
Doom.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
In de vergadering van Woensdagmiddag
heeft de Voorzitter het dezer dagen overleden
lid der Kamer Mr. A. A. de Veer herdacht.
Dit afscheid noemde hiji des te treffender, om
dat Mr. De Veer op het punt stond, een voor-
aanstaande betrekking in zijn woonplaats.
Middelburg, te aamvaarden.
Minister Beelaerts sloot zich bij deze woor
den aan en zeide, dat uit de benoeming van
den heer De Veer tot burgemeester van Mid
delburg wel bleek de waardeering van de
loos en bovendien hulpeloos wegens mijn ge-
kwetsten voet. En hoe gedroeg zich die man
Hij overviel me onverhoeds en maakte me be
wusteloos. Als iemand, zich te beklagen
heeft, dan ben ik het".
Ik zag, hoe de jonge priester zich op de
lippen beet. Caiphas had geen antwoord
terug en het incident was hiermee gesloten.
„Wij zijn nu gekomen tot het tweede punt",
hernam de prinses ,,namelijk het onderzoek
der beweegredenen, die tot uw daad hebben
geleid. Mr. Rollo, wat hebt gij te zeggen?"
„Mag ik Uwe Hoogheid opmerken", begon
ik, „dat die motieiven ten nauwste samen-
hangen met en bepaald werden door de om-
standigheden, die ons het bestaan van den
tempelschat ter kennis brachten. Het is u
bekend, hoe w;ij den heiligen kluizenaar Darlai
Chungh in zijn laatste oogeniblikken hebben j
bijgestaan. Hij gaf op het einde zijns levens de
aanwijzingen die naar den schat voerden,
maar hij had niet meer de kracht tot het geven
van nadere inliohtingen. Wat moesten wij nu
doen Die aanwijzingen ongebruikt laten,
zooals hij ze om een voor ons onverklaarbare
reden ongebruikt gelaten heeft? Of was het
feit zelf, dat hij ze ons ter hand stelde, niet
veeleer op te vatten als een soort bevel om
een onderzoek te doen Geen van beiden
wisten we waar dat onderzoek ons brengen
zou. Wel wisten we, dat we ons in een ge-
heimzinnig, misschien gevaarlijk avontuur
begaven. Maar als er geheimen te ontdek-
ken waren, dan zouden we, als vrienden en
als gasten van uwe Hoogheid en van uw volk,
misschien in staat geweest zijn een schuld van
dankbaarheid af te doen. Intusschen heeft
de zaak een ander verloop genomen, dan wij
hadden gedaoht. Nog moet ik opmerken, dat,
wanneer redenen van eigenbelang onze drijf-
veer waren geweest, ik lang genoeg bij den
sohat heb vertoefd om al thans te trachten mrj
er en gedeelte van toe te eigen en; doch uw
tempelwachters zullen moeten erkennen, dat
niet de geringste kostbaarheid bij mij gevon
den is".
De vorstin knikte goedkeurend.
,,Zou ik mogen vragen", vroeg Ohrowandra
nu, „op welk tijdstip Darlai Chungh zijn aan- 1
wijtzingen gaf? Gebeurde het in het bijzijn
van u beiden of terwijl Mr. Rollo den berg
afging om den bediende te waarschuwen
„Het gebeurde in het bijizijn van ons beiden,
toen ik van mijn boodschap terug was", gat
ik ten antwoord.
De achtenswaardige Hindoe, die naast den
ouden Caiphas was gezeten, kwam nu ook I03
met de vraag: „Zou ik Mr. Keening mogen
verzoeken mij te zeggen hoeveel tijd er ver-
liep, nadat hij die aanwijzingen ontvangen
had, tot aan de komst der eerste beizoekers?"
„Ik denk van een paar minuten", zei Alfred
achteloos.
Toen stond Caiphas op en leunde met beide
handen op tafel.
„Geeerbiedigde vorstin", sprak hij ernstig,
„toen de eerste bezoekers en de beide pries
ters bij Darlai Chungh kwamen, was deze
reeds bewusteloos. Zou nu iemand ter wereld
kunnen gelooven, dat de stervende twee mi
nuten van te voren in staat was geweest om
den uitrvoerigen en duidelijken uitleg te geven,
die deze vreemdelingen noodig hadden om den
weg te vinden, die hun te voren geheel onbe-
kend was?" En toen keek hij Alfred aan,
alsof hij hem verpletteren wilde.
Mijn vriend trok verwonderd de wenkbrau-
wen op. „Zooiets heb ik ook nooit beweerd",
zei hiij' tegen de prinses. „Darlai Chungh lag
op zijn uiterste, hij kon bijna niet meer spre-
ken en vermoeide zich ook niet met lange
redevoeringen. De aanduidingen, die hij gaf.
waren schriftelijk".
,,Bewijzen, bewijzen!" riep Caiphas, die zijn
laatste steunpunt verloor.
Kalm haalde Alfred het vergeelde papiertje
uit zijn portefeuille en stelde het de vorstin.
ter hand.
Alle leden der rechtbank vergaten voor een
oogenblik den eerbied, dien zij aan de begum
verschuldigd waren, en alien rekten hun hal-
zen uit om toch maar goed te kunnen zien.
De jonge priester ging het eerst zitten en
glimlachte tegen Alfred, die daama het om-
standig verhaal deed, hoe hij aan dat briefje
gekomen was.
(Wordt vervolgd.)