ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
DeSlapende Boeddha
Eerste Blad. Ter Neuzen en Gent
F-LMAS SABINE
No. 8926
MAANDAG 12 DECEMBER 1932
72e Jaar gang*
FEUILLETON
ASPIRIN.
BUITENLAHD
BINNENLAND
Er door moet ik,
DE EERSTE SNEEUW TE LONDEN.
ROOKT NU
11 cent per 20 stuks
TER NEUZEN, 12 DECEMBER 1932-
^BONNEMENTSPRMS: Binnen Ter Neuzen 1.40 per 3 mmanden - Buiten Tor Neuzen
,180 per 3 maanden Bij vooruitbetallng fr. per post /6.60 per jaar
V-ooV Eelgie en Amerika 2,25, overt,?e lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementea voor het buitenland alleen bij voomitbetaling.
GIRO 38150 TEBEFOON No. 25.
liltgeefster: Flrma P. J- VAN DE SAN11E.
ADVEItTENTIeNVan 1 tot 4 rebels /0.80 Voor elksn meer j 0,20
C-rootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentlen bij regelabonnement tegen vermmderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. - Inzending van advertentien liefst ttn dag voor de ultgave.
DIT BEAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRITDAGAVOND
OPENBARE KENNISGEVING.
Dienstplicht. Inlevering van Ruksgoedercm.
De Burgemeester der gemeente TER
NEUZEN brengt ter kennis van den hier-
onder genoemden gewonen dienstplichtige der
lawfenacht van de lichting 1917, die op 1
October van dlt jaar naar de aanvullings-
reaerve is overgegaan, dat hij verplicht is de
aan hem verstrekte rijksgoederen in te leveren,
krachtens het bepaalde in artikel 41, 2e lid,
der Dienstplichtwet, op Woensdag 21 Decem
ber 1932, nam. 1 uur, in de voorm. school A,
op het Schoolplein, te Ter Neuzen, voor zoo
ver die goederen niet reeds eerder ingeleverd
de dienstplichtige
CAMILUS TH. DHANIS,
behoorende tot het 7e Regt. Infanterie.
Hij, die als ,,bijzondere vrijwilliger" van den
Land storm is geregistreerd, is van de inleve-
ring vrjjgesteld.
Genoemde dienstplichtige is verplicht m
burgerkleeding te verschijnen. Onder ver-
anmwoordelijkheid van den betrokken dienst
plichtige kan de inlevering echter namens hem
door een ander gesohieden.
Tn bet zakboekje wordt een aanteekening
g-esteld, dat de goederen ingeleverd zijm.
De indeelingsdistrictscommandant is be-
voegd vergunning te verleenen de goederen in
te leveren op een andere plaats binnen het
district of op een anderen dag.
Ook kan genoemde commandant vergunnen
de goederen in te leveren in een plaats, ge-
legen in een ander district.
De dienstplichtige, die rijksgoederen buiten
aim woonplaats moet inleveren, geniet voor de
reis naar en van de plaats, waar de inlevering
gesehiedt, geen vervoer voor rijksrekening.
Echter worden hem, zoo noodig, voor het over-
gaan van veren op de heenreis en op de terug-
reis passagebiljetten verstrekt door den Bur
gemeester zijner woonplaats.
Hij, die de goederen reeds heeft ingeleverd
vbdr of op bovengenoemden datum, behoort
aan den indeelingsdistrictscommandant of aan
den officier, die de goederen in ontvangst
neemt, zijn zakboekje en veldzakboekje te
vertoonen, te doen vertoonen of toe te zenden.
Is van de inlevering in het zakboekje geen
aanteekening gesteld, dan behoort hij zorg te
dragen, dat hij het zakboekje en veldzak
boekje tevens wordt gevoegd het hem uit-
gereikt bewijs, dat de inlevering heeft plaats
gehad.
De groot-verlofganger, die zijn verplichting
Not inlevering niet naleeft, of wiens goederen
de inlevering bli'jiken niet in den vereisch-
ten staat te verkeeren, kan, krachtens artikel
4,1. 4e lid, der Dienstplichtwet, nogmaals voor
hetzelfde doel worden opgeroepen.
Aan hem, aldus bepaalt artikel 42, le lid,
der Dienstplichtwet, die niet voldoet aan een
tagevolge artikel 41, 2e lid, op hem rustende
verplichting, kan een streng arrest of een
licht arrest van ten hoogste zes dagen worden
opgelegd. De officier, die met het in ontvangst
nemen der goederen belast is, kan die straf
opleggen.
De dienstplichtige, die zich met onderwerpt
■.t, ©en hem opgelegde straf, kan door de
daarvoor aangewezen personen worden aan-
gehoudem en naar de plaats van bestemmmg
warden overgebracht.
den 10 December 1932.
De Burgemeester voomoemd,
J. HUIZINGA.
Het Dbl. van N.-Br. en Z. meldt, dat haar
vertegeniwoordiger in Zeeuwsch-Vlaanderen
de vorige week een telefonisch onderhoud had
met den heer Vanderstegen, burgemeester
van Gent, om dezen opheldering te vragen
over zijn mededeeling, ook door ons ver-
meld dat Nederland voor het verleenen van
medewerking aan het bouwen eener nieuwe
sluis te Ter Neuzen onaannemelijke voor-
waarden zou hebben gesteld. Het blad sohrujft
daaromtrent in haar nummer van Zaterdag:
,,Thans kunnen wij mededeelen, dat de uit-
lating van burgemeester Vanderstegen niet
beschouwd kan worden als een tegenspraak
op hetgeen wij een maand geleden berichtten.
Woensdagmorgen hadden wij een telefonisch
onderhoud met burgemeester Vanderstegen,
waaruit ons bleek, dat hetgeen hij op Zater
dag j.l. ter persconferentie te Gent zeide,
slechts een herhaling is van zijn verklaringen
in zjjn bekende rede voor de BelgischZuid-
Amerikaansche Kamer van Koophandel in
April jJ. te Brussel. In deze rede zeide hij,
dat de nieuwe zeesluis er ten spoedigste moet
komen, wil de haven van Gent in haar ont-
wikkeling niet belemmerd worden en voorts
legde hij er den nadruk op dat hij daarover
met Nederland wilde zien onderhandelen zon-
der te wachten op een regeling van de andere
Belgisch-Nederlandsche vraagstukken. Spre-
ker was daarbij van oordeel dat het verkeerd
gezien was de sluiskwestie te willen koppelen
aan andere vraagstukken die er z.i. niets mede
te maken hebben. Gevraagd naar hetgeen de
heer Vanderstegen Zaterdag j.l. bedoelde te
zeggen met de „onaannemelijke voorwaarden",
welke door de Nederlamdsche regeering voor
haar toestemming tot den sluisbouw zouden
gesteld z';'(n, antwoordde hij, voor een paar
weken offioieus vemomen te hebben, dat thans
aan de toestemming voor den bouiw van de
Ter Neuzensche sluis van Nederlandsche zijde
de kwestde „Ter Neuzen contra Lanaye" ge-
koppeld was zooals op 27 April j.l. voorge-
steld werd door den heer G. Nypels in het
„Algemeen Handelsblad". Hierop zeide burge
meester Vanderstegen gezinspeeld te hebben,
toen hij Zaterdag j.l. sprak van „onaanneme-
lijke voorwaarden".
Wij kunnen hierin geen tegenspraak zien
van onze mededeeling op 2 November j.l. ook
al zeide burgemeester Vanderstegen ons
Woensdagmorgen voorts nog dat Gent geen
bezwaren had tegen het Ter Neuzensche ver-
langen omtrent gelijkstelling van Ter Neuzen
met de Belgische havens in de Belgische spoor-
wegtarieven, welke bezwaren volgens dezen
burgemeester thans ook niet meer zouden be-
staan te Brussel.
Ter Neuzen,
door
F. J. A. L. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
M)
(Venvolg.)
Het eenige meubel, dat in de kamer stond,
was een klein smal vierkant tafeltje in mat-
gouden kleur met aware, rijk bewerkte pooten.
Het had als salontafeltje kimnen dienen, als
het niet zoo zrwaar en massief was geweest.
Ik liet er het licht van mijn lantaren op val-
l«n en toen schoot de bovenrand felle, bloed-
roode stralen uit, want de heele rand was be
set met een krans van de prachtigste robijnen,
cHe Ik oolt had gezien. Was ddt nu de schat,
door den kluizenaar bedoeld? Maar dat kon
niet zijn. Het briefje sprak van een steenen
tafel en de schaduw van een vinger.
Opeens overviel me een hevige angst, dat
mijn electrische lantaren uit zou gaan. Mijn
plan was het licht te dooven, alvorens de an.
Here kamer binnen te treden, maar ik durfde
aieft, uit vrees, dat ik ti©t ni€t me^r aan zou
krijgen. Zooals ik eerst gedaan had, deed ik
wk nu; ik hield mjjm licht vooruit, alvorens
ie aangrenzende kamer in te gaan, en toen
whs het, alsof mijn bloed in mijn aderen
sbolde: het licht van mijn lantaren viel vlak
•p het groote Boeddha-beeld van den tempel
De vinger dat was het eerste wat ik
daucht, toen het kloppen van mijin hart be-
daand was. Maar toen overviel me een nieuwe
angst: als zich iemand in den tempel bevond
zou het schijnsel van mijn licht mij al ver-
Baden hebben, want het beeld stond in een
opsn nis tusschen twee pilaren, en ik bevond
mij nu in die nis. Zoader er bij te denken
knipte ik mijn licht uit en luisterde, gereed om
haastig den terugtocht te aanvaarden, als het
noodig was. Zoo stond ik een t(jd doodstil,
Tot zoover onze redacteur in Zeeuwsch-
Vlaanderen, wiens belangrijke mededeeling
over z'r'tn onderhoud met den burgemeester
van Gent niet zonder eenig commentaar kan
blijven.
Het komt ons in de hoogste mate onwaar-
schijnlijk voor, dat de Nederlandsche regeering
in den loop van dit jaar in Brussel zou heb
ben laten weten, dat zfl in rail voor haar toe
stemming Gent een nieuwe zeesluis in Ter
Neuzen te laten bouwen, de opraiming van
den bekenden stop te Lanaye zou hebben ge-
eischt.
Nog dezer dagen heeft niemand minder dan
Dr. H. Oolijn, een der onderhandelaars van
Nederland met Belgie, in de Tweede Kamer
duideljjk te verstaan gegeven, dat hij, in rui.
voor de opraiming van den stop te Lanaye
d.w.z. de vervanging van de sluis voor sche-
pen van 600 ton door een sluis voor schepen
van 2000 ton bereid is aan Belgie mets
minder toe te staan, dan een Antwerpen
Hollandsch Diepkanaal, van de dokken naar
Willemstad.
Wanneer het werkelijk waar was, dat Minis
ter Beelaerts van Blokland, of een van zijn
vertegenwoordigers, te Brassel een rail ,,Ter
Neuzen contra Lanaye' heeft aangeboden,
dan zou er in de Belgische pers zeer zeker
een storm van al of niet gemeende veront-
waardiging zijn losgebroken. Daarvoor ken-
nen wij onze pappenheimers te goed en daar
voor is veel te luidrachtig sinds jaar en dag
in de Belgische pers geroepen, dat de stop
van Lanaye juist moest dienen, om Nederland
te dwingen tot het toestaan van een kanaal
AntwerpenHollandsch Diep.
Wij kunnen dan ook onmogelijk aan den
indruk ontkomen, dat de burgemeester van
Gent te Brassel bij den neus genomen is en
dat men aan den heer Vanderstegen te Bras
sel niet heeft durven mededeelen, op welke
voorwaarden Minister Beelaerts van Blokland
bereid is, om Gent het bouwen van een nieuwe
zeesluis te Ter Neuzen toe te staan.
Het zou trouwens niet de eerste maal zijn,
dat de Gentsche burgemeester in Brassel met
een kluitje in het riet wordt gestuurd. Dat is
reeds eerder gabeurd en wel in den loop van
Maart van dit jaar, toen de heer Vander
stegen in Brassel bepleiten ging, dat Gent bui
ten het vraagstuk der nieuwe ScheldeRijn-
verbinding om, aan een nieuwe zeesluis te Ter
Neuzen zou worden geho'lpen. De heeren te
Brussel, van wie thans de „officieuse'' inlich-
tingen door den Gentschen burgemeester ont-
vangen, wel afkomstig zullen zijn, heboen
toen den heer Vanderstegen onverrichterzake
naar huis gestuurd, omdat, zooals het toen
heette, het nieuwe verdrag met Nederland
reeds in kannen en kruiken was en Gent
daarbij voor honderd procent zijn wenschen
ingewilligd zou zien.
Zou niet een van onze Kamerleden aan den
Minister van Buitenlandsche Zaken kunnen
vragen: waarin bestaat de „inschikkelijkheid
van vergelrjkbare beteekenis van de zijde van
Belgie" om het toestaan van een nieuwe zee
sluis te Ter Neuzen mogelijk te maken, waar-
over U, Minister, onlangs nog in uw Memorie
van Antwoord aan de Tweede Kamer gespro-
ken hfisft
Een antwoord op deze vraag zal niet alleen
het Nederlandsche publiek hoogst dienstig
zijin, doch ongetwt'jfeld ook aan de overzijde
van de grens met groote belangstelling wor
den vemomen.
Nu niemand minder dan de burgemeester
van Gent zelf verklaart, „dat Gent geen be
zwaren had tegen het Ter Neuzensche ver-
langen omtrent gelijkstelling van Ter Neuzen ernstig;
met de Belgische havens in de Belgische "Rrm?
spoorwegtarieven, welke bezwaren ook met
bestaan te Brassel" nu niemand minder
dan de burgemeester van Gent zelf zulks ver
klaart is het toch volslagen onbegrrjpelijk,
waarom het vraagstuk Ter NeuzenGent niet
onmiddellijk kan worden opgelost, zonder ook
maar e<5n dag op andere regelingen tusschen
Nederland en Belgie te moeten wachten."
mededeeling van dem burgemeester anders
klonk dan haar onlangs vermeld geracht en
als een tegenspraak daarvan kon beschouwd
worden op grond van vorenstaande, niet juist.
Wij moeten dit toegeven, omdat het blad ver-
meldde dat de regeering den eisch van „spe-
ciale spoorwegtarieven" zou hebben laten
vallen. Op grond van onze bekendheid met
een en ander hebben wij echter nimmer kun
nen veronderstellen, dat er in deze van een
andere voorwaarde sprake zou kunnen zijn.
Ondertusschen valt er door de samenkop-
peling van de stop te Lanaye aan den bouw
eener nieuwem sluis alhier wel een vreemd
licht op den journalist die dit plan verwerkte
en de betrokken kringen alhier (zooals van
zelf spreekt te vergeefs) trachtte over te
halen den levenswensch voor onze haven te
laten vallen en bij de Regeering aan te drin-
gem om eigener beweging over te gaan tot den
bouw eener sluis.
Het is inderdaad wel dringend noodig, om,
indien derden invloed trachten uit te oefenen
op den gang onzer zaken, goed uit de oogen
te zien, of die vrienden niet met neven-
bedoelingen bezield zijn!
Laten die derden zich toch buiten onze
Zeeuwsch-Vlaamsehe belangen houden; de
autoriteiten en zij die de Regeering van advies
hebben te dienen, hebben werkelijk die inmen-
ging van buitenstaanders niet van noode.
al word Ik tot op
mijn hemd toe
nat De verdere
gevolgen worden
voorkomen door
Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-band-
buisjes van 20 tabletten nu il. .70 en
oranjezakjes van 2 tabletten k fL .10.
(Ingez. Med.)
maar geen geluid werd vemomen. Toen
schepte ik weer moed; de zekerheid, dat ik
nu aan het einde stond van mijin ontdekkings-
tocht, versterkte mijn besluitvaardigheid, en
zonder aarzelen trad ik voorait. Rustig ont-
stak ik weer mijn lantaren en keek rond.
Deze kamer was grooter dan die, welke ik
verlaten had. Aan den voet van het groote
beeld, tusschen de beide pilaren, liep een
ijzere'n rooster, waar nog asch op lag. In een
diepe nis lag een hoeveelheid vlas en hennep
en een vat met een donkerkleurig poeder; dat
waren blijkbaar de ingredienten voor de illu-
minatie van het beeld, die me bij m(jn eerste
tempelbezoek zoozeer had getroffen. Ik liet
mijn licht op het beeld vallen.
Nog eens trof mij de volkomen rust van den
grooten, elapenden god. De rechterhand hing
langs de rustbank af, en duidelijk zag ik den
zwarten wijsviniger. Aan den voet van een der
pilaren stond een groot blok steen in den vorm
van een tafel. Was dat de tafel, in de aan-
wijzing van Darlai Chungh bedoeld? „Steener,
tafel licht boven hoofd schaduw wijevinger"
stond er immers op het briefje.
Hler stand ik dus voor de oplossing van het
raadsel, maar hoe moest het opgelost worden
De wand en van het vertrek waren tot mans-
hoogte met gladde grijze tegels bedekt; daar-
boven was de natuursteen van den berg. Ik
ging voor de tafel staan en hield het licht
boven mijn hoofd, zoodat het beeld er door
beschenen werd. Een reusachtige schaduw
teekende zich af op den muur; nauwkeurig
lette ik op de hand, waarvan de wijsvinger
ter halver hoogte van den muur weerkaatst
werd. Ik ging naar den muur en klopte er
tegen aan; hij was massief, niets verried
eenige holte. De hoogte, waarop de vinger
zijn schaduw had geworpen, was voor mij on-
bereiktoaar.
Toen ging ik weer naar de steenen tafel
terag. Als ik er eens op ging staan? Dan
moest de schaduw van de hand noodzakeltjk
lager vallen.
Ik hield het licht weer boven mijn hoofd,
en zooals ik voorzien had, viel de schaduw
thans aanmerkelijk lager. Ik telde de steenen
van den pilaar af: een, twee, drie, vier, en
van den grond af een, twee, drie, vier, vijf,
EEN GEVAL VAN LEPRA IN ONS LAND.
Blijkens de in de „Staatscourant" gepubli-
ceerde opgave van het aantal gevallen van
besmettelijke ziekten, is in de week van 27
November tot 3 December j.l. te Bloemen-
daal een geval van lepra aangegeven.
De Haarlemsche correspondent van de
„Tel." had over dit geval een kort onder
houd met den heer J. van Konijnenburg, direc-
teur van den geneeskundigen dienst aldaar.
Deze verklaarde, dat het bier een oud geval
betreft van iemand, die in Indie de ziekte
heeft opgeloopen. Hij is slechts even in
Bloemendaal geweest, doch is daama onmid
dellijk in een der ziekenhuizen opgenomen.
Verontrastend voor de omgeving is dit geval
dus niet.
De correspondent in Bussum van genoemd
blad heeft no.g een onderhoud gehad met den
inspecteur voor de Volksgezondheid, dr. J. J.
Th. Doyer, te Hilversum.
Deze zeide, dat men zich niet in het minst
angerust behoefde te maken. Het betreft hier
zooals gewoonlijk iemand, die lang in
Indie is geweest. De verschijnselen waren niet
w, de behandelende arts achtte afzon-
dering van den zieke niet noodig. Dr. Doyer
wilde zich juist naar Bloemendaal begeven,
om zich nog zekerheidshalve van de omstan-
digheden nader op de hoogte te stellen, toen
hem het bericht bereikte, dat de patient over-
leden was.
De doodsoorzaak is echter niet lepra, doch
longonts taking.
In ons geheele land zijn, voor zoover offi-
cieel bekend, thans slechts zes gevallen van
lepra vastgesteld.
In de buitenwijken van Londen is Zaterdag
de eerst sneeuw van dezen winter gevallen.
Te Londen was het de koudste dag sinds Fe-
braari. In Zuid-Engeland is het over het
algemeen vrij winterachtig. Ook uit verschil-
lende andere deelen des lands wordt hevige
koude gem eld, terwijl in die streken ook
sneeuw is gevallen.
KOUDE EN SNEEUW.
In den nacht van Donderdag op Vrijdag
heeft het overal in Belgie hard gevroren. Te
Elsenborn, Saint-Hubert en Chimay daalde de
thermometer tot 8 en 10 graden beneden het
vriespunt. Te Brussel bedroeg de koude
4 graden onder nul, te Oostende echter slechts
2 graden. Ook Vrijdagochtend vroor het nog
in Centraal- en Hoog-Belgie. Hier en daar,
op de hoogste plateaux der Ardennen, ligt ook
sneeuw.
Wij zijn het omtrent dit laatste punt met
het Dbl. eens, indien het juist is, hetgeen de
burgemeester van Gent omtrent de alhier ver-
langde speciale tarieven verklaarde, „dat men
daartegen ook te Brassel geen bezwaar meer
heeft", dan is er ook niets tegen dat deze
kwesti'e onmiddellijk bevredigend wordt op
gelost. Brassel zal dan daarvoor in Den Haag
zeker een willig oor vinden.
Het Dbl. noemt onze opmerking, dat de
zes. Nauwkeurig onderzocht ik den steen,
waar de schaduw van den wijsvinger op ge-
rust had. b(j het licht mijner electrische lamp:
Hij was precies als de andere, alleen in den
rechterhoek vertoonde zich een kleine barst
Ik klopte er tegenaan, maar het klonk juist
als op de andere steenen; ik duwde er tegen
aan maar zonder gevolg. Toen, zonder eenig
vast plan, drukte ik met mijn duim tegen het
gebarsten stukje, en opeens kreeg ik een ge-
voel alsof het meegaf. Ik drukte nog harder
en toen vemam ik een zacht gonzend geluid,
dat aan bleef houden, tot er beweging kwam
in den muur en een groot stuk van bijna een
meter in het vierkant achteruit week.
Het moge ongelooflijk klinken, maar ik
was niet geschrokken, toen ik den muur zag
opengaan. Reeds toen ik in de nis stond ach-
ter het Boeddha-beeld was ik er z66 vast van
overtuigd, dat het raadsel van den verborgen
schat opgelost zou worden, dat de wijze, waar
op dat zou geschieden, mij geen verwond^ring
meer kon bar en.
De schat zou nu gevonden worden, dat wist
ik nu zeker, en dat vooruitzicht deed mijn
hart bonzen. En toch waren noch Alfred noch
ik den drempel binnengedrongen om ons an-
dermans hezittingen toe te eigenen, maar
veeleer gedreven door nieuwsgierigheid en
door de hoop van lets te ontdekken, dat ons
van nut zou kunnen zjjn, om onze gedwongen
verfblijfplaats te verlaten. Vonden w(j daarbij
lets, waarop niemand aanspraken zou kunnen
doen gelden, nu ja, dan zouden wij ons als
eerlijke vinders kimnen beschouwen.
Zonder mij te bedenken kroop ik door de
gevormde opening en liet mijn lantaren in het
rond schijnen. Was ik in een groot pakhuis?
Er stonden kisten en nog eens kisten, vierkan-
te en lange platte. Ze herinnerde me aan
mijn soldatentijd, toen ik eens geholpen had
om geweren uit te pakken. Van een der platte
kisten was het deksel met een pin gesloten;
ik opende ze en zag, dat ze zes Winchester-
kara.bijaen bevatte. Ik bevond mij in een ar-
senaar en kon gemakkelijk raden, waarvoor
dat verborgen wapentuig eenmaal zou moe
ten dienen. Naar schatting stond er genoeg
om een duizend man te wapenen. Maar waar
was de schat?
(Ingez. Med.)
Ik ging de rijen kisten langs en richtte het
licht van mijn lantaren op den smallen wand
aan het einde van het pakhuis. En toen was
het, alsof mijn hart stilstond. Daar vonkte
het groen en rood en blauw en goud, in een
schitterende mengeling van kleuren.
De schat!
Niet eens lette ik op de reusachtige zilve-
ren schalen, die langs den muur stonden, of
op de vele gouden voorwerpen, die schijnbaar
ordeloos bijeen lagen; mijn aandacht werd al
leen getrokken door een groot gouden toestel,
dat op het bovenstuk van een troon geleek.
De troon was van schitterend goud en ver
toonde eenige overeenkomst met het lichaam
van een vogel. Er ontbraken verschillende
stukken, en hier en daar was het fraai be-
R.K. BOND VOOR GROOTE GEZINNEN-
De afdeeling Ter Neuzen van bovengenoem
den bond had Zondagavond in het R. K.
Vereenigingsgefbouw een feestavond georgam-
seerd voor haar leden met hun gezinnen. Vele
moeders met haar kroost hadden aan de uit-
noodiging van de afdeeling gehoor gegeven,
zoodat de voorzitter, de heer F. de Mejjer in
ztjn openingswoord er zijn tevredenheid over
uitsprak. De feestavond werd met den
Ohristelijken groet geopend, waarna de voor
zitter nog een kort woord sprak.
De avond werd gevuld met reidansen door
de K. J. V.-meisjes, enkele kleine voor-
drachtjes, muziek van de mondharmonicaclub,
en 't uitdeelen der gescbenken, terwiiji ook
chocolade werd geschonken en koekjes an
reepen werden uitgedeeld.
Bij het einde van den feestavond las de
voorzitter de names op der winkeliers, die aan
de groote gezinnen 5 korting op hun
goederen toestaan. Hij hoopte ook, dat alien
tevreden zouden zijn met de cadeautjes.
Daama sluiting met den Ohristeliiken groet.
Uke schatten, schatten van eeuwen, waren
hier bijeen gehraeht!
Dan opeenshoorde ik niet een schui-
felenden voetstap achter mij? Haastig wend-
de Ik het hoofd om.
Het eenige wat ik mij nog herinner, was,
dat ik een hevigen slag op het hoofd kreeg
en langzaam voor den troon op de knieen
zonk.
HOOFDSTUK XIV.
Een oude kennis.
Toen ik tot bewustzijn kwam, lag ik in een
smaakvol gemeubeld vertrek. 't Was dag;
dat kon ik zien aan het licht, dat door een
SlUKKtUl, till I1TCH en v»ao iT,
werkte gouden gevederte beschadigd; maar koog, onzichtbaar raam naar binnen viel. Ik
wat mij boven alles verstomd deed staan, was voelde mij flauw en duizelig, en zooals de
de rugleuning van den troon. Daar waaierde f meeste zieken doen, was mijin eerste work te
een groote pauiwestaart breed uit; de pennen i zien, hoe laat het was. Mijn armhandhorloge
der veeren waren van zuiver goud, maar de raadplegend, bemerkte ik, dat het op vjjt mi-
kleurige pauwenoogen vonkten en schitterden nuten voor drie was blijven stilstaan. Mijn
van een menigte kostbare steenen, zooals ik ze j eenige zorg van dat oogenblik was te weten,
nog nimmer gezien had, noch ooit van mijn j waar ik mij bevond, welke dag het was en noe
leven weer zien zal. laat. Al het overige: hoe ik daar gekomen
En toen begreep ik het: ik stond voor den j was en wat er met my gebeurd was, liet me
troon, den onvergelijkelijken Pauwentroon uit op dat moment volmaakt onverschiLlig. De
het oude keizerspaleis te Delhi, den troon van j kamer rondziende met de sierlqke Oostersche
V.1,orr i I.- Aon inTVO"ATl "HlTUlOP Sail het
den grooten Aurengzeb. Dat was de troon
waar de vorstdn van gesproken had, en nu
begreep ik de woorden, die zij tot Alfred had
gezegd: Gij kent de geheimen van Chindawar
niet. Dat was de troon, die eens door de Per-
zische legerscharen als buit was meegevoerd
na de plundering van het keizerlijk paleis, en
die op onbekende wijze was terecht gekomen
in het rijk van de begum. Dat was de heilige
troon, waar een der nakomelinigen van
Aurengzeb weer op zou zetelen, als Indie
weer ontwaakt zou zijn.
V66r mij, op een houten schraag, stonden
eenige kunstig gedreven gouden schalen. Ik
had er nog geen aandacht aan geschonken,
maar nu lette ik er op: zij waren tot den rand
gevuld met edelgesteenten van allerlei kleur.
Een handvol nam ik op en liet ze weer in de
scbaal terugvallen; zij drapten tusschen mijn
vingers als vloeiend vuur, in een mengeling
van stralen van allerlei kleur. Wat onnoeme-
meubelen, zag ik een jongen Hindoe aan het
hoofdeinde van mijn bed zitten. Toen mijn
oogen de zijne ontmoet'ten, stond hij op.
,,Waar ben ik?" vroeg ik. Hiji haalde de
sohouders op en ging zwijgend de kamer uit.
Aan opstaan dacht 1k niet, ik voelde mjj
te ellendig en mijn hoofd deed pijn. Ik streek
met de hand langs mijn schedel en ontdekte
daar een heel gevoelige plek. Toen wist ik
opeens, waar die vandaan kwam.
Op hetzelfde oogenblik kwam de Hindoe
weer binnen; hij droeg een zilveren blad met
thee en verschillende lichte spijzen. Uitge-
hongerd viel ik er op aan en begreep toen,
dat ik in langen tijd niets gegeten moest heb
ben. Naarmate mijn krachten teragkwamen,
werd mijn geheugen weer levendig en herin
nerde ik mij mijn hezoek aan den tempel en
ook hoe ik Alfred met zijn verstuikten voet in
de donkere gang had achtergelaten.
(Wordt vervolgd.t