ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
De Slapende Boeddha
ELMAS PRUSVRAAG
Eerste Blad.
Columbus.
No. 8922
VRIJDAQ 2 DECEMBER 1932
72® Jaargang,
FEUILLETON
GENTSCHE AUT0SCH00L
BINNEN LAND
Autoschool van Gent
DENKT OWi DE
van-VALKLiIBUR
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post /1,80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den /2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen brj vooruitbetaling.
Uitgeefster: Flrnsa P. J. VAN DE SANDE.
GIllO 38150 TELEFOON No. 35.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20.
Grootere letters en cllchd's worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien brj regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de ultgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
III.
Een triumfator.
Heel lang heeft zijn eerste verblijf in
de nieuwe wereld, waarvan Columbus
dacht, dat zij een gedeelte was van Oost-
Azie, niet geduurd. Reeds 16 Januari
1493 verliet Columbus de kust van Haiti,
welk eiland hij noq altijd voor Zipangu
(Japan) hield. t)e toestand van zijn
schepen en het gebrek aan levensmiddelen
noodzaakten hem om haast te maken; ook
de bemanning morde en klaagde. Eerst
ging de terugreis wonderbaarlijk goed,
maar daarna werd de Oceaan met den
dag onrustiger en op 14 Februari begon
het vreeselijk te stormen. De overigens
hardvochtige zeelieden, die al heel wat
hadden doorgemaakt, weenden en huilden,
baden en vloekten, en verwenschten hun
Admiraal; de paar Indianen die zij naar
Spanje hadden meegenomen, lagen in een
hoek opgerold als honden en gaven geen
enkel teeken meer van leven. De eenige.
die nog moed had, was de aanvoerder
zelf, die hun toeriep, dat hun leven in de
hand van den Almachtige was, en dat zij
van Hem alleen nog hulp moesten ver-
wachten. Zij moesten maar een bede-
vaart beloven naar Santa Maria de Gua
deloupe en een waskaars van vijf pond
ze zouden wel loten, wie dat had te doen.
Enhet lot viel op Columibus. Er
werd nog eens geloot. En toen viel het lot
op een van de matrozen. Maar Colum
bus beloofde, dat hij de kosten daarvan
dragen zou, als die ander slechts zijn ge-
lofte nakwam. En weer werd er geloot.
en weer trof Columbus het lot!
Langzamerfiand keerde de moed terug,
en Columbus klom weer op dek. s Avonds
bedaarde de storm, de lucht werd iets
helderder, al waren de golven nog zoo
hoog als huizen. Toen kwamen zij bij de
AzorenColumbus had toch de goede
richting gevonden, en dus waren zij gered.
Het is daar geweest, dat zij bijna alien
in een Portugeesche val waren geloopen.
maar Columbus' taktiek redde hen. Er
kwam een brutaal commando van den
Gouverneur, die Columbus wenschte te
spreken, en die van geen koning of konin-
gin van Spanje zeide te weten. ,,Volgens
mijn beste weten bestaat er geen oorlogs-
toestand tusschen Portugal en Spanje",
luidde Columbus' bescheid, ,,en dus ge-
lieve de Gouverneur te bedenken, dat hij
met een Admiraal en Onderkoning te doen
heeft". Zoete broodjes werden gebakken,
maar ook daar liep Columbus niet in.
14 Maart 1493 was men in Spanje terug,
in dezelfde haven, waar men 3 Augustus
1492 vandaan was gegaan.
Heel Palos liep naar de haven, toen
bekend werd, dat de ,,Ninja" weer terug
was, en toen even later ook de ,,Pinta"
zich liet zien, kende de jubel geen gren-
zen. Men had heel die bemanning reeds
door
F. J. A. L. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
lang verloren gewaand, maar geen enkele
bleek gestorven te zijn, geen een was er
ook ziek geworden of was verdronken,
integendeel, het vreemde klimaat had hun
alien goed gedaan en wat zij te vertellen
hadden, overtrof alles wat moeders aan
sprookjes en sagen haar kinderen te ver
tellen plachten. En wat men anders
misschien niet gelooven wou, zag men hier
met eigen oogen voor zich: bruinhuidige
menschen met getatoueerde gezichten en
met slechts een enkel lapje aan!
Den langen weg van Palos over Sevilla
en Cordova naar Barcelona, werwaarts
de Spaansche koning Columbus had ont-
boden, was het slechts een keten van
dankdiensten en feestelijke ontvangsten.
Boeren bleven dagen lang aan de wegen
wachten om den ontdekker en die wilde
menschen te zien, die langs zouden komen,
en overal, waar de karavaan langs kwam,
was het een Iawaai en een drukte als op
een kermis, ja eer nog erger. 't Was
midden in April, dat Columbus te Bar
celona aankwam. Zijn intocht was als
van een triumfator. Voorop gingen sol-
daten, dan muziek, dan zes Indianen-
menschen, echt uit een andere wereld!
Dan dragers te voet en te paard met aller-
lei voortbrenaselen uit de nieuwe ont-
dekte wereld: goud en maskers, bogen,
pijlen en speeren, levende papegaaien en
allerlei vischaerei. Daarachter kwam
Columbus zelf, te paard, aan zijn linker-
en rechterhand zijn zonen, die hij te Cor
dova had teruggevonden, Diego nu al een
flinke jongen met een zelfbewuste hou-
ding, Fernando nog echt een kind van
vijf jaar. En dan een heel gevola nog
daaradhter! Zoo trok Columbus Barce
lona binnen en nam hij met een heel
ernstig gezicht al die huldebetuiginaen in
ontvangst. Dan kwam de receptie bij het
keningspaar, dat hem tegemoet kwam en
geen bulging van hem wenschte, terwijl
hem dadelijk een zetel werd aangeboden
een geheel ongehoorde eer! en toen
moest hij dadelijk gaan vertellen, en dat
deed hij. Met leege handen kwam hij
zeker niet terug, zoo zei hij, want hij kon
den Spaanschen monarchen de heerschap-
pij aanbieden over een eilandenrijk, dat,
naar schatting, grooter moest zijn dan
Spanje, en over onmetelijke rijkdommen
aan louter goud en over millioenen men
schen, van wier bestaan niemand iets
had vermoed, terwijl de hemel hun be-
keering tot het Christendom met tijdelijke
en eeuwige zegeningen zou beloonen,
duizendvoudig. En hier zag men een
paar van die lieden, als uit het Paradijs
meegebracht.
Toen Columbus had uitgesproken, en
hij ootmoedig zijn witte hoofd neigde,
viel het koningspaar naast hem op de
knieen, en een plechtig ,,Te Deum lau-
damus", ingezet door de koninklijke
kapel, veranderde de troonzaal als met een
slag in een Godshuis. Alles ging ook
verder precies zoo, als het verdrag had
beloofd; vooral de Koningin wedijverde
om den ontdekker met eerbewijzen te
overladen, want zij bewonderde hem op-
recht.
Eenige weken was Columbus nu het
30) (Vervolg.)
„Dat is de Garout," waarschuwde onze be-
diende, toen wjiji uit een amandelboschje te
voorschijn kwamen, en wees naar een lagen
bergtop v66r ons. ,,We zullen er spoedig zijn."
,,En woont de kluizenaar heelemaal boven
op den top?" vroeg ik; want al was de berg
niet bijzonder hoog, hij bood toch nog een
aardige klimpartij, en het begon al warm te
worden.
,,Neen, hij woont halverwege den berg, aan
de andere zijde. Een gemakkelijk pad brengt
u daarheen en gij kunt zijn huis niet missen."
Weldra hadden wij den voet van den berg
bereikt en Djeelinig hield zijn paard in. We
waren nu midden in de wilderois op een
kleine vlakte, waar welig gras groeide; uit de
rotsen klaterde een watervalletje omlaag,
zoodat het een ideale plaats was om te kam-
peeren, schaduwrijk en beschut door den vrij
eteilem berg.
„Ik zal hier op u wachten," zei onze be-
dieude, ,,en het maal gereed maken, terwiji
gij naar boven gaat. Blijft zoolang als het u
goeddunkt."
We stegen af, een beetje stijf van het on-
gewone paardrijden en namen van den be-
diende het pakje met levensmiddelen aan,
dat Sarja voor den kluizenaar had meege-
geven.
,,Ziezoo" zei Alfred, ,,een wandeling zal
onze beenen wel weer lenig maken. Waar is
het pad?"
"Hier?" sprak de gids en wees op een smal
weggetje van groote, ongelijke steenen. „Gij
behoeft dit pad maar te volgen, dan is er geen
mogelijkheid van verkeerd loopen."
Wij klommen naar boven langs het aanvan-
keliijik steile pad, dat met zijn ruwe steenen
veel overeenkomst vertoonde met de onge-
baande bergwegen in den Harz; maar het
was er warm in de engten te midden van den
tropischen plantengroei. Hier en daar hadden
wij een prachtig uitzicht op een of ander dal
en bleven dan staan om te rustan en ons het
zweet van het gelaat te wisscben, maar voor
al om te genieten van de heerlijke berg-
wereld.
Hoevele duizeniden voeten hadden dat steen-
achtige pad vdor ons betreden, en toch was
het, als waren wij in een ongerepte natuur
en in een streek, waar nog nooit een mensche-
lijke voetstap had weer klonken.
Djeeling en onze paarden moesten nu al
diep bemeden ons zijn; we hadden ze sinds de
beklimming niet meer teruggazien. Naar
schatting waren wij nu niet ver meer van het
verblijf van Darlai Chungh, en inderdaad, bij
een kromming van het pad kwamen wij op-
eens aan een kleine bergvlakte van een paar
honderd meters in het vierkant en welig met
gras begroeid.
„Het zal hier wel ergens zijn", meende
Alfred, „dit. is een mooi plekje voor den
heiligen man, om zijn geloovigen toe te
spreken".
Dat was het ook, en bovendien was de om-
geving wel geschikt om een natuurminnend
hart tot hoogere dingen te verheffen. Het
uitzicht van het plateau was overweldigend;
over de toppen van lagere bergen reikte het
oog tot een onmetejijike verte, waar de ge-
zichtseinder door de sohitterende sneeuw-
bergen werd afgesloten.
Wij zagen rond; er was geen menschelijk
wezen te zien en geen geluid werd vernomen,
toehalve het zacht gemurmel van water, dat
hier en daar in een nietig stroompje tusschen
gras en varens en stukken rots zich naar be-
neden spoedde. De grasvlakte overstekend,
beschouwden wij aandachtig de rotsen ron-
dom.
,,Kijk daar", riep ik mijn vriend toe en
wees op een opening in een der rotsen, die
wel de inganig van een hoi kon zijn; in de
middelpunt van het heele leven aan het
hof. Men zag den Koning met hem en
den Infant heel gemoedelijk uitrijden,
lange uren bracht h.ij ook door bij de
Koningin, om haar zijn aanteekeningen
voor te lezen en nieuwe plannen haar voor
te leggen.
Een moeilijkheid deed zich voor ten
aanzien van deze kwestie: hoe de nieuwe
gebieden tusschen Spanje en Portugal
zouden worden verdeeld. Zeker, Spanje
had eerst gedacht, dat alles wel aan hen
zou toevallen. Het tekstwoord van ,,de
einders der aardekon vrij gemakkelijk
hierbij in het geding worden gebracht.
De Paus moest beslissen, en die maakte
nu uit (4 Mei) bij pauselijken bul, dat
alle landen ten Westen van een bepaalde
demarkatielijn, 100 mijl buiten de kust der
Azoren, van Pool tot Pool aan Spanje
zouden toebehooren. Die lijn werd toen
later (7 Juni 1494) bij het verdrag van
Tordesilla nog een beetje verlegd naar
het Westen, maar de aarde was nu toch
maar als een appel in twee helften ver
deeld, een Spaansche en een Portu
geesche, en dit Salomo's oordeel bleef
drie eeuwen lang 'n onderwerp van strijd
tusschen die beide zeevarende naties.
Aan het Spaansche hof wemelde het
van Portugeesche spionnen, en zoo kon
het niemand verbazen, dat Portugal vrij
spoedig alles van Colombus' ontdekkin-
gen te weten kwam. Maar kwaad deden
zij voorloopig nog niet.
De tweede expeditie werd thans uit-
gerust. Columbus werd generaal-kapi-
tein over een vloot vanzeventien
schepen met onbeperkte macht over de
manschappen en al de kolonies in de nieu
we wereld; hij werd volkomen vrij man in
alle beslissingen; de vloot had hem op zijn
bevelen geheel te gehoorzamen. Colum
bus moeht beslag leggen op ieder schip,
dat hij meende te kunnen gebruiken; uit-
rusting, munitie, levensmiddelen, alles
was tot zijn beschikking; hij had het maar
voor t zeggen. Geld speelde daar heele
maal geen rol bij; de bezittingen van de
juist verdreven Joden werden daarvoor
gebezigd, en alles werd door de Re-
geering royaal betaald en bezoldigd. Alles
bij elkaar kreeg Columbus een 1500 man
tot zijn beschikking, en toen hij 28 Mei
1493 Barcelona verliet, was hij, de af-
stammeling uit een armenwijk te Genua,
een van de machtigsten in Spanje en de
lieveling van den koning en van de konin
gin. Ook gingen nog 12 geestelijken met
de tweede expeditie mede om de heidenen
daarginds te bekeeren.
Toen de tweede tocht begon, waren het
geen drie stumperige scheepjes, maar
veertien flinke fregatten met nog drie
transportschepen, die onder luiden jubel
van de bevolking op 25 September 1493
BESTUURDER: R. MORTIER
Lange Meire, 2 (Kouter) Gent
Telefoon: 19393
Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor
degelijk en voll. onderricht. Zondagleer-
gang te Selzaete: Zaal Gaumont, Markt.
(Ingez. Med.)
nabijheid van het hoi was het gras verbrand,
alsof er vuur was gestookt,
„Hallo", riep Alfred overmoedig, maar
geen antwoord kwam.
,,We zullen eens gaan kijken", zei hij.
Samen gingen wij op het hoi af. We hidden
de schaduw der rotsen, en daardoor kwam
het, dat de ingang van de grot door een
vooruitspringend stuk steen aan ons oog werd
onttrokken. By dien steen gekomen, gaf
Alfred miji zijn pakje met levensmiddelen aan.
,,Houdt het even", zei hij, ,,dan zal ik eens
gaan kijken". Werktuigelijk nam ik het aan
en Alfred liep om de rots heen; maar een
oogenblik later kwam hij weer bij me met een
udtdrukking van schrik in de oogen.
,,Mijn God, een doode", fluisterde hij.
Ik iegde mijn pakje in het gras en volgde
hem naar het hoi. Dicht bij den ingang, in
het halfduister lag daar een oude man op de
steenen uitgestrekt; het eerste wat ik zag,
was eigenlijk een hoop vuilgele vodden, en
toen begreep ik dat we den kluizenaar voor
ons hadden. Hij lag languit, met de handen
slap langs het lichaam; het hoofd met de ver-
warde grfc'ize haren was naar den grond ge-
keerd, de oogen waren gesloten en aan zijn
lippen kleefde geronnen bloed.
Het zou me niet mogelijk zijn, mijn gevoe-
lens van dat oogenblik te ontleden. Het vin-
den van dien man in de eenzaamheid der
bergen had mij niet doen schrikken, en toch
overviel mij een wonderlijke beklemming, iets
als vrees voor dingen, die nog gebeuren moes
ten. SpraJceloos stond ik den vreemden man
aan te staren. Alfred was bij hem neerge-
knield en had een van zijn handen gegrepen.
,,Ze zijn koud", sprak hij, en begon toen lang-
zaam de verdorde hand te wrrjven. Toen op-
eens schrok ik geweldig, ik zag de oogleden
van den kluizenaar be wegen; dat hij nog
levend was, deed mij meer ontstellen dan het
vinden van zijn lijk.
„Hij leeft", riep ik.
Alfred fronste de wenkbrauwen en knikte;
toen wreef hij de andere hand en de ver-
steende voeten. De man had nu beide oogen
geopend en zag ons met een vreemden blik
de haven van Cadia verlieten. Het scheen
alsof de Oceaan thans heel zijn schrik-
aanjaging had verloren. Men wist opeens
allemaal, dat de aarde een kogelvorm had:
Columbus had het bewezen, zei men. En
de menschen, die nu meemochten, werden j
niet meer beklaagd of beweend, neen, men
was veeleer jaloersch op hen. Het leek
wel de inhoud van een arke Noachs wat
er al zoo werd meegenomen: koeien, kal-
veren en schapen, geiten en acht dikke
zwijnen, honden in massa, gevogelte van
allerlei soort, en zooveel paarden, dat er
twintig man aanhoudend bezig waren met
hun verzorging. Voile zakken haver en
tarwe gingen mee, wijn en levensmiddelen
in grootte hoeveelheden, op het derde
transportschip, de Maria Galante" woei
de Admiraalsvlag, daar zetelde de onder
koning van Indie", met een staf van
dienaars, en daar was ook zijn jongere
broer Diego aan boord.
Reeds 3 November was men in de
kleine Antillen, en het eerste eiland, dat
zij nu bereikten, noejpde de Admiraal
Dominica", ,,Dag des Heeren", omdat ze
er juist op Zondagmorgen waren aam-
gekomen.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Aan de orde is de begrooting van buiten-
landsche zaken.
Artikel 2 (personeelsuitgaven), art. 23
(Volkenbond) en daarna de geheele begroo
ting worden aangenomen met 77 tegen 2
stemmen.
De heer De Visser (comm.) vraagt het
woord voor een persoonlijk feit. Spr. leest het
stenogram voor van het gisteren gesprokene
en zegt ten onrechte verwijderd te zijn.
De heer Joekes (v.d.) verdedigt zijn gisteren
jegens den heer de Visser aangenomen hou-
ding.
Het incident wordt gesloten verklaard.
Voortgezet wordt de behandeling van de
begrooting van binnenlandsche zaken.
De heer J. ter Laan (s.d.) dringt aan op
spoedige maatregelen voor grensuitbreiding
van Rotterdam. Spreker critiseert het optre-
den van den burgemeester van IJsselmonde
tegen werkwilligen bij een staking.
(Ingez. Med.)
Spreker noemt den Minister, als hij het op-
treden van den burgemeester van IJsselmonde
in besoherming neemt, een beschermheer van
onderkruipers.
De heer Rutgers van Rozenburg (c.h.) be-
spreekt de kwestie der wethoudersbenoeming
te Breda en verbaast zich, dat het desbetref-
fende raadsibesluit niet is vernietigd.
De heer Braat (plattel.) dringt aan op af-
doende bescherming van werkwilligen.
Mej. Katz (c.h.) bepleit samenvoeging van
verschillende kleinere gemeenten. Spreek-
ster wil betere naleving van de voorschriften
der Trekhondenwet of een venbod om honden
als trekhonden te beizigen. De heer de Boer
aan, zijn lippen openden zich en gingen op en
neer, maar er kwam geen geluid.
„De hemel mag weten, hoe lang hij hier al
gelegen heeft," zei mijn vriend, terwijl hij zijn
veldflesch opende en een kroes half met water
vulde. Hij ondersteunde het hoofd van den
ouden man en goot hem het water tusschen
de lippen. Hij drank gretig en scheen van
dorst te versmachten.
Ik ben ontzettend onhandig in zulke ge-
vallen, en hulpeloos stond ik er bij te kijken,
in stilte de doortastendheid van Alfred be-
wonderend.
„We kunnen hem hier niet laten liggen",
zei mijn vriend, ,,die man is steenkoud en
hier is niets. Buiten is het gras nog warm
van de zon, we zullen hem daar op leggen.
Kom, vooruit, pak eens mee aan", comman-
deerde hij. Samen legden wij hem buiten in
het dikke, warme gras, en Alfred schoof een
paar zoden onder zijn hoofd, liet hem nog eens
drinken en zette zich naast hem neer. ,,Ga
jij dat hoi eens inspecteeren", zei laij tegen
me, ,,ik zal zoolang hij hem blijven."
Het onderzoek was spoedig afgeloopen. Op
de plaats, waar wij den halfdooden man ge
vonden hadden, was het vrij donker; maar
verder werd de spelonk wijder en ook lichter,
daar de zon door een spleet 'in de rotsen
scheen. Een zonmestraal viel juist op een
steenen rustbank, die in den bergwand was
uitgehouwen in een soort van nis; naast het
bed, dat met een paar. vieze dekens was be-
dekt, was tegen den muur een plank gespij-
kerd, waarop een viertal groote, dikke
boeken lagen. Nieuwsgierig nam ik er een
in den hand, maar bet stond vol letterteekens
van een taal, die ik niet kende; ik dacht dat
het Sanskriet was. In een hoek lag een hoop
droog hout, stond een ijzeren driepoot, om eT
vuur onder te stoken, en verder waren er een
paar steenen kruiken, een metalen drinkbeker
en een paar koperen pannen. Op een platten
steen lag de voorraad levensmiddelen: een
beetje rijst, wat keihard brood en gedroogde
vruchten.
Ik deelde mijn bevinding aan Alfred mee.
„Die man is voor driekwart dood", zei hij, „en
j^-LEEU WARDEN
(Ingez. Med.,}
(s.d.) verdedigt de belangen der binnenschip-
perij. De heer de Visser eveneens. Spreker
is tegen beperking van vrijheid inzake de wijze
om den Zondag door te brengen.
HET WETSVOORSTEL TERZAKE VAN
DE WINKELSLUITING.
De firma C. Jamin heeft aan den Minister
van Economische Zaken en Arbeid en de ledeD
van de Eerste en Tweede Kamer gesohreven.
met waardeering en instemming kennis te
hebben genomen van het liberale voorstel van
wet tot wijziging van de winkelsluitinggwet.
Zij is er van overtuigd, dat bij aanneming van
het desbetreffende ontwerp een aanzienlijk.
deel der door de winkelsluitingswet veroor-
zaakte debietsvermindering aanstonds zal
worden hersteld, met als gevolg, dat de daar
door ontstane werkloosheid, zoowel in de on-
derhavige als nevenbedrijven, in het belong
van degenen er bij betrokken, zal worden op-
geheven en ten bate van het algemeen zal
strekken.
HET NATIONAAL CRISIS-COMITe.
23 November was het een jaar geleden, dat
in een plechtige bijeenkomst te Den Haag
door Prinses Juliana het Nationaal Crisis
Comite, onder presidium van Jhr. S. van Cit-
ters, werd geinstalleerd.
Naar aanleiding hiervan is een red&cteur
van het Ned. C. B. in de gelegenheid gesteld
de vergadering van het dagelijksch bestuur,
bij te wonen.
Gaarne was Prinses Juliana bereid om in
een kort gesprek enkele mededeelingen te
doen omtrent den anbeid van het Nationaal
Crisis Comite. Uiteraard kon H.K.H. niet in>
bijizonderheden treden, maar wenschte zioh te
beperken tot enkele algemeene opmerkingen.
,,U heeft zelf" aldus de Prinses ..een
indruk kunnen krijgen van het vele werk, dat
er geschiedt en van het vele goede, dat er
bereikt is, ik acht het een voorrecht mijn
groote vreugde en erkentelijkheid te kunnen
uitspreken over de wijze, waarop het crisis-
werk allerwege is aangevat en ontvangen.
Uiteraard heb ik het meeste contact met het
Nationaal Comite, waarvan ik de vergaderin-
gen zooveel mogelijk bijwoon en van we Iks
werkzaamheden ik geregeld op de hoogte
wordt gehouden. Daarnaast heb ik echter ook
wel een indruk gekregen van het voortreffe-
lijk werk der plaatselijke comite's.
Met groote erkentelijkheid kunnen wij terug
zien op het achter ons liggende jaar. Veei
belanglooze medewerking is er geweest, weike
tot dankbaarheid noopt. Deze dankbaarireid
gaat in het bijzonder uit naar de vele gevers
in den lande die in geld of in natura ons heb
ben geholpen."
H.K.H. beeindigde het onderhoud met het
uitspreken van den wensch, dat het saamhoo-
righeidsgevoel, waaruit het Nationaal Crisis
Comite is ontstaan, in ons volk steeds sterker.
MIRY STRAAT 10 - Tel. 194DS
Stichter: FINOULST. Bestuurder: I. A. D.
SELZAETE: Fr. Wittoucklaan 22.
Vraagt prospectus gratis;
(Ingez. Med.)
het zal me benieuwen of we hem in het leven
houden. Er ligt droog hout, zeg ja. Maak een
vuurtje hierbuiten en warm wat water, dan
zal ik probeeren, dat geronnen bloed van ■zgu
gezicht te wasschen zonder hem pijn te doen,
en dan kunnen we ook wat gekookte rijst
opwarmen".
Tamelijk onhandig maakte ik het vuur aan,
maar toen ik de waterkruiken opnam, bleken
ze leeg te zijn. ,,Zoek dan water" ziei Alfred
,er is hier genoeg in den omtrek".,
Weldra had ik een waterstroompje gevon
den en een koperen pan gevuld, die ik boven
het vuur hield. Alfred onderzocht zorgvuldig,
of het niet te heet werd, doopte toen zijn zak-
doek en begon voorziohting het gelaat van
den ouden man te reinigen.
Het scheen den oude goed te doen; hij had
nog dorst en likt met de tong naar 't lauwe
water. Mijn vriend gaf hem nog eens te
drinken en stopte hem toen een klein stukje
chocolade in den mond. Daar bekwam hij op
en beurtelings keek hij ons aan.
Samen openden wij nu het pak, dat Sarja
voor hem had meegegeven; er was gekookte
rijst in, gedroogde en versche vruchten, waar-
onder ook een groote tros druiven, en wat
beschuit.
Alfred ontdeed met zijn zakmesje eenige
druiven van de schil en gaf ze den zieke in
den mond, die ze gretig opat. Zienderoogen
bekwam de man er van. 25ijn handen from-
melden onrustig aan zijn versleten gewaad:
beurt om beurt zag hij ons aan van onder
zijn borstelige grijze wenkbrauwen en fluister
de in het Engelsch: ,,Vreemdelingen".
,,Ja", we zijn vreemdelingen, antwoordde
Alfred snel, en we komen u de grceten bren
gen van Bengor en de zijnen. Als we bij onzen
vriend Bengor terugkomen, hopen vye hem te
kunnen melden, dat ge weer veel beter zijt.
Vermoei u maar niet met spreken."
Nadenkend schudide de oude het hoofd, en ik:
maakte bij mezelf de opmerking, dat dit zie-
lige, hulpbehoevende mannetje er heelemaai
niet naar uitzag om iemand te vervloeken, die
hem ongeroepen in zijn eenzaamheid kwam
storen. (Wordt vervolgd.