ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
De Slapende Boeddha
Eerste Blad.
No. 8910
VRIJDAG 4 NOVEMBER 1932
72e Jaargang.
RAADSVERGADERING
Columbus.
FEUILLETON
GENTSCHE AUT0SCH00L
BINHENLAND
.♦.LEVERTR
Autoschool van Gent
i.
vanVALKEMBURG'Si*
LEEUWARDEM-
TER NEUZENSCHE COURANT
ABONNEM ENTSPRIJSBinnen Ter Neuzen 1.40 per 3 ma and en Buiten Ter Neuzen
fr. per post /1.80 per 3 maanden By vooruttbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerlka /2,25, overige Ian den 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnemeuten voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
CItgeefster: Fimia P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 66n dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
De Burgemeester van TER NEUZEN maakt
bekend, dat een openbare vergadering van den
gomeenteraad is belegd op Donderdag 10 No
vember 1932, des voormiddags 10 uur.
Ter Neuzen, den 4 November 1932.
De Burgemeester voomoemd,
J. HU1ZINGA.
Jeugd, afkomst en voorbereidingen.
Over zijn jongere jaren is maar weinig
zekerheid. Een vast punt krijgen wij
eigenlijk pas, als hij in 1484 ergens in
Spanje opduikt. Hoe zou dat komen, zal
nienigeen vragen. Vooral komt dit door-
dat het aantal documenten over Colum
bus, waartegen niets valt in te brengen,
zoo verbazend gering is, en dan zijn die
bovendien ook nog heel moeielijk te ont-
cijferen.
In het boek .Historieendat eerst in
1571, en dus langen tijd na zijn dood ver-
scheen, en waarvan de inhoud in hoofd-
zaak aan Columbus' zoon wordt toege-
schreven, heeft deze Fernando nauwelijks
een poging gedaan om door een grondig
onderzoek de vrij schaarsche en vage aan-
duidingen van zijn vader over allerlei lot-
gevallen uit zijn jonge jaren nog eens te
onderzoeken en die zoo mogelijk aan te
vullen, ook al had dit toen nog wel vrij
gemakkelijk kunnen gebeuren.
De moeilijkheden beginnen al met de
vraag, waar en wanneer Columbus ge-
boren werd. Op deze beide vragen wist
ook Columbus' zoon blijkbaar geen ant-
woord te geven. Zeven steden van Grie-
kenland streden over den roem om de ge-
boorteplaats van den dichter Homerus te
zijn. Op den ontdekker van Amerika
probeeren minstens zestien steden en dor-
pen aanspraak te maken, als zou de groote
man daar gfiboren zijn. Het is een strijd,
die langen tijd is gevoerd en zelfs met
verbitterinq, maar nu schijnt dan toch
tenslotte Genua daarbij de overwinning
behaald te hebben. Nooit eerder heeft
Columbus zelf over zijn vaderstad iets
losgelaten, maar pas in een testamentaire
bepaling van 22 Februari 1498 zinspeelt
hij op Genua ,,omdat ik daar geboren en
opgegroeid ben"; de naam Columbus of
Colombo kwam toen daar echter heel vee!
voor. Men heeft een opgave gevonden
over 'n zekeren Domenico Colombo, die
drie zonen had: Christoforo, Bartolom-
meo en Giacomo, en dat kan dus wel uit-
komen.
Over Christoforo Columbus geboorte-
jaar is maar een plaats, en die schijnt vast
en zeker valsch te zijn: hij zou 25 Aug.
1479 ongeveer 27 jaar oud zijn geweest.
Maar er is een ander stuk, dat dit tegen-
spreekt, en dat opgeeft, dat hij in 1472
reeds meer dan 25 jaar oud geweest moet
door
F. J. A. Li. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
19)
(Vervolg.)
De troep marcbeerde in een snel tempo, wat
wegens de geringe hitte mogelijk was. Orde
was er niet veel te bekennen, en van veilig-
heidsmaatregelen, die bij Europeesche troe-
penafdeelingen gebruikelijk zijn, viel niets te
bespeuren. Wel maakten we elkander de op-
merking, dat de troep uit twee verschillende
afdeelingen scheen te bestaan, waarvan de
leden zlch zooveel mogelijk aansloten. Onze
platneus scheen met zijn vrienden een afzon-
derlijke groep te vormen; de meesten daarvan
waren niet zoo leelijk als hy, maar hadden
toch een sprekend Mongoolsch type.
„Dat zijn Ghoorka's", lichtte Alfred mij in,
..buitengewone vecbtersbazen".
En inderdaad, ze zagen er krygshaftig en
stevig gebouwd ui.t De andere troep, die be-
duddend sterker in aantal was, bestond uit een
mooier slag menschen: slanke, gespierde
kerels, die mij deden denken aan een afdeeling
Mahratten, die ik in Allahabad had zien
exerceeren.
Na een tocht van ongeveer een half uur
bereikten we de oevers van den Ganges. Dit
punt scheen voor den overtocht met zorg
gekozen te zijn, de rivier was er niet zeer
breed en er lagen booten klaar om alien zoo
snel mogelijk naar den anderen oever te
brengen.
Toen we stapvoets de rotsige helling naar
den oever afreden, zagen we Akbar in heftig
gesprek met den platneus en een paar van
zijn trawanten. Waar de ruzie om ging, want
zijn. Zijn geboortejaar zou dus liggen
tusschen 1446 en 1451. In 1501 schreef
hij over den koning van Spanje: ,,ik ben
sinds mijn jeugd nu al meer dan veertig
jaren op zee". Verwarring van personen
kan ook nog vrij gemakkelijk zijn voorge-
komen, omdat er in dien tijd heel wat
menschen waren met denzelfden naam.
Zoo zijn er onder de zeehelden dier dagen
ook nog een jongere en een oudere
Colombo geweest, die beiden uit een
adelij'k geslacht van Genua stamden, en
die beiden den titel admiraal hebben
gevoerd. Een van hen is zelfs in Vlaan-
deren en in Engeland geweest. Dan zal
er ook nog rekening mee moeten worden
gehouden, dat ,,onze" Columbus er veel
ouder moet hebben uitgezien dan hij in
werkelijkheid was. Toen hij al spoedig
van woonplaats veranderde en zich eer
tijdlang in Portugal vestigd, noemde hij
zich Christobal Colombo. Van-hier-uit
deed hij groote reizen, ook naar het Noor-
den van Europa. Hij moet toen Engeland
en zelfs IJsland hebben bezocht (1479).
De voorstelling, die de menschen zich
in die dagen vormden, over den toestand
van de aard'korst en over de liaging der
werelddeelen, lijkt ons nu wel heel zon-
derling. Nog heel lang heeft Columbus
niet anders gedacht of hij zou aan de
overzijde van den Oceaan Indie vinden,
het rijk van den Grooten Khan. Merk-
waardig is ook zeker, dat Columbus zijn
pogingen kracht trachtte bij te zetten door
zich te beroepen op bijbelwoorden zooals
het bekende woord: Ik schep nieuwe
hemelen en een nieuwe aarde, zoodat men
de vorige niet meer gedenken zal". En
't waren niet alleen bijbelwoorden, waar-
op hij zich beriep; neen, hij maakte ook
dankbaar gebruik van een stellig ver-
bluffende profetie van den Romeinschen
dichter Seneca, die in zijn treurspel
Medea" neerschreef: ,,Er zullen eeuwen
komen, als de oceaan de banden ver-
breekt, waarmede zij ons nu nog omsluit,
en als een onmetelijk land zich aan ons
vertoont, terwijl de stuurman nieuwe
werelden ontdekt, en Thule niet meer het
verst-verwijderde punt van de ons be
kende wereld is".
Veel invloed heeft op Columbus gehad
wat hij las over de ideeen van een be-
roemden dokter uit Florence, met name
Paolo Toscanelli (13971482), die cor
respondence voerde met geleerden van
beteekenis uit allerlei landen. Deze zond
in 1474 naar naar een kardinaal, Fernan
do Martiner te Lissabon, met wien hij be-
vriend was, een langen brief, waarin hij
allerlei denkbeelden uitte, die wonder-wel
klopten met de onderstellingen van Co
lumbus. Zoo werd Columbus gestijfd in
zijn vurigen wensch om de zee over te
steken.
Maar wat heeft het n voeten in de
aarde gehad, en hoe vele tegenkanting
heeft Columbus moeten overwinnen voor-
en-aleer het zoover was! Dan was
Columbus te Lissabon, en dan dreigde hij
uit te wijken naar Frankrijk, een ander
keer vinden wij hem in Spanje, en het was
wonderlijk: altijd waren de omstandig-
heden hem tegen, want soms was het er
ruzie was het, viel voor ons niet op te maken,
maar ze hield op bij onze komst, We zetten
ons op een steen aan den oever neer, terwijl
een Hindoe onze paarden wegleidde, en eenige
oogenblikken later kwam Akbar bij ons. Het
transport naar de overzijde was intusschen
al begonnen, en zoo ordeloos als de marsch-
route was, zoo ordelijlk ging de inscheping.
Iedereen .scheen precies te weten, wat hij te
doen had, en opmerkelijk was de handigheid,
waarmee ze de paarden overbrachten, die ze
aan de andere zijde van de booten, tegen den
stroom beschut, lieten overzwemmen, terwijl
zij ze losjes bij den teugel bielden. Geen der
Hindoe's verzuimde tijdens den overtocht zich
het hoofd te besprenkelen met het heilig
water uit de rivier.
Akbar leidde onze aandacht van dit interes-
sante schouwspel af.
,,Ik heb de beeren daarstraks een vreemde
taal hooren spreken", begon hij, ,,tenminste
een taal, die in dit land zelden wordt ge-
hoord".
„Ja, wij spraken Duitscb", stemde Alfred
toe, ,,en het kwam mij voor dat gij die taal
meer gehoord hebt''.
,,Dat is zoo. Gij; hebt reeds bemerkt, dat ik
geen volbloed Indier ben. Ik ben een Indier
van moederszijde, mijn vader was een Duit-
scher; ik beboef u daar geen geheim van te
maken".
,,Spreekt gij Duitsch?" vroeg ik.
,,Neen, maar de klanken, die ik in mijn
jeugd meermalen heb gehoord, zijn mij bijge-
bleven. Maar waarom waart gij achterdochtig
en trachtte gij op een slinksche manier mijn
afkomst uit te vinden?"
Op deze directe vraag had Alfred gelukkig
onmiddellijk een antwoord klaar. „Wij zijn
niet achterdochtig", zei hij, „maar gij ver-
geet, dat wij ons in een toestand bevinden,
waar wij niets van begrijpen en dat wij alles
beproeven om daar wat licht in te brengen".
„Gij hebt toch mijn woord, dat u geen leed
zal geschieden", hemam Akbar. ,,Of zijt gij
vergeten, dat ik het was, die u uit den trein
hebt laten gaan?"
„Dat weet ik", antwoordde ik, „en daar zijn
wij u dankbaar voor. Maar toch zijn wij niet
heel ,,na" aan toe, en waren allerlei men
schen voor zijn zaak gewonnen, als er
juist weer een leelijke kink in de kabel
kwam, en b.v. zware oorlogstoerustingen
of zelfs het uitbreken van een oorlog de
uitvoering van zijn ph- men toch weer
verijdelden. Als er zoon krijg uitbrak,
nam die opeens alle aandacht voor zich
in beslag, en was er zoo goed als niemand
meer, die nog van zoo fantastische plan-
nen wilde weten.
In 1485 gebeurde het dat Columbus
voor 't eerst kwam te staan tegenover de
vrouw, wier naam met dien van onzen
ontdekkingsreiziger en met heel zijn werk
ten alien tijde nauw verbonden zal blijven:
koningin Isabella, de grootste vorstin uit
dien tijd. Tegenover haar sprak Colum
bus niet alleen -zooal§ hij bij de Portu-
geezen altijd gedaan ha4i over de on-
metelijke handelspolitieke mogelijkheden,
die verbonden waren aan een onmiddel-
lijke verbinding met het verre Oosten.
neen, tegenover haar, die in hoofdzaak
den strijd tegen de Mooren als een soort
kruistocht had bedoeld, en die daaraan
dan ook persoonlijk had deelgenomen,
sprak hij met eenvoudige en natuurlijke
welsprekendheid over de hooge taak, die
het Christendom had om ook in die lan
den het evangelie te brengen aan die
heidenen, die, naar Toscanelli's verzeke-
ring, naar dat licht smachtten. Hier von-
den voor Columbus elkaar ,,de einden der
aarde": de Westkust van Spanje en de
Oostkust vanAzie. en dan was er
nog wel een heele reeks bijbelwoorden te
vinden, die deze zaak nog meer cachet
gaven.
Het was in 1486, dat een groote kring
van geleerden, speciaal daar en toen
theologen, advies zou moeten geven over
Columbus' ideeen. Wij zullen hier niet
kunnen vermelden welke bezwaren van
allerlei aard tegen Columbus in het veld
werden gebracht, wij w< Jen er mede vol-
staan om er aan te herinneren, dat Ptole-
maeus werd verloochend, en dat men zich
grif beriep op den grooten wereldwijze en
kerkvader Augustinus, die immers het
eloof aan „tegenvoeters als een gevaar-
ijke ketterij had verworpen, en die ook
had gevraagd, of er in die streken dan
menschen zouden zijn, die niet van Adam
afstamden, wat toch in strijd zou zijn met
de leer van den Bijbel. Zouden Colum
bus en degenen, die.het met hem eens
waren, ons dan soms willen laten ge-
looven, dat er een tweede arke Nc^chs
was geweest, die naar het Westen was
gedreven? Meer dergelijke bezwaren
werden kenbaar gemaakt, eneen be-
slissing kwam er niet.
Maar eindelijk, 2 Januari 1492, viel de
overgave van Granada, en reikte de laat-
m BESTUURDER: R. MORTIER
Lange Meire, 2 (Kouter) Gent
Telefoon: 19393
Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor
degelijk en voll. onderricht. Zondagleer-
gang te Selzaete: Zaal Gaumont, Markt.
(Ingez. Med.)
veel meer dan gevangenen, en het is tegen
onzen wil, als wij den stroom oversteken".
,,Dat moet toch", hemam Akbar, „en daar
kan ik helaas niets aan veranderen".
Alfred kreeg een idee. ,,U is de aanvoer-
der van deze expeditie?" vroeg hij.
De andere knikte.
,Zlet ge dan niet in, dat gij een dwaasheid
hebt begaan? Gij weet toch zeker, dat het
machtige Engeland deze daad niet ongestraft
zal laten en spoedig wraak zal nemen. Niet
alleen u zelven, maar ook de uwen brengt gij
in gevaar".
„Ik sta in dienst van den nabab van Pat-
loora", antwoorde Akbar, ,,aan hem alleen
gehoonzaam ik. Als de Engelschen er in slagen
wraak te nemen, dan is het Allah's wil".
,,Dus wij worden naar den nabab van Pat-
loora gebracht?" merkte Alfred op.
„Mogeiijk wel".
Het gesprek werd afgabroken door de
k,omst van een Hindoe, die meldde, dat onze
boot gereed lag.
Wiji waren de laatsten, die de rivier over-
staken, en zagen naar den wijkenden oever,
overtuigd, dat iedere riemslag een mijlen-
langen afstand legde tusschen ons en onze
Engelsche vrienden.
HOOFDSTUK IX.
De begum van Chindawar.
V66r ons een met gras begroeide oever, be-
zaaid met groote steenen; verderop 'n zwakke
helling met zware stukken rots en hier en
daar een eenzame boom; dan rotsige heuvelen
met boomen gekroond, verder bergen en heel
in de verte sneeuwtoppen. Dat was het land,
dat zich aan onze blikken voordeed, toen wij
aan den anderen oever stonden en wachtten
op onze paarden. Lang duurde het wachten
niet en spoedig waren wij wederom op weg
naar het Noorden. Onze troep was al sterk
geslonken, doordat velen zich in alle richtin-
gen hadden verspreid. Van de Ghoorka's had
de platneus nog een twintigtal gezellen over-
gehouden, die zich steeds dicht in onze nabij-
heid ophielden.
ste koning der Mooren in Spanje de sleu-
tels der stad aan het vorstenpaar Ferdi
nand en Isabella over. Coumbus was bij
den intocht van het koningspaar tegen-
woordig, en enkele maanden later 17
April 1492) werd tusschen dat paar en
Columbus een verdrag gesloten, dat vijf J
punten bevatte:
1Columbus verkreeg voor zijn heele
leven en voor zijn erfgenamen en opvol-
gers voor eeuwig de waardigheid van
admiraal in alle landen en staten, die hij
in den Oceaan zou ontdekken of ver-
overen;
2. Hij zou onderkoning en gouverneur
daar worden;
3. Hij kreeg het recht om van alle
paarlen, edelgesteenten, goud, zilver,
specerijen enz. na aftrek van de kosten
een tiende van de waarde voor zich te
behouden;
4. Hij of zifn plaatsvervanger zouden
de eenige rechters zijn in alle processen of
kibbelarijen, die zich zouden voordoen in
het verkeer tusschen die streken en
Spanje.
5. Columbus zou daartegenover nu en
in de toekomst een achtste deel betalen
van de kosten van de uitrusting der
schepen.
Nog een voorwaarde heeft Columbus
van dit alles toegevoegd weten te krijgen:
behalve den titel van admiraal zou hij ook
dien ontvangen van ,,Don" als ten-
minste het doel van de tocht zou zijn
bereikt. Zoo ver was men in 1492. Nu
nog schepen en bemanning, en dan kon
de tocht naar Oost-Azie 1worden
ondernomen!
ZEEHONDENJACHT EN SPORT.
In het verslag van de Tweede Kamer over
het wetsontwerp tot verhooging van hoofd-
stuk V (Binnenlandsohe Zaken) der Rijksbe-
grooting over 1931 werd gevraagd of de pre
mie voor het dooden van zeehonden nog wel
noodig is.
Het is tot een sport geworden; de beoefe-
naars daarvan zullen de zeehondenjacht zeker
niet opgeven indien deze premie komt te ver-
vallen, zoodat ook dan nog voldoende zee-
zeehonden gedood zullen worden.
Ook werd gevraagd of de verhooging van
dit artikel wellicbt het gevolg is van het on-
langs gebleken feit, dat staarten van gedoode
zeehonden meer dan eens werden ingeleverd;
voor een zeehond werd dan ook meer dan eens
premie betaald.
DE NOOD ONDER DE BINNEN-
SGHIFPERS.
Tengevolge van de crisis is de nood onder
een groot aantal Rijn- en binnenschippers zeer
hoog gestegen.
Het is het Onderwijsfonds voor de Scheep-
vaart gefoleken o.a. doordat vele scihippers-
kinderen niet naar school konden gaan, om
dat zij geen kleeren hadden dat in vele
honderden schippersgezinnen de nood zeer
hoog gestegen is en dat er een absoluut ge-
brek is aan de hoogst noodige kleeding en
dekking.
In verschillende plaatsen hebben plaatse-
lijke organiisaties van het Onderwijsfonds in
samenwerking met andere organisaties reeds
Het land, waar wij doortrokken, was oogen-
schijnlijk sleehts zeer dun bevolkt; als we af
en toe een hoogte overtrokken, taespeurden
we rondom sleehts weinig bouwland en hier
en daar een leemen Indische hut, waar de
koe, het heilig rund der Hindoe's zeker zoo
fatsoenlijk gehuisvest was als de eigenaar.
Onze doortocht kon natuurlijk niet heelemaal
onopgemerkt blijven, maar Akbar scheen
zeker te zijn van zijn menschen en trok rustig
verder. Alfred maakte de opmerking, dat de
Engelschen, als die ons zouden zoeken, heel
wat moeite zouden hebben om ons te vinden.
De weg liep nog altijd recht naar het Noor
den, en voor ons, die het paardrijden waren
ontwend, was het een zeer venmoeiende rit,
ofschoon het ons onmogelijk geweest zou zijn
den Snellen pas der Hindoe's bij te houden.
Hier en daar in een terreinplooi werd even
halt gehouden, doch spoedig ging het weer
verder en Alfred en ik waren zeer blij, toen
in een kleine vallei in de nabijheid van een
bergstroompje eindelijik het kamp werd opge-
slagen. Lang zouden we niet meer van het
daglicht genieten; de Hindoe's gingen zich
wasschen en baden, een voorbeeld, dat wij een
weinig hooger stroomopwaarts volgden, en
ondertusschen werd voor ons een kleinen
linnen tent neergezet voor den nacht. De ge-
wonden waren allemaal verdwenen, maar de
cavaleriepaarden, de muilezel en alles wat uit
den trein was geroofd, werd zorgvuldig mee-
genomen. Aklbar zorgde wederom voor ons
avondeten en verontschuldigde zich, dat hij
ons niets beters kan aanbieden dan brood en
vruchten en een stukje geitenkaas, die af-
schuwelijk was. Maar wij deden het er mee,
we hadden honger en waren doodop. De
Hindoe's maakten voor ons een bed klaar van
varens en gaven ons een paardedeken voor de
koelte van den nacht, en wij, die tot dusver
gewend waren in de beste hotels te ovemach-
ten, keken nu glimlachend naar deze primi-
tieve installatie, het beste wat in de gegeven
omstandigheden bereikbaar was.
De rose weerschijn der dalende zon op de
sneewbergen kondigde het einde van den dag
en we besloten rustig te gaan slapen, want
voor ons leven hoefden we ten minste niet
I III;;*-/,. >1**1.)
steun aan schipperskinderen verleend. By dit
werk bleek, dat een landelijke organisatie van
de steumverleening niet alleen gewenscht,
doch zelfs noodzakelijk is. Om hiertoe te
komen heeft de directeur van het Onderwijs
fonds voor de Scheepvaart Maandagmiddag te
Amsterdam ge'installeerd een comite voor di
recte steumverleening aan schippersgezinnen,,
waarin zitting hebben dr. M. J. A. de Vrijer,.
voorzitter, mevr. A. van BlitzBonn, mevr.
R. Swierstra, mevr. A. de JongKooistra,
mej. mr. C. Frida Katz en mej. mr. T. P. M.
Versteeg, alien te Amsterdam, mevr. A, J.
C. SchoutenDamen te Rijswyk, mej. P.
Hammerstein te Rotterdam, pastoor W. Til
de Grijs te Uithoom, K. de Boer te Bussum
R. ter Horst te Rotterdam, T. L. Mellema en.
Jac. Post Jzn. te Groningen, J. Wijnbeek te
Zwolle en H. M. Bruna te Zeist.
In de onmiddellijk na de installatie gehou
den vergadering van het comite kwam tot
uiting, dat er behalve aan voldoende geldmid-
delen vooral gebrek is aan sajet, flanel, katoen
en schoenen.
Het secretariaat van het comit4 is geves-
tigd bij het Onderwijsfonds voor de Scheep
vaart, Binnenkant 22, Amsterdam C.
OPHEFFING VAN KANTONGERECHTEN-
De kantonrechters mr. G. Kolff, te Gelder-
malsen, mr. C. W. van Ommeren, te Heusden,
mr. W. van Son, te Amersfoort en mr. F. J.
G. van Tricht, te Enschede, hebben aan de
Tweede Kamer verzocht, de wetsontwerpen
tot het brengen van wijzigdng in het rechts-
gebied en de zetels van kantongerechten niet
aan te nemen, doch indien de Kamer geen
termen mocht kunnen vinden om den thans
bestaanden toestand te handhaven, dan het.
zgn. uitstervings-systeem op eenigerlei wijze
in de wet vast te leggen.
Zij schrijven in hun adres onder meer:
De voorgespiegelde bezuinigung zal goed-
deels worden teniet gedaan door elders op-
duikende, onvermijdbare uitgaven. Afgeschei-
den daarvan, kan men in waarheid niet spre
ken van bezuiniging, indien alleen de Staats-
kas wordt .ontlast, doch daarnevens weder
nieuwe lasten worden gelegd op een deel der
ingezetenen.
De ten aanzien van de rechterlijke maeht
beoogde maatregelen zullen in emstige mate
afbreuk doen aan een goede rechtsbedeeling.
het laatste bolwerk in den beschaafden Staat-
Zij offeren alzoo zeer groote cultureele belan-
gen op ter wille van zeer luttele geldbedragen.
Het voorstel tot nieuwe rechterlijke indee-
ling gaat ervan uit, dat het niet sleehts mo
gelijk, doch ook nuttig is, niet minder dan 48
kantongerechten op te heffen. Het moet daar-
door wel den indruk wekken, ten eerste, dat
de rechters, wier ambtsgebied verdwijnt, tot
heden een functie zonder inhoud hebben be-
kleed, of dat de overtolijvende rechters, wier.
taak opeens blijkt bijkans verdubbeld te kun--
MIRY STR A AT 10 - Tel 194498
Bestuur: FINOULST I. A. D.
SELZAETE: Fr. Wittoucklaan 22,
Vraagt prospectus gratis.
(Ingez. Med.)
bevreesd te zijn en we waren allebei doodop.
„Ik ben benieuwd, wat het morgen geven
zal", zei ik.
„Ik ook", antwoordde Alfred, ,,maar ik
kan niet zeggen, dat ik er veel voor voel om
met dien nabab van Patloora kennis te maken.
De zon was onder en heldere sterren schit-
terden aan het donkere uitspansel. Rondom
ons klonk stemmengemurmel van biddende en
zingende Hindoe's, en terwijl ik daar naar
luisterde, viel ik in slaap.
Het licht der sterren viel door de opening
van de tent en de heerschende koelte deed mij
vermoeden, dat de dageraad in aantocht was,
toen ik wakker lag te luisteren naar iets, dat
mij uit den slaap had gewek.t Er werd op
het tentdoek gekiopt, en een oogenblik zag ik
de schaduw van een man voorbiji de tent-
opening glijden.
„Sahib, Sahib!" fluisterde een stem.
Ik stiet Alfred aan, die nog rustig lag te
slapen, en kroop naar de opening, waar een
man geknield zat, die my wenkte. Het licht
van den helderen sterrennacht viel op zijn ge-
laat en ik herkende den platneus. Hij wenkte
mij opnieuw. ,,Kom", zei hy in het Engeisch.
Alfred was inmiddels opgesprongen en
kwam mij achtema. „Wat is er aan de hand?"
vroeg hij. De Hindoe wenkte ons opnieuw
„Kom", herhaalde hij en wees met de hand
naar de verte, met welke beweging hij zoo
veel als te kennen wilde geven, dat wrji moes-
ten vertrekken.
Dat vertrekken lijkt me wel een beetje
geheimizining", zei Alfred in het Duitsch, om
niet door den Hindoe verstaan te worden.
Zoo leek het mij ook, maar we wisten, dat
de platneus een der aanvoerders was van den
troep, die zich zelfs de vrijheid durfde veroor-
loven om met Akbar ruzie te maken, zooals
we daags te voren hadden gezien. Bovendien
leek deze man, ondanks zijn ruwe uiterlijk,
ons betrouiwbaarder dan de gladde Muzelman.
Na kort beraad zei ik tegen den platneus, die
intusschen zijn wenken herhaalde: ,,Het is
goed, wij komen".
(Wordt vervolgd.