ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN, De Slapende Boeddha Eerste Blad. Naar de binnenkamer. gentsche autoschool Autoschool van Gent No. 8904 VRIJDAG 21 OCTOBER 1932 72® Jaargang. FEOILLETON B I N H E N L A K D van-valkehbup LEEUWARPEH DE POSTCHEQUE- EN GIRODIENST. VERSOBERING STAATSUITGAVEN. ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. Uitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrifgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de nitgave. DIT BEAD VEBSCHIJNT IEDEBEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VBIJDAGAVOND Het is iets, wat ons alien wel moet op- valien bij de lezina van de evangelien, zoo weinig voorschriften als Jezus Christus zijn jonaeren gegeven heeft. Weinig voorschriften Laten wij gerust zeggen: heelemaal geen voorschriften. Dat alles was opgeheven, het werd alles terugge- bracht tot een groot hoofdbeginsel, tot het groot en alles en alien omvattend gebod: gij zult liefhebben den Heere uwen God met geheel uw hart en met geheel uwe ziel en met geheel uw verstand en met al uw vermogen, en uwen naaste als u zelf Met groote nauwgezetheid heeft onze Heiland dit doorgevoerd en volgehouden. Wij moeten daar vooral niet overheen zien. Wij zijn er misschien zoo lang- zamenhand aan gewend geraakt; wij weten haast niet beter meerj wij zouden het erg raar vinden, als het anders was; maar wat is dit toch een ontzaglijke om- mekeer geweest op geestelijk gebied. Daar gingen ze: al die geboden en ver- boden; goed geteld waren er 365 geboden en dan nog wel 634 verboden, op een na duizend bij elkaar dus, en die hadden zij alien zoo prachtig geleerd, en die waren er bij de menschen ingestampt en inge- prent, en dat alles werd nu als met een ruk opzijgeschoven Wij moeten tooh wel meevoelen, dat dit een groote overaang eweest is, en wij gaan dan ook een klein eetje begrijpen, dat heel veel menschen daar erg veel moeite mee gehad zullen hebben. Het was een geweldige omme- keer in hun geheele, goasdienstige leven, want het was tot nu toe zoo saamgeweven geweest met hun bestaan, en... zou dat alles nu opeens weg zijn Dit moet toch wel een geweldige leegte hebben veroor- zaakt, en velen zullen zich daar in het be gin maar moeilijk in hebben kunnen vin den. In alle mogelijke en onmogelijke ge- vallen was voorzien, en nu kwam Jezus, en die schoof dat alles op zijde. Het zou trouwens voor Jezus zeer wel mogelijk zijn geweest om den menschen een heel nieuw stel verordeningen te even, en ongetwijfeld zouden dan velen ereid zijn geweest om die dan te gaan uit- en invoeren, zooals er altijd lieden klaarstaan, die een of ander nieuw systeem weer met vreugde begroeten. Maar Jezus deed dat niet. Hij gaf een model-gebed, zoo sober en zoo eenvoudig, dat het ons onmogelijk is er ook maar een woordje uit weg te laten, en als Petrus graag een recept wou hebben en dus vroeg, hoe vaak hij zijn broeder, als die tegen hem gezon digd had, zou mogen vergeven, en als Petrus dan misschien dacht, dat hij al heel ver gegaan was. toen hij meende, dat 't wel zevenmaal zou moeten gebeuren, stuurde zijn Meester dat alles in de war door te zeggen: zeventig maal zevenmaal Toch heeft Jezus Zijn discipelen een voorschrift gegeven, dat daardoor voor ons alien wel bizondere beteekenis krijgt Ten aanzien van het bidden heef^ de Meester gezegd hoe het niet moest: zij moesten niet bidden gelijk de geveinsden, want die plachten gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten staande te bidden, opdat zij van de menschen moch- ten worden gezien. Die hadden ,,hun loon weg", d.w.z.: die hadden hun loon al beet. Jezus bleef hierbij geheel in de lijn van wat Hij ook afkeurde ten aanzien van het aalmoezen-doen en vasten. Ook dht deden velen in het openbaar en echt met de bedoeling om te worden opgemerkt en geprezen, maar dit alles moest geschieden in het verborgen. Zoo ook net gebed. Niet, dat het alleen in de binnenkamer, of alleen an het verboregn behoorde te ge beuren, neen. Jezus heeft herhaaldelijk ge- beden in het openbaar, zoo bij het graf van Lazarus, en aan den Paaschmaaltijd, en aan het kruis, doch daarnaast heeft de Meester zeer beslist gesteld de noodzake- lijkheid van het gebed in de binnenkamer. Laten wij nu dadelijk een groot be- zwaar noemen, namelijk dit, dat wij tegen- woordig eigenlijk geen binnenkamer meer hebben. Wij leven tegenwoordig veelal aan de straat, om niet te zeggen: op de straat. Wij zijn niet meer thuis, en a Is wij thuiis zijn, dan zijn wij meestal nog niet bij onszelf. Daar kan over onze tegenwoor- dige levensmethode eigenlijk geen kwaad genoeg worden gezegd. Het leven is veel te druk, veel te genaast en veel te vol. Hoeveel tijd blijft er ons nog over om dien aan God te wijden, opzettelijk, en hoeveel tijd blijft er nog over voor gebed Bezet- zijn willen wij, het is haast een bezeten- heid geworden. Wij hebben het alien druk. Laten wij alleen eens letten op alles wat dagelijks in onze brievenbus wordf geduwd aan dag- en weekbladen, vakbla- den en maandschriften Dat moet dan toch worden doorgezien en minstens be- keken. Daarbij komen dan allerlei ver- gaderingen en samenkomsten, in een aan- tol zoo ururn, Uai WIJ tujna mum thuis zijn. Men zorgt er wel voor, dat alle eenheid wegraakt uit ons leven, alle band uit ons gezin, en alle rust uit ons bestaan. Voor de binnenkamer hebben wij geen tijd meer. Wat nog erger is: Wij hebben geen binnenkamer meer. Als we nog kans had den om een binnenkamer te houden, dan komen daar bij velen de telefoon en de radio, en dan is het wel heelemaal mis. Zoo gaat ons geestelijk leven al meer kwijnen. Wel tracht men dit tekort op allerlei wijzen aan te vullen: door kerk- diensten of andersoortige samenkomsten, maar voor een werkelijk opbloeien van het geestelijk leven is alleen iets te verwach- ten van de stilte en de eenzaamheid. Door Markus is ons een praohtige gelijkenis medegedeeld, die de andere evangelisten niet 'hebben: die van het zelfgroeiende zaad, van den man, die zijn zaad in de aarde wierp, en voorts sliep en opstond, nacht en dag; en het zaad sproot uit en werd lang, dat hij zelf niet wist hoe. Al dat geestelijke stroomen en forceeren en jagen en opjagen, neen, daat zit het niet in; er is maar een middel: ga in uwe binnenkamer. En als wij nu geen binnenkamer heb ben Dan moeten wij er een maken. Jezus stelt dit immers zeer beslist: wij moeten in de binnenkamer. Verder gaf Hij geen enkele bepaling over duur of tijd, doch alleen maar dit eene: wanneer gij bidt, ga in uwe binnenkamer, en sluit de deur. Wij moeten dus een binnenkamer maken, en daar bidden onzen Vader, die in het verborgen is. Wij lazen onlangs een prachtig stuk van den bekenden Vinet. Het is getiteld: ,,De eenzaamheid, den predikant aanbe- volen". Vinet behandelt dit onderwerp echter niet alleen zoo. dat predikanten er iets aan hebben. Hij gaat uit van een tekst, waar staat, dat Jezus op den berg klom om te bidden. En (volgt er dan): ,,als het nu avond geworden was, zoo was Hij daar alleen". Dus had Jezus zelf ook behoefte aan gebed, en kon Hij die tijden niet missen, Zou het dan met ons anders zijn Vooral tegenwoordig, ibij de zware tijden, die ae wereld doormaakt, is het noodig, dat wij alle dingen brengen tot God. Men kan het aan alle zijden hooren: men wil z'n hart eens luchten, z'n nooden eens uitklagen, zijn smart eens uitschreien, zijn zonden belijden. maar dan bij Een, die luistert en begrijpt, en die niet verwijt. De meeste menschen hebben geen oor voor ons. Zij zijn veel te veel met zich- zelf bezig, zij hebben voor ons geen tijd. Dat heeft Jezus zelf ook ondervonden, toen Hij het Zijn jongeren eens een keer vroeg om bij en met Hem te waken. Zij konden het toen niet eens wakker houden. Daarom laten wij maar van de menschen afzien. Laten wij gaan in onze binnen kamer en de deur sluiten en bidden onzen Vader, die in het verborgen is. Hij luis tert wel, Hij verstaat ons, Hij heeft den tijd, alien tijd voor ons. Hij ziet in het verborgen, Hij weet het, Hij weet het alles. En toch wil Hij, dat wij het zullen zeqqen. Pas als wij "fclH £,tjn wij nci ivw-ijt. o'n is het an nem, en ligt het voor Zijn verantwoording. Maar het is een durf en een waag. Want wij komen dan alleen te staan. Tooh is dit het heerlijke: Hij is onze Vader. Hij kent ons door-en-door, wij behoeven niets voor Hem te verbergen. Dat kan niet, dat lukt niet. Maar... Hij is onze Vader. Hij weet, wat maaksel wij zijn. Hij ziet ons aan in den Zoon Zijner liefde. Zoo als Zijn Zoon ons aanzag, zoo ziet ook Hij, de Vader, ons aan. Laten wij dan maar alles zeggen, heel rustig en vertrouwelijk, laten wij alles uit klagen en uitsnikken. Nu behoeven wij ook niet onze tranen te verbergen. Wij zijn immers alleen; de deur is dicht. En het Vaderhart staat wijd open. Ik weet niet, hoe lang wij in de binnenkamer zul len blijven; daar staat geen tijd voor, maar BESTUURDER: R. MORTIER Lange Meire, 2 (Router) Gent Telefoon: 19393 Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor degelijk "en voll. onderricht. Zondagleer- gang te Selizaete: Zaal Gaumont, Markt. (Ingez. Med.) deze minuten zijn eeuwigheden, omdat wij bij God zijn. Wij blijven er niet. Wij kunnen en mogen er niet blijven. Het leven roept weer. Er is waarschijnlijk ook al eens door deze of gene aan de deur van onze binnenkamer geklopt en gedraaid aan de knop van de deur. Men wil weer bij ons worden binnengelaten, men heeft ons weer noodig. Straks openen wij de deur weer en komen dan in het voile leven terug. Maar toch zijn wij dan anders geworden. Wij zijn dan gesterkt, verkwikt, bemoe- digd, getroost. Nu zal ook openbaar wor den wat eerst in de vertrouwelijke geheim- zinnigheid van de binnenkamer werd ver- kregen. Het zal aan ons te merken zijn. Precies als na een fijne vacantie. Die hoeft heusch niet zoo lang geduurd te hebben, maar als wij dan maar eens even in een ander klimaat hebben vertoefd, een berg hebben gezien of een heuvelrij, een mooi bosch of een stuk hei, of een breede rivier of een zuivere beek. Daar blijft al tijd iets van achter. En dan dit: in Gods nabijheid geweest te zijn Dat is zeker een ander klimaat Daar zijn bergen van recht, en heuvels, die vrede dragen. Daar is een woud, waar de boomen de handen samenklappen, daar is een breede rivier Gods, vol water. Daar is de reine, fijne lucht van Gods genade, de krachtgevende aroma van Zijn gunst, daar staren wij naar de duizelingwekkende hoogte van Zijn macht en in de onpeilbare diepte van Zijn ontferming. Zou daar niets van ach- terblijven Zou daar niets van te merken zijn straks ook in ons heele wezen en zijn, en op ons gelaat Jezus zei: Uw Vader, die in het ver borgen ziet, zal het u in het openbaar ver- gelden. Dat wil dit zeggen, dat dan naar buiten openbaar zal worden, wat wij in de binnenkamer hebben beleden en ge- beden. na "i*s onze, dat wil zeggen: Gods kracht. Onze zonden blijven binnen wat naar buiten openbaar wordt, is onze, dat wil zeggen: Gods heiligheid. Onze droefenis blijft binnen wat naar buiten openbaar wordt, is onze, dat wil zeggen: Gods blijdschap. Daarom: gaat in uwe binnenkamer TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag. De heer v. d. Bilt (r.k.) vraagt, of het dezer dagen te verwachten ontwerp inzake steun aan den groven tuinbouw nog deze week in de afdeelingen kan worden onderzocht. De voorzitter zegt geen toezegging te kun nen doen. Voortgezet wordt de beiaadslaging over bet wetsontwerp tot instelling van bedrijfsraden. De heer Joeikes (v.d.) bespreekt de grond- gedaohte van de bedrijfsorganisatie. Bij haar bemoei'ing in sociaal-oeconomische aangele- genheden heeft de'overheid steeds gebruik ge- maakt van organisaties uit het bedrijfsleven. Dit ontwerp is met deze grondgedachte in overeenstemming. De organisaties, die worden aangewezen om de leden van den bedrijfsraad te benoemen, door F. J. A. L. CORDENS. (Nadruk verboden.) 14) (Vervolg.) ik had mij voorgenomen mijn vriend gezei- schap te houden, maar daar wilde hij niet van weten ,„en", zei hij, ,,ik zou ook niet kunnen slapen, als jij daar voor mijn plezier op de kamer zit. Ga je boodschappen doen, dan ver- letten we niets, en ik ben beter als je terug- komt." Een kwartier later bracht een auto mij naar een der groote Engelsche importhuizen van Benares. Onze besprekingen waren spoedig afgeloopen om de eenvoudige reden, dat er geen kans bestond om zaken te doen, en zoo verging het mij ook op het volgende kantoor, dat niet ver daarvandaan was gelegen. Beide firma's hadden hun eigen inkoopers in Europa en hielden er een systeem van werken op na, dat ons als tusschenpersoon volmaakt over- bodig maakte. Ik hield me dus niet 1 anger op dan noodig was en besloot een kijkje te gaan nemen in deze vreemde stad. Nergens ter wereld treedt het godsdienstig leven der Hindoe's zoo sterk op den voorgrond als in het heilige Benares, en nergens is hun heilige stroom, de Ganges, zoo heilig als daar. Een reeks van tempels strekt zich kilometers ver uit langs de oevers der rivier; marmeren treden leiden naar het heilige water, en op die trappen zitten duizenden, neen tienduizenden mannen, vrouwen en kinderen te bidden en te wachten op hun beurt om af te kunnen dalen in de afgepaalde ondiepten van den stroom. te drinken van het vuile troebele water en er in te baden. Zij zitten daar uren en uren biddend en zingend in de brandend heete zon, eenigermate beschut door reusachtige zonne- schermen van verschillende kleur, die vreemd en grillig afsteken bij het overheerschend wit der kleeding en het grijs der gebouwen. Belangstellend had ik een tijd het voor mij zoo vreemde gedoe gadegeslagen. Het was zeer warm dien dag, de hitte begon mij te hin- deren en ik besloot de tram te nemen om naar mijn hotel terug te keeren en te zien hoe het met Alfred ging. Om aan de tram te komen moest ik een niet al te lange, vrij nauwe straat door met bijna huis aan huis winkel- tjes, die door inlanders werden gehouden, en waar het bijna donker was onder de dichte luifels, die de heele straat overspanden. Geen stap kon ik doen zonder te worden aangeroepen door de verkoopers, die mij hun waren aanboden: heerlijke vruchten, rijke shawls, Indische stoffen, wapens, schoeisel en wat al niet. Ik had al geleerd op die ver- lokkende aanbiedingen geen acht te slaan, want als men eenmaal naar zoo'n man luis tert, is men er nog niet van af, en ik drentel- de langzaam verder, kijkend naar de uitstal- lingen en mij verder storend aan niets. Ruim halverwege de straat werd ik staande gehou den door een stokouden Hindoe met een langen, grijzen baard en een zeer eerbiedwaardig uiter- lijk. 's Mans gelaat was een en al rimpel; zijn te breede neus en wat scheeve mond maakten hem bepaald leelijk, maar zijn oogen onder de ruige wenkbrauwen keken mij goedig en vriendelijk aan. „Wil de Sahib niet bij mij binnenkomen vroeg hij, op de openstaande deur van zijn huisje wijzend met een bruine magere hand, die veel weg had van den klauw van een vogel. Onwillekeurig keek ik naar binnen. Het was een vrij ruime, vierkante kamer met een uit leem aangestampten vloer, en er stond letter- lijk niets in dan een kleine tafel en twee stoe- len; aan den wand tegenover de straatdeur was een eiken plank gespijkerd, waarvoor een vuil groen gordijn hing. Vermoedelijk had ik te doen met een waar- zegger of zoo iemand, en zonder hem antwoord te geven wilde ik verder gaan. Maar dat was niet naar den zin van den oude. Druk gesticu- leerd herhaalde hij zijn vraag. ,,De Sahib is uit een ver land," zei hij, „hij is geen Engelsch- man, al gaat hij ook als een Engelschman ge- kleed. De Sahib wil de wonderen van Indie zien, maar hij zal ze niet zien, als hij niet bij mij is binnen geweest." Die oude baas scheen scherpe oogen te heb ben en een goede opmerkingsgave, om in mij aanstonds een niet-Engelschman te onderken- nen. Maar wat kon hiji me laten zien in zijn leeg huis? En op wat voor afzetterij zou het ten slotte uitloopen? Hij scheen mijn gedachten te raden. „Ik ben geen waarzegger, geen slangenbezweerder of toovenaar," hernam hij. „Als ik u in mijn woning verzoek, is dat natuurlijk geheel kos- teloos. Maar wat ik u daar toonen zal, zal nie- mand in heel Benares u kunnen laten zien." Dit had wel iets van opschepperij. ,,Ik heb geen tijd," antwoordde ik, „ik moet gaan." De oude man schudde het hoofd. „De Sahib hoeft zich niet te haasten; uw vriend is beter, en als hij nog ziek was, zou ik hem wel kun nen genezen, maar dat hoeft niet meer. Toen hij deze woorden sprak, was het alsof ik een schok kreeg. Wat wist die oude van mij? „Amri is een wijs man," zei hij op mijn on- uitgespt*ken vraag. „Toen de Sahib nog niet geboren was, had ik al een menschenleven ge- leefd aan dezen heiligen stroom en de woor den ingedronken, die uit den mond kwamen van de leeraars van mijn volk. De een ziet veel, een ander ziet meer; zoo is het ook met het beizit der wijsheid van het heden en van de toekomst. Daar straks hebt u de menschen zich rustig zien baden in de rivier, maar ik heb honderden aanbidders van Shiwa zich in de golven zien storten om er den dood te vinden. Zij, die de wijsheid hier op aarde niet gevonden hadden, zochten de wijsheid hiemamaals en verdronken in het water, zooals Gamba ver- dronk." Met zijn kleine, halfdichtgeknepen oogjes keek hij mij aan alsof hij iets heel onverschil- ligs gezegd had, en ik had er op dat oogen- blik een klein fortuintje voor over gehad, in- dien ik genoeg zelfbeheersching had bezeten om geen verwondering te doen blijken. Maar (Ingez. Med.) zijn in de maatschappt) gegroeid. Laat de Minister daarbij de organisaties van hoofd- arbeiders niet vergeten. Spreker begrijpt de bezwaren der sociaal-democraten. Hij dealt die in principe, maar het is niet mogelijk thans de door hem voorgestelde aanvullingen aan te nemen. Een nauwkeurig onderzoek zou hieraan vooraf moeten gaan. De heer Kuiper (r.k.) stemt principieel In met de strekking van het wetsontwerp. Blij ven organisaties van arbeiders en werkgevers in hun machtsverhoudingen tegenover elkaar staan, dan beteekent dit een gevaarlijke toe- stand. Colleges van overleg als bedrijfsraden zijn daarom van algemeen belong. Voor de overheid is hier een taak. Naar gem eld wordt, is thans bij den Post- cheque- en girodienst de 200.000 rekening- houder ingeschreven. Het is een bewoner van Heemstede, die het gironummer 202855 heeft verkregen. Zooals men begrijpt, vallen door overlijden of andere oorzaken wel een aantal nummers uit, die niet direct door andere rekeninghouders worden overgenomen; vandaar dat men met de num- mering al ver over de 200.000 is. Het num- mer 200000 zelf is onlangs toegekend aan de Rijkspostspaarbank, nadat deze bij de wet haar zelfstandighedd als rechtspersoon had verworven. Het Verbond van Nederlandsche Werk gevers doet in een adres aan de Tweede Kamer „niet voor het behoud van den welstand van het kleine percentage meer gegoeden in gMiffci "&n81%a rv dft'el An het belang van de hankelijke arbeiders" een beroep op ete" vef- tegenwoordigers van het Nederlandsche volk om de regeering in haar financieele politiek thans niet te volgen. Adressant veroorlooft zich in het algemeen als zijn indruk voorop te stellen, dat de regee ring er zich bij het ontwerpen van haar voor- stellen te weinig rekenschap van heeft ge geven, dat deze de tendenz hebben de werk- gelegenheid in Nederland ongunstig te be- invloeden. De ondememers kunnen zich nu eenmaal niet een verstijving van de marktverhoudin- gen veroorloven, zooals ten onrechte de ar- beidersvakbonden wanen, dat wel in hun ver mogen ligt. Wanneer men dan zijn prijzen juist met 10 pet. heeft verlaagd, zal, indien het desbetref- fende artikel onder de weeldeverteringsbelas- ting valt, de prijs daarvan opnieuw met een zelfde percentage ten bate van die belasting worden verhoogd. De weeldeverteringsbelasting acht adr. voor het Nederlandsche bedrijfsleven zeer nood- lottig. MIRY STRAAT 10 - Tel. 194.98 Bestuur: FINOULST I. A. D. KORTRIJK: Leiestraat 48 - Tel. 1139 Vraagt prospectus gratis. (Ingez. Med.) deze toespeling op den dood van Gamba was mij te machtig. Opeens stond mij, het geheele tooneel weer voor den geest aan boord van de ..Empress of India", en scherper dan ooit stond de figuur voor mij van den ondoorgron- delijken Moonah Singh. Ontzet deed ik een stap achteruit. Wist die oude Hindoe dan alles van mijn doen en laten ,,Man, hoe weet je dat?" beet ik hem toe. Hij glimlachte. „Dat lees ik in de koperen schaal," antwoordde hij. „De Sahib is onge twijfeld een man van veel kennis, iemand die veel weet van onze steden en van ons land, van de uiterlijke dingen althans, en die gaarne ook tot het innerlijke zou door dringen. De Sahib heeft ongetwijfeld gehoord en gelezen van de geheimen der koperen schaal, waarin sommige uitverkorenen het verleden en de toekomst zien, maar hij heeft het niet geloofd. Kom in mijn huis en ik zal het u laten zien." Hjj ging mij voor en ik volgde hem. Inder- daad had ik wel eens gehoord van het Indisch goochelstukje om in een schaal met water beelden uit het verleden of de toekomst voor te tooveren, en in sommige romans wordt dit kunstje handig te pas gebracht voor de een of andere verwikkeling; maar ik had er nooit iets van geloofd. Nu zou het mij getoond worden door een man, dien ik nooit van mijn leven had gezien, die mij ook voor het eerst ont- moette en die toch dingen van mij wist, die mij verbaasd deden staan. Amri verzocht mij op een stoel voor de tafel plaats te nemen. Hij sprak verder geen woord, maar ging langzaam op zijn roode muilen naar het groene gordijn, waarachter hij het een en ander zocht. Spoedig kwam hij terug met een grooten, vrij ondiepen koperen schotel van ronden vorm en van Indisch maaksel, van bui ten kunstig met drijfwerk versierd. Het was een mooi stuk werk, en in andere omstandig- heden had ik er misschien een bod naar ge- daan, maar nu was ik te veel in spanning naar hetgeen er gebeuren ging. De oude slofte weer naar zijn gordijn en bracht een roode aarden kruik mee terug, waarvan hij den inhoud lang zaam leegschonk in den koperen schotel. Het was een dunne blauwizwarte vloeistof, maar zeer helder en in den schotel leek het wel inkt, „Zie," zelde hij, „maar als gij iets ziet, kiyk dan niet op, want dan is het visioen verdwe- nen." Hij nam tegenover mij plaats en ik boog mg over de schaal om te kijken. Ik zag niets, maar allengs nam de inktzwarte vloeistof een lichter kleur aan en was het alsof ik in helder, groenachtig water keek, waarvan de bodem niet was te zien. Er kwam een rimpeling en een schaduw over het water, lrjnen en strepen kruisten elkaar en vormden een onduidelijik beeld. „Wat ziet gij?" De beeltenis werd duidelijker en scherper van lijn. Ik zag een witten tulband en daar- onder een gelaat, dat ik kende. „Moonah Singh," antwoordde ik. „,Goed, wat ziet gij nog meer?"' De beeltenis vervaagde, nieuwe figuren vormden zich. ,,Ik zie een spoortrein tusschen de bergen maar ik zie niet duidelijk, het is alsof er een nevel hangt. Nu staat de trein stil te midden van rook en vuur." „En wat verder?" „Het is avond, een heldere sterrennacht. Ik zie een grooten, zwarten berg en beeldhouw- werk als van een tempelpoort. Daarbinnen straalt helder licht, daar beweegt zich een ge- daante, maar ik kan niet onderscheiden wat het is. Het is een vrouw, geloof ik. Het licht verdwijnt, alles wordt donker, nu zie ik niets meer." Amri was opgestaan en strooide een hand- vol wit zand in den schotel. ,,Ik dank den Sahib," zei hij met een diepe buiging, „het ontwaken is nabij." Dat begreep ik niet, want ik was klaar watk- ker; misschien wilde hij er mee zeggen, dat er niets meer voor me te zien was, en dus stond ik ook op, een beetje verbijsterd van het sta ren in den schotel. Wat had ik eigenlijk ge zien? Het beeld van Moonah Singh, maar dat kon een spel der verbeelding, een hallucinatie geweest zijn. En het overige, die spoortrein te midden van rook? Ik vroeg aan Amri de be teekenis." i (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 1