ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN,
De Slapende Boeddha
Eerste Blad.
Naar de binnenkamer.
gentsche autoschool
Autoschool van Gent
No. 8904
VRIJDAG 21 OCTOBER 1932
72® Jaargang.
FEOILLETON
B I N H E N L A K D
van-valkehbup
LEEUWARPEH
DE POSTCHEQUE- EN GIRODIENST.
VERSOBERING STAATSUITGAVEN.
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Uitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag
verkrifgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de nitgave.
DIT BEAD VEBSCHIJNT IEDEBEN MAANDAG-, WOENSDAG- en VBIJDAGAVOND
Het is iets, wat ons alien wel moet op-
valien bij de lezina van de evangelien, zoo
weinig voorschriften als Jezus Christus
zijn jonaeren gegeven heeft. Weinig
voorschriften Laten wij gerust zeggen:
heelemaal geen voorschriften. Dat alles
was opgeheven, het werd alles terugge-
bracht tot een groot hoofdbeginsel, tot het
groot en alles en alien omvattend gebod:
gij zult liefhebben den Heere uwen God
met geheel uw hart en met geheel uwe
ziel en met geheel uw verstand en met al
uw vermogen, en uwen naaste als u zelf
Met groote nauwgezetheid heeft onze
Heiland dit doorgevoerd en volgehouden.
Wij moeten daar vooral niet overheen
zien. Wij zijn er misschien zoo lang-
zamenhand aan gewend geraakt; wij
weten haast niet beter meerj wij zouden
het erg raar vinden, als het anders was;
maar wat is dit toch een ontzaglijke om-
mekeer geweest op geestelijk gebied.
Daar gingen ze: al die geboden en ver-
boden; goed geteld waren er 365 geboden
en dan nog wel 634 verboden, op een na
duizend bij elkaar dus, en die hadden zij
alien zoo prachtig geleerd, en die waren
er bij de menschen ingestampt en inge-
prent, en dat alles werd nu als met een
ruk opzijgeschoven Wij moeten tooh wel
meevoelen, dat dit een groote overaang
eweest is, en wij gaan dan ook een klein
eetje begrijpen, dat heel veel menschen
daar erg veel moeite mee gehad zullen
hebben. Het was een geweldige omme-
keer in hun geheele, goasdienstige leven,
want het was tot nu toe zoo saamgeweven
geweest met hun bestaan, en... zou dat
alles nu opeens weg zijn Dit moet toch
wel een geweldige leegte hebben veroor-
zaakt, en velen zullen zich daar in het be
gin maar moeilijk in hebben kunnen vin
den. In alle mogelijke en onmogelijke ge-
vallen was voorzien, en nu kwam Jezus,
en die schoof dat alles op zijde.
Het zou trouwens voor Jezus zeer wel
mogelijk zijn geweest om den menschen
een heel nieuw stel verordeningen te
even, en ongetwijfeld zouden dan velen
ereid zijn geweest om die dan te gaan
uit- en invoeren, zooals er altijd lieden
klaarstaan, die een of ander nieuw systeem
weer met vreugde begroeten. Maar Jezus
deed dat niet. Hij gaf een model-gebed,
zoo sober en zoo eenvoudig, dat het ons
onmogelijk is er ook maar een woordje uit
weg te laten, en als Petrus graag een
recept wou hebben en dus vroeg, hoe vaak
hij zijn broeder, als die tegen hem gezon
digd had, zou mogen vergeven, en als
Petrus dan misschien dacht, dat hij al heel
ver gegaan was. toen hij meende, dat
't wel zevenmaal zou moeten gebeuren,
stuurde zijn Meester dat alles in de war
door te zeggen: zeventig maal zevenmaal
Toch heeft Jezus Zijn discipelen een
voorschrift gegeven, dat daardoor voor
ons alien wel bizondere beteekenis krijgt
Ten aanzien van het bidden heef^ de
Meester gezegd hoe het niet moest: zij
moesten niet bidden gelijk de geveinsden,
want die plachten gaarne in de synagogen
en op de hoeken der straten staande te
bidden, opdat zij van de menschen moch-
ten worden gezien. Die hadden ,,hun
loon weg", d.w.z.: die hadden hun loon al
beet. Jezus bleef hierbij geheel in de lijn
van wat Hij ook afkeurde ten aanzien van
het aalmoezen-doen en vasten. Ook dht
deden velen in het openbaar en echt met
de bedoeling om te worden opgemerkt en
geprezen, maar dit alles moest geschieden
in het verborgen. Zoo ook net gebed.
Niet, dat het alleen in de binnenkamer, of
alleen an het verboregn behoorde te ge
beuren, neen. Jezus heeft herhaaldelijk ge-
beden in het openbaar, zoo bij het graf
van Lazarus, en aan den Paaschmaaltijd,
en aan het kruis, doch daarnaast heeft de
Meester zeer beslist gesteld de noodzake-
lijkheid van het gebed in de binnenkamer.
Laten wij nu dadelijk een groot be-
zwaar noemen, namelijk dit, dat wij tegen-
woordig eigenlijk geen binnenkamer meer
hebben. Wij leven tegenwoordig veelal
aan de straat, om niet te zeggen: op de
straat. Wij zijn niet meer thuis, en a Is wij
thuiis zijn, dan zijn wij meestal nog niet bij
onszelf. Daar kan over onze tegenwoor-
dige levensmethode eigenlijk geen kwaad
genoeg worden gezegd. Het leven is veel
te druk, veel te genaast en veel te vol.
Hoeveel tijd blijft er ons nog over om dien
aan God te wijden, opzettelijk, en hoeveel
tijd blijft er nog over voor gebed Bezet-
zijn willen wij, het is haast een bezeten-
heid geworden. Wij hebben het alien
druk. Laten wij alleen eens letten op alles
wat dagelijks in onze brievenbus wordf
geduwd aan dag- en weekbladen, vakbla-
den en maandschriften Dat moet dan
toch worden doorgezien en minstens be-
keken. Daarbij komen dan allerlei ver-
gaderingen en samenkomsten, in een aan-
tol zoo ururn, Uai WIJ tujna mum
thuis zijn. Men zorgt er wel voor, dat alle
eenheid wegraakt uit ons leven, alle band
uit ons gezin, en alle rust uit ons bestaan.
Voor de binnenkamer hebben wij geen
tijd meer.
Wat nog erger is: Wij hebben geen
binnenkamer meer. Als we nog kans had
den om een binnenkamer te houden, dan
komen daar bij velen de telefoon en de
radio, en dan is het wel heelemaal mis.
Zoo gaat ons geestelijk leven al meer
kwijnen. Wel tracht men dit tekort op
allerlei wijzen aan te vullen: door kerk-
diensten of andersoortige samenkomsten,
maar voor een werkelijk opbloeien van het
geestelijk leven is alleen iets te verwach-
ten van de stilte en de eenzaamheid. Door
Markus is ons een praohtige gelijkenis
medegedeeld, die de andere evangelisten
niet 'hebben: die van het zelfgroeiende
zaad, van den man, die zijn zaad in de
aarde wierp, en voorts sliep en opstond,
nacht en dag; en het zaad sproot uit en
werd lang, dat hij zelf niet wist hoe.
Al dat geestelijke stroomen en forceeren
en jagen en opjagen, neen, daat zit het
niet in; er is maar een middel: ga in uwe
binnenkamer.
En als wij nu geen binnenkamer heb
ben Dan moeten wij er een maken.
Jezus stelt dit immers zeer beslist: wij
moeten in de binnenkamer. Verder gaf
Hij geen enkele bepaling over duur of tijd,
doch alleen maar dit eene: wanneer gij
bidt, ga in uwe binnenkamer, en sluit de
deur. Wij moeten dus een binnenkamer
maken, en daar bidden onzen Vader, die
in het verborgen is.
Wij lazen onlangs een prachtig stuk
van den bekenden Vinet. Het is getiteld:
,,De eenzaamheid, den predikant aanbe-
volen". Vinet behandelt dit onderwerp
echter niet alleen zoo. dat predikanten er
iets aan hebben. Hij gaat uit van een
tekst, waar staat, dat Jezus op den berg
klom om te bidden. En (volgt er dan):
,,als het nu avond geworden was, zoo was
Hij daar alleen". Dus had Jezus zelf ook
behoefte aan gebed, en kon Hij die tijden
niet missen, Zou het dan met ons anders
zijn
Vooral tegenwoordig, ibij de zware
tijden, die ae wereld doormaakt, is het
noodig, dat wij alle dingen brengen tot
God. Men kan het aan alle zijden hooren:
men wil z'n hart eens luchten, z'n nooden
eens uitklagen, zijn smart eens uitschreien,
zijn zonden belijden. maar dan bij Een,
die luistert en begrijpt, en die niet verwijt.
De meeste menschen hebben geen oor
voor ons. Zij zijn veel te veel met zich-
zelf bezig, zij hebben voor ons geen tijd.
Dat heeft Jezus zelf ook ondervonden,
toen Hij het Zijn jongeren eens een keer
vroeg om bij en met Hem te waken. Zij
konden het toen niet eens wakker houden.
Daarom laten wij maar van de menschen
afzien. Laten wij gaan in onze binnen
kamer en de deur sluiten en bidden onzen
Vader, die in het verborgen is. Hij luis
tert wel, Hij verstaat ons, Hij heeft den
tijd, alien tijd voor ons. Hij ziet in het
verborgen, Hij weet het, Hij weet het
alles. En toch wil Hij, dat wij het zullen
zeqqen. Pas als wij "fclH
£,tjn wij nci ivw-ijt. o'n is het an nem,
en ligt het voor Zijn verantwoording.
Maar het is een durf en een waag.
Want wij komen dan alleen te staan.
Tooh is dit het heerlijke: Hij is onze
Vader. Hij kent ons door-en-door, wij
behoeven niets voor Hem te verbergen.
Dat kan niet, dat lukt niet. Maar... Hij
is onze Vader. Hij weet, wat maaksel wij
zijn. Hij ziet ons aan in den Zoon Zijner
liefde. Zoo als Zijn Zoon ons aanzag,
zoo ziet ook Hij, de Vader, ons aan.
Laten wij dan maar alles zeggen, heel
rustig en vertrouwelijk, laten wij alles uit
klagen en uitsnikken. Nu behoeven wij
ook niet onze tranen te verbergen. Wij
zijn immers alleen; de deur is dicht. En
het Vaderhart staat wijd open. Ik weet
niet, hoe lang wij in de binnenkamer zul
len blijven; daar staat geen tijd voor, maar
BESTUURDER: R. MORTIER
Lange Meire, 2 (Router) Gent
Telefoon: 19393
Dag-, avond-, Zondaglessen, gekend voor
degelijk "en voll. onderricht. Zondagleer-
gang te Selizaete: Zaal Gaumont, Markt.
(Ingez. Med.)
deze minuten zijn eeuwigheden, omdat wij
bij God zijn.
Wij blijven er niet. Wij kunnen en
mogen er niet blijven. Het leven roept
weer. Er is waarschijnlijk ook al eens
door deze of gene aan de deur van onze
binnenkamer geklopt en gedraaid aan de
knop van de deur. Men wil weer bij ons
worden binnengelaten, men heeft ons weer
noodig. Straks openen wij de deur weer
en komen dan in het voile leven terug.
Maar toch zijn wij dan anders geworden.
Wij zijn dan gesterkt, verkwikt, bemoe-
digd, getroost. Nu zal ook openbaar wor
den wat eerst in de vertrouwelijke geheim-
zinnigheid van de binnenkamer werd ver-
kregen. Het zal aan ons te merken zijn.
Precies als na een fijne vacantie. Die
hoeft heusch niet zoo lang geduurd te
hebben, maar als wij dan maar eens even
in een ander klimaat hebben vertoefd, een
berg hebben gezien of een heuvelrij, een
mooi bosch of een stuk hei, of een breede
rivier of een zuivere beek. Daar blijft al
tijd iets van achter. En dan dit: in Gods
nabijheid geweest te zijn Dat is zeker
een ander klimaat Daar zijn bergen van
recht, en heuvels, die vrede dragen. Daar
is een woud, waar de boomen de handen
samenklappen, daar is een breede rivier
Gods, vol water. Daar is de reine, fijne
lucht van Gods genade, de krachtgevende
aroma van Zijn gunst, daar staren wij
naar de duizelingwekkende hoogte van
Zijn macht en in de onpeilbare diepte van
Zijn ontferming. Zou daar niets van ach-
terblijven Zou daar niets van te merken
zijn straks ook in ons heele wezen en zijn,
en op ons gelaat
Jezus zei: Uw Vader, die in het ver
borgen ziet, zal het u in het openbaar ver-
gelden. Dat wil dit zeggen, dat dan naar
buiten openbaar zal worden, wat wij in
de binnenkamer hebben beleden en ge-
beden.
na "i*s onze, dat
wil zeggen: Gods kracht.
Onze zonden blijven binnen wat
naar buiten openbaar wordt, is onze, dat
wil zeggen: Gods heiligheid.
Onze droefenis blijft binnen wat
naar buiten openbaar wordt, is onze, dat
wil zeggen: Gods blijdschap.
Daarom: gaat in uwe binnenkamer
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
De heer v. d. Bilt (r.k.) vraagt, of het dezer
dagen te verwachten ontwerp inzake steun
aan den groven tuinbouw nog deze week in
de afdeelingen kan worden onderzocht.
De voorzitter zegt geen toezegging te kun
nen doen.
Voortgezet wordt de beiaadslaging over bet
wetsontwerp tot instelling van bedrijfsraden.
De heer Joeikes (v.d.) bespreekt de grond-
gedaohte van de bedrijfsorganisatie. Bij haar
bemoei'ing in sociaal-oeconomische aangele-
genheden heeft de'overheid steeds gebruik ge-
maakt van organisaties uit het bedrijfsleven.
Dit ontwerp is met deze grondgedachte in
overeenstemming.
De organisaties, die worden aangewezen om
de leden van den bedrijfsraad te benoemen,
door
F. J. A. L. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
14)
(Vervolg.)
ik had mij voorgenomen mijn vriend gezei-
schap te houden, maar daar wilde hij niet van
weten ,„en", zei hij, ,,ik zou ook niet kunnen
slapen, als jij daar voor mijn plezier op de
kamer zit. Ga je boodschappen doen, dan ver-
letten we niets, en ik ben beter als je terug-
komt."
Een kwartier later bracht een auto mij naar
een der groote Engelsche importhuizen van
Benares. Onze besprekingen waren spoedig
afgeloopen om de eenvoudige reden, dat er
geen kans bestond om zaken te doen, en zoo
verging het mij ook op het volgende kantoor,
dat niet ver daarvandaan was gelegen. Beide
firma's hadden hun eigen inkoopers in Europa
en hielden er een systeem van werken op na,
dat ons als tusschenpersoon volmaakt over-
bodig maakte. Ik hield me dus niet 1 anger
op dan noodig was en besloot een kijkje te
gaan nemen in deze vreemde stad.
Nergens ter wereld treedt het godsdienstig
leven der Hindoe's zoo sterk op den voorgrond
als in het heilige Benares, en nergens is hun
heilige stroom, de Ganges, zoo heilig als daar.
Een reeks van tempels strekt zich kilometers
ver uit langs de oevers der rivier; marmeren
treden leiden naar het heilige water, en op die
trappen zitten duizenden, neen tienduizenden
mannen, vrouwen en kinderen te bidden en te
wachten op hun beurt om af te kunnen dalen
in de afgepaalde ondiepten van den stroom.
te drinken van het vuile troebele water en er
in te baden. Zij zitten daar uren en uren
biddend en zingend in de brandend heete zon,
eenigermate beschut door reusachtige zonne-
schermen van verschillende kleur, die vreemd
en grillig afsteken bij het overheerschend wit
der kleeding en het grijs der gebouwen.
Belangstellend had ik een tijd het voor mij
zoo vreemde gedoe gadegeslagen. Het was
zeer warm dien dag, de hitte begon mij te hin-
deren en ik besloot de tram te nemen om naar
mijn hotel terug te keeren en te zien hoe het
met Alfred ging. Om aan de tram te komen
moest ik een niet al te lange, vrij nauwe
straat door met bijna huis aan huis winkel-
tjes, die door inlanders werden gehouden, en
waar het bijna donker was onder de dichte
luifels, die de heele straat overspanden.
Geen stap kon ik doen zonder te worden
aangeroepen door de verkoopers, die mij hun
waren aanboden: heerlijke vruchten, rijke
shawls, Indische stoffen, wapens, schoeisel en
wat al niet. Ik had al geleerd op die ver-
lokkende aanbiedingen geen acht te slaan,
want als men eenmaal naar zoo'n man luis
tert, is men er nog niet van af, en ik drentel-
de langzaam verder, kijkend naar de uitstal-
lingen en mij verder storend aan niets. Ruim
halverwege de straat werd ik staande gehou
den door een stokouden Hindoe met een langen,
grijzen baard en een zeer eerbiedwaardig uiter-
lijk. 's Mans gelaat was een en al rimpel; zijn
te breede neus en wat scheeve mond maakten
hem bepaald leelijk, maar zijn oogen onder
de ruige wenkbrauwen keken mij goedig en
vriendelijk aan.
„Wil de Sahib niet bij mij binnenkomen
vroeg hij, op de openstaande deur van zijn
huisje wijzend met een bruine magere hand,
die veel weg had van den klauw van een
vogel.
Onwillekeurig keek ik naar binnen. Het was
een vrij ruime, vierkante kamer met een uit
leem aangestampten vloer, en er stond letter-
lijk niets in dan een kleine tafel en twee stoe-
len; aan den wand tegenover de straatdeur
was een eiken plank gespijkerd, waarvoor een
vuil groen gordijn hing.
Vermoedelijk had ik te doen met een waar-
zegger of zoo iemand, en zonder hem antwoord
te geven wilde ik verder gaan. Maar dat was
niet naar den zin van den oude. Druk gesticu-
leerd herhaalde hij zijn vraag. ,,De Sahib is
uit een ver land," zei hij, „hij is geen Engelsch-
man, al gaat hij ook als een Engelschman ge-
kleed. De Sahib wil de wonderen van Indie
zien, maar hij zal ze niet zien, als hij niet bij
mij is binnen geweest."
Die oude baas scheen scherpe oogen te heb
ben en een goede opmerkingsgave, om in mij
aanstonds een niet-Engelschman te onderken-
nen. Maar wat kon hiji me laten zien in zijn
leeg huis? En op wat voor afzetterij zou het
ten slotte uitloopen?
Hij scheen mijn gedachten te raden. „Ik ben
geen waarzegger, geen slangenbezweerder of
toovenaar," hernam hij. „Als ik u in mijn
woning verzoek, is dat natuurlijk geheel kos-
teloos. Maar wat ik u daar toonen zal, zal nie-
mand in heel Benares u kunnen laten zien."
Dit had wel iets van opschepperij. ,,Ik heb
geen tijd," antwoordde ik, „ik moet gaan."
De oude man schudde het hoofd. „De Sahib
hoeft zich niet te haasten; uw vriend is beter,
en als hij nog ziek was, zou ik hem wel kun
nen genezen, maar dat hoeft niet meer.
Toen hij deze woorden sprak, was het alsof
ik een schok kreeg. Wat wist die oude van
mij?
„Amri is een wijs man," zei hij op mijn on-
uitgespt*ken vraag. „Toen de Sahib nog niet
geboren was, had ik al een menschenleven ge-
leefd aan dezen heiligen stroom en de woor
den ingedronken, die uit den mond kwamen
van de leeraars van mijn volk. De een ziet
veel, een ander ziet meer; zoo is het ook met
het beizit der wijsheid van het heden en van
de toekomst. Daar straks hebt u de menschen
zich rustig zien baden in de rivier, maar ik heb
honderden aanbidders van Shiwa zich in de
golven zien storten om er den dood te vinden.
Zij, die de wijsheid hier op aarde niet gevonden
hadden, zochten de wijsheid hiemamaals en
verdronken in het water, zooals Gamba ver-
dronk."
Met zijn kleine, halfdichtgeknepen oogjes
keek hij mij aan alsof hij iets heel onverschil-
ligs gezegd had, en ik had er op dat oogen-
blik een klein fortuintje voor over gehad, in-
dien ik genoeg zelfbeheersching had bezeten
om geen verwondering te doen blijken. Maar
(Ingez. Med.)
zijn in de maatschappt) gegroeid. Laat de
Minister daarbij de organisaties van hoofd-
arbeiders niet vergeten. Spreker begrijpt de
bezwaren der sociaal-democraten. Hij dealt
die in principe, maar het is niet mogelijk
thans de door hem voorgestelde aanvullingen
aan te nemen. Een nauwkeurig onderzoek
zou hieraan vooraf moeten gaan.
De heer Kuiper (r.k.) stemt principieel In
met de strekking van het wetsontwerp. Blij
ven organisaties van arbeiders en werkgevers
in hun machtsverhoudingen tegenover elkaar
staan, dan beteekent dit een gevaarlijke toe-
stand. Colleges van overleg als bedrijfsraden
zijn daarom van algemeen belong. Voor de
overheid is hier een taak.
Naar gem eld wordt, is thans bij den Post-
cheque- en girodienst de 200.000 rekening-
houder ingeschreven.
Het is een bewoner van Heemstede, die het
gironummer 202855 heeft verkregen. Zooals
men begrijpt, vallen door overlijden of andere
oorzaken wel een aantal nummers uit, die niet
direct door andere rekeninghouders worden
overgenomen; vandaar dat men met de num-
mering al ver over de 200.000 is. Het num-
mer 200000 zelf is onlangs toegekend aan de
Rijkspostspaarbank, nadat deze bij de wet
haar zelfstandighedd als rechtspersoon had
verworven.
Het Verbond van Nederlandsche Werk
gevers doet in een adres aan de Tweede Kamer
„niet voor het behoud van den welstand
van het kleine percentage meer gegoeden in
gMiffci "&n81%a rv dft'el An het belang van de
hankelijke arbeiders" een beroep op ete" vef-
tegenwoordigers van het Nederlandsche volk
om de regeering in haar financieele politiek
thans niet te volgen.
Adressant veroorlooft zich in het algemeen
als zijn indruk voorop te stellen, dat de regee
ring er zich bij het ontwerpen van haar voor-
stellen te weinig rekenschap van heeft ge
geven, dat deze de tendenz hebben de werk-
gelegenheid in Nederland ongunstig te be-
invloeden.
De ondememers kunnen zich nu eenmaal
niet een verstijving van de marktverhoudin-
gen veroorloven, zooals ten onrechte de ar-
beidersvakbonden wanen, dat wel in hun ver
mogen ligt.
Wanneer men dan zijn prijzen juist met 10
pet. heeft verlaagd, zal, indien het desbetref-
fende artikel onder de weeldeverteringsbelas-
ting valt, de prijs daarvan opnieuw met een
zelfde percentage ten bate van die belasting
worden verhoogd.
De weeldeverteringsbelasting acht adr. voor
het Nederlandsche bedrijfsleven zeer nood-
lottig.
MIRY STRAAT 10 - Tel. 194.98
Bestuur: FINOULST I. A. D.
KORTRIJK: Leiestraat 48 - Tel. 1139
Vraagt prospectus gratis.
(Ingez. Med.)
deze toespeling op den dood van Gamba was
mij te machtig. Opeens stond mij, het geheele
tooneel weer voor den geest aan boord van de
..Empress of India", en scherper dan ooit
stond de figuur voor mij van den ondoorgron-
delijken Moonah Singh. Ontzet deed ik een
stap achteruit. Wist die oude Hindoe dan alles
van mijn doen en laten ,,Man, hoe weet je
dat?" beet ik hem toe.
Hij glimlachte. „Dat lees ik in de koperen
schaal," antwoordde hij. „De Sahib is onge
twijfeld een man van veel kennis, iemand die
veel weet van onze steden en van ons land,
van de uiterlijke dingen althans, en die gaarne
ook tot het innerlijke zou door dringen. De
Sahib heeft ongetwijfeld gehoord en gelezen
van de geheimen der koperen schaal, waarin
sommige uitverkorenen het verleden en de
toekomst zien, maar hij heeft het niet geloofd.
Kom in mijn huis en ik zal het u laten zien."
Hjj ging mij voor en ik volgde hem. Inder-
daad had ik wel eens gehoord van het Indisch
goochelstukje om in een schaal met water
beelden uit het verleden of de toekomst voor
te tooveren, en in sommige romans wordt dit
kunstje handig te pas gebracht voor de een of
andere verwikkeling; maar ik had er nooit iets
van geloofd. Nu zou het mij getoond worden
door een man, dien ik nooit van mijn leven
had gezien, die mij ook voor het eerst ont-
moette en die toch dingen van mij wist, die
mij verbaasd deden staan.
Amri verzocht mij op een stoel voor de tafel
plaats te nemen. Hij sprak verder geen woord,
maar ging langzaam op zijn roode muilen naar
het groene gordijn, waarachter hij het een en
ander zocht. Spoedig kwam hij terug met een
grooten, vrij ondiepen koperen schotel van
ronden vorm en van Indisch maaksel, van bui
ten kunstig met drijfwerk versierd. Het was
een mooi stuk werk, en in andere omstandig-
heden had ik er misschien een bod naar ge-
daan, maar nu was ik te veel in spanning naar
hetgeen er gebeuren ging. De oude slofte weer
naar zijn gordijn en bracht een roode aarden
kruik mee terug, waarvan hij den inhoud lang
zaam leegschonk in den koperen schotel. Het
was een dunne blauwizwarte vloeistof, maar
zeer helder en in den schotel leek het wel inkt,
„Zie," zelde hij, „maar als gij iets ziet, kiyk
dan niet op, want dan is het visioen verdwe-
nen."
Hij nam tegenover mij plaats en ik boog mg
over de schaal om te kijken. Ik zag niets,
maar allengs nam de inktzwarte vloeistof een
lichter kleur aan en was het alsof ik in helder,
groenachtig water keek, waarvan de bodem
niet was te zien. Er kwam een rimpeling en
een schaduw over het water, lrjnen en strepen
kruisten elkaar en vormden een onduidelijik
beeld.
„Wat ziet gij?"
De beeltenis werd duidelijker en scherper
van lijn. Ik zag een witten tulband en daar-
onder een gelaat, dat ik kende. „Moonah
Singh," antwoordde ik.
„,Goed, wat ziet gij nog meer?"'
De beeltenis vervaagde, nieuwe figuren
vormden zich. ,,Ik zie een spoortrein tusschen
de bergen maar ik zie niet duidelijk, het is
alsof er een nevel hangt. Nu staat de trein
stil te midden van rook en vuur."
„En wat verder?"
„Het is avond, een heldere sterrennacht. Ik
zie een grooten, zwarten berg en beeldhouw-
werk als van een tempelpoort. Daarbinnen
straalt helder licht, daar beweegt zich een ge-
daante, maar ik kan niet onderscheiden wat
het is. Het is een vrouw, geloof ik. Het licht
verdwijnt, alles wordt donker, nu zie ik niets
meer."
Amri was opgestaan en strooide een hand-
vol wit zand in den schotel. ,,Ik dank den
Sahib," zei hij met een diepe buiging, „het
ontwaken is nabij."
Dat begreep ik niet, want ik was klaar watk-
ker; misschien wilde hij er mee zeggen, dat er
niets meer voor me te zien was, en dus stond
ik ook op, een beetje verbijsterd van het sta
ren in den schotel. Wat had ik eigenlijk ge
zien? Het beeld van Moonah Singh, maar dat
kon een spel der verbeelding, een hallucinatie
geweest zijn. En het overige, die spoortrein te
midden van rook? Ik vroeg aan Amri de be
teekenis."
i (Wordt vervolgd.)