'Was het maar zoo, zegt spreker, maar deze
behoort nog in geenen deade tot de gemeen-
schap der S.D.A.P. al hoopt men dat van de
leden m de toekomist. Zooals het is bjj de
•ehriatelijke jeugdgroepen is het ook bij de
Roomsch-Kstholieken, ook dat schoolbestuur
kan onigelimiteerd sohoollokalen ter beschik
king stellen. AUeen wij zegt spreker zijn
overal van buiten gesloten, wij hebbein over
onze scholen niets te vertellen.
Hij zelf staat daaromtrent tegenover ande
ren op een tegemoetkomend standpunt. Hij
verwijst daartoe naar het besluit betreffende
de rijvereeniging, die wel de beschikking over
een schoollokaal kreeg, en dat feitelijk een
Oranjavereeniging is, aangezien dat nog een
overblijfsel is van de oude eerewacht, al is het,
dat deze zich nu heeft aangesloten biji de win-
keliersvereeniging, om de winkelweek op te
Inisteren.
Fin toen door het Mannenkoor de kopschool
ge'vraagd werd voor repetities voor een poli
ticise demonstratie heeft spreker er aan mede-
gewerkt dat het geld dat als huur moest be-
taald worden is teruggegeven. Nu men van de
zijde van sprekers fractie komt, wordt men
afgewezen. De patronen der burgerwacht be-
hooren ook niet in de kopschool te worden ge-
borgen en toch is dat geschied. Daar zouden
zelfs nog ongelukken uit kunnen voortkomen.
Hij betoogt, dat men zich in gevallen als het
aan de orde zijnde niet moet laten leiden door
haat tegen de S.D.A.P. Wanneer zij iets vra-
gen, wordt dat hot afgewezen. Dat grieft hem
ontzettend en hij heeft nog hoop, dat de meer-
derheid van den raad, zonder haat, op grond
van het door hem aangevoerde, het adres als-
nog in goede overweging zal nemen.
De heer DE BARKER geeft te kennen, dat
er voor de redeneering van den heer Van
Driel, voor wat betreft het gebruik van scho
len door andere gezindten, wel iets waars zit.
Bij hem bestaat er echter wel bezwaar een j
schoollokaal af te staan voor dansen. Als het
voor gymnastiekonderwijis was geweest, was
het iets anders. Dat een school voor groeps-
dansen zou worden beschikbaar gesteld is iets
waartegen spreker moet opkomen. Tegen een
gebruik voor gymnastiek zou hij geen bezwaar
hebben.
De heer VAN DRIED vermeent dat tegen
die groepsdansen, welke de A. J. C. beoogt,
geen bezwaar kan bestaan. Dat zijn verrich-
tingen die ongeveer overeenkomen met de
dansen die de kinderen uibvoerden die in de
winkelweek het Neuzengebak aanboden.
De heer CODSEN: Als ze willen verklaren,
dat het anders niet is, dan ben ik er ook voor
te vinden een lokaal te geven.
De heer VAN DRIEL geeft nader te ken
nen, dat het in geen geval de bedoeling is,
dansen aan te leeren of uit te voeren zooals
men dat in de dranklokalen doet, want die
leenen zich niet voor cultureel werk. Aange
zien de jeugdgroep niet beschikt over de
noodige toestellen voor gymnastiek, moet men
zich bepalen tot rythmische dansen en spelen.
De heer DE JONGE vraagt, of het juist is,
dat de Vrijwillige Burgerwacht in de kop
school oefent.
De VOORZITTER: Die komt daar niet in.
Met betrekking tot het adres is de kwestie
deze, dat burgemeester en wethouders met
hun voorstel analoog aan een ander verzoek
handelen. Er is indertijd ook door den heer
Van Dijike ten behoeve van jeugdwerk een
lokaal gevraagd en dat verzoek is ook gewei-
gerd. Wat de Rijvejreeniging betreft, deze
oefent op Zaterdagnamiddag en daardoor heb
ben burgemeester en wethouders de zekerheid,
dat het lokaal tijdig kan gereinigd worden,
v6or het voor onderwijsdoeleinden moet ge-
bruikt worden, en de ervaring heeft geleerd,
dat men daarop niet steeds vertrouwen kan,
wanneer een schoollokaal kort na gebruik
voor andere doeleinden weer voor het onder-
wijs moet worden gebruikt. In dit geval heb
ben burgemeester en wethouders gemeend het
verzoek te moeten weigeren, omdat het ook
vroager aan een ander is geweigerd. En hier
kwam dan bij dat het is voor de A. J. C., een
opvoedinigsinstituut van de S. D. A. P. dus
voor een politieke partij, terwijl het andere
was voor een weliswaar van Hervormden uit-
gaande vereeniging, maar die geen politiek
doel beoogt.
De heer DE JONGE: Dat zou ik anders
zoo maar laten!
De heer HAMELINK zou daarover met den
voorzitter wel eens willen debatteeren.
De VOORZITTER: In elk geval, de heer
Van Dijke heeft toen het lokaal niet gekregen
en heeft daarin op andere wijze moeten voor-
zien. De A. J. C. zal denzelfden weg op moe
ten gaan, en zal eveneens moeten trachten
voor hun groep een eigen lokaal te stichten.
De heer VAN DRIEL: We hopen ook zoo
spoedig mogelijk daartoe over te gaan, er
wordt reeds in die richting gewerkt. We zou
den dan ook nog alleen tijdelijk een lokaliteit
noodig hebben.
De VOORZITTER wijst er op, dat de heer
Van Driel nog sprak van teruggegeven geld,
voor gebruik der kopschool; aan spreker is
daarvan niets bekend.
De heer DE JONGE, die bij dat gebruik der
kopschool voor zanguitvoeringen betrokken
was, weet ook niets van teruggegeven geld,
dan alleen een waarborgsom van 10,
De heer VAN DRIEL houdt vol, dat hier
toch een besluit tot teruggaaf van geld geno-
men is; dan zou het niet zijn uitgevoerd.
De heer SOHEELE wil nog even er op
wijzen, dat de heer Van Driel zinspeelde op
buren van het lokaal ,,Ons Huis", die invloed
zouden hebben aangewend om het gebruik
aan de A. J. C. te doen opzeggen. Dat zou
op buitenstaanders den indruk kunnen wek-
ken, dat spreker, als buurman, daarbij be
trokken was. Hij wil daarom wel meedeelen
dat hij die zaak naast zijn deur heeft gehad
en dat het er nogal eens rumoerig kon zijn,
maar dat veroorzaakt altijd rumoer. Als kin
deren op een houten vloer loopen of springen
kan dat niet zonder rumoer geschieden, dat
zal altijd last veroorzaken voor de buren. Hij
heeft echter geenszins op het opzeggen dier
huur invloed uitgeoefend.
En wat nu de zaak zelf betreft, heeft, naar
zijn meening, de gemeente zich te onthouden
steun te verleenen, indien eenige groep of
vereeniging uitgaat van een bepaalde politieke
richting. Laat men dan daarvoor een eigen
gebouw stichten.
De heer DE BARKER merkt op, dat dit
laatste voor die groep niet zoo gemakkelijk
zal vallen en vraagt, of het voor burgemeester
en wethouders alsnog niet mogelijk zou zijn
om hiervoor met de S.D.A.P. tot een vergelijk
te komen.
De heer SCHEELE: Stel dan jullie Patro-
naatsgebouw disponibel, dan zijn ze direct
klaar!
De heer DE BARKER: Ja, dat is nu juist
wat de heer Van Driel zegt, over zulke ge-
legenheden hebben zij geen beschikking.
De heer VERLINDE wil motiveeren waar-
om hij voor afwijzing van het adres zal stem-
men. Hij doet dit niet als liberaal, omdat
het gericht zou zijn tegen een andere politieke
partij, doch omdat hij het persoonlijk erger-
lijk vindt, dat men maar in steeds toenemen-
de mate de bokken van de schapen gaat
scheiden, en de kinderen reeds op jeugdigen
leeftijd van elkaar worden afgetrokken. Hij
acht dat een onjuiste opvoedmethode.
De heer COLS EN is ook van meening, dat
er in het betoog van den heer Van Driel wel
iets zit dat toegestemd moet worden, n.l. dat
er door de christelijke en katholieke jeugd-
vereenigingen gebruik kan gemaakt worden
van schoollokalen hunner richting, al is het
nu juist niet precies altijd voor onderwijsdoel
einden, en dat anderen daarvan verstoken
zijn. Hij vraagt daarom ook, of niet, al was I
het dan voor enkele maanden een lokaal zou
kunnen worden beschikbaar gesteld.
Het voorstel van burgemeester en wethou
ders wordt aangenomen met 8 tegen 6
stemmen.
Voor stemmen de heeren Geelhoedt, Scheele,
De Jonge, Verlinde, Van Aken, De Bruijn,
Van Cadsand en Huijssen; tegen stemmen de
heeren De Bakker, Colsen, Van Driel, Van
den Bulck, Van Doeselaar en Hamelink.
6. Leggen, van buizen in gemeentegrond.
a. Door Aug. Verstraeten wordt verzocht
hem vergunning te verleenen voor het leggen
en hebben van 3 buizen door de Stations-
straat, zooals die op de bij het verzoek over-
gelegde teekening zijn aangegeven.
De te leggen buizen zijn noodig voor de
aanvoer van petroleum en benzine, te betrek-
ken van uit de wagontanks van de spoorweg-
maatschappij MechelenTer Neuzem, naar
ondergrondsche tanks in zijn terrein aan de
Stationsstraat. De buizen hebben een middel-
lijn van ten hoogste 10 c.M. en komen met de
bovenzijde ten minste 0,70 M. onder de kruin
van den straatrweg te liggen.
Burgemeester en wethouders stellen voor
het verzoek in te willigen, onder voorwaarde:
1. de vergunning wordt tot wederopzeg-
ging verleend aan adressant en zijn recht-
verkrijgenden
2. de buisleidingen moeten minstens 0,70
onder den beganen grond gelegd worden;
3. direct na het leggen van de buizen moet
de gegraven sleuf met grond of zand, behoor-
lijk vast aangestampt, worden aangevuld;
4. voor het herstellen en onderhouden der
opgebroken bestrating op gemeentegrond, be-
taalt verzoeker voor den aamvang der werk-
zaamheden, een bedrag van f 5, ten kantore
van den gemeenteontvanger;
5. de door den gemeentebouwmeester
noodig geoordeelde waarschuwingsborden en
afsluitingen moeten tijdig door- of van wege
verzoeker worden geplaatst en moeten gedu-
rende den nacht behoorlijk worden verlicht;
6. met de eigenaren der daar ter plaatse
in den grond liggende kabels en gasbuizen zal
v66r het leggen overleg moeten worden ge-
pleegd, terwijl met eventueele wenschen van
die eigenaren rekening moet worden gehou-
den;
7. de houder dezer vergunning vrijiwaart
de gemeente Ter Neuzen voor alle aanspra-
ken van en moeilijkheden met derden en voor
alle schade welke het gevolg kunnen zijn van
het hebben van deze buisleidingen;
8. aan den gemeente-bouwmeester moet
kennis gegeven worden wanneer met het leg
gen van deze buisleidingen een aamvang zal
worden gemaakt, onder overlegging van de
kwitantie waaruit blijkt, dat het bedrag voor
het herleggen en onderhouden der bestrating
op gemeentegrond is betaald;
9. ter erkenning van het eigendomsrecht
der gemeente op den grond waarin deze buis
leidingen zijn gelegd, betaalt verzoeker of
betalen zijne rechtverkrijgenden voor het eerst
voor de vergunning wordt uitgereikt, en ver-
der elk jaar voor den 31 December eene
retributie van 1 ten kantore van den ge-
meente-ontvanger.
b. Van den heer M. Hartog is een verzoek
ingekomen om hern vergunning te verleenen
voor het leggen en hebben van een pijpleiding
van af zijn hotel in de Nieuwstraat tot op het
terrein van de Genie, voor het trekken van
water uit een regenbak van het Arsenaal,
waarover hij de beschikking heeft verkregen.
Burgemeester en wethouders stellen voor
hem onder ongeveer gelijkluidende voorwaar-
den vergunning te verleenen.
De bovenkant der pijpleiding mag nergens
minder dan 0,75 M. en niet meer dan 1 M.
beneden den bovenkant der straat liggen.
Voor het herleggen en onderhouden der opge
broken bestrating moet een waarborg van
10 ten kantore van den gemeente-ontvan-
ger worden gestort en ter erkenning van het
eigendomsrecht der gemeente van den grond
waardoor de pijpleiding wordt gelegd, moet
voor het eerst voor de vergunning wordt uit
gereikt en voorts elk jaar v66r den len
December eene retributie van f 1 worden be
taald.
De heer DE BAKKER vraagt of de gemeente
door de gestelde voorwaarden wel voldoende
gedekt is tegenover derden, die vooral daar
in de Nieuwstraat telefoonkabels en gasbui
zen hebben liggen.
De VOORZITTER vermeent, dat de ge
meente door de gestelde voorwaarden daar-
tegen voldoende is gewaarborgd en dat ook
derden die er belang bij hebben hierdoor vol
doende gewaarborgd zijn.
De heer DE BARKER wil er het beste van
hopen.
De voorstellen worden met algemeene stem-
men aangenomen.
7. Verzoek tot het aanleggen van riolee-
ring te Driewegen.
Burgemeester en wethouders schrijven het
volgende
In uwe vergadering van den 30 Juni j.l. werd
besloten in onze handen te stellen om bericht
en raad, het adres van het bestuur der buurt-
vereeniging Driewegen, houdende verzoek een
hoofdriool te leggen ten behoeve van den af-
voer van het overtollige regenwater naar de
uitwateringssloot in den Zeven Triniteits-
polder.
Uit het bij de raadsstukken overgelegd
rapport, dat omtrent dit adres door den ge
meente-bouwmeester is uitgebracht, zal U
blijken, dat inwilliging van het verzoek inder-
daad eene verbetering voor de betrokken per-
ceelen zou beteekenen.
Wanneer echter tot uitvoering van dit werk
werd overgegaan, onder dezelfde voorwaarden
ols in 1931 achter dan Baandijk ds geschied,
zou daarmede een uitgaaf van pl.m. 400
gemoeid zijn en zooals reeds eerder onder
uwe aandadht gebracht is, gedoogen de ge-
meente-financien, zoolang de huidige crisis
aanhoudt, geen enkele buitengewone uitgaaf.
Wij zien ons daarom genoodzaakt U voor
te stellen, vooralsnog niet over te gaan tot
inwilliging van het verzoek, maar het aan
te houden, tot betere tijdsomstandigheden
zullen zijn aangebroken.
Uit het overgelegd rapport van den ge
meentebouwmeester blijkt het volgende:
Door plaatselijk onderzoek is hem gebleken
dat het regenwater van den oprit, nabij den
Hoogen Dijk te Driewegen, dikwijls naar de
daaraan grenzende woningen en op de daarbij
behoorende erven loopt.
De vloeren van eenige woningen iiggen on
geveer 50 a 60 c.M. beneden de kruin van den
voorliggenden weg en sommige erven bij deze
woningen liggen nog lager dan de aangren-
zende grond.
Vroeger kon dit regenwater worden afge-
voerd door eene sloot, maar deze is door den
eigenaar daarvan geheel aangevuld.
Bedoelde woningen zijn vroeger, ten opzichte
van den aangrenzenden grond, te laag ge-
bouwd.
Door het leggen van een hoofdriool c.a.
naar de poldersloot kan deze toestand wel
eenigszins worden verbeterd.
Evenals bij het leggen van een riool achter
den Baandijk in 1931, moeten de belangheb-
benden te Driewegen zich dan ook schriftelijk
verbinden het benoodigde grondwerk zelf uit
te voeren en hulp verleenen bij het leggen
van dit hoofdriool c.a., wanneer de gemeente
Ter Neuzen besluit de noodige betonriool-
buizen met zinkputten te leveren en met hulp
van een gemeentewerkman te leggen.
Belanghebbenden dienen dan vooraf aan de
eigenaren van den grond de noodige vergun
ning te vragen voor het leggen en hebben van
een hoofdriool c.a. in dien grond en moeten
deze vergunning daarna aan burgemeester en
wethouders zenden.
Raaning van kosten voor de gemeente:
75 M. betonrioolbuis wijd 0,40 M. f 120,
60 M. betonrioolbuis wijd 0,50 M. 138,
5 stuks gewapend beton zinkputten 140,
hulp gemeentewerkman en toezicht
voor rekening der gemeente.
Totaal 398,—
De heer HUIJSSEN meent, dat het bedrag
der kosten toch zooveel niet kan wezen als
de gemeentebouwmeester berekend? Het is
toch maar een klein eindje naar den polder-
watergang
De VOORZITTER: De gemeente-bouw
meester heeft een en ander opgenomen en
daarop zijne berekening gebaseerd. De noodige
kunstwerken zullen toch moeten worden ge
maakt. Er zijn alleen materialen berekend.
De heer VAN AKEN: De nieuwe gemeente
bouwmeester heeft misschien wel een ander
plan om dit op te lossen.
Met algemeene stemmen wordt overeen-
komstig het voorstel van burgemeester en
wethouders besloten.
8. Vaststelling verordening op den ge-
meentelijken dienst der arbeidsbemid-
deling en werkloosheidsverzekering.
Burgemeester en wethouders deelen het vol
gende mede:
Ingevolge artikel 12 der Arbeidsbemidde-
lingswet moet de gemeenteraad eene verorde
ning vast stellen voor de gemeentelijke ar-
beidsbeurs.
Werd ons vanwege het Ministerie van Bin-
nenlandsche Zaken in het begin van dit jaar
in overweging gegeven, met de vaststelling
dezer verordening voorloopig eene afwachten-
de houding aan te nemen, gedeputeerde staten
verzoeken ons thans, de vaststelling er van
te willen bevorderen.
Het zal uwe aandacht niet ontgaan, dat de
verordening niet alleen geldt voor den dienst
der arbeidsbemiddeling maar ook voor die der
werkloosheidsverzekering. Wij hebben dit
ontwerp gekozen, omdat juistgenoemde dien-
sten in onize gemeente zijn gecombineerd. Een
bestaande toestand wordt daardoor dus een-
voudig gesanctionneerd.
Eene nadere toelichting der artikelen ach-
ten wij overbodig, terwijl omtrent de te be-
noemen commissie, u nadere voorstellen zul
len bereiken.
Burgemeester en wethouders stellen voor,
vast te stellen de volgende:
VERORDENING op den gemeentelijken
dienst der arbeidsbemiddeling en
werkloosheidsverzekering in de ge
meente Ter Neuzen.
Artikel 1.
Aan den gemeentelijken dienst der arbeids
bemiddeling en werkloosheidsverzekering, in
deze verordening verder aangeduid als „de
dienst", is opgedragen:
a. werkzaam te zijn als gemeentelijke ar-
beidsbeurs en als zoodanig werkgevers en
werkzoekenden behulpzaam te zijn bij het
zoeken naar arbeidskrachten en arbeidsgele-
genheid;
b. de uitvoering van het werkloosheids-
besluit 1917, voorzoover die uitvoering behoort
tot de bemoeiingen van het gemeentebestuur
en zij niet uitsluitend aan burgemeester en
wethouders is opgedragen;
c. statistische en andere gegevens te ver-
zamelen betreffende de arbeidsmarkt en de
werkloosheidsverzekering.
Artikel 2.
1. De dienst bevordert zooveel mogelijk het
verkrijgen van en het voldoen aan aanvragen
om arbeidskrachten en arbeidsgelegenheid,
ook van buiten de gemeente.
2. Aanvragen van in de gemeente geves-
tigde personen zullen in het algemeen den
voorrang hebben bovem die van buiten de ge
meente.
Artikel 3.
1. De dienst houdt toezicht op de werk-
loozenkassen, welker leden uitsluitend binnen
de gemeente Ter Neuzen woonachtig zijn en
op de handelingen van andere werkloozenkas-
sen ten opzichte van die leden dezer kassen,
die binnen deze gemeente woonachtig zijn.
2. Indien de dienst van oordeel is, dat be
zwaar moet worden gemaakt tegen een be-
slissing tot uitkeering, als bedoeld in het
eerste en het derde lid van artikel 9 van het
werkloosheidsbesluit 1917, wordtdaarvan ten
spoedigste mededeeling gedaan aan burge
meester en wethouders.
3. Indien het ten onrechte uitgekeerde be
drag overeenkomstig het bepaalde bij artikel
10 derde lid, van het werkloosheidsbesluit 1917
behoort te worden teruggevorderd, gaat de in
het tweede lid bedoelde mededeeling van een
daartoe strekkend voorstel vergezeld.
Artikel 4.
1. Burgemeester en wethouders dienen
voor de benoeming van een directeur aan den
gemeenteraad een aanbeveling in van ten
minste twee personen.
2. Burgemeester en Wethouders doen aan
den gemeenteraad mededeeling van de door
hen vast gestelde instructie voor den direc
teur.
Artikel 5.
1. De dienst wordt ondergebracht in de
door burgemeester en wethouders aan te wij
zen localiteiten.
2. Burgemeester en wethouders bepalen de
uren van openstelling der localiteiten voor
het publiek.
Artikel 6.
1. De commissie van toezicht, bedoeld in
art. 13 der Arbeidsbemiddelingswet 1930, be
staat uit 2 leden-werkgevers of vertegen-
woordigers van werknemers en een voorzit
ter, die buiten deze leden aan de commissie
wordt toegevoegd. De commissie is tevens
belast met het toezicht op den dienst der
werkloosheidsverzekering.
2. Behooren organisaties of afdeelingen
daarvan, als bedoeld in art. 13, vyfde lid, der
arbeldsbemiddelingswet 1930, tot een plaatse-
lftke centrale van vakorganisaties (besturen-
bond), dan wordt bij de uitvoering van het in
dat lid bepaalde die plaatselijke centrale in de
gelegenheid gesteld de daar bedoelde aanbe-
velingen in te zenden.
3. Tot lid en tot voorzitter der commissie
zijn slechts benoembaar personen die den leef
tijd van 23 jaren hebben bereikt.
4. De leden en de voorzitter worden door
den gemeenteraad benoemd voor den tijd van
vier jaren. Om de twee jaren treedt op 31
December de helft der leden volgens rooster
af. De aftredenden zijn terstond herkiesibaar.
5. In tusschentijdsche vacatures wordt bin
nen twee maanden voorzien; de tusschentijds
benoemde treedt af op het tijdstip van aftre-
den van zijn voorganger.
6. Burgemeester en wethouders stellen een
huishoudelijk reglement vast voor de werk-
zaamheden der commissie.
Artikel 7.
De commissie van toezicht wordt bijgestaan
door den Directeur als secretaris, die in de
vergadering der commissie een raadgevende
stem heeft.
Artikel 8.
Aan de commissie is opgedragen het voort-
durend toezicht op den dienst. Zij adviseert
zoowel het college van burgemeester en wet
houders als den directeur, hetzij op verzoek,
hetzij uit eigen beweging, in zaken betreffen
de den dienst. Zij vergadert in den regel ten
minste eenmaal in de drie maanden.
Artikel 9.
De voorzitter en de leden der commissie
hebben het recht inzage te nemen van de be-
scheiden, welke betrekking hebben op den
dienst. Zij, hebben toegang tot de localiteiten,
waarin de dienst wordt uitgeoefend.
Artikel 10.
1. De commissie neemt kennis van het
door den directeur aan haar gezonden jaar-
lijksch verslag en zendt dit eventueel verge
zeld van haar opmerkingen, v6dr 1 April aan
burgemeester en wethouders.
2. Burgemeester en wethouders brengen
het verslag vddr 1 Mei ter kennis van den
gemeenteraad.
Artikel 11.
Deze verordening treedt in werking op 1
October 1932.
De heer DE BAKKER zou in artikel 4, waar
omschreven wordt, dat burgemeester en wet
houders voor de benoeming van den directeur
een aanbeveling bij den raad indienen, willen
gelezen zien directeur of personeel. Hij zou
alle benoemingen aan den raad willen houden.
De VOORZITTER: Daartegen is geen be
zwaar.
De heer HAMELINK: Dat gaat toch te ver,
dat b.v. de raad een loopjongen voor het
bureau der arbeidsbeurs zou moeten benoemen
De VOORZITTER geeft in overweging te
lazen: „de directeur of ander vast personeel".
De heer DE BAKKER neemt daarmede ge-
noegen.
Het amendement wordt met algemeene
stemmen aangenomen.
De heer DE BAKKER maakt nog aanmer-
king op artikel 5, waarin wordt omschreven
dat burgemeester en wethouders de uren van
openstelling van het kantoor voor het publiek
vast stellen. Hij heeft er bezwaar tegen, dat
die uren juist samenvallen met den tijd, dat
de menschen op hun werk zijn.
De VOORZITTER merkt op, dat er welis
waar uren van openstelling voor het kantoor
zijn vastgesteld, maar dat de menschen prac-
tisch den geheelen dag kunnen geholpen
worden.
De heer DE BAKKER: Als burgemeester
en wethouders dan daarvoor maar zorgen.
De heer SCHEELE: We kunnen toch geen
besluit nemen, dat het kantoor den geheelen
dag open is, want dan loopen ze ook den ge
heelen dag. Als het moet kan het veranderd
worden. Dat heeft men wel in Amsterdam
gezien, waar men de werkloozen 's morgens
om 5 uur al liet stempelen opdat ze naar Den
Haag zouden kunnen gaan demonstreeren.
De verordening wordt voorts met alge
meene stemmen vastgesteld.
9. Jaarwedde wethouders en ambtenaar
van den Burgerlijken Stand.
Van Gedeputeerde Staten van Zeeland is,
onder dagteekening van 2 September 1932, een
missive ontvangen, luidende:
In verband met het feit, dat de jaarwedden
van de burgemeesters, secretarissen en ont-
vangers aan eene tijdelijke korting zijn onder-
worpen, noodigen Wij U uit, ons in de eerst-
volgende raadszitting het oordeel van den
Raad in te winnen omtrent de wenschelijk-
heid van eene tijdelijke korting van de hier-
nervens bedoelde functionarissen (wethouders
en amibtenaren van den burgerlijken stand) in
den geest als voor de burgemeesters, enz. is
bepaald en indien men mocht meenen, dat
daarvoor reden bestaat, welk percentage deze
korting dan naar 'a Raads oordeel zou moe
ten bedragen.
Het bericht te dier zake wordt vddr 1
November a.s. ingewacht.
Burgemeester en wethouders stellen voor
aan gedeputeerde staten te adviseeren op de
jaarwedden der wethouders een tijdelijke kor
ting toe te passen van 5 doch die van den
ambtenaar van den burgerlijken stand onge-
wijzigd te laten.
De ambtenaar van den burgerlijken stand
belast met het voltrekken van huiwelijken
geniet een jaarwedde van slechts 100, terwijl
die, belast met de overige werkzaamheden, bij
vermindering der jaarwedde als zoodanig, een
gelijk bedrag meer als ambtenaar ter secre-
tarie zou moeten ontvangen.
Een salaris van 100 dient naar de meening
van burgemeester en wethouders niet voor
korting in aanmerking te komen, terwijl de
vermindering van de jaarwedde van den
anderen ambtenaar van den burgerlijken stand
geen geldelijk voordeel zou opleveren. Op
dezen grond wenschen zij de jaarwedden van
genoemde functionarissen ongewijzigd te
laten.
De heer VAN DRIEL wil thans mede-
deelen en dat is misschien ook gemakkelijker
voor den vervolge, want het zal hiermede wel
niet uit zijn, dat zijn fractie hieraan niet mee
wil doen. Naar zijn opvatting is een jaar
wedde van 1000 voor een wethouder van
Ter Neuzen, als het goed wordt gedaan, niet
te veel. En zijn fractie is van oordeel, dat
de wethouders het naar him aard en wijze
goed doen, al moge dan ook omtrent de wijze
van doen met sprekers fractie wel eens ver-
schil van meening bestaan, dat gaat toch in
goed vertrouwen. En men zal wellicht zeg-
gen, dat het voor de tegenwoordige functiona
rissen minder beteekent, maar wanneer eens
te eenigertijd een arbeider in loondienst of los
arbeider tot deze functie geroepen werd, zou
die het niet voor f 700 of f 800 kunnen doen.
Spreker zegt, dit met te meer recht, aange
zien hij indertijd van den heer Van Aken, die
er ondervinding van heeft, heeft gehoord, dat
de toenmalige jaarwedde te laag was en het
er niet voor kon gedaan worden. Als dus
iemand die van handanbeid moet lev en die
functie zou moeten vervullen, zou hij te hard
moeten lijden, waaruit blijkt, dat er van deze
jaarwedden niets af kan.
Bovendien wil spreker aan gedeputeerde
staten geen hark in handen geven, om later
nog eens met een voorstel tot loonsverlaging
af te komen. Wanneer de loonsverlaging een
sluitpost van de begrooting moet worden
komen we er toch niet uit. De loonen zijn
niet te hoog. In de dagen van hoogconjunc-
tuur waren ze te laag, maar werd er niet over
verhooging gesproken. Spreker meent dus te
hebben aangetoond, dat er van de wethouders-
jaarwedden niets af kan, terwijl uit de toe
lichting van burgemeester en wethouders
blijkt, dat verlaging der jaarwedde van den
ambtenaar van den burgerlijken stand geen
practische gevolgen kan hebben. Hrji meent
dus, dat alles moet blijven zooals het is.
De heer VAN AKEN verklaart op het
standpunt te staan, dat de salarissen der wet
houders op een te hoog peil zijn gebracht en
dat de salarissen zooals die waren voor de
laatste verandering voldoende waren. Een
jaarwedde van 600 moet voor een wethou
der dezer gemeente voldoende worden ge-
noemd. Hij zou graag willen voorstellen, aan
gedeputeerde staten in overweging te geven,
deze eenvoudig terug te brengen tot de
regeling voor de laatste wijziging en zou dan
tegelijkertijd in overweging willen geven uit te
spreken den wensch, dat ze ook tegemoet
kwamen aan de destijds uitgesproken wil van
de meerderheid van den raad om ook de jaar
wedde van den burgemeester, den secretaris
en den ontvanger weer in overeenstemming te
brengen met de cijfers vddr de laatste ver
hooging en hij hoopt, dat dit voorstel zal
worden aangenomen.
De heer DE BAKKER zou liever hebben
gezien, dat gedeputeerde staten wat Musso-
lini-achtig deden, en tot een van beteekenis
zijnde verlaging overgingen. Nu moet het
over honderden schijven loopen, om zoo'n
kleinigheid te zien los te krijgen. Om nu het
salaris van de wethouders met 5 te korten,
dat is niks, en het spijt hem wel, dat er bfi de
wethouders zoo weinig animo schijnt te be
staan om te bezuinigen. Kennen zij dan den
tijd niet? Want ze zouden toch behooren te
weten, dat er in het zakenleven niet met geld
gesmeten wordt. Hij is van oordeel dat die
jaarwedden met 50 behooren verlaagd te
worden en al wat daarboven gegeven wordt
beschouwt hij als met geld smijten, in de om-
standigheden waarin wij aan den dag van van-
daag leven. Hij hoopt daarom, dat een derge-
lijk voorstel zal worden aangenomen. Het is
voor de heeren die dat ambt vervullen toch
geen hoofdzaak, maar een bijzaak, het zijn
geen ambtenaren en ze doen hun werk uit-
stekend. En wat de jaarwedde van den ambte
naar van den burgerlijken stand betreft, dat
behoeft geen afzonderlijk ambtenaar te zijn,
dat kunnen de wethouders ook wel opknap-
pen, dat behoort tot him taak, de heer De
Jager heeft dat toch ook altijd gedaan?
De VOORZITTER: Dat deed hij niet als
wethouder, want h{j was reeds voordien
ambtenaar van den burgerlijken stand.
De heer DE BAKKER: Ze kunnen dat toch
evengoed doen en dat was dan toch ook weer
/100 gespaard; dat eischt de tijd, da&r moet
het naar toe!
De heer DE JONGE merkt op, dat het hem
wel wonderlijk voorkomt, dat wordt voorge-
steld een korting met 5 terwijl bekend is,
dat de wethouders van hun salaris 10
teruggeven.
De heer VERLINDE verklaart tegen het
voorstel te zullen stemmen, omdat de raad
er toch niets over te vertellen heeft; gedepu
teerde staten vragen wel de meening van den
raad, maar trekken zich er niets van aan.
De heer HAMELINK stelt de volgende
motie voor: De gemeenteraad van Ter Neu
zen, gezien het schrijven van gedeputeerde
staten van Zeeland, dd. 2 September 1932, no.
27, 3e afdeeling, betreffende tijdelijke korting
op de jaarwedden der wethouders en de
ambtenaren van den burgerlijken stand;
gelet op de ervaring dat gedeputeerde sta
ten in het verleden geen enkele maal rekening
hebben gehouden met adviezen van den raad
inzake salarissen van burgemeester, secretaris
en ontvanger en wethouders,
besluit:
zich van het geven van advies te onthou
den.
De heeren VERLINDE en DE JONGE
verklaren die motie te willen steunen.
De heer HAMELINK weet wel, dat gedepu
teerde staten ingevolge de wettelijke bepalin-
gen met die vraag bij den gemeenteraad moe
ten komen, maar aangezien zij toch steeds
hun eigen opvatting volgen, is dat vragen ook
niets meer dan een wassen neus, en behoeft
de raad zich daarover niet druk te maken,
met te gaan zitten redeneeren hoe het moet
wezen. Spreker kan zich gerust indenken,
waarom de wethouders met dat voorstel van
5 korting gekomen zijn. Hij is er echter
voor dat de raad zich thans uitspreekt: we
geven geen advies meer. Dat zet deze zaak
in het beste licht.
De heer COLSEN had zich in denzelfden
geest willen uitspreken als de heer Hamelink,
hij begrijpt ook niet, waarom gedeputeerde
staten nu met die vraag komen. Bij de begroo
ting komen die kwesties toch aan de orde en
het is al meermalen gebleken, dat gedepu
teerde staten niet van advies gediend zijn.
De heer VAN CADSAND geeft te kennen,
zich te kunnen aansluiten bij de woorden van
den heer Van Aken, dat het salaris niet hoo-
ger behoort te zrjn dan over 4 jaar en dat de
raad dit ook moet kenbaar maken. Wat de
bemerking van de heeren Verlinde en Hame
link betreft, dat gedeputeerde staten er zich
niets van aantrekken, dat moet dat college
dan zelf weten, maar als de raad zich niet
uitspreekt, denken de heeren dat de raad het
met hen eens is. Gaan ze niet met den raad
mee, dan doen ze het voor eigen rekening.
De heer SCHEELE wil ook iets zeggen, niet
over de jaarwedden der wethouders, doch de
heer Van Driel heeft zich feitelijk reeds over
de jaarwedden over de geheele linie uitge
sproken
De heer HAMELINK: Dat behoort eerst
bij de begrooting aan de orde te komen.
De heer SOHEELE: Juist, doch ik wilde er
alleen de aandacht op vestigen, dat ik zou
verwacht hebben dat de heer Van Driel, na
de catastrofe betreffende een loonkwestie in
zijn eigen partij, toch meer de nood der tijden
zou hebben leeren inzien.
De VOORZITTER deelt thans mede, dat
het voorstel dat ter tafel ligt, niet is uitge-
gaan van de wethouders. Spreker heeft die
kwestie met den secretaris overwogen, en
daarop hebben ze gemeend een voorstel te
moeten doen dat ging in de lijn van de be
grooting en andere regelingen door gedepu
teerde staten reeds vastgesteld. En nu komen
de heeren wel een groot woord voeren, doch
ze weten ten slotte ook wel, dat de lijn waar
in zal worden geregeld, wordt aangegeven
door gedeputeerde staten en het hun woorden
dus maar alleen tegenover het publiek den
schijn kunnen verwekken, alsof ze wat beter
willen zijn dan dat college.
Het voorstel geldt thans alleen de vraag
van gedeputeerde staten om ons oordeel, en nu
beteekent het voorstel, dat men meent, dat