ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
De Slapende Boeddha
Eerste Blad.
De liefde de meeste.
Autoschool van Gent
No. 8892
VRIJDAG 23 SEPTEMBER 1932
72e Jaargang.
FEUILLETON
BINNENLAND™
Onze abonne's in het
Buitenland
De abonne's van het
Geiillustreerd Zondagsblad,
Of een ander bewijs en voorbeeld
nog uit zijn leven: er was 'n tijd toen
Paulus en Silas in de gevangenis zaten
(te Filippi). Des nachts ginaen plotseling
de deuren open en de banden van alien
werden los. Een pracht-gelegenheid nu
om te ontkomen: open deuren zoo maar,
en nog wel bij nachtIntusschen ten ge-
volge van een aardbeving een algemeene
consternatie, zoodat er alle gelegenheid is
om te ontsnappen. Maar Paulus en Silas
denken daar geen oogenblik overEn
nog wordt het anders. Na een emotie-
vollen nacht, en nadat zij allebei een poos
buiten de strafgevangenis zijn geweest en
dan derwaarts weer zijn teruggekeerd,
komt er den volgenden ochtend vroeg een
boodschap van het stadsbestuur van
Filippi: die heeren regeerders zijn bang
geworden. Zij meenen nu, dat zij ver-
keerd hebben gedaan, en zij willen dit
graag weer ongedaan maken. Of dus Pau
lus en Silas nu maar weg willen gaan
zoo luidt de boodschap. Maar ook daar-
aan geven deze mannen geen gehoor.
Neen, zoo gemakkelijk gaat dat maar niet.
Zij hebben hen onveroordeeld in het open-
baar gegeeseld en in de gevangenis ge-
worpen laten zij dan nu zelf komen "en
hen uitleiden. Paulus en Silas wachten,
vAN-\ALKEriBUR
6WUe0*2m6ftffl5BI«Ce^XSei!
Sa
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen /1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post /1,80 per 3 maanden Bij voor uitbetaiing fr. per post 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Uitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20*.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
worden dringend verzocht, het verschul-
digde abonnementsgeld voor 1 Oct. a.s,
in te zenden. Bij niet-ontvangst voor dien
datum wordt het abonnement gestaakt.
Abonnementen voor het buitenland
worden slechts aangenomen bij vooruit
betaling.
DE UITGEEFSTER.
H.H. Kantoorhouders
worden verzocht het abonnementsgeld
over het 3e kwartaal 1932 van de Ter
Neuzensche Courant voor 1 Oct. a.s. in
te zenden.
Wij vestigen er de aandacht van onze
abonne's op, dat wij bij terug-ontvangst
van eene onbetaalde kwitantie, onmiddel-
lijk de toezending van het blad zullen
staken.
DE UITGEEFSTER.
die het blad per post ontvangen, wor
den verzocht, hun abonnementsgeld voor
1 Oct. a.s. in te zenden daar er anders
over beschikt wordt met verhooging van
15 cent.
DE UITGEEFSTER.
I.
Iedereen moet er zich op zijn tijd en op
zijn beurt toch wel eens over verbaasd
hebben, dat het beroemde en terecht zoo
geprezen hoofdstuk aer Lietcfe
f Corinthe 13 van Paulus afkomstig is.
Want als men het eerlijk zegt, zal men
erkennen, dat men toch eigenlijk van
dezen apostel een dergelijk hoofdstuk en
zoodanige uitingen niet had verwacht. Er
is misschien geen enkel apostel, er is zelfs
wel geen enkel persoon uit den geheelen
bijbel, dien wij zoo goed kennen, en waar-
van wij zooveel afweten als van Paulus.
Zeker, wij weten niet hoe hij er uit heeft
gezien. Wij lezen van Mozes, dat hij
al was het dan als kind „uitnemend
schoon" is geweest. Wij weten ook van
Jozef, dat hij was schoon van gedaante,
en iets dergelijks wordt ons ook met be-
trekking tot David verzekerd, maar van
Paulus weten wij dit niet. Veeleer hebben
zij, die ten deze aan het gissen en aan het
fantaseeren zijn gegaan, de opvatting op-
geworpen en verdedigd, dat Paulus van
een onbeduidende gestalte zou zijn ge
weest, en dat zijn uiterlijke verschijning in
stee van aantrekkelijk of bekoorlijk, eer
afstootend geweest zou zijn. Dit mag dan
grootendeels fantasie zijn, een ding staat
wel vast: Paulus was hoe hij er ook
uitzag echt een krachtmensch, een
sterke figuur; zooals zijn stijl is, zoo was
hij ook zelf: forsch, wel eens wat bruut,
eer afstootend dan aantrekkend, een man
van uitersten, scherp-belijnd, niet iemand,
die wist van plooien of schipperen, maar
door
F. J. A. L, CORDENS.
(Nadruk verboden.)
2)
(Vervolg.)
HOOFDSTUK H.
Begin van het reisverhaal van Ben Rollo.
Ik ben nu 42 jaar zoo begon bet manuscript
en heb jaren lang in Amsterdam bet eerzaam
vak uitgeoefend van handelsagemt, vertegen-
woordiger en inkooper voor de bekende firma
Morrison, Keening Farmly in Manchester.
Mijn ieven was tot dusver zoo vlak als een
rimpellooze vijver; de eenige gebeurtenissen
van belang waren nu en dan een trip naar
Donden en een enkele maal een zakenreis
naar Duitsehland. Uit den aard van mijn be-
roep kwam ik veel in relatie met zaken-
menschen, die een veel meer bewogen leven
leidlden, die kris en kras de wereld door-
kruisten, veel belangrijks te zien en te hooren
kregen, kortom, die leefden, zooals de geijkte
term luidt.
Ik kan niet zeggen, dat ik die menschen
ooit heb benijd; niet dat ik zoo btfzonder op
mijn rust was gesteld, maar ik was tevreden
met wat het leven mij bood. Ik bezat een
zekeren welstand, kon mij de weelde veroor-
loven van een behoorlij.k appartement en een
fatsoenlijk restaurant, kortom, ik haakte
hoegenaamd niet naar verandering, en dit is
misschien wel de voomaamste reden, waarom
ik altijd ongetrouwd ben gebleven.
Aan romantiek had ik nooit gedaan, nooit
een die voor zijn meening uitkwam altijd
en tegenover iedereen, en die niet bereid
was water bij zijn wijn te doen.
Het lijkt ons haast belachelijk, dat er
menschen zijn geweest, die nog in ernst
hebben beproefd om dezen Paulus ten
koste van zijn beginsel op hun zijde te
krijgen, een stadhouder, een Romeinsche
stadhouder nog wel, die meende dart, als
hij Paulus maar lang genoeg vasthield,
deze hem wel geld zou geven am los te
komen. Alsof men met zoo iets bij Paulus
moest aankomen, en alsof deze apostel
zich ooit daarvoor zou laten vinden
eigen1 persoon liun 'komenvragenof zij
als 't u blieft weg w;illen gaan Dat is
teekenend voor 'n man als Paulus, zoo is
hij nu heelemaal, zoo op-zijn-stuk-staande,
en zoo gesteld op zijn eer!
Als wij dus zouden mogen of moeten
zeggen, welk woord, welke deugd bij
Paulus behoort, dan zouden wij zeker niet
antwoorden: de liefde, maar dan zouden
wij eer meenen: geloof of hoop. Vooral:
geloof. Paulus is de man van het geloof.
Men kan moeilijk van geloof spreken.
zonder een woord van Paulus aan te
halen; Paulus is de apostel van het geloof.
Wie iets over geloof zeggen wil, die zal
alswan-zelf een woord van Paulus gebrui-
ken. Wij hebben het eens even ruw ge-
teld. Als het woordje geloof" (het zelf-
standignaamwoord dan) in de eerste drie
evangelien 20 keer voorkomt, staat het bij
Johannes geen enkel maal, en bij Paulus
daarentegen wel 100 keer.
Geloof daar is Paulus de man van.
Denk hem u bij voorbeeld in tijdens dien
storm, zooals ons dat verteld wordt in
Handelingen 27. Er is op dat groote schip
met zijn ruime bemanning en zijn talrijk
troepentransport eigenlijk niemand, die
nog bij zijn positieven" is, die nog moed
heeft of durf. De eenige aan boord, <Jie
dan nog gelooft, en die nog de voile be-
schikking heeft over zijn verstand, is
Paulus, de man van het geloof.
had ik de wereldreizigers onder mijn kennis-
sen benijid, want het reizen in een stoffige
spoorwegcoupe vond ik altijd vervelend en het
gesjouw van het eene hotel naar het andere
heeft nooit iets bekoorlijks voor me gehad.
Mijn avonden na kantoortijd bracht ik nu eens
in den schouwburg, in een bioscoop of bij
vrienden, maar meestal op mijn gezellige
kamers door met het lezen van kranten en
tijdschriften. Ramans interesseerden mij niet,
die waren me te onwerkelijk. Totdat ik op-
eens een voorliefde kreeg voor de werken van
Curwood en Jack London, wier frissche na-
tuurbeschrijvingen me boeiden. Of die iets
in me wakker maakten, wat ik de zucht naar
het avontuur zou noemen? Ik weet het niet.
Later las ik een paar sensatieboeken van
Rider Haggard, die ik rechtaf onmogelij'k
vond, maar ze brachten me aan het denken.
En als ik dan 's avonds in mijn prettige ver-
warmde kamer in een gemakkelijken club-
fauteuil mijn krant zat te lezen in een om-
geving, die alle comfort bood, die een jong-
gezel maar verlangen kan, betrapte ik er mij
vaak op, dat ik aan het soezen of liever aan
het mijmeren raakte over mijn leven, dat tot
dusver zoo emotie-loos was geweest, zoo een-
tonig en zoo vlak, en dan kwam het verlan
gen bij me op, dat ook ik iets zou beleven, iets
buitengewoons, iets belangrijks, iets wat mijn
vrienden verstomd zou doen staan. Ik dacht
er al over na om in mijn zomervacantie eens
op reis te gaan naar Egypte bijtvoorbeeld, of
nar Algiers, ergens ver weg. Maar dan kwam
al heel spoedig mijn nuchter verstand weer
boven en mijn gemakzucht waarschuwde mij,
dat het dwaasheid was in de warme dagen
zich bloat te stellen aan de hitte van Noord-
Afrika of de benauwdheid van Cairo.
Zoo zat ik weer op een druiligen Februari-
avond op mijn kamer genietend van een fijne
sigaar en verdiept in de lezing van „Atlantis".
Verdiept is eigenlijk het woord niet, want
mijn gedachten dwaalden ieder oogenblik af.
Op kantoor was het druk, er was heel wat
Men kan Paulus ook noemen man van
de hoop. Eigenaardig is het om te zien:
zooals Paulus hoopte, zoo sterk als zijn
hoop nog was, bij en onder alles. Mocht
er temand zijn, die dan liever niet zou
willen spreken of hcoren handelen over
geloof, omdat dat wat ver van hem af-
staat en allerlei ongewenschte bijkomstig-
heden oproept, laat die dan bedenken en
nagaan, hoe Paulus was de man van de
hoop. Hij hoopte altijd nog. Ook hiervan
geven wij geen bewijzen; was Paulus niet
de man, van wien afkomstig is dat schoone
woord over de hoop, die niet beschaamt,
overmits de liefde Gods in onze harten is
uitgestort Paulus is een echte man van
de hoop. Hij hoopte nog, als niemand
meer hoopt; hij hoopte op hoop tegen
hoop. Paulus is de man van het geloof en
van de hoop, maaris hij ook de man
van de liefde
Nu willen wij eerst over dit wonder-
schoone hoofdstuk I Cor. 13 iets zeggen,
dat sommigen van onze lezers misschien
zal verbazen. Men meent dan wel eens,
en men zegt dat ook, dat I Cor. 13 zoo'n
heerlijk en mooi hoofdstuk is: ja, er zijn
zelfs menschen, die dit hoofdstuk een van
de weinig begrijpelijke en bruikbare hoofd-
stukken van den heelen bijbel vinden.
Verder (zeggen zij) biedt die oude bijbel
erg veel vreemds en heel veel, waar men
qigenlijk niets, of maar bitter weinig, aan
heeft. En als men eerlijk is, heelemaal
eerlijk, zal men erkennen, dat men vindt,
dat er ook verder in die brieven van Pau
lus een heele massa dingen staan, waar
men geen weg mee weet, ook zelfs in
dezen eersten brief aan de Corinthiers.
Maar dat dient gezegd dan: hier, in I Cor.
13, is dat anders en beter. Dat is begrij-
pelijk, dat is mooi, dat is fijn, dat is bruik-
baar, daar kan men mee voor den dag
komen Wii denken t-x. hfi-y ami
volgaarne toe, dat dit hoofdstuk der lief
de een van de schoonste stukken is van
onzen geheelen bijbel, maar wij doen toch
niet mee met hen, die zoo gemakkelijk met
dit kapittel dwepen, en die niet voelen,
hoe wij juist door dit kapittel zelf gekapit-
teld worden Want Paulus toont in dit
hoofdstuk onze en zijn eigen gebreken
wel heel duidelijk; hij gaat niet hoog
boven ons staan en verheft zich niet boven
ons, hij gaat ook niet beneden ons staan
en zegt niet, dat het met hem slechter ge
steld is dan met anderen; maar hij gaat
naast hen en ons staan en voegt ons toe,
terwijl hij zichzelf daarbij geheel insluit:
„A1 ware het, dat ik de talen der men
schen of der engelen sprak, en de liefde
niet had, zoo ware ik een klinkend metaal
of luidende schel geworden, enz. (Men
leze het zelf maar eens na, als men dit
hoofdstuk niet of niet goed kent.)
Met talen spreken, met tongen spreken,
dat was iets, waar de Corinthiers het
anders ver in gebracht hadden. En Pau
lus zelf kon het ook. Hij heeft het gezegd:
MIRY STRAAT 10 - Tel. 194.98
Bestuur: FINOULST I. A. D.
KORTRIJK: Leiestraat 48 - Tel. 1139
Vraagt prospectus gratis.
(Ingez. Med.)
oorrespondentie met mijn principalen in
Engelan-d, met wie ik op den besten voet
stand, en met wie ik juist nu heel emstige
zaken had te behandelen. Toch waren het
niet de kantoorzaken, die mijn gedachten
bezig hielden, ik was weer bezig met mij zelf
en ik vroeg me af, waar toch al dat werken
voor diende, als de eene dag precies gelijkt
op den anderen. Er moest iets gebeuren, dat
verandering in mijn leven bracht; ik moest
iets kunnen beleven, het een of ander groots
of geweldigs, iets dat heel wat anders was
dan het dagelijksch gedoe van kantoor, diner,
theater en krantjelezen. Ik verlangde naar
het onbekende, het geheimzinnige, zooals een
schooljongen naar zijn vacantie verlangt. Ik
herinner me nog heel goed, dat ik mij zelf op
zeker oogenblik een belachelijken dwaas vond.
Ik trachtte die gedachten uit mijn hoofd te
zetten en nam mijn boek weer op om verder
te lezen, toen opeems helder en duidelijk be
neden de electrische schel aan de voordeur
klonk. Werktuigelijk klapte ik het boek dicht
en opeens voelde ik, neen, wist ik: Dat was
het avontuur! Ik luisterde en na eenige
oogenblikken hoorde ik het meisje van be
neden de trap op komen.
Zij kloipte aan.
„Een telegram voor u, mijnheer."
Dat was niets ongewoons, er kwamen
's avonds wel meer telegrammen, en dat
■blauwe briefje zag er precies eender uit als
alle andere. Toen de gedienstige weg was,
maakte ik het open.
,,Arriveer morgenvroeg 8.22. Keening."
Dat was alles wat er in stond. Mijn prin-
cipaal was met de nachtboot uit Londen ver-
trokken en zou morgen vroeg hier zijn. Ik had
dus het twijfelachtig genoegen van vroeg op
te staan en hem aan het Oentraal Station af
te halen. Dat was dus het avontuur, waar ik
op had gewacht. Inwendig schold ik me voor
een idioot, gooide het telegram op een tafeltje
en begon weer te lezen. Maar het vlotte niet.
Er was iets in de atmosfeer, dat mij onrustig
hij sprak meer met (in) tongen dan zij
alien. Toch zonder liefde was dat
niets. Is dit ook voor ons geen woord
Wij kunnen het soms zoo mooi zeggen,
en wij kunnen er zoo prachtig over spre
ken Ik heb eens n roerend mooi vers
gelezen van iemand over de geschiedenis
Van den verloren zoon. Iedereen, die dat
las of hoorde, prees het. Wat was dat
een mooi gedicht Maar ik wist, dat die
dichter zijn eigen vader en moeder telkens
en telkens groot verdriet deed En ik heb
n prachtig muziekstuk van een, die heel
teere woorden bracht op rag-fijne muziek,
maar zijn eigen leven was in voile en
scherpe tegenstelling met den inhoud van
dat lied, dat hij had getoonzet. Taal van
menschen, taal van engelen haast, maar
een klinkend metaal of een luidende schel!
Paulus gaat verder. Hij handelt niet
alleen over het spreken met tongen, hij
noemt ook andere dingen: al ware het dat
ik de gave der profetie had, zegt hij
en wist al de verborgenheden en al de
wetenschapDe gave der profetie
welk een groote, schoone gave is dat
Dat men Gods woord kent en spreekt,
dat men het zelf weet en het ook anderen
mag zeggen. Dat men een blik krijgt in
de diepten van Gods raad En toch
zegt Paulus kan ook dat alles niets
zijn, als men de liefde mist in zijn hart.
Ja, nog verder gaat hij, die sterke geloofs-
neld; hij komt nu geheel op zijn eigen ter
rain: al ware het schrijft hij dat ik
al het geloof had, zoodat ik bergen ver-
zette, en ik had de liefde niet, zoo zou het
mij geen nuttigheid geven. Geloof is
dat anders niet het eene noodige Heeft
Paulus dat niet beweerd, en heeft ook
Jezus dat niet gezegd Zei Jezus niet,
vol bewondering, dat die vrouw, die Hem
van achteren aanraakte, een groot geloof
had. cii zei Hii niet" Kl-ir*/-}/*
hebt? Tin zou nu dat alles dan niets zijn
en geen nuttigheid geven Weg die
talen, en weg die profetie, en weg die
wetenschap, en weg dat geloof nu ook
nog
Zijn wij er nu Ik krijg 'n gevoel, als ik
I Cor. 13 lees, als iemand, die in een stoel
zit bij een tandarts. Maar dan eindelijk,
dan zegt de dokter, dat 't voor vandaag
genoeg is. Hij gaat nu niet verder, hij
houdt nu eens even op, en dan mogen wij
straks met een paar dagen weer eens
terugkomen. Maar Paulus doet dat niet.
Hij gaat nog door, hij werkt door, hij laat
ons niet los, en hij laat zichzelf niet. los.
„A1 ware het", zoo vervolgt hij, „dat ik
al mijn goederen tot onderhoud der armen
uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn
lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou
worden, en ik had de liefde niet, zoo ware
ik niets." Paulus had zelf wel alles opge-
offerd, een mooie positie, een pracht-
levens-kans, een beste „baan" (zooals
men het tegenwoordig noemt) had hij er
aan gegeven, en nu brengt hij ook zichzelf
onder dit oordeel, al die offers geven nog
niets en baten nog niets en beteekenen
nog niets, ja, dan is men nog niets als
men de liefde niet heeft
En wij worden dus even stil. Want wij
dachten misschien, dat wij nogal wat
deden zoo, voor de armen of voor een
goed en schoon doel, en nu komt dit oor-
maakte, iets, dat mijn gedachten onophouide-
lijk terugvoerde naar het onbestemde gebeu
ren, dat komen zou. Het werd mij ten slotte
te machtig, ik legde mijn boek neer, nam
hoed en jas en ging naar een der chique ge-
legenheden aan het Rembrantspleim, waar ik
zeker kennissen aan zou treffen. Eerst over
twaalven kwam ik thuis en sliep even rustig
en kalm als naar gewoonte.
Den volgenden morgen was ik nauwelijks
op het perron of de boottrein liep binnen. Mr.
Keening kwam mij te gemoet, opgewekt en
blozemd, zooals altijd. Het was niet aan hem
te zien, dat hjj last had gehad van den over-
tocht.
Op mijln kantoor dronken we een kop koffie
en spoedig daama waren we verdiept in een
druk en emstig gesprek, en geen oogenblik
dacht ik meer aan mijn zonderlinge bevlieging
van den avond te voren.
„Ik zal je zeggen, waarom ik hier gekomen
ben," zei Mr. Keening. „Je hebt den laatsten
tijd een massa goed verscheept naar Calcutta,
naar onzen vrdenid Ibadji. Dat was een prach-
tige klant, maar zooals je weet, geeft hij ons
veel zorg en gaat het allesbehalve vlot met
zijn betalingen. Daarom heb ik je de vorige
week ook getelefoneerd om die Italiaansche
order in celluloid-artikelen te annuleeren.
Sinds heb ik nog een paar verontrustende
telegrammen uit Calcutta gekregen. Je weet,
dat hij de laatste zending loomies weigerde
te accepteeren. De handelskamer te Calcutta
heeft ons in het gelijk gesteld, maar Ibadji
trekt er zioh niets van aan en ook de voor-
gaande leveringen betaalt hij eenvoudig niet.
Er bestaat veel kans, dat we er voor een dikke
twintig duizend pond intvliegen. Ik kreeg nog
een ander bericht, dat me meldde, dat de hou-
ding van onzen vriend verband houdt met de
tegenwoordige anti-En,gelsche beweging, die
in Britsch-Indie meer en meer veld wint.
Ibadji schijnt zich tot een van de leiders te
willen opwerpen, al blijft hij ook achter de
LEEUWARDEN
(liigeat. Meo.)
deel, ook over ons leven 1 Een ander kan
dan denken, dat het met ons in orde is.
patent, en wij zelf kunnen ons verbeelden.
dat wij er zijn maar wij merken nu
toch wel, dat voorzichtigheid geboden is.
Hebben wij liefde Brengen wij echter
liefde in praktijk
DE LEEFTIJDGRENS VAN
RECHTERLIJKE AMBTENAREN.
Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp
ingediend tot vaststelllng van een leeftijds-
grens van 70 jaar bij het bereiken waarvan
aan verschillende bij de rechtspraak betrok-
ken ambtenaren, ontslag wordt verleencL
In de Memorie van Toelichting wordt ojn.
gezegd dat de Minister de voorkeur geeft aan
de grens van 70 jaar boven die van 65, om
dat het hier gegeven immers, de onafhan-
kelijkheid van de betrokken functionarissen
geldt het stellen van een algemeenen regel
zonder de mogelijkheid van uitzonderingen.
voor bepaalde personen.
De Minister heeft nog overwogen of er
aanleiding is een verschillende leeftijdsgrens
te stellen voor lagere en hoogere colleges,
dooh daarin bestaat geen voldoende motief.
De leeftijdsgrens geldt ook voor kanton-
rechters-plaatsvervangers en voor plaatsver-
vangerp bij den Centralen Raad van Beroep.
De mogelijkheid om verschillende artikelen
op verschillende tijdstippen in werking te doen.
taUgerecfttebj waar'lde de noodige voorstel-
len bij aizonderlijke wetsontwerpen zullen
worden gedaan.
De leeftijd'grens voor de rechterlijke macht
kan dan ingaan tegelijk met de inkrimping
van het aantal gerechten, waardoor perso-
neel vrij komt.
VERLENGING TERMIJN BOTER-
CONTIN GENTEERIN G.
Een wetsontwerp is ingediend tot wijziging
van de wet van 25 Juli 1932 tot regeling van
den invoer van boter. Tijdens de behandeling
in de Eerste Kamer van het botercontingen-
teeringsontwerp was de termijn, daarin ge
steld, inmiddels verstreken, zoodat tegelijk
met het tot stand komen dier wet een wijzi-
gingsontwerp moest worden aanhangig ge-
maakt. In het onderhavige wetsvoorstel wordt
aan deze verpliehting voldaan.
STEUN AAN DE VLASTEELT.
De vier groote landbouworganisaties heb
ben zich met een gemeenschappelijk ad res
tot den Minister van Economische Zaken en.
Arbeid gewend inzake den steun aan de vlas-
teelt. In verband met het feit, dat het vlas
een object van werkzaamheid is van de eer
ste orde, zijn adressanten van meening dat er
alles voor is te zeggen den vlasoogst 1933
evenals dien van 1931 en 1932 te steunen.
H.i. zou deze steunregeling kunnen zijn een
continueering van de steunregeling 1932, met
dien verstande, dat het steunbedrag in totaal
per H.A. wordt bepaald op f 300 per H.A. te
verdeelen in 100 voor den teler en 20Q
voor den vlasser.
schermen, maar hij neemt een werkzaam aan-
deel aan de strooming om Engelsche waren te
boyootten. Hoe hij daar als handelsman voor-
deel in zien kan, begrijp ik niet, maar dat is
zijn zaak. Voor ons is het van belang, dat
we ons geld binnen krijgen. Het plan van de
firma was om daarginds een advocaat in den
arm te nemen, te redden wat er nog te red
den valt en ten slotte een faillissement uit te
lokken. Als we toch geld toe moeten geven,
komt het er op een honderd pond meer of
minder niet op aan. Nu wenschte ik eenige
brieven en documenten van je mee te nemen,
die op de zaken van onzen vriend Ibadji be-
trekking hebben."
Den heelen morgen waren mijn boekhouder
en correspondent druk in de weer met het
aanslepen van brievenmappen, facturen en
cognossementen en het was al over tweeen,
toen Mr. Keening een keurig ingepakt pakje
paperassen in zijn actentasch borg en tegen
me zeide: ,,Ziezoo nu gaan we op ons gemak
lunchen. Ik heb nog wat met je te bepraten
en vanavond ga ik met de Harwich-boot naar
Engeland terug."
In een klein, doch keurig restaurant zaten
we een half uurtje later aan een uitgezochte
lunch. Mr. Keening seheen met de Holland-
sche keuken op zeer goeden voet te staan en
verklaarde, dat men in Amsterdam beter eet
dam in Londen. De oesters op ijs hadden zijn
onverdeelde goedkeurimg weggedragen en de
wijn was behoorlijk op temperatuur. Hijf
scheen heelemaal niet meer aan zaken te den
ken en vertelde opgewekt van Engelsche toe--
standen en society-leven, lachend als ik daar
Hollandsohe toestanden tegenover stelde.
Toen we onder het genot van een kop koffie
een fijne sigaar hadden opgesitoken, leursde
Mr. Keening achteloos in zijtn stoel achter-
over en zag de zaal eens rond.
(Wordt vervolgd.