ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. De Slapende Boeddha Eerste Blad. De liefde de meeste. Autoschool van Gent No. 8892 VRIJDAG 23 SEPTEMBER 1932 72e Jaargang. FEUILLETON BINNENLAND™ Onze abonne's in het Buitenland De abonne's van het Geiillustreerd Zondagsblad, Of een ander bewijs en voorbeeld nog uit zijn leven: er was 'n tijd toen Paulus en Silas in de gevangenis zaten (te Filippi). Des nachts ginaen plotseling de deuren open en de banden van alien werden los. Een pracht-gelegenheid nu om te ontkomen: open deuren zoo maar, en nog wel bij nachtIntusschen ten ge- volge van een aardbeving een algemeene consternatie, zoodat er alle gelegenheid is om te ontsnappen. Maar Paulus en Silas denken daar geen oogenblik overEn nog wordt het anders. Na een emotie- vollen nacht, en nadat zij allebei een poos buiten de strafgevangenis zijn geweest en dan derwaarts weer zijn teruggekeerd, komt er den volgenden ochtend vroeg een boodschap van het stadsbestuur van Filippi: die heeren regeerders zijn bang geworden. Zij meenen nu, dat zij ver- keerd hebben gedaan, en zij willen dit graag weer ongedaan maken. Of dus Pau lus en Silas nu maar weg willen gaan zoo luidt de boodschap. Maar ook daar- aan geven deze mannen geen gehoor. Neen, zoo gemakkelijk gaat dat maar niet. Zij hebben hen onveroordeeld in het open- baar gegeeseld en in de gevangenis ge- worpen laten zij dan nu zelf komen "en hen uitleiden. Paulus en Silas wachten, vAN-\ALKEriBUR 6WUe0*2m6ftffl5BI«Ce^XSei! Sa ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen /1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post /1,80 per 3 maanden Bij voor uitbetaiing fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling. Uitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20*. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. worden dringend verzocht, het verschul- digde abonnementsgeld voor 1 Oct. a.s, in te zenden. Bij niet-ontvangst voor dien datum wordt het abonnement gestaakt. Abonnementen voor het buitenland worden slechts aangenomen bij vooruit betaling. DE UITGEEFSTER. H.H. Kantoorhouders worden verzocht het abonnementsgeld over het 3e kwartaal 1932 van de Ter Neuzensche Courant voor 1 Oct. a.s. in te zenden. Wij vestigen er de aandacht van onze abonne's op, dat wij bij terug-ontvangst van eene onbetaalde kwitantie, onmiddel- lijk de toezending van het blad zullen staken. DE UITGEEFSTER. die het blad per post ontvangen, wor den verzocht, hun abonnementsgeld voor 1 Oct. a.s. in te zenden daar er anders over beschikt wordt met verhooging van 15 cent. DE UITGEEFSTER. I. Iedereen moet er zich op zijn tijd en op zijn beurt toch wel eens over verbaasd hebben, dat het beroemde en terecht zoo geprezen hoofdstuk aer Lietcfe f Corinthe 13 van Paulus afkomstig is. Want als men het eerlijk zegt, zal men erkennen, dat men toch eigenlijk van dezen apostel een dergelijk hoofdstuk en zoodanige uitingen niet had verwacht. Er is misschien geen enkel apostel, er is zelfs wel geen enkel persoon uit den geheelen bijbel, dien wij zoo goed kennen, en waar- van wij zooveel afweten als van Paulus. Zeker, wij weten niet hoe hij er uit heeft gezien. Wij lezen van Mozes, dat hij al was het dan als kind „uitnemend schoon" is geweest. Wij weten ook van Jozef, dat hij was schoon van gedaante, en iets dergelijks wordt ons ook met be- trekking tot David verzekerd, maar van Paulus weten wij dit niet. Veeleer hebben zij, die ten deze aan het gissen en aan het fantaseeren zijn gegaan, de opvatting op- geworpen en verdedigd, dat Paulus van een onbeduidende gestalte zou zijn ge weest, en dat zijn uiterlijke verschijning in stee van aantrekkelijk of bekoorlijk, eer afstootend geweest zou zijn. Dit mag dan grootendeels fantasie zijn, een ding staat wel vast: Paulus was hoe hij er ook uitzag echt een krachtmensch, een sterke figuur; zooals zijn stijl is, zoo was hij ook zelf: forsch, wel eens wat bruut, eer afstootend dan aantrekkend, een man van uitersten, scherp-belijnd, niet iemand, die wist van plooien of schipperen, maar door F. J. A. L, CORDENS. (Nadruk verboden.) 2) (Vervolg.) HOOFDSTUK H. Begin van het reisverhaal van Ben Rollo. Ik ben nu 42 jaar zoo begon bet manuscript en heb jaren lang in Amsterdam bet eerzaam vak uitgeoefend van handelsagemt, vertegen- woordiger en inkooper voor de bekende firma Morrison, Keening Farmly in Manchester. Mijn ieven was tot dusver zoo vlak als een rimpellooze vijver; de eenige gebeurtenissen van belang waren nu en dan een trip naar Donden en een enkele maal een zakenreis naar Duitsehland. Uit den aard van mijn be- roep kwam ik veel in relatie met zaken- menschen, die een veel meer bewogen leven leidlden, die kris en kras de wereld door- kruisten, veel belangrijks te zien en te hooren kregen, kortom, die leefden, zooals de geijkte term luidt. Ik kan niet zeggen, dat ik die menschen ooit heb benijd; niet dat ik zoo btfzonder op mijn rust was gesteld, maar ik was tevreden met wat het leven mij bood. Ik bezat een zekeren welstand, kon mij de weelde veroor- loven van een behoorlij.k appartement en een fatsoenlijk restaurant, kortom, ik haakte hoegenaamd niet naar verandering, en dit is misschien wel de voomaamste reden, waarom ik altijd ongetrouwd ben gebleven. Aan romantiek had ik nooit gedaan, nooit een die voor zijn meening uitkwam altijd en tegenover iedereen, en die niet bereid was water bij zijn wijn te doen. Het lijkt ons haast belachelijk, dat er menschen zijn geweest, die nog in ernst hebben beproefd om dezen Paulus ten koste van zijn beginsel op hun zijde te krijgen, een stadhouder, een Romeinsche stadhouder nog wel, die meende dart, als hij Paulus maar lang genoeg vasthield, deze hem wel geld zou geven am los te komen. Alsof men met zoo iets bij Paulus moest aankomen, en alsof deze apostel zich ooit daarvoor zou laten vinden eigen1 persoon liun 'komenvragenof zij als 't u blieft weg w;illen gaan Dat is teekenend voor 'n man als Paulus, zoo is hij nu heelemaal, zoo op-zijn-stuk-staande, en zoo gesteld op zijn eer! Als wij dus zouden mogen of moeten zeggen, welk woord, welke deugd bij Paulus behoort, dan zouden wij zeker niet antwoorden: de liefde, maar dan zouden wij eer meenen: geloof of hoop. Vooral: geloof. Paulus is de man van het geloof. Men kan moeilijk van geloof spreken. zonder een woord van Paulus aan te halen; Paulus is de apostel van het geloof. Wie iets over geloof zeggen wil, die zal alswan-zelf een woord van Paulus gebrui- ken. Wij hebben het eens even ruw ge- teld. Als het woordje geloof" (het zelf- standignaamwoord dan) in de eerste drie evangelien 20 keer voorkomt, staat het bij Johannes geen enkel maal, en bij Paulus daarentegen wel 100 keer. Geloof daar is Paulus de man van. Denk hem u bij voorbeeld in tijdens dien storm, zooals ons dat verteld wordt in Handelingen 27. Er is op dat groote schip met zijn ruime bemanning en zijn talrijk troepentransport eigenlijk niemand, die nog bij zijn positieven" is, die nog moed heeft of durf. De eenige aan boord, <Jie dan nog gelooft, en die nog de voile be- schikking heeft over zijn verstand, is Paulus, de man van het geloof. had ik de wereldreizigers onder mijn kennis- sen benijid, want het reizen in een stoffige spoorwegcoupe vond ik altijd vervelend en het gesjouw van het eene hotel naar het andere heeft nooit iets bekoorlijks voor me gehad. Mijn avonden na kantoortijd bracht ik nu eens in den schouwburg, in een bioscoop of bij vrienden, maar meestal op mijn gezellige kamers door met het lezen van kranten en tijdschriften. Ramans interesseerden mij niet, die waren me te onwerkelijk. Totdat ik op- eens een voorliefde kreeg voor de werken van Curwood en Jack London, wier frissche na- tuurbeschrijvingen me boeiden. Of die iets in me wakker maakten, wat ik de zucht naar het avontuur zou noemen? Ik weet het niet. Later las ik een paar sensatieboeken van Rider Haggard, die ik rechtaf onmogelij'k vond, maar ze brachten me aan het denken. En als ik dan 's avonds in mijn prettige ver- warmde kamer in een gemakkelijken club- fauteuil mijn krant zat te lezen in een om- geving, die alle comfort bood, die een jong- gezel maar verlangen kan, betrapte ik er mij vaak op, dat ik aan het soezen of liever aan het mijmeren raakte over mijn leven, dat tot dusver zoo emotie-loos was geweest, zoo een- tonig en zoo vlak, en dan kwam het verlan gen bij me op, dat ook ik iets zou beleven, iets buitengewoons, iets belangrijks, iets wat mijn vrienden verstomd zou doen staan. Ik dacht er al over na om in mijn zomervacantie eens op reis te gaan naar Egypte bijtvoorbeeld, of nar Algiers, ergens ver weg. Maar dan kwam al heel spoedig mijn nuchter verstand weer boven en mijn gemakzucht waarschuwde mij, dat het dwaasheid was in de warme dagen zich bloat te stellen aan de hitte van Noord- Afrika of de benauwdheid van Cairo. Zoo zat ik weer op een druiligen Februari- avond op mijn kamer genietend van een fijne sigaar en verdiept in de lezing van „Atlantis". Verdiept is eigenlijk het woord niet, want mijn gedachten dwaalden ieder oogenblik af. Op kantoor was het druk, er was heel wat Men kan Paulus ook noemen man van de hoop. Eigenaardig is het om te zien: zooals Paulus hoopte, zoo sterk als zijn hoop nog was, bij en onder alles. Mocht er temand zijn, die dan liever niet zou willen spreken of hcoren handelen over geloof, omdat dat wat ver van hem af- staat en allerlei ongewenschte bijkomstig- heden oproept, laat die dan bedenken en nagaan, hoe Paulus was de man van de hoop. Hij hoopte altijd nog. Ook hiervan geven wij geen bewijzen; was Paulus niet de man, van wien afkomstig is dat schoone woord over de hoop, die niet beschaamt, overmits de liefde Gods in onze harten is uitgestort Paulus is een echte man van de hoop. Hij hoopte nog, als niemand meer hoopt; hij hoopte op hoop tegen hoop. Paulus is de man van het geloof en van de hoop, maaris hij ook de man van de liefde Nu willen wij eerst over dit wonder- schoone hoofdstuk I Cor. 13 iets zeggen, dat sommigen van onze lezers misschien zal verbazen. Men meent dan wel eens, en men zegt dat ook, dat I Cor. 13 zoo'n heerlijk en mooi hoofdstuk is: ja, er zijn zelfs menschen, die dit hoofdstuk een van de weinig begrijpelijke en bruikbare hoofd- stukken van den heelen bijbel vinden. Verder (zeggen zij) biedt die oude bijbel erg veel vreemds en heel veel, waar men qigenlijk niets, of maar bitter weinig, aan heeft. En als men eerlijk is, heelemaal eerlijk, zal men erkennen, dat men vindt, dat er ook verder in die brieven van Pau lus een heele massa dingen staan, waar men geen weg mee weet, ook zelfs in dezen eersten brief aan de Corinthiers. Maar dat dient gezegd dan: hier, in I Cor. 13, is dat anders en beter. Dat is begrij- pelijk, dat is mooi, dat is fijn, dat is bruik- baar, daar kan men mee voor den dag komen Wii denken t-x. hfi-y ami volgaarne toe, dat dit hoofdstuk der lief de een van de schoonste stukken is van onzen geheelen bijbel, maar wij doen toch niet mee met hen, die zoo gemakkelijk met dit kapittel dwepen, en die niet voelen, hoe wij juist door dit kapittel zelf gekapit- teld worden Want Paulus toont in dit hoofdstuk onze en zijn eigen gebreken wel heel duidelijk; hij gaat niet hoog boven ons staan en verheft zich niet boven ons, hij gaat ook niet beneden ons staan en zegt niet, dat het met hem slechter ge steld is dan met anderen; maar hij gaat naast hen en ons staan en voegt ons toe, terwijl hij zichzelf daarbij geheel insluit: „A1 ware het, dat ik de talen der men schen of der engelen sprak, en de liefde niet had, zoo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden, enz. (Men leze het zelf maar eens na, als men dit hoofdstuk niet of niet goed kent.) Met talen spreken, met tongen spreken, dat was iets, waar de Corinthiers het anders ver in gebracht hadden. En Pau lus zelf kon het ook. Hij heeft het gezegd: MIRY STRAAT 10 - Tel. 194.98 Bestuur: FINOULST I. A. D. KORTRIJK: Leiestraat 48 - Tel. 1139 Vraagt prospectus gratis. (Ingez. Med.) oorrespondentie met mijn principalen in Engelan-d, met wie ik op den besten voet stand, en met wie ik juist nu heel emstige zaken had te behandelen. Toch waren het niet de kantoorzaken, die mijn gedachten bezig hielden, ik was weer bezig met mij zelf en ik vroeg me af, waar toch al dat werken voor diende, als de eene dag precies gelijkt op den anderen. Er moest iets gebeuren, dat verandering in mijn leven bracht; ik moest iets kunnen beleven, het een of ander groots of geweldigs, iets dat heel wat anders was dan het dagelijksch gedoe van kantoor, diner, theater en krantjelezen. Ik verlangde naar het onbekende, het geheimzinnige, zooals een schooljongen naar zijn vacantie verlangt. Ik herinner me nog heel goed, dat ik mij zelf op zeker oogenblik een belachelijken dwaas vond. Ik trachtte die gedachten uit mijn hoofd te zetten en nam mijn boek weer op om verder te lezen, toen opeems helder en duidelijk be neden de electrische schel aan de voordeur klonk. Werktuigelijk klapte ik het boek dicht en opeens voelde ik, neen, wist ik: Dat was het avontuur! Ik luisterde en na eenige oogenblikken hoorde ik het meisje van be neden de trap op komen. Zij kloipte aan. „Een telegram voor u, mijnheer." Dat was niets ongewoons, er kwamen 's avonds wel meer telegrammen, en dat ■blauwe briefje zag er precies eender uit als alle andere. Toen de gedienstige weg was, maakte ik het open. ,,Arriveer morgenvroeg 8.22. Keening." Dat was alles wat er in stond. Mijn prin- cipaal was met de nachtboot uit Londen ver- trokken en zou morgen vroeg hier zijn. Ik had dus het twijfelachtig genoegen van vroeg op te staan en hem aan het Oentraal Station af te halen. Dat was dus het avontuur, waar ik op had gewacht. Inwendig schold ik me voor een idioot, gooide het telegram op een tafeltje en begon weer te lezen. Maar het vlotte niet. Er was iets in de atmosfeer, dat mij onrustig hij sprak meer met (in) tongen dan zij alien. Toch zonder liefde was dat niets. Is dit ook voor ons geen woord Wij kunnen het soms zoo mooi zeggen, en wij kunnen er zoo prachtig over spre ken Ik heb eens n roerend mooi vers gelezen van iemand over de geschiedenis Van den verloren zoon. Iedereen, die dat las of hoorde, prees het. Wat was dat een mooi gedicht Maar ik wist, dat die dichter zijn eigen vader en moeder telkens en telkens groot verdriet deed En ik heb n prachtig muziekstuk van een, die heel teere woorden bracht op rag-fijne muziek, maar zijn eigen leven was in voile en scherpe tegenstelling met den inhoud van dat lied, dat hij had getoonzet. Taal van menschen, taal van engelen haast, maar een klinkend metaal of een luidende schel! Paulus gaat verder. Hij handelt niet alleen over het spreken met tongen, hij noemt ook andere dingen: al ware het dat ik de gave der profetie had, zegt hij en wist al de verborgenheden en al de wetenschapDe gave der profetie welk een groote, schoone gave is dat Dat men Gods woord kent en spreekt, dat men het zelf weet en het ook anderen mag zeggen. Dat men een blik krijgt in de diepten van Gods raad En toch zegt Paulus kan ook dat alles niets zijn, als men de liefde mist in zijn hart. Ja, nog verder gaat hij, die sterke geloofs- neld; hij komt nu geheel op zijn eigen ter rain: al ware het schrijft hij dat ik al het geloof had, zoodat ik bergen ver- zette, en ik had de liefde niet, zoo zou het mij geen nuttigheid geven. Geloof is dat anders niet het eene noodige Heeft Paulus dat niet beweerd, en heeft ook Jezus dat niet gezegd Zei Jezus niet, vol bewondering, dat die vrouw, die Hem van achteren aanraakte, een groot geloof had. cii zei Hii niet" Kl-ir*/-}/* hebt? Tin zou nu dat alles dan niets zijn en geen nuttigheid geven Weg die talen, en weg die profetie, en weg die wetenschap, en weg dat geloof nu ook nog Zijn wij er nu Ik krijg 'n gevoel, als ik I Cor. 13 lees, als iemand, die in een stoel zit bij een tandarts. Maar dan eindelijk, dan zegt de dokter, dat 't voor vandaag genoeg is. Hij gaat nu niet verder, hij houdt nu eens even op, en dan mogen wij straks met een paar dagen weer eens terugkomen. Maar Paulus doet dat niet. Hij gaat nog door, hij werkt door, hij laat ons niet los, en hij laat zichzelf niet. los. „A1 ware het", zoo vervolgt hij, „dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en ik had de liefde niet, zoo ware ik niets." Paulus had zelf wel alles opge- offerd, een mooie positie, een pracht- levens-kans, een beste „baan" (zooals men het tegenwoordig noemt) had hij er aan gegeven, en nu brengt hij ook zichzelf onder dit oordeel, al die offers geven nog niets en baten nog niets en beteekenen nog niets, ja, dan is men nog niets als men de liefde niet heeft En wij worden dus even stil. Want wij dachten misschien, dat wij nogal wat deden zoo, voor de armen of voor een goed en schoon doel, en nu komt dit oor- maakte, iets, dat mijn gedachten onophouide- lijk terugvoerde naar het onbestemde gebeu ren, dat komen zou. Het werd mij ten slotte te machtig, ik legde mijn boek neer, nam hoed en jas en ging naar een der chique ge- legenheden aan het Rembrantspleim, waar ik zeker kennissen aan zou treffen. Eerst over twaalven kwam ik thuis en sliep even rustig en kalm als naar gewoonte. Den volgenden morgen was ik nauwelijks op het perron of de boottrein liep binnen. Mr. Keening kwam mij te gemoet, opgewekt en blozemd, zooals altijd. Het was niet aan hem te zien, dat hjj last had gehad van den over- tocht. Op mijln kantoor dronken we een kop koffie en spoedig daama waren we verdiept in een druk en emstig gesprek, en geen oogenblik dacht ik meer aan mijn zonderlinge bevlieging van den avond te voren. „Ik zal je zeggen, waarom ik hier gekomen ben," zei Mr. Keening. „Je hebt den laatsten tijd een massa goed verscheept naar Calcutta, naar onzen vrdenid Ibadji. Dat was een prach- tige klant, maar zooals je weet, geeft hij ons veel zorg en gaat het allesbehalve vlot met zijn betalingen. Daarom heb ik je de vorige week ook getelefoneerd om die Italiaansche order in celluloid-artikelen te annuleeren. Sinds heb ik nog een paar verontrustende telegrammen uit Calcutta gekregen. Je weet, dat hij de laatste zending loomies weigerde te accepteeren. De handelskamer te Calcutta heeft ons in het gelijk gesteld, maar Ibadji trekt er zioh niets van aan en ook de voor- gaande leveringen betaalt hij eenvoudig niet. Er bestaat veel kans, dat we er voor een dikke twintig duizend pond intvliegen. Ik kreeg nog een ander bericht, dat me meldde, dat de hou- ding van onzen vriend verband houdt met de tegenwoordige anti-En,gelsche beweging, die in Britsch-Indie meer en meer veld wint. Ibadji schijnt zich tot een van de leiders te willen opwerpen, al blijft hij ook achter de LEEUWARDEN (liigeat. Meo.) deel, ook over ons leven 1 Een ander kan dan denken, dat het met ons in orde is. patent, en wij zelf kunnen ons verbeelden. dat wij er zijn maar wij merken nu toch wel, dat voorzichtigheid geboden is. Hebben wij liefde Brengen wij echter liefde in praktijk DE LEEFTIJDGRENS VAN RECHTERLIJKE AMBTENAREN. Bij de Tweede Kamer is een wetsontwerp ingediend tot vaststelllng van een leeftijds- grens van 70 jaar bij het bereiken waarvan aan verschillende bij de rechtspraak betrok- ken ambtenaren, ontslag wordt verleencL In de Memorie van Toelichting wordt ojn. gezegd dat de Minister de voorkeur geeft aan de grens van 70 jaar boven die van 65, om dat het hier gegeven immers, de onafhan- kelijkheid van de betrokken functionarissen geldt het stellen van een algemeenen regel zonder de mogelijkheid van uitzonderingen. voor bepaalde personen. De Minister heeft nog overwogen of er aanleiding is een verschillende leeftijdsgrens te stellen voor lagere en hoogere colleges, dooh daarin bestaat geen voldoende motief. De leeftijdsgrens geldt ook voor kanton- rechters-plaatsvervangers en voor plaatsver- vangerp bij den Centralen Raad van Beroep. De mogelijkheid om verschillende artikelen op verschillende tijdstippen in werking te doen. taUgerecfttebj waar'lde de noodige voorstel- len bij aizonderlijke wetsontwerpen zullen worden gedaan. De leeftijd'grens voor de rechterlijke macht kan dan ingaan tegelijk met de inkrimping van het aantal gerechten, waardoor perso- neel vrij komt. VERLENGING TERMIJN BOTER- CONTIN GENTEERIN G. Een wetsontwerp is ingediend tot wijziging van de wet van 25 Juli 1932 tot regeling van den invoer van boter. Tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van het botercontingen- teeringsontwerp was de termijn, daarin ge steld, inmiddels verstreken, zoodat tegelijk met het tot stand komen dier wet een wijzi- gingsontwerp moest worden aanhangig ge- maakt. In het onderhavige wetsvoorstel wordt aan deze verpliehting voldaan. STEUN AAN DE VLASTEELT. De vier groote landbouworganisaties heb ben zich met een gemeenschappelijk ad res tot den Minister van Economische Zaken en. Arbeid gewend inzake den steun aan de vlas- teelt. In verband met het feit, dat het vlas een object van werkzaamheid is van de eer ste orde, zijn adressanten van meening dat er alles voor is te zeggen den vlasoogst 1933 evenals dien van 1931 en 1932 te steunen. H.i. zou deze steunregeling kunnen zijn een continueering van de steunregeling 1932, met dien verstande, dat het steunbedrag in totaal per H.A. wordt bepaald op f 300 per H.A. te verdeelen in 100 voor den teler en 20Q voor den vlasser. schermen, maar hij neemt een werkzaam aan- deel aan de strooming om Engelsche waren te boyootten. Hoe hij daar als handelsman voor- deel in zien kan, begrijp ik niet, maar dat is zijn zaak. Voor ons is het van belang, dat we ons geld binnen krijgen. Het plan van de firma was om daarginds een advocaat in den arm te nemen, te redden wat er nog te red den valt en ten slotte een faillissement uit te lokken. Als we toch geld toe moeten geven, komt het er op een honderd pond meer of minder niet op aan. Nu wenschte ik eenige brieven en documenten van je mee te nemen, die op de zaken van onzen vriend Ibadji be- trekking hebben." Den heelen morgen waren mijn boekhouder en correspondent druk in de weer met het aanslepen van brievenmappen, facturen en cognossementen en het was al over tweeen, toen Mr. Keening een keurig ingepakt pakje paperassen in zijn actentasch borg en tegen me zeide: ,,Ziezoo nu gaan we op ons gemak lunchen. Ik heb nog wat met je te bepraten en vanavond ga ik met de Harwich-boot naar Engeland terug." In een klein, doch keurig restaurant zaten we een half uurtje later aan een uitgezochte lunch. Mr. Keening seheen met de Holland- sche keuken op zeer goeden voet te staan en verklaarde, dat men in Amsterdam beter eet dam in Londen. De oesters op ijs hadden zijn onverdeelde goedkeurimg weggedragen en de wijn was behoorlijk op temperatuur. Hijf scheen heelemaal niet meer aan zaken te den ken en vertelde opgewekt van Engelsche toe-- standen en society-leven, lachend als ik daar Hollandsohe toestanden tegenover stelde. Toen we onder het genot van een kop koffie een fijne sigaar hadden opgesitoken, leursde Mr. Keening achteloos in zijtn stoel achter- over en zag de zaal eens rond. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 1