Ter Neuzcnscbe Courant Tweede Blad. Maandag 1 Aug. 1932. No. 8869 GEMEENTERAAD VAN AXEL. VAN Vergadering van Dinsdag 26 Juni 1932, des namiddags 2 uur. Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeester. Tegenwoordig de leden: J. M. Oggel, C. Th. van de Bilt, A. Th. 't Gilde, A. Verschelling, Li. P. Ortelee, L. de Feijter, P. van Bendegem, B. Seghers, C. Hamelink, C. van Kampen, A. P. de Ruijter, F. Dieleman en J. de Feijter, benevens de Secretaris J. L. J. Maris. De VOORZITTER opent de vergadering door het uitspreken van het gebedsformulier. Hij stelt vervolgens aan de orde: 1. Notulen. Burgemeester en Wethouders stellen voor de notulen der vergadering van 19 April, die van 3 Mei en die van 2 Juni 1.1. vast te stel len zooals deze in druk zijn verschenen. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 2. Ingekomen stukken. a. Bericht van den Minister van Binnen- landsche Zaken en Arbeid, dd. 28 Juni 1932, dat de door den Raad bij besluit van 3 Mei 1932 vastgestelde verordeninig ingevolge de Winkelsluitimgswet 1930 (StaatSblad no. 460) de Koninklijke goedkeuring heeft verworven bij Koninklijk besluit van 21 Juni 1932, no. 26. Aangenomen voor kennisgeving. b. Het raadsbesluit van 2 Juni 1932, tot aanwijzing der gasfabriek als tak van dienst, bedoeld in artikel 252 der Gemeentewet, voor- zien van het bewijis der goedkeuring door Gedeputeerde Staten. Aangenomen voor kennisgeving. c. Het raadsbesluit van 2 Juni 1932, tot verkoop van bouwigrond aan J. Goossen, voor- zien van het bewijs der goedkeuring door Ge deputeerde Staten. Aangenomen voor kennisgeving. d. Het raadsbesluit van 2 Juni 1932, tot wijziging der gemeentefoegrooting voor den dienst 1931, voorzien van het bewijs der goed keuring door Gedeputeerde Staten. Aangenomen voor kennisgeving. e. Het raadsbesluit van 2 Juni 1932, tot wijziging der begrooting van het gasbedrijf voor den dienst 1931, voorzien van het bewijs der goedkeuring door Gedeputeerde Staten. Aangenomen voor kennisgeving. f. Het raadsbesluit van 2 Juni 1932, tot wijziging der begrooting van het vleeschkeu- ringsbedrijf voor den dienst 1931, voorzien van het bewijs der goedkeuring door Gedepu teerde Staten. Aangenomen voor kennisgeving. g. Een missive van den Commissaris der Koningin in Zeeland, dd. 16 Juni 1932, waarbij deze spoedheidshalve doet toekomen twee van het bewijs der Koninklijke goedkeuring voor- ziene raadsbesluiten van 19 April 1932, waar bij respectievelijk werden vastgesteld de ver- ordening regelende het heffen van vergun- ningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein en de verordening regelen de het heffen van verlofsrecht voor den ver koop van zwak-alcoholischen drank in het klein. Aangenomen voor kennisgeving. h. Het raadsbesluit van 2 Juni 1932, tot wijziging van het leerplan der openbare lagere school, door daarin te laten vervallen het vak „wiskunde" en daarvoor in de plaats te stel len ,,lazen", voorzien van het bewijs der goed keuring door Gedeputeerde Staten. Aangenomen voor kennisgeving. i. Bericht van Gedeputeerde Staten van Zeeland, dd. 1 Juli 1932, dat zij hunne beslis sing omtrent de verordening op het beheer en het kasbeheer der gasfabriek hebben ver- daagd. De heer VAN BENDEGEM vraagt w&arom Gedeputeerde Staten hun beslissing op dit besluit hebben verdaagd. De VOORZITTER kan daarop niet ant- woorden, aangezien Gedeputeerde Staten daarvan niets schrijven; hij vermoedt dat nog iets onderzoeht moet worden, doch verwacht, dat de goedkeuring zal volgen. Aangenomen voor kennisgeving. j. Bericht van Gedeputeerde Staten van Zeeland, dat de begrooting der gemeente voor den dienst 1932 door hen is goedgekeurd. Zij doen dit bij het volgend schrijven: Aan de hierbij teruggaande begrooting voor 1932, alsmede aan de begrootingen voor het Gasbedrijf en het Vleeschkeuringsbedrijf heb ben wij bij besluitvan heden no. 296, lste afd. onze goedkeuring verleend. Wij doen U echter het volgende opmerken: De begrooting geeft geen reeel beeld van den toestand en wijst in werkelijkheid een tekort aan. Zoo is b.v. de raming op volgno. 254 onder a ook, indien met de verhoogde schatting van den Inspecteur der directe belastingen wordt rekening gehouden, nog 1320 te hoog. Op Hoofdstuk XIII 3 had op den post „uitkaoring aan het bedrijf wegens andere grondslagen" /1500 geraamd moeten zijn (zie no. 29 der bedrijfsbegrooting) Op volgno. 240 is slechts 2500 uitgetrok- ken, hoewel de gewijzigde raming voor 1931 4000 bedraagt. Op den post onvoorziene uit- gaven origineel groot 4926,51% is na de verschillende begrootingswijzigingen nog slechts 2305,51% beschikbaar. Tenslotte zullen op de begrooting nog van ongunstigen invloed zijn de eventueele ver- mindering der uitkeering uit het gemeente- fonds; de verhooging van het rentetype der 4% leening ad 13.000 tot 5en de verschillende in den laatsten tijd gesloten geldleeningen. Op grond van het bovenstaande dringen wij er nogmaals met den meesten nadruk op aan te bevorderen, dat alsnog tot belastingver- hooging wordt overgegaan en wel door ver hooging der opcenten op de gemeentefonds- belasting, door heffing van opcenten op de vermogensbelasting en/of plaatsing in de 2e klasse voor de gemeentefondsbelasting. Wij brengen in dit verband nog onder Uwe aandacht, dat tegen beschikking over een ge- deelte van het goed slot 1931 bij ons over- wegend bezwaar bestaat en een besluit daar- toe onze goedkeuring niet zal kunnen ver- werven, aangezien, nu het geheele batige slot van 1930 in de begrooting 1932 is gebracht, de tijdsomstandigheden het noodzakelijk maken, dat voor 1933 een behoorlijke reserve wordt gevormd. Overigens geeft de begrooting ons no° aanleiding tot de volgende opmerkingen: nos. 17 en 160. Gezien de uitgaven in 1930 sctijnt de raming aan den lagen kant. No. 33/83. In den verdeelingsstaat had ten laste van Hoofdstuk III 73,57 geraamd moeten zijn. No. 197. De toelichting is geheel onvOl- doende. Raadsverslag. Dit zal alsnog moeten wor den ingezonden. Gasbedrijf. No. 29. De corr.espondeerende post moet nog in de gemeente-begrooting geraamd worden. Kapitaalsinkomsten en uitgaven. Er bestaat geen evenwicht. Bungemeester en Wethouders deelen hier bij mede, dat door Gedeputeerde Staten de opmerking wordt gemaakt, dat de begrooting geen reeel beeld geeft van den toestand en in werkelijkheid een tekont aanwijst, o.a. dat de post ,,opbrengst gemeentefondsbelasting 1320 be veel is geraamd, hetgeen voordien een bedrag van 2800 uitmaaikte. Van hunne zijde deelen Burgemeester en Wethouders mede, dat het tekort op den post opbrengst gemeentefondsbelasting door een nadene raming van den inspecteur der directe belastingen tot f 1320 is teruggebracht. Uit de dezer dagen opgemaakte kohieren van schoolgelden blijkt, dat het totaal van die kohieren 1400 hooger kornit, dan de raming. Door deze uitkomst wordit het evenwicht in de begrooting hersteld. Overigens zal de be grooting 1932 met eenige zorg naar wij ver- trouwen tot een goed einde uitgewerkt kun nen worden. Voor de werkloozenzorg kan geen voorspelling worden gedaan. Wij verwachiten, dat de uitgaven voor dat doel niet zoo hoog zullen gaan dan in het le halfjaar. In het le halfjaar 1932 is aan steun en werkverschaffing uitgegeven een bedrag van f 19.718. Het Rijk draagt hienin 50 bij. De vooruitzichten op de 1 andbou woogst geven de verwachting van eenig werk, al is het niet voor een te langen tijd. Wij zullen er naar streven in de begrooting van 1932 nog een behoorlijk bedrag te vdnden voor de werkloo- zenvoorzieninig. De VOORZITTER kan hieraan nog toe- voegen, dat Burgemeester en Wethouders van oordeel zijn, dat ze met de begrooting van het loonende jaar 1932 zullen uitkomen, tenzij de werkloozenverzorging een zoodanig bedrag zou vorderen als thans met geen mogelijkheid te voorzien is. Tot hiertoe heeft de ervaring' echter geleerd, dat in de tweede helft van het jaar voor werkloozenuitkeeringen minder noodig was dan in de eerste helft en daarop is de berekening eenigszins gebaseerd. Dat Burgemeester en Wethouders in een vorige vergadering nog een ander geluid moesten laten hooren is een gevolg van ver- verschillende omstandigheden. Zij zaten to en ook nog voor de dekking van het bedrag 2800 aan opcenten van de fondsbelasting dat door een fout te hoog was gesteld. De vorige week kwam echter bericht van den inspec teur der directe belastingen, dat dit verschil bij nadere berekening kon worden terugge bracht tot 1300. Voorts zijn Burgemeester en Wethouders met spoed begonnen aan het opmaken van het kohier der schoolgelden, en bleek daarbij dat het bedrag f 1400 hooger loopt dan bij de begrooting was geraamd. Burgemeester en Wethouders waren bij die raming zeer voor- zichtig geweest in de verwachting, dat in dit jaar 1932 velen geen belasting zouden moeten betalen en dus ook geen schoolgeld. Die ver wachting is echter anders uitgekomen, zoodat het nu mogelijk was met die hoogere op brengst het restant van het verschil der 2800 te dekken. Indien Burgemeester en Wethouders twee vergaderingen te voren dit resultaat hadden voorzien, dan zouden ze zeker niet met voorstellen tot verhooging van de opcenten op de gemeentefondsbelasting zijn gekomen. De heer 't GILDE: Naar aanleiding van de goedkeuring der begrooting moet mij een op merking van het hart. In hun schrijven van 13 Mei 1932 achtten Gedeputeerde Staten een heffing van 80 opcenten op de gemeente fondsbelasting en een rangschikking van de gemeente in de 2e klasse voor de belastingen noodzakelijk. Onder bedreiging dat ons de goedkeuring aan de begrooting zou worden onthouden werd ons nogmaals in overweging gegeven de in de vorige raadszitting verworpen voor stellen opnieuw in behandeling te nemen en aan te nemen en verzocht werd om Gedepu teerde Staten spoedig zoo nauwkeurig moge lijk in te lichten. Nadat dit gebeurd is, en het gunstig resul taat van 1931 is bekend geworden hebben Gedeputeerde Staten aan de hand daarvan vermoedelijk geen vrijmoedigheid kunnen vin- den hunne goedkeuring aan deze begrooting te onthouden. Niettegenstaande dit blijven zij op hun standpunt van toen staan. In hun oog wijst de begrooting een tekort aan en daarom di ingen zij andermaal en nog wel met den meesten nadruk er op aan dat de verworpen voorstellen nogmaals in behandeling zullen komen en zal worden overgegaan tot plaat sing in de 2e klasse voor de gemeentefonds belasting of verhooging van de opcenten voor de vermogensbelasting. Is dat nu omdat er gesproken wordt over de vermogensbelasting dat Burgemeester en Wethouders ijskoud voorst.ellen dit stuk voor kennisgeving aan te nemen, of is het met het oog op de salarisvoorstellen van Bendegem 't Gilde dat men vandaag liever een optimis- tischen toon laat hooren. Wij hebben er reke ning mede te houden, dat wij in feite aan dit overschot van 1931 niets hebben. Indien wij er over zouden beschikken zal een besluit van den raad daartoe de goedkeuring van Gede puteerde Staten niet kunnen verwerven. Is de toestand dus gunstig, Mijnheer de Voorzitter Komen wij in verband met de kolossale werkloosheid toe met onze uitkeeringen die noodig zullen blijken? Om finantieele redenen die Gedeputeerde Staten in dit schrijven noemen is dit aan ge- rechten twijfel onderhevig. Het college weet al genoeg hoe wij over belastmgverhooging denken. Men behoeft daar voorloopig niet mee af te komen. Maar mijn bedoeling is deze: staan Burgemeester en Wethouders inzake belastingverhoogingen thans lijnrecht tegenover Gedeputeerde Staten of is terwille van de salaris voorstellen een optimistisch geluid vandaag een eerste eisch? De VOORZITTER wijst er nader op, dat Gedeputeerde Staten zich op het standpunt stellen, dat de begrooting een tekort aan- geeft; Gedeputeerde Staten wisten echter toen ze dien brief schreven nog niet, dat die f 1300 ook waren gedekt door een hooger school geld kohier. Hij noemt het onjuist, dat Bur gemeester en Wethouders de begrooting zoo optimistisch zouden voorstellen, maar betoogt, dat men de begrooting toch ook moet bezien zooals die inaerdaad is; men draagt nu ook kennis van het mooie saldo der begrooting over 1931. Gedeputeerde Staten zeggen, dat ze, indien de gemeenteraad wilde beschikken over een deel van dat saldo tot dekking van uitgaven over 1932, zij dat niet zouden goedkeuren en dat is volkomen terecht, maar Burgemeester en Wethouders houden daarmede dan ook voor -kiin ,:r uitgaven ove; ±932 geen rekening. Zij hi ben wel nagegaan wzar dat sr..da ever 1931 vandaan is gekomen en hebben dan ver- geleken de ontvangsten en de uitgaven der begrooting over 1932, en dan kunnen ze zeg gen dat, indien de overeenkomstige posten tot gelijke uitkomsten leiden, de begrooting over 1932 zal uitkomen, zooals gezegd onder een beding: dat de uitgaven voor werkloozenzorg niet abnormaal hoog loopen. In het eerste half jaar is daarvoor echter uitgegeven ongeveer 20.000; aangezien het in het tweede half jaar steeds minder is ge weest, verwachten Burgemeester en Wethou ders ook nu met minder te zullen toekomen, onvoorziene omstandigheden b.v. dat de fabriek geheel gesloten zou worden uitge- sloten. Burgemeester en Wethouders zijn in hun berekening zeer voorzichtig geweest. Men moet ook wel in 't oog houden, dat de bedoeling van Gedeputeerde Staten tweeerlei was, nl. om te dekken die 2800 welke on juist berekend waren, en daarvoor diende het voorstel tot verhooging der opcenten, maar dat zij bovendien ook bezwaar hadden dat het saldo van den dienst over 1930 ten bedrage van 24.000 geheel in de begrooting voor 1932 was verwerkt. In verband daarmede werd voorgesteld de gemeente in de 2e klasse der fondsbelasting te rangschikken. Nu, met een bevredigend saldo over 1931, kan naar de meening van het geheele college de begroo ting voor 1933 worden afgewacht om na te gaan of maatregelen in een of anderen zin zullen noodig zijn. De heer DE RUIJTER vraagt, welk bedrag er dan nog disponibel is. De VOORZITTER kan dit niet tot den laat sten cent toe zeggen, want het beschikbare bedrag vloeit voort uit bedragen die op ver schillende posten zullen overgehouden worden, welk bedrag dan met twee te vermenigvuldi- gen is, aangezien het rijk van de ondersteu- ning aan werkloozen 50 restitueert. In de eerste plaats is te wijzen op den post voor onvoorziene uitgaven, die nog f 2500 bedraagt. De heer DE RUIJTER: Zoodat dit /5000 zou zijn. De VOORZITTER antwoordt bevestigend; hij denkt dat er verder van verschillende posten nog vijf a zesduizend gulden te halen is. De heer DE RUIJTER: Dat zou dus met die andere 5000 ongeveer 17.000 worden? De heer VAN BENDEGEM verklaart de zaak niet te begrijpen. De Voorzitter zegt, dat er 2500 op onvoorzien disponibel is en dat het rijk 50 bijdraagt, maar dan komt men toch niet tot 5000, doch slechts tot /3750 De VOORZITTER merkt op, dat die opvat- ting niet juist is; het rijk geeft niet 50 van het bedrag dat de gemeente uitkeert, doch 50 van het totaal der uitkeeringen, alzoo evenveel als de gemeente. Daarom kan het bedrag dat de gemeente beschikbaar heeft met 2 worden vermenigvuldigd. De mededeeling wordt hierna met alge meene stemmen voor kennisgeving aange nomen. k. Berekening van den directeur der gas fabriek naar aanleiding van bet ontworpen tarief van een tweetal leden van den raad, luidende als volgt: In bet bezit van Uw geacbt schrijven dd. 2 dezer, betreffende bet tarief voor bakkers- gas, deel ik U hierdoor beleefd mede, dat bet tarief zooals dit werd voorgesteld in de ver gadering van den Raad, niet in het belang is van het bedrijf en niet in bet belang van den verbruiker, om de navolgende reden: De verbruiker wensoht gas te betrekken tegen 5 cent per M3. Nu is de vraag kan bet bedrijf tegen dien prijs gas verkoopen voor het bestemde doel. Dit laatste is ongetwijfeld mogelijk. De berekening wordt dan als volgt: Verbruiker heeft in zekere maand 530 M3 gas verbruikt. 530 M3 gas ad 5 cent 26,50. Voligens het tarief ter raadsvergadering voorgesteld, zou voor dit verbruik de volgen de berekening noodig zijn: 300 M3 ad 6 cent 18, 200 M3 ad 5 cent 10, 30 M3 ad 4 cent 1,20 530 M3 29,20 Dat deze berekening niet in het belang van den verbruiker is, valt dadelijk in het oog; hij zou immers f 2,70 meer moeten betalen. Ook voor het bedrijf is laatstgenoemd tarief geen belang. Men gaat hier gas leveren tegen 4 cent per M3, hetgeen onder deze omstandigheden ieder wel als een bezwaar zal zien. De fout van het ter Raadsvergadering voor- gestelde tarief is, dat men is uitgegaan van veronderstellingen en geen rekening werd ge houden met het speciale van het geval. De verbruiker heeft niets aan een tarief van 300 tot 500 M3, ook niet aan tarief tot 700 M3, om de eenvoudige reden, dat zijn ver bruik steeds tusschen 500 en 600 M3 per maand is. Het voorstel van BuTgemeester en Wethou ders en Gascommissie is behoorlijk op de praktijk gebaseerd. Dit moet ook in dit ge val, daar het slechts een verbruiker betreft. Bij ons heeft ook nimmer de bedoeling voor- gestaan, om een bakkersgasitarief in den vollen zin van het woord in elkaar te zetten. Steeds was het de bedoeling om den ver bruiker gas te leveren tegen 5 cent per M-!. Niet om daarvoor een speciaal tarief vast te stellen, doch om een overeenkomst tusschen partijen te maken. Het is nu eenmaal niet wel mogelijk, om voor een speoiaal geval een algemeen tarief te bepalen. Dit moet door onderhandeling gebeuren. Welnu, de verbruiker vroeg om gas te betrekken tegen 5 cent peir M3., voor zijn tegenwoordig verbruik. Dit is mogelijk voor het bedrijf; wat kan er dan tegen zijn om dit voor partijen bevredigend contract af te sluiten. Dat is, naar wij vememen, goede koopmanspolitiek. Ik hoop U biermede te hebben aangetoond, dat en het belang van het bedrijf en het be lang van verbruiker gediend zouden zijn, als Burgemeester en Wethouders en Gascommis sie ook dit geval kunnen behandelen als „speciaal", en dat het niet in het belang is van het bedrijf om hiervoor een algemeen tarief vast te stellen dat voor den verbruiker niet van belang is. De heer HAMELINK kan niet begrijpen, dat de directeur der gasfabriek het nog noodig heeft geoordeeld zoo'n advies te geven. Ofschoon het wel geen zin geeft, acht hij het toch noodig, daarover iets te zeggen. De directeur stelt het tarief door raadsleden aan- gegeven als onjuist voor, omdat het niet in het belang is van de fabriek en niet in dat van den verbruiker, die gas wil betrekken voor 5 cent per M3. Hij erkent daarin dus, dat het voorgestelde tarief niet gold het alge meen, doch bedoeld was ten bate van een ver bruiker! Maar dan was het toch wel reeeler geweest om dat zonder meer te kennen te geven en goedkeuring op dergelijke overeen komst te vragen Had men dat dan gedaan, dan hadden al de gehouden beschouwingen achterwege kunnen blyven. Men behoefde dan geen afbakening tot 300 3, en tot 500 M3. te maken. Nu kreeg de raad een tarief ter goedkeuring en dan moest het onlogische van dat tarief bij elk die wil zien in 't oog vallen. De direc teur zoekt nu wel een hoeveelheid uit, van 530 M3„ waarbij het voor den verbruiker iets minder voordeelig is, maar als hij 590 M3. gebruikt heeft hij er voordeel van en bij 690 M3. nog meer. De VOORZITTER: Maar hij gebruikt maar gemiddeld 500 M3. of iets daarboven per maand. De heer HAMELINK: Waarom dan, als men dat beoogde, niet ineens gezegd wat men bedoelde, dat men dezen verbruiker de door hem benoodigde hoeveelheid wilde leveren voor 5 cent per Ms. Dan was immers al dat verdere gepraat niet noodig geweest. De VOORZITTER: Hij gebruikte steeds tusschen de 500 MS. en 600 M3. per maand, dat is nagezien. De heer HAMELINK meent, dat dit er minder toe doet, maar wel op welke wijze den gemeenteraad het tarief in handen is ge- speeld. Als dat wordt ingediend zooals het is geschied, dan moet men aannemen, dat dit te goeder trouw geschiedt, dan kan men daaraan niet zien dat de directeur, de gascommissie of Burgemeester en Wethouders iets anders bedoelen dan ze schrijven. De gemeenteraad zou van een ambtenaar als de directeur der gasfabriek betere voorlichting kunnen ver- langen. De heer 't GILDE: De schuld van dezen afloop is de heer Hamelink zelf, die tegen het voorstel oppositie voerde, niettegenstaande er niet over een tarief behoefde gesproken te worden. Ik zal, daar deze zaak zoo lang- zamerhand een ergemis gaat worden en al het gepraat er over maar tot schade voor het bedrijf heeft geleid er niet veel van zeggen. Het schijnt maar niet tot 't begripsvermogen van den heer Hamelink te willen doordringen dat dit geval is een speciaal geval. Wij had den maar een bakker die gas voor dit doel be- trok en toch wou de heer Hamelink een tarief. Omreden het een „speciaal" geval was acht ten Burgemeester en Wethouders en Gascom missie een speciale behandeling noodig. Uit den treure heeft de heer Hamelink hier met zijn stokpaardje gewerkt, zoo zelfs, dat zijn idee ingang vond bij anderen. Wonderlijk, hoezeer hij met ons van mee ning verschilde hielp hij in de vorige vergade ring de nieuwe verordening op het beheer der gasfabriek vaststellen. Art. 1 van de nieuwe verordening bepaalt nog wel dat Burgemees ter en Wethouders voor speciale gevallen een afzonderlijke regeling treffen kunnen. Niet tegenstaande blijft de heer Hamelink er maar over doorboomen. Hij zal toch begrijpen, dat dit niets uithaalt temeer omdat het voortaan behoort tot de competentie van Burgemees ter en Wethouders en de Gascommissie. Gezien de schade die het bedrijf al heeft opgeloopen en de totale nutteloosheid zou ik voorstellen na de kennisname van de cijfers van den Directeur de debatten hierover te sluiten. De heer Hamelink heeft het de vorige maal gehad over het prestige; het heeft er alien schijn van dat alleen om der- wille van zijn prestige dit punt een onderwerp van discussie moet blijven vormen. Op die manier kunnen wij voortaan wel het wijzertje rond vergaderen over nuttelooze dingen. De heer DE RUIJTER betoogt, dat men in deze nooit de schuld van dezen minder aan- genamen afloop aan den gemeenteraad kan wijten. Als het hier een levering voor een persoon betrof, had men het anders moeten voorstellen. Nu kreeg de raad een tarief te beoordeelen, niet een tarief voor A of voor B, maar geldend in het algemeen en dat voor gestelde tarief was niet economisch voor de fabriek. Nu behoeven tarieven voor speciale gevallen niet meer door den gemeenteraad behandeld te worden, als gevolg van de aan- neming der nieuwe verordening op het beheer der gasfabriek, en spreker acht dit ook beter. Dat die zaak evenwel aanhangig is gemaakt en de manier waarop die ge- schiedde, is de schuld van de Gascommissie en Burgemeester en Wethouders. En wan- neer dan zoo'n voorstel hier komt, heeft spreker niet alleen het recht, doch den plicht zich daartegen te verklaren als hij dat on- economisch en tegen het belang der fabriek acht. Hij acht het in het algemeen niet practisch zuike kwesties in een openbare raadszitting te bespreken, maar hij moet er ook tegen opkomen, dat men de voorstellers de berekening uit den raad zou aanwrijven dat deze geen goede berekening gemaakt hebben. Het heeft geen practisch nut meer daarop in te gaan, en daarom laat hij het bij dit protest. De heer HAMELINK sluit zich, voor wat de bevoegdheid van den gemeenteraad aangaat om over de ter tafel gebraehte voorstellen te oordeelen aan, bij de woorden van den heer De Ruijter. Als de raad daarop geen critiek had uitgeoefend was hjj tekort geschoten in zijn plichten. Het is niet den heer Hamelink dien men om zijn oppositie de schuld van het gebeurde moet geven, maar wel aan de ver- keerde voorlichting, die van de bestuurstafel over dit onderwerp gegeven is. En dat het met deze kwestie zoo lang heeft geduurd eer er een beslissing kwam, is de schuld van den heer 't Gilde zelf, die een zijner fractiege- nooten tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft laten stemmen, waardoor de stemmen staakten en een beslissing tot de volgende vergadering moest wachten. Dat de heer 't Gilde later terugkrabbelt bij een beslissing over zijn eigen zaak, geeft te den ken. Wanneer spreker zelf zoo'n houding had aangenomen, dan zou hij toch zeker niet trachten een ander het slachtoffer te maken, als het verkeerd uitloopt. De heer 't Gilde mist dus het recht om zoo van leer te trek- ken als hij daar even deed en het gebeurde typeert de lijn waarin de heer 't Gilde zich beweegt. Men is van hem al veel frontveran- dering gewoon, maar dit spant toch wel de kroon, als men dan daarbij nagaat de manier waarop hij tegen medeleden meent te moeten optreden. Het schrijven wordt met algemeene stem- men voor kennisgeving aangenomen. 1. Een schrijven van den diireateur der gas fabriek, luidende als volgt: Als gevolg van de besprekingen in den Raad, kwam de heer P. J. Scheele, bakker alhier, ons heden beriohten, dat hij zijn oven- installatie heeft veranderd en geen gas meer wenischt te gebruiken. A.s. Maandag moeten wij* leidingen afbre- ken en meter waghalen. U zult begrijpen, dat ons dit bericht zeer tireft, terwijl de naam van ons bedrijf hierop niet zal vooruitgaan. Partioulieren hebben nu eenmaal een hekel aan publiciteit ten opzichte van hun zaak. Hieromtrent is voorts ingekomen een schrij ven van P. J. Scbeeile, luidende: Door aanschaffing van een nieuw systeem verwarmingsapparaat, ben ik zoo vrij om Uw geaoht College bekend te maken dat ik terecht tot mijn spijt) de gasafname vanaf heden stop zet. Ik vind het erg jammer te meer omdat ik altijd met genoegen tesamen met de directie der gasfabriek, in alle opziichten jarenlang prettig gewerkt heb, 't welk voor beide par tijen van groot belang was. Waren er bedrijfsstoomissen die werden direct verholpen; het kwam zelden voor, maar was er iets niet in orde, direct was er alle mogelijke hulp aanwezig, ik kan dan ook niet anders dan mijn danik betuigen aangaande de directeur en verder gevolg. Dan tenslotte kan het toch ook niet onder behandeling blijven, de zaak is nu mijns in- ziens al genoegzaam bekend. Wil intusschen de gasprijsiherziening, wat mijn eerste venzoek betreft, van het pro- gramma schrappen. Burgemeester en Wethouders stellen voor, aangezien de heer Scheele voor zijn bedrijf geen gas meer wenscht te betrekken, die stukken voor kennisgeving aan te nemen. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. m. Een schrijven van den directeur der gasfabriek, waarin deze het volgende mede- deelt: Nadat ik in het Raadsverslag van de ver gadering van 3 Juni j.l. had gelezen, en in verband met een opdracbt aan den boekhou- der, meende ik verplicht te zijn inzake het bezoek aan de gasfabriek door den heer Van Bendegem een nader onderzoek te moeten instellen. Bij dat onderzoek is gebleken, dat de heer Van Bendegem zich zich over de spoorlijnen der Maatschappij Mechelen-Ter Neuzen, toe- gang tot de gasfabriek had verschaft. Bij de kolentransportinrichting stonden een paar mensohen waarbij genoemde heer zich vervoegde onder m'ededeeling ,,dat hij de boel eens kwam bekijken". Er is toen gevraagd of hij wellicht de Directeur wilde spreken, waarop de heer Van Bendegem antwoordde: „Neen, neen, dat is niet noodig, ik wil alleen de fabriek maar eens zien". In het Raadsverslag stond, dat de heer Van Bendegem zou gevraagd hebben of de Direc teur ook tbuis was en dat hij daarop een ontkennend antwoord zou hebben gekregen. Indien het Raadsverslag juist is, dan komt deze mededeeling wel in een ander daglicht te staan. De heer Van Bendegem is daama met den stoker mede naar boven gegaan, hij is daar bij het laden van een paar retorten geweest, is medegeweest naar main en stoomketel, hij is vervolgens den stoker achtema geloopen naar zuiverhuis, motoren, persinstallatie en naar de machinekamer en is daama langs denzelfden weg als hij was gekomen weer vertrokken. Tegen een dergelijke handelwijze meen ik emstig te moeten protesteeren; niet alleen heeft hij een persoon op die manier van het werk gehoudten, doch het verblijf in Iokalen der fabriek, zonder mijn medeweten kan zeer gevaarlijk zijn. Het kan toch immers voor- komen, dat door stagnatie in het bedrijf, zich gas in de Iokalen bevindt. Welke ge- volgen kan in zoo'n geval een brandende pijp of sigaar hebben? Bovendien kunnen den bezoeker nog meer- dere ongevallen treffen en dan komt natuur- lijk de schuldvraag. Het spreekt vanzelf dat wij ons niet garant verklaren voor eventueele ongevallen die kunnen voorkomen, doch daar om te meer moet men niet op eigen gelegen- heid bezoeken brengen. U zult het met mij wel eens zijn, dat ik na het lezen van het verslag, verplicht was een en ander te onderzoeken, en ter Uwer kennis te brengen. Waar de heer Van Bendegem volgens het verslag nog zeide, dat de gemaakte aaniner- kingen voor hem geen reden zouden zijn om van de Gasfabriek weg te blijven als hij het noodig oordeelt daar te moeten zijn, zou ik hem toch emstig in overweging willen geven zich eerst bij mij of ten kanitore van den boekhouder aan te melden. Bij niet-nakoming daarvan zou ik in mijn verplichtingen tegen U!w College tekort komen als daarop geen aanmerking zou wordien gemaakt, aangezien orde en regel toch ook zeer zeker door tJ worden geeischt. Beleefd verzoek ik U dit schrijven ter ken nis van den Raad te brengen. Aangenomen voor kennisgeving. n. Een schrijven van den boekhouder der gasfabriek, waarin deze naar aanleiding der beraadslagingen in den gemeenteraad het vol gende mededeelt: Ingevolge ontvangen opdracht deiel ik U hierbij beleefd mede, dat de mededeeling van den heer Van Bendegem in de Raadsvergade ring van 3 deizer, volkomen juist is voor wat betreft mijn opmerking aan stokers, dat deze heer bij zijn bezoek aan de gasfabriek daar geen zaken had. Zooals U bemerkt, heb ik die aanmerkingen niet gemaakt tegen een bepaalden stoker, doch tot meerderen. Het geval heeft zich als volgt toegedragen Bij betaling van loon werd mij medege- 'leeld, dat die heer Van Bendegem op de fabriek was geweest. Bij mijn vraag wat deze daar te doen had, werd geantwoord, dat hij de zaak eens kwam bekijken. Verder werd mij medegedeeld dat de heer Van Bendegem zich over den spoorweg toegang tot de fabriek had verschaft, dus achter langs. Bij het vernemen daarvan heb ik werkelijk nogal eenige krasse aanmerkingen gemaakt, waarvan ik evenwel geen woord kan terug- nemen. Nadat de directeur het Raadsverslag had gelezen, heeft hij nog esn nader onderzoek ingesteld, in verband waanmede ik meen hier- mede te kunnen volstaan, en verwijs ik U voor meerdere gegevens naar het aan U ge- nicht schrijven van den directeur d,d. heden. Het zoude mij aangenaam zijn indien dit schrijven ter kennis van den Raad werd ge bracht. De heer VAN BENDEGEM: Mijnheer de Voorzitter. Naar aanleiding van het schrij ven van den Directeur der Gasfabriek, over mijn bezoek op de Gasfabriek, wil ik mede deelen, dat dit schrijven niet geheel en al juist is. Want ik heb niet gevraagd of de directeur thuis was, maar ik heb gevraagd of de Direc teur tegenwoordig was. En toen werd mij geantwoord, dat de Directeur niet aanwezig was. En toen mij geantwoord werd: „Hij is hier niet", is er mij gevraagd of ik hem wilde spreken. En dan heb ik niet geantwoord, zooals de Directeur schrijft: Neen, neen, maar ik heb geantwoord, dat het mijne bedoeling was een kijkje op het bedrijf te nemen. En toen antwoordde een der stokers: ,,Ik zal het U wel eens laten zien en U rondleiden". En mijnheer de Voorzitter, ik heb dit met deze bedoeling gevraagd of de Directeur tegen woordig was, omdat ik weet, dat deze mijn heer wel eens zooveel van rheumatiek of een dergelijke ziekte weet, dat het misschien wel eens gebeurd, dat hij zijn bedrijf in geen dagen kan controleeren. Daarom vroeg ik niet of deze thuis was. Want als die mijnheer thuis is en hij wordt op zoo'n oogenblik gegeeseld door zijn ziekte, dan meen ik dat het beter is zoo'n mijnheer Directeur gerust in zijn huis te laten blijven. Daarom meende ik, dat ik ter wille van den persoon goed deed mij rond te

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 5