GEMEEN TERAAD VAN ZAAMSLAG. OUDE MAN DOODGESCHOTEN. Maandagavond heeft een 23jarige slager te Schaesberg met een revolver zijn 62jarigen knecht in een vlaag van woede doodgescho- ten. Tegen halftwaalf stond de slager in de Hoofdstraat voor zijn slagerij, toen zijn oude knecht thuiskwam. Deze begaf zich naar de keuken, waar de vrouw van den slager ver- toefde. Even later hoorde de slager hulpgeroep van zijn vrouw. Hij begaf zich onmidellijk naar binnen en zag, dat de knecht zijn vrouiw vast- hield. i Hierop ontstak ho dusdanig in woede, dat hij blindelings een revolver nam, die op een kastje lag en twee schoten op den knecht loste. Te voren had de knecht, die den slager hoorde komen, de vrouw losgelaten, die dade lijk toen naar boven was gevlucht. Een der schoten, die de slager op zijn knecht afvuurde, ging door het hart, zoodat de man ommiddellijk dood neerviel. De slager heeft zichzelf, toen hij gekal- meerd was, bij de politie te Schaesberg aan- gemeld, waarna hij in het arrestantenlokaal werd opgesloten. De dader is 23 jaar oud en staat als zeer oppassend bekend. Hij verklaar- de in een hevige gemoedsstemming tot zijn daad te zijn gekomen. De knecht had de vrouw bij de worstehng gewond. Hij verkeerde onder den invloed van sterken drank en stond ook overigens niet gunstig bekend. DRIE MENSCHEN VERDRONKEN. Op de Donau bij Regensburg is Zondag een boot met twee jongens omgeslagen. De mzit- tenden en een jonge man, die hen wilde red den, zijn verdronken. EEN GEVAAREIJKE VANGST. De heer William Sweeney, een inwoner van Peckham (London), vertoefde Zaterdag in zijn tuin toen hij in het Grand Surrey Canal, dat achter zijn huis stroomt, een geplons hoorde. Toen hij ging kijken, zag hij den kop van een beest, dat ho voor een paling aan- zag. Hij nam een stok, stak dien onder het lichaam van het beest en gooide het op den oever. Meteen zag hij tot zijn sehrik, da.t het geen paling, maar een slang was, dien hij ge- vangen had. Het zette dadelijk zijn voet op den kop van het dier, dat geweldige pogmgen deed om los te komen, maar ten slotte toch bezweek, nadat ho een half uur getracht had met zijn voet den kop te vermorzelen. Toen hij het beest aan kenners van slangen liet zien, bleek het een gevaarlijke Zuid-Ameri- kaansche giftslang te zijn. Het beest, dat bijna een meter lang was, is vermoedelijk in de lading van een schip mee naar Engeland. gekomen, mee overgeladen op een Theems- lichter en van dat schip in het kanaal terecht gekomen. IEMAND, DIE DE CRISIS ZOU OPLOSSEN Groote plakkaten zijn, naar de N. R. Crt. meldt, een paar dagen geleden te Amsterdam aangeplakt, waarin een zekere Schout mede- deelde, dat hij de middelen wist om de crisis in zes maanden op te lossen. A1 wie daar be- lang in stelde, werd uitgenoodigd, Zaterdag- avond om half negen op den Dam te komen. Natuurlijk stelden zeer velen daar belang in, zoodat tegen half negen het Damplein vol volk was. Hier en daar vroeg men elkaar, waar de onbekende Schout zou spreken. Het. kon wel zijn van de ru'ine van de Bisschop, zelfs werd gemeend, dat het balcon van het Paleis voor zulk een belangrijke zaak wel ter beschikking mocht worden gesteld. Nauwelijks had de klok van het Paleis het uur van half negen aangekondigd, of in een der palen op het midden van het plein klom een bleeke jongeling. Hij wenkte het publiek minzaam toe, dat dadelijk in zijn richtmg stroomde. Nauwelijks had hij z*jn mond ge- opend, of een agent wenkte hem, van zijn hooge standplaats te komen. Tusschen twee agenten werd de jongeman via de Mozes en Aaronstraat en Nieuwezijds Voorburgwal naar het bureau Warmoesstraat gebracht. De menigte stroomde mee, maar werd in de Mozes en Aaronstraat eenige oogenblikken tegengehouden. Daama stroomde een ge- deelte van het publiek naar den Nieuwezijds Voorburgwal, terwijl de meerderheid op den Dam bleef. Om negen uur klom een tweede man in den paal. Ook hij was spoedig weer op den beganen grond. Intusschen was de gelegenheid schoon voor zekere elementen om op den Dam te blijven en groepjes te formeeren en behalve de crisis ook de politiek te bespreken. In den loop van den avond werd de oplosser van de crisis weer op vrije voeten gesteld. Vergadering van Maandag 25 Juli 1932, des namiddags 1,30 uur. Voorzitter de heer J. de Feijter, Burge- meester. Tegenwoordig de heeren S. van Hoeve, A. de Feijter, D. Dees, C. H. H. Wisse, A. Haak, A Dees, H. Bakker, D. G. Koopman, S. Bujjze, C. Maas en K. Hamelink, benevens de Secre- taris J. Stalk. Ann de orde komt: 1. Opening. De VOORZITTER opent de vergadering door het uitspreken van het gebedsformulier. 2. Notulen. De notulen van de vergadering van 4 Juli 1.1. worden aangehouden, aangezien die nog niet in druk zijn verschenen. 3. Mededeelingen. a. De VOORZITTER deelt mede, dat is ingekomen een adres in zake het exploiteeren eener radio-centrale, welk adres hij voorstelt te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders am bericht en raad. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. b. De Raad besloot in zijne vergaderingen van 5 en 23 Pebruari j.l., de voor deze ge- meente geldende steunregeling in dien zin te wijzigen, dat voortaan, behoudens goedkeuring van die wijziging, vier leden van het orgaan zullen worden benoemd door de betrokken werknemersorganisaties en vier leden werk- gevers door Burgemeester en Wethouders te benoemen. De Christelijke land-, tuin- en zuivelbedrijf- organisatie wees op ons verzoek aan Jacobus Abraham Wilhelm; de Nederlandsche vereeniging van fabrieks- arbeiders wees op ons verzoek aan D Koekoek; de Christelijke Besturenbond wees op ons verzoek aan E. Hamelink; de Nederlandsche vereeniging van land- arbeiders wees op ons verzoek aan P. de Blaeij. Van de vier leden werkgevers door Burge meester en Wethouders te benoemen kwam van de heeren Jan Scheele en A. Koster be richt in, dat zij zich eene benoeming lieten welgevallen. Op een zestiental door ons gedane verzoe- ken om een eventueele benoeming tot lid- werkgever aan te nemen kwam geen enkel gunstig antwoord binnen. Van oordeel, dat genoeg pogingen in het werk zijn gesteld om het deel der commissie, dat moet bestaan uit werkgevers, samen te stellen, deelen wij U mede, dat het dus niet is mogen gelukken een orgaan samen te stellen als door den Raad bedoeld. Wij stellen U daarom voor te besluiten, dat het Algemeen Burgerlijk Armbestuur als orgaan met de uitvoering van de steunregeling voorloopig belast blijft. De heer BUIJZE merkt op, dat de situatie nu wel eenigszins anders is, dan uit de stuk- ken kon blijken, aangezien de Voorzitter nu voorleest dat het de bedoeling is het Burger- ljjk Armbestuur „voorloopig" met dat werk te belasten, welk woord in de aan de leden toegezonden stukken niet voorkwam. Hij betreurt het onder tusschen, dat Burge meester en Wethouders Het Orgaan niet voor elkaar kunnen krijgen wegens gemis aan medewerking van de zijde der werkgevers, welke daarvan niets schijnen te willen weten. Het is wel jammer, dat men in dezen tijd van evenredige vertegenwoordiging, van de zijde dier heeren zoo'n tegenstand ondervindt. Hij zou onidanks het te nemen besluit gaarne zien dat Burgemeester en Wethouders hunne pogingen om zoo spoedig mogelijk een orgaan samen te stellen zullen voortzetten. De heer MAAS vindt het ook treurig, dat er geen werkgevers te vinden zijn, die een benoeming willen aannemen, hij zou zoo dank- baar zijn, indien hij de werkgevers een goed hart kon toedragen. Hij wijst op de dagen van Boaz, die bij de maaiers op het veld kwam, met de woorden „De Heere zij met u lieden" en de maaiers hem antiwoordden: ,,God zegene u!" Dat moesten die werk gevers eens ter harte nemen. De heer WISSE vraagt, of het Burgerlijk Armbestuur wel genegen is, om het werk van Het Orgaan voort te zetten; hij heeft daar- omtrent wel eens tiwijfel hooren uitspreken. De VOORZITTER antwoordt, dat het daar- mede uit zal zijn, zoodra er in dat college geen meerderheid meer voor te vinden is. De heer WISSE: Als ze het stop zetten, zitten we dus heelemaal! De VOORZITTER; Wij hebben ongeveer 20 personen gevraagd, zitting te willen nemen. Dat waren niet alien boeren, er waren ook ambachtswerkgevers onder. Er zijn er echter niet meer dan 2 bereid gevonden. We kunnen toch niet heel de gemeente man voor man gaan vragen of ze in die commissie willen aanzitten? Er zijn er, van wie men vooruit berekenen kan, dat ze het niet zullen doen, b.v. de pas begomnen werkgevers of zij die op hoogen leeftijd komen. Mbchten de raadsleden personen weten van wie ze vermoeden kun nen, dat ze wel genegen zouden zijn, dan zul len we gaarne mededeeling van hun naam krijgen. De heer HAMELINK wijst er op, dat het er op deze manier met het orgaan weifelend voorstaat en er op den duur niets anders op zou zitten, dan het besluit weer terug te trekken. Er zou in die plaatsen voor werk gevers in Het Orgaan behooren te worden voorzien. Het zijn nu andere tijden en andere zeden dan vroeger. Men zou van die zijde ook moeten beseffen, dat Het Orgaan in dezen tijd thuis behoort. Hij zou ook Burgemeester en Wethouders willen verzoeken, om nog maar eens te trachten de noodige menschen te vin den. Er wordt nu wel gezegd, dat er al een 20 aangeschreven zijn, maar misschien gelukt het toch nog wel om ze te vinden. Men zou het althans nog eens kunnen probeeren. De VOORZITTER: De jonge boeren kun nen er nog moeilijk voor in aanmerking komen en de oude trekken er zich niets meer van aan. De heer HAAK merkt op, dat het Burger lijk Armbestuur tot tevredenheid van heel de gemeente ook de taak van Het Orgaan heeft verricht en stelt er zeer hoogen prgs op, dat het dit zou willen blijven doen. De heer HAMELINK: Indien blijkt, dat er maar 2 werkgevers bereid zijn, zou men toch daarmede ook Het Orgaan kunnen beginnen? De VOORZITTER: Ja, maar dan zouden van jullie organisaties ook 2 leden moeten geschrapt worden. De heer HAMELINK: Ik zie dat nog niet in; als in Het Orgaan evenredige vertegen woordiging beoogd wordt, zouden naar ik meen de werkgevers in deze gemeente naar hun aantal met 2 afgevaardigden al redelijk vertegenwoordigd zijn. De VOORZITTER: In elk geval zullen we dat alles dan nog eens nader dienen te be spreken. De heer BUIJZE wijst er op, dat men dan geheel zou moeten terugtrekken. Men moet wel bedenken, dat dit Orgaan geen uitvindsel is van de werknemersbonden, doch een ge- volg van de regeling van den Minister. De bonden hebben niets anders gedaan dan ge- volg geven aan de tot hen gerichte uitnoodl- ging, om hunnerzijds leden voor Het Orgaan aan te wij'zen. Wil men nu omdat het zoo moeilijk is werkgevers bereid te vinden het aantal van iedere catagorie tot 2 terugbren- gen, dan is dat naar zijn meening den ver- keerden weg. De VOORZITTER: Ik zou den middenweg willen bewandelen en het aantal leden op 3 van elke categorle bepalen, zooals wij aanvan- kelijk hebben voorgesteld. E6n persoon is er dan vermoedelijk toch nog wel als lid-werk- gever te vinden. Het voorstel van Burgemeester en Wethou ders wordt aangenomen met algemeene stemmen. 4. Ingekomen, stukken. a. Een schrijven van Gedeputeerde Staten, houdende bericht, dat de door den Raad vast- gestelde verordening op het agentschap der arbeidsbemiddeling enz., door hen wordt goedgekeurd. Aangenomen voor kennisgeving. b. De begrooting van den Burgerwacht te Zaamslag voor het jaar 1933; c. De begrooting van den Vrijwilligen Brandweer te Zaamslag voor het jaar 1933. Burgemeester en Wethouders stellen voor deze beide stukken te behandelen bij de be grooting, dienst 1933. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 5. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders om te bepalen, dat de te benoemen onderwijzeres aan de openbare lagere Dorpsschool in de gemeente moet wonen. Nu aan mej. Nijssen op haar verzoek eervol ontslag is verleend als onderwijzeres aan de openbare lagere Dorpsschool en in deze ver gadering ook aan de orde komt het benoemen van een opvolgster, zijn Burgemeester en Wethouders van meening, dat het, in het be lang van het onderwijs, noodzakelijk is te be palen, dat de te benoemen onderwijzeres in de gemeente Zaamslag wonen moet. De VOORZITTER deelt mede, dat dit voor stel wordt gedaan overeenikomstig het advies van het hoofd der school, die op grond van ervaring te kennen gaf dat er zich onder sommige omstandigheden moeilijkheden voor den gang van zaken kunnen voordoen, wan- neer de onderwijzeres niet in hiet dorp woont. Het voorstel wordt met algemeene stem- men aangenomen. 6. Benoeming van een onderwijzeres aan de openbare lagere Dorpsschool. De door Burgemeester en Wethouders, na gehouden overleg met den Inspecteur van het Lager Onderwijs te Ter Neuzen en na inge- wonnen bericht van het hoofd der O. L. school, opgemaakte voordracht luidt: 1. M. S. Pauw te Groede; 2. N. S. Risseeuw te Oostburg; 3. S. Bor te Vlissingen. Burgemeester en Wethouders noodigen den Raad uit daaruit eene benoeming te doen, onder mededeeling, dat het bericht van het hoofd der school, alsmede het advies van den Inspecteur, voor de leden ter inzage ligt. De benoeming wordt voorgesteld te doen ingaan met 1 September a.s. De VOORZITTER verzoekt de heeren Bak ker en Koopman met hem het stembureau te vonmen. Uitgebracht worden 5 stemmen op de dames Pauw en Risseeuw en 1 op mej. Bor. Bij tweede vrij stemming womjt met 6 stemmen mej. Risseeuw benoemd; ^5 stem- men zijn uitgebracht op mej. Pauw. 7. Stemming over het voorstel tot heffing van 50 opcenten op de Vermogensbe- lasting. Over het voorstel van den heer A. Dees tot het heffen van 50 opcenten, in plaats van 30 opcenten, op de hoofdsom der Vermogensbe- lasting, hebben in de laatstelijk gehouden vergadering de stemmen gestaakt. De vergadering niet voltallig zijnde, is, overeenkomstig art. 58 der Gemeentewet, het nemen van een besluit uitgesteld tot de vol- gende vergadering. Burgemeester en Wethouders noodigen den Raad uit omtrent bovenstaande thans eene beslissing te nemen. Het voorstel wordt verworpen met 7 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Buijze, Maas, Wisse en A. Deies; tegen stemmen de heeren Koop man, De Feijter, Bakker, Van Hoeve, Haak, D. Dees en Hamelink. 8. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het heffen van opcenten op de Fondsbelasting. Met verwijzing naar de in het bezit van de leden zijnde voorstukken voor de vergadering van 4 Juli 1.1., stellen Burgemeester en Wet houders andermaal voor over te gaan tot de vaststelling van de belastingverordeningen, in die bijlagen opgenomen. (Het voorstel strekt tot de heffing van 70 opcenten op de Gemeentefondsbelasting.) Het voorstel wordt aangenomen met 10 stemmen tegen 1. Voor stemmen de heeren Koopman, De Feijter, Bakker, Buijze, Maas, Van Hoeve, Wisse, A. Dees, D. Dees en Hamelink; tegen stemt de heer Haak. 9. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders tot wijziging der begrooting, dienst 1932. Met verwijzing naar de voorstellen te dezer zake gedaan in de vergadering van 4 Juli, stellen Burgemeester en Wethouders voor te nemen het besluit in die vergadering voor gesteld, evenwel met dit verschil, dat voor bijdrage van het rijk in den steun aan uit- getrokken werkloozen, niet worde geraamd 6000 maar 6500; voor 70 opcenten op de hoofdsom der gemeentefondsbelasting niet worde geraamd 6000 maar f 5100 en dat onder de uitgaven worde opgenomen onvoor- ziene uitgave te verminderen met 400. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 10. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders om hen te machtigen zoo noodig een kasgeldleening aan te gaan. Het is niet uitgesloten, dat op een zeker trjdstip voldoende kasmiddelen zullen ont- breken tot het doen van noodzakelijke betalin- gen. Wij stellen U daarom voor, ons te mach tigen, indien dit noodig mocht blijken, aan kasgeld te leenen een bedrag van maximum 5000, tegen een maximum rente van 6 Rente en aflossing te voldoen uit de gewone middelen. De heer HAAK vraagt, of dit, na het ge- nomen besluit tot verhooging der opcenten nog noodig is. De VOORZITTER antwoordt, dat dit be sluit aan Burgemeester en Wethouders nog geen wetenschap schenkt, wanneer ze daar van inkomsten zullen trekken, daar de ver ordening eerst de hoogere goedkeuring moet verwerven. Er kan zich echtier behoefte aan kasgeld doen gevoelen en daarom vragen burgemeester en Wethouders bij voorbaat machtiging dit te mogen opnemen. De heer HAAK verwacht, dat zij, indien het niet noodig is, niet tot het maximum zullen gaan. De heer VAN HOEVE: Het is zooals de Voorzitter zegt, een voorzorg, waarschijnlijk hebben we het niet noodig, maar de mogelrjk- heid kan zich voordoen. De heer DE FEIJTER acht de waarschijn- lijkheid dat er kasgeld zal moeten worden opgenomen groot, maar er wordt niet meer opgenomen dan eventueel noodig zal blijken. Het voorstel wordt met algemeene stem- men aangenomen. 11. Benoeming leden van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur. Naar aanleiding van de in de laatstelijk gedane uitspraak in den Raad om op de voor dracht ter benoeming van een tweetal leden van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur, personen te plaatsen vertegenwoordigende den arbeidenden stand en de naar voren gebrachte wenschelijkheid ook op de voordracht te plaatsen een lid van den Raad, deelen wij U mede, dat we het Algemeen Burgerlijk Arm bestuur met de genomen beslissing in kennis hebben gesteld en hebben uitgenoodigd ons daaromtrent hun gevoelen mede te deelen. Het Burgerlijk Armbestuur schreef ons, vermits hun bij de eerste aanbeveling inge- nomen standpunt zich sindsdien niet heeft gewijzigd, zij de ingediende aanbeveling hand- haven. Burgemeester en Wethouders leggen mits- dien de door hen opgemaakte voordracht, zooals die is opgenomen in de stukken voor de vergadering van 4 Juli 1.1., ongewijzigd over en noodigen U andermaal uit daaruit eene benoeming te doen. De heer BUIJZE protesteert tegen het op- nieuw indienen dezer voordracht. Er blijkt uit, dat het Burgerlijk Armbestuur geen nota genomen heeft van de hier in de vorige ver gadering door de meerderheid uitgedrukte meening, dat zij ook ten opzichte van dit college de evenredige vertegenwoordiging wenschte te zien toegepast, welk voorstel met 6 tegen 4 stemmen is aangenomen. Aan Bur gemeester en Wethouders werd opgedragen met het Burgerlijk Armbestuur te raadplegen over het indienen eener gewijzigde voordracht. De voorbereidingen hadden daarvoor intus schen kunnen worden getroffen, doch zij komen nu met geheel dezelfde aanbeveling voor den dag. Hij vraagt, of deze dan z66- aanbevelenswaard is. Er wordt nu geheel anders geredeneerd en er is geen gevolg ge- geven aan de motie van den raad. Het is wel opmerkelijk, dat men van werkgeverszijde wel in dit college zitting wil nemen, en men deze zaak tegenwerkt. De VOORZITTER: Dat is niet het geval; we hebben jaren achtereen bij de benoeming van leden van het Burgerlijk Armbestuur dezen weg gevolgd. Ik acht het met het oog daarop aanbevelenswaard, den toestand, zoo als die steeds heeft bestaan te aanvaarden, want als men nu de zaak weer ging afkeu- ren loopt men de kans dat ze misschien heele maal heengaan. Er is hier aan de werkzaam- heid van het Burgerlijk Armbestuur hulde ge bracht en ik meen dat men daarin alle aan leiding kan vinden om het nog maar eens af te zien en hetgeen men wenscht later naar voren te brengen. Op het oogentolik bestaat er geen reden om in het bestaande verandering te brengen. De heer MAAS kan er zich niet mee ver- eeniigen, want dan kan er nooit een werkman in het Burgerlijk Armbestuur zitting nemen. Hij vindt het niet netjes, dat de heeren be- zwaar hebben om naast een werkman te zit ten. Hebt uw naasten lief als uw zelf, staat er gescbreven. Is het niet zoo? En dan valt hetgeen hier gebeurt wel wat tegen. Er staat ook nog gescbrevenIk zal eeren wie Mij eenen, en Ik zal haten wie mij baten. De VOORZITTER: Het is voor het Burger lijk Armbestuur ook niet pleziering, wanneer het werk, dat het naar beste weten verricht, wordt afgekeurd. Men dient wat voorzichtig- heid in acht te nemen, want het is gemakke- lijker afbreken dan opbouwen. De heer MAAS: Maar ik weet niet wat ze er tegen kunnen hebben, dat er ook een werk man in zit. De VOORZITTER: Ik weet ook niet of ze daar bezwaar tegen hebben. De heer BUIJZE geeft te kennen, dat het bezwaar volstrekt niet gaat tegen het werk van het Burgerlijk Armbestuur, hij is het met het gansche publiek van Zaamslag eens, dat ze dit goed doen en hij wil het werk van dat college prijzen. Hij weet wel ter deeg, dat het een zeer moeilijk werk is. Daar gaat het dus niet over, maar wel bestaat de wensch, dat er ook eens ander bloed inkomt. Als het vaar- water zich heeft verlegd, moet men ook de bakens verzetten. Men behoort nu ook aan den minderen stand te denken. Miaar bovendien is toch ook den wensch uitgesproken, dat er weer een lid van den ge- meenteraad ter benoeming zou worden voor- gedragen. Hij herinnert aan het lidmaatschap van den heer Wisse, die bij het Burgerlijk Armbestuur zeer verdienstelijk werk heeft verricht waarvoor hij den dank der geheele gemeente heeft verdiend. Het staat den raad toch vrij het Burgerlijk Armbestuur een nieu- wen weg aan te wijzen, waarin hij gestuurd wenscht te zien Het gaat er niet over om het werk af te breken, maar om er nieuw bloed in te brengen. Hij weet ook welk een aorgzaam werk het is. Nu is er echter kans, nu aftredende heeren niet meer in aanmer king wenschen te komen, aan den hier uit- gedrukten wensch te voldoen. Dit is ook in de vorige vergadering door spreker betoogd. Men had in die richting moeten zoeken, toen men wist, dat de meerderheid van den raad daarop prijs stelde. Men heeft echter aan die stem geen gevolg willen geven. Hij zal hier- aan dan ook zijn stem niet geven. De heer KOOPMAN merkt op, dat het hem het meest opvalt dat de heer Buijze het werk van het Burgerlijk Armbestuur prijst en toch een anderen weg wil inslaan. Wanneer het werk goed is, waarom dan te veranderen? Hij heeft een loflied afgestoken op den heer Wisse die als lid dezer vergadering ook geruimen tijd deel heeft gemaakt van het Burgerlijk Armbestuur. Deze is echter weggegaan. Het is tegenwoordig ook geen baantje voor iemand die werkgever is, om van dat college lid te zijn en daar menschen te woord te staan die met gebalde vuisten komen, verkeerd inge- lichte menschen. De heer Buijze erkent zelf ook, dat het Burgerlijk Armbestuur zijn werk goed doet. De leden voeren ook het werk van Het Orgaan uit. Men dient hierbij echter goed te onderschei- den dat het niet „het burgerlijk armbestuur" is die dat werk doet, dat doen de „leden" van het Burgerlijk Armbestuur, individueel, die vormen een surrogaat Orgaan. Dat moet ook aldus, in verband met de reglementen. Ze doen dat werk ook goed. Eh wat de be- merking van den heer Buijze betreft, dat ze blijkbaar dit wel willen aannemen, maar voor Het Orgaan bedanken, dient er wel op gelet, dat de voorgedragen heeren niet tot de werk gevers gerekend kunnen worden, die staan betrekkelijk overal buiten en zulke menschen moeten we juist hebben. iSchooner was het geweest, indien men thans den wensch had te kennen gegeven, dat met in het vervolg rekening zou houden met hetgeen men wil bereiken. Om het Burgerlijk Armbestuur nu met haar voordracht voor het hoofd te stooten, een college, dat volgens eigen verklaring goed werkt, daar kan spreker zich niet mee ver- eenigen. De heer Buijze heeft dat zelf in het openbaar uitgesproken. Daarom is er geen reden nu perse te veranderen, en behoort men den tijd af te wachten. De voordracht afwjj- zen zou sleeht werk zijn en spreker moet daarvoor de heeren waarschuwen. Indien ze eens allemaal heengingen, waar zou men dan andere vinden am het werk voort te zetten? Het zou ook geheel tegenstrijdig zijn, waar zoo hard op den trompet is geblazen dat ze het werk zoo goed doen. De heer DE FEIJTER bevestigt, dat Bur gemeester en Wethouders steeds hebben ge- handeld zooals thans is gebeurd. Het opmaken eener voordracht wordt aan het Burgerlijk Armbestuur overgelaten. Nu is echter aan dat college, waarvan getuigd wordt dat het zijn werk zoo goed doet, de voordracht in de vorige vergadering teruggezonden. Gevoelt men nu niet, dat ook de leden van dat college aanleiding kunnen hebben zich gekrenkt te achten? Spreker beschouwt die terugzending oak als een krenking. Hij geeft daarom in overweging ditmaal de zaak haar gewonen loop te laten nemen en zich te bepalen tot het uitspreken van den wensch, dat men in de toekomst weer een lid van den raad en een werkman voor het lidmaatschap van het Bur gerlijk Armbestuur zal voordragen. Dan zou men veel mooier komen te staan. De heer HAMELINK kan zich met deze stelling niet vereenigen. Als de raad den door den heer De Feijter aangegeven weg in- slaat, komt men een volgende maal weer voor hetzelfde feit te staan, want als er een goeden wil was, om dien weg te bewandelen, had men reeds ditmaal aan bet verlangen van de meer derheid tegemoet kunnen komen. De heer DE FEIJTER: Toen dien wensch werd uitgesproken was de voordracht al in zee! Toen konden ze moeilijk weer terug. De heer HAMELINK: Maar wij kunnen toch een voordracht niet beoordeelen voor deze hier voor ons op tafel ligt? Ze moeten zich niet gekrenkt gevoelen, wanneer pit den raad zoo'n wensch naar voren gebracht wordt. De heer DE FEIJTER: Als die wensch was uitgesproken am er in het vervolg rekening mede te houden, zou het een geheel ander karakter gekregen hebben dan thans, nu men besloot de voordracht terug te zenden. De heer HAMELINK: Maar dat gaat toch steeds zoo? We kunnen ons toch niet uitspre ken voor hier een voorstel is? Dan zullen we er later ook niets aan kunnen doen, als de wensch niet wordt opgevolgd. De heer DE FEIJTER: Mhar dan zou de raad toch meer recht van spreken hebben. De heer MAASIk ben volstrekt niet tegen de meergegoeden, maar ze hebben toch in het verslag kunnen lezen, dat we aan de zaak een andere wending wenschen te geven. Ik had verwacht, dat er nu wel twee werkmen- schen op zouden staan, maar ze houden him 4 candidaten die ze de vorige maal hadden vast. De VOORZITTER: Ik ben het eens met den heer De Feijter, dat ze moeilijk nog anders konden handelen, en een andere voordracht geven. In een volgend jaar is dat wat anders. Overigens kan men toch ook niet zeggen, dat van het Burgerlijk Armbestuur menschen met kapitaal deel uitmaiken. De heer D. DEES verklaart met groote verwondering naar de woorden van den heer Buijze te hebben zitten luisteren, die zoo hoog heeft opgegeven van de verdiensten van het Burgerlijk Armbestuur. Na al de protesten die zijn ingebracht en de vertoogen dat 't noodig is om een anderen weg in te slaan, zou hij hebben verwacht, dat deze gegrond waren op de meening dat het bij het Burgerlijk Armbe stuur niet goed gaat. Men verklaarde in de vorige vergadering te willen dat er ook een arbeider inkwam, omdat die beter van den toestand zijner standgenooten op de hoogte is. Maar nu is spreker na het gehoorde de kluts geheel kwijt, als hij het werk dier menschen zoo hoort roemen. Bovendien, er is toch reeds een arbeider lid van het Burgerlijk Arm bestuur? Tenminste de heer Van de Wege, dien hij bedoelt, schaamt er zich niet voor, tot de arbeiders gerekend te worden. Die is ook lid van het bestuur van „Hulp in Nood" en het is aan spreker bekend, dat hij daar blijk geeft goed op de hoogte te zijn en dat, in de gevallen dat zijn advies gevraagd wordt dit ook hoog wordt gewaardeerd. Dat zal waarschijnlijk ook wel zoo zijn bij het Bur gerlijk Armbestuur. Er wordt nu gezegd: we wenschen er iemand in uit onze arbeidersomgeving. Wel- nu, de heer Van de Wege is daar juist de rechte man op de reehte plaats. De wensch was dus vervuld eer ze is uitgesproken. De heer VAN HOEVE wijst er op, dat men ook den practischen kant der zaak in t oog moet houden. Er waren 2 aftredende leden die geen nieuw mandaat wenschten. Het is niet gemakkelijk am candidaten te krijgen, die bereid zijn een benoeming te aanvaarden. Het Burgerlijk Armbestuur stelt zich nu te voren op de hoogte, of de voor te dragen candida ten ook bereid zijn een benoeming aan te nemen. Vroeger ging dat wel eens anders en werden personen voorgedragen die, benoemd zijnde, bedankten. Nu waren ze zoover dat ze candidaten hadden, die zich bereid verklaard hadden een benoeming aan te nemen. Ze kon den nu moeilijk die menschen voor het hoofd stooten en anderen voordragen. Ook hij is van oordeel, dat men er zich toe had be hooren te bepalen wenschen uit te spreken met het oog op de toekomst. Er is ook gezegd, dat het den indruk geeft alsof de werkman hier wordt geweerd, maar dat is met de feiten te logenstraffen. In de Commissie tot wering van schoolverzuim zijn ook 2 werkmensohen benoemd en dat is ge beurd al lang vo6r hier werklieden in den Raad zitting hadden. Het idde dat daarover zit is dus niet geldend. De heer HAMELINK merkt naar aanlei ding van het gesprokene door den heer D. Dees op, dat het juist het lid van het Bur gerlijk Armbestuur Van de Wege is, die wei- gert deel te nemen aan de werkzaamheden voor uitkeeringen voor Het Orgaan. De VOORZITTER: Dat zegt nog niets, men kan zich wel willen geven voor het eene, maar daarom nog niet bereid zijn dat ook te doen voor het andere. De heer BUIJZE, met toestemming der vergadering voor de derde maal het woord verkrijgende, wil, naar aanleiding eener op- marking van de heeren dat ze zelf eens met de leden van het Burgerlijk Armbestuur hier- over hadden moeten spreken op, dat men dan moet weten welk een ondervinding men dan opdoet. Hij heeft daarover den Voorzitter ingelicht. Hij heeft er met een lid van het Burgerlijk Armbestuur over gesproken en die zeide hem: daarvoor ben je ook bij den bur gemeester geweest, maar je hebt er niets mee te maken! Als nu andere raadsleden het ook eens wilden probeeren, kregen ze daar mis schien hetzelfde antwoord, of het zou moeten zijn dat die bij het Buirgerlijk Armbestuur beter aangeschreven staan dan spreker. Dat is dus niet de weg die bewandeld moet worden. Het gaat niet over de bekiwaamheid van de menschen die deelmaken van het Burgerlijk Armbestuur of daarvoor thans voorgedragen worden, maar spreker is met zijn medestan- ders van oordeel, dat het in het belang der zaak is, wanneer ook een werkman in dat college zit, omdat die meer doordrongen is van zijn eigen armoede en dus beter dan an deren beseffen kan hoe het er bij zijn stand genooten uitziet. Ze hadden daarmede ter deeg rekening moeten houden. Dat behoeft het Burgerlijk Armbestuur heelemaal niet als een krenking op te vatten. Door nu echter de voordracht ongewijizigd in te dienen, wordt aan hen die dit wenschen, de kans ontnomen er een werkman zitting in te doen nemen. Dat kon nu, omdat er iemand uitging waar voor een nieuwe kracht moet benoemd wor den. De leden hebben hier het volste recht om aan te dringen op het voordragen van een lid van den Raad en een arbeider. De heer DE FEIJTERDat heb ik ook niet ontkend. Maar ik heb wel gezegd, dat men beter had gedaan hetgeen hier als een eisch werd gesteld als een wensch uit te spreken. H-fl; Thans wordt avergegaan tot de benoeming. In de vacature J. C. Kaijser worden voor gedragen: 1. J. Verpoorte; 2. A. Westerbeke. Met 5 stemmen wordt benoemd de heer Verpootrte; op den heer Westerbeke zijn 2 stemmen uitgebracht; 4 briefjes zijn bianco. In de vacature C. de Putter worden voor gedragen; 1. W. M. Ferdinandusse; 2. F. D. Dekker Dzn. Benoemd wordt met 5 stemmen de heer Ferdinandusse; op den heer Dekker zijn 2 stemmen uitgebracht; 4 briefjes zijn bianco. 12. Omvraag. De heer MAAS vraagt of het niet mogelijk is de aanslagen wegens schoolgeld wat vroe ger uit te geven, of anders de termjjnen in plaats van op 1 maand op 2 maanden te stel len. Nu verwekt het tijdstip van ontvangst en het spoedig vervallen der verschillende ter- mgnen voor verschillende menschen moeilijk- heid. De VOORZITTER weet niet of het mogelijk zal zijn het kohier vroeger vast te stellen in

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 3