Ter Neuzensche Courant Tweede Blad. BINNENLAND BIJIT ENLAH D Woensdag 20 Juii 1932. Mo. 8864 de winkelsluiting. VAN BEZUINIGINGSRAPPORT-WELTER. (Slot.) In de vette jaren niet voor de mage re gezorgd. Dat de gemeenten in de gunstige jaren v66r 1930 een behoorlijke reserveering hebben ach- terwege gelaten, blijkt, behalve uit den sterk gestegen schuldenlast, ook uit het feit, dat bij de gemeenten de telken jare ver boven de ra- mingen uitgaande middelenopbrengsten niet hebben geleid tot batige rekeningsaldi, die zooals na de groote ten deele nog ongedelgde oorlogsverliezen verwaoht had mogen wor- den) voor buitengewone schuldaflossing zijn aangeiwend, maar dat de gemeenten de stij- ging van haar gewone uitgaven met de ab- normale stijging van het volkslnkomen gelij- ken tred deden houden. Bij een uitgavenaecres als zich bij de ge meenten voordoet, kan het geen verwonde- ring wekken, dat de bij de wet van 1929 vast- gestelde belastinggrenzen spoedig te eng ge- trokken zullen blijken. Reeds thans, nog voor- dat de eigenlijke daling van het inkomsten- cijfer goed en wel begonnen is, zit ongeveer een derde van het totaal aantal gemeenten met het hoofd tegen het plafond. Dit aantal zal natuurlijk stijgen naarmate de opbrengst van 1 opcent verder gaat dalen. Indien men nu verder nog bedenkt, dat reeds thans het Rjjk aanzienlijke tekorten in het gemeente- fonds moet bijpassen, welke eveneens stijgen naarmate de opbrengst der gemeentefonds- belasting daalt, dan meent de commissie hiermede wel te hebben aangetoond, dat het vraagstuk der gemeente-financien boven alle andere zorgwekkend kan worden genoemd. Het is zeer de vraag of de gemeentelijke autonomic inderdaad nog zooveel levenskracht zal blijken te bezitten, dat z(j zelve met de beschikbare middelen de crisis kan te boven komen. Bovendien hebben zich in den laatsten tijd bij vele gemeenten kasmoeilijkheden voorge- daan, welke geleid hebben tot de kasvoor- schottenwet. Het Rijk heeft voor ongeveer f 17 millioen. een garantie aanvaard, waarvan ruim 77 millioen is opgenomen. Dat vele gemeenten momenteel niet meer een beroep op de geldmarkt kunnen doen, mag, naar het oordeel der commissie, niet uitsluitend op rekening van de crisis worden geschoven. Men moet aannemen, dat wantrou- wen van het geldbeleggend publiek in het ge meentelijk financieel beleid hierbjj mede een rol speelt. De commissie acht dit een ernstig verschijnsel, dat de voile aandacht verdient van hen, die met toezicht op het gemeentelijk beheer belast zijn. De totale gemeenteschuld bedroeg direct na den oorlog (1919) omstreeks 850 millioen. Tien jaren later is zij reeds boven de f 2100 millioen gestegen, d.w.z. een vermeerdering met meer dan 150 pet. De Rijksschuld steeg in diezelfde periode met omstreeks 10 pet. Erkend wordt, dat onder de evengenoemde 2100 millioen ook begrepen zijn de leenin- gen voor de gemeentebedrijven, maar dat ook daarin wel belangrijke risico's kunnen schui- len, indien de geheele bevolking zich op een lager levenspeil moet gaan stellen, zal wel geen uitvoerig betoog behoeven. D gemakkelijke wijize, waarop de gemeen ten in de laatste jaren geld konden krijgen bij de Rijksfondsen heeft het kwaad nog ver- groot. Blijkt later, dat de belegde gelden niet tot een evenredige inkomstenvermeerdering van het Nederlandsche volk hebben geleid, dan zal de Staat, die voor de verplichtingen der fondsen aansprakeijk is, het tekort door be- lastingvenzwaring moeten aanvullen. Vele gemeenten zullen, indien zij werkelijk de gemeentelijke autonomic van den rand van den afgrond willen redden, zeer diep en veel dieper dan het Rijk het mes in haar gewone uitgaven moeten zetten en het gemeentelijk budget moeten terugbrengen tot een peil, dat zich aan de sterk gedaalde draagkracht zal aanpassen. Het valt buiten de taak der commissie de wegen aan te wijzen langs welke dan voldoen- de verlaging der gemeentelijke uitgaven kan worden verkregen. Zij meende echter niet te mogen nalaten, gezien ook de groote risico's die de Rijksfinan- cien loopen bij een onoordeelkundig gemeente- beheer, op deze zieke plek de ernstige aan dacht der Regeering te vestigen. Wachtgeld-regelingen. Bij de behandeling van de verlaging van de kosten van salarissen en loonen merkt de commissie op, dat als gevolg van de geldende zeer vrijgevige wachtgeldregeling de te ver- krijgen neeele bezuiniging dus aanvankelijk veel minder zal bedragen dan 12 pet. der kosten van de personeelsformaties, maar hierin zal moeten worden berust. Het spreekt vanzelf, dat het in het algemeen aanbeveling zal verdienen de ambtenaren die 't dichtst den pensioensgerechtigden leeftijd hebben be- reikt, het eerst voor afvloeiing in aanmerking te brengen. Bij de op wachtgeldstelling komen wegens leeftijdsredenen in aanmerking zij, die 35 of meer pensioengeldige dienstjaren heb ben. In verscheidene dienstvakken komen de ambtenaren eerst op een leeftijd van 25 h 30 jaren in dienst. Dit is bijv. het geval met tech- nische ambtenaren en met geneeskundigen en anderen met universitaire opleiding. Ten aan- zien van zulke ambtenaren komt die bepalmg er dus op neer, dat zij pas op 60jarigen leeftijd of later kunnen afvloeien. Nu het aantal af- vloeiers groot zal zijn, is de commissie van oordeel, dat deze leeftijdsgrens lager behoort te worden gesteld, zoowel in het belang van verschillende diensten, als om de gevolgen van de afvloeiing op de ambtenaren zoo mm mogelijk te doen drukken. Er zijn groote individueele verschillen en niet alle diensten hebben dezelfde behoeften, doch in het algemeen zal men het gemis der 60jarigen het minst voelen, in vele gevallen reeds de 65jarlgen liever afstaan dan de jong- ste generatie. Voor hen, die het lot treft om te moejen af vloeien, zijn de gevolgen veel emstiger, wan- neer z(j op jeugdigen of middelbaren leeftijd hun carri5re zien verbreken en een nieuwen werkkring moeten zoeken in een maatschap- pij, die overvloeit van werkloozen in alle ran- gen en beroepen, dan wanneer zij als het ware een vervroegd ouderdomspensioen krijgen, dat tot hun 65e jaar volgens de wachtgeldrege ling hooger is dan het ouderdomspensioen volgens de Pensioenwet. De commissie merkt echter op, dat de voor- gestelde procentische inkrimping niet zonder meer toepassing zal kunnen vinden ten aan- zien van het personeel van leger en vloot en van dat van het lager-, nijverheids-, middel- baar-, voorbereidend hooger- en hooger onder- wijs. Zij herinnert echter aan haar reorgani- satie-voorstellen. De kosten van het personeel, dat niet onder de procentische inkrimping zou vallen, bedra gen naar globale schatting: voor het beroeps- personeel der zeemacht en dat der landmacht 38.000.000, voor het personeel van het lager onderwijs 85.600.000, voor het personeel van het Rijksnijverheidonderwijs f 200.000, voor het personeel van het Rijksmiddelbaaronder- wijs 3.500.000, hooger onderwijs 7.500.000, totaal 134.800.000. Trekt men dit bedrag af van het totaal- bedrag voor salarissen en loonen, dan houdt men een bedrag van rond 60 millioen over, waarop door inkrimping vein formatie of door reorganisatie de procentische korting van ten minste 12 zou moeten worden toegepast, zoo- dat een vermindering van de personeele uit gaven met ongeveer f 7,2 millioen daarvan het gevolg zou zijn. Zooals hooger opgemerkt, belangrijk getem- perd, doordat een groot deel van het perso neel, dat zal afvloeien in het genot van wacht- geld moet worden gesteld, zoodat het hooger genoemd bedrag van 7.2 millioen eerst op den duur zal kunnen worden bezuinigd. Waar nu de emst van den toestand er bovendien toe dwingt die taak in te krimpen, kan naar de overtuiging der commissie tegen een gemiddelde personeelsinkrimping, als door haar voorgestaan, stellig niet worden aange- voerd, dat ztj de grenzen van het mogelijke overschrijdt. Hoe de commissie zich de kortingen voorstelt. In de gegeven omstandigheden en met een groot tekort op den gewonen dienst van 1933 in het vooruitzicht, behoort, naar het inzicht der commissie, de verdere korting der salaris sen en loonen te worden opgevoerd tot een zoodanig bedrag, als thans mogelijk wordt geacht, M.a.w. de commissie meent, dat met ingang van 1 Januari 1933 een korting moet, worden toegepast tot het hoogste bedrag, dat onder de huidige omstandigheden redelijk is tc aditen. Bij de vaststelling van het bedrag dier kor ting zou het, naar het inzicht der commissie aanbeveling verdienen in tweeerlei opzicht af te wijken van het stelsel, dat door de Regeering is gevolgd bij de thans geldende regeling inzake de salarisverlaging. In de eerste plaats ware eenige bijzondere differentiatie ten voordeele van de lagere loonen en salarissen na te laten. De ont wikkeling der indexcijfers wijst zeer sterk in de richting van verlaging van de kosten der eerste levensbehoeften, welke juist van de lagere loonen en salarissen een belangrijk percentage uitmaken. Inzonderheid voor de lagere loonen en salarissen geeft dus de ver laging van het indexcijfer steun aan de ver laging dier loonen en salarissen. In de tweede plaats, meent de commissie te moeten aanbevelen een sterkere degressie van de korting ten bate van de gehuwden en kostwinners. In verband met een en ander is de commis sie van meening, dat het noodzakelijk zal zijn een nieuwe regelinig in te voeren inzake de korting op de salarissen en loonen, die naar haar oordeel, voor de ongehuwden zal wor den gesteld op 13 pCt. en voor de gehuwden en de kostwinners op 8 pCt., d.i. dus resp. 10 en 5 pCt. hooger dan de thans, gemiddeld ge nomen, toegepaste korting. Een grootere verhooging van de korting voor de ongehuw den ware, zoolang de financieele toestand dit niet gebiedend noodzakelijk maakt, niet toe- laatbaar; een passend degressie ten bate van de gehuwden kan zeker niet minder bedragen dan 5 pCt. Een berekening heeft uitgewezen, dat daar van een totale bezuiniging van 24 millioen is te verwachten, waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat thans reeds het salaris der ongehuwden is onderworpen aan een z.g. ongehuwden-aftrek van 3 pCt., welke bij de nieuwe regeling zou komen te vervallen. Ge middeld gerekend zou de door de commissie gedachte regeling 'n salarisvermindering be- teekenen, van 9,4 pCt. welke dus lager is dan die, welke aan de Landsdienaren in den Neder- landsch-Indischen Staatsdienst met ingang van 1 Januari j.l. is opgelegd. In verband met de door ons aangenomen noodzakelijkheid van een algemeene blijvende verlaging van het niveau der Rijksuitgaven, meent de commissie, dat deze salarisverlaging geen tijdelij-k karakter zal dragen. Het ware o.i. een ongunstige politiek, bij de Landsdie naren de gedachte te wekken, alsof deze kor ting tijdelij-k zou zijn; zij kan naar onze stel- liige overtuiging, in afzienbaren trj-d niet ver vallen en zal dus dadelijk na invoering als permanent moeten worden aanvaard. Korting op de salarissen der onderwyzers-kloosterlingen. Een talrijke groep onderwijzend personeel heeft vrijwillig afstand gedaan van vele be hoeften en zijn salaris is dus allerminst in overeenstemming met de kosten van hun levensonderhoud. Wat collectief bij den stand- plaatsenaftrek en individueel bij den onge- huwdenaftrek als rechtsgrond wordt aan vaard, behoort niet buiten werking te blijven bij deze groote groep, die ten aanzien van de behoeften in een andere verhouding verkeert dan ambtenaren, die in gezinsverband of al- leenw-onend leven. De commissie, die er zich van bewust is, dat hier onwillekeurig een gevoelige plek in de onderwijspolitiek wordt aangeraakt, heeft de overtuiging, dat met haar voorstel geen schade wordt toegebracht aan het fundament der gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs, doch dat het tegendeel daarvan het gevolg is, daar een einde zal komen aan de inconsequentie, dat voor een bepaalde, om- vangrijke groep van overeenkomstig de regels van het Bezoldigingsbesluit voor ambtenaren en gesalarieerd onderwijizend personeel het behoefte-element bij de regeling der bezoldi- ging buiten beschouwing wordt gelaten. Door deze groote bezuiniging zal het onder wijs in geen enkel opzicht benadeeld worden en een ernstige grief worden weggenomen, die velen tegen de praktijk der financieele gelijkstelling en daardoor tegen die gelijkstel ling zeker hebben. De voorzitter der commissie heeft zich met dit voorstel niet kunnen vereenigen, daar z.i. de rechtsgrond ontbreekt om ten aanzien van de rechten van het hierbedoeld personeel op salaris rekening te houden met een bijzon der behoefte-criterium, dat niet voor alien gelijkelijk en in dezelfde mate geldt. In de vrijwillige beperking van behoeften kan z.i. die rechtsgrond niet zijn gelegen; zou men die als zoodanig willen aan-vaarden, dan komt men, gelijk wel geen betoog zal behoeven, in de praktijk tot consequenties, die onaan- vaardbaar zijn. De zaak komt z.i. uiteraard gansch anders te staan, indien een regeling zou worden getroffen, welke al het uit 's lands kas bezoldigd personeel, dat in de gestichten of inrichtingen in gemeenschap leeft, wegens goedkoopere levenswijze en goed'kooper levensonderhoud aan een bijzon der korting onderwerpt. lij-ke overheidslichamen, niet werd betrokken in een salariskorting, welke wellicht niet ge- heel consequent zou kunnen zijn aan die, welke voor het personeel der centrale Over- heid zou gelden, maar zich daaraan toch zoo veel mogelijk zou moeten aanpassen. Niet alleen zou daardoor de economische strekking van de salariskorting niet tot haar recht komen, maar het verschil in bezoldi- ging en verschil in behandeling tusschen het personeel der centrale Overheid en dat van andere publ-iekrechteltjke lichamen, zou der- mate worden geaeoentueerd, er zouden z66 schrille tegenstellingen ontstaan, dat die een- voudig niet zouden kunnen worden aanvaard, als zijnde in strijd met billijkheid en redelijk- heid. Het herstel van het evenwicht tusschen de salarissen en loonen van het Rijkspersoneel en het personeel der andere publiekrechte- lijke lichamen, in het bijzonder de gemeenten is een probleem op zichzelf, dat naar het in zicht der commissie, afzonderlijke behande ling vereischt. In dit verband beschouwd, gaat het er alleen om den bestaanden toe stand niet nog belangrijk te verergeren. De commissie schroomt dan ook niet, een gelij-ksoortige verlaging van op gelijk of hoo ger peil staande loonen en salarissen van personeel in dienst der andere publiekrechte- lijke lichamen als het noodzakelijke comple ment van de eerstgenoemde verlaging te be- schouwen, welke door gelijksoortige motieven wordt geboden. Waa-r zij niet uit eigen beweging wordt af- gelegd, zou zij dus, naar het oordeel der com missie, door een wettelijk voorschrift moeten worden afgedwongen. Verplicht verhaal van pensioen- bijdragen voor gemeenten. Afgescheiden van een verder gaande toe- passing van het in het z.g. Kortingswetje be- lichaamd stelsel, moige in dit verband worden gewezen op art. 36 der Pensioenswet 1922, het- welk facultatief stelt het verhaal van de bij- drage aan de pensioenfondsen op de betrok ken ambtenaren. Met gebruikmaking van deze bepaling hebben, gelijk bekend, ver schillende gemeenten het verhaal beperkt of geheel achterwege gelaten, erwijl het Rijk het in de wet genoemd maximum van 8% pet. toepast. Het komt aan de commissie voor, dat de ervaring snel heeft bewezen, dat geen vol- doende grond bestaat voor een zoo onderling afwijkende regeling van de wijze, waarop de diensten der Overheid brjdragen aan hetzelf- de pensioenfonds, waaraan zrj dezelfde rech ten ontleenen en de wetsbepaling welke haar toelaat, schijnt, volgens de commissie, dan ook thans moeilijk te handhaven. Behoudens de noodige overgangsbepalingen, ware, naar het inzicht der commissie, het facultatief ver haal om te zetten in een imperatief. Maatregelen als de evengenoemde zouden echter het probleem, waarop hiervoren gewe zen, het herstel van het evenwicht tusschen de salarissen en loonen van het Rijksperso neel en van het personeel in dienst van pu- bliekrechtelijke lichamen slechts ten deele tot oplossing brengen. De commissie meent dat in dit opzicht ver der zal moeten worden gegaan en dat in het algemeen zal moeten worden gestreefd naar een billijke en juiste verhouding tusschen de loonen en salarissen van 't personeel in den openbaren dienst in zijn gansche omvang en het elimineeren van verschillen in de dienst- voorwaarden van gelijksoortige personeel in Overheidsdienst, voor zoover die niet door bij zondere plaatselijke of andere omstandigheden worden gemotiveerd. De commissie is er intusschen volkomen van overtuigd, dat "hiermede een vraagstuk aan de orde word(T gesteld, van zoodanigen omvang en van zoodanige consequenties, dat het niet op korten termijn kan worden opge- lost, en zou daarom ernstig willen ontraden de behandeling daarvan vast te knoopen aan die van directwerkende en uit een oogpunt van wets-technisch gemakkelijker te ver- wezenlijken maatregelen als de hiervoren ge- noemde, die ongelijkheden althans ten deele opheffen en bovendien de gemeentelijke bud- getten dadelijk ontlasten. aan een ambtenaar van lageren rang dan een gez-ant, onder zoodanigen ambtstitel als in zulke gevallen gebruikelijk is. De commissie denkt daarbij aan de reeds vroeger tot stand gebrachte combinatie van de vertegenwoordiging in Spanje en in Portu gal, in de Ver. Staten en in Mexico, aan de vervanging van de gezanten in Egypte en in Roemenie door een ambtenaar van lageren rang. Een eenigszins belangrijke beperking van de personeelsuitgaven voor consulaten acht de commissie niet mogelijk. Voor zoover zij dat kan beoordeelen, komt alleen voor over- weging in aanmerking opheffing van het con- sulaat-generaal te Lima en van dat te Smyr na, waarvan de kosten niet in overeenstem ming schijnen met het nut, dat zij opleveren. De noodzakelijkheid om onze weermacht intact te houden. Bij de bespreking van de bezuiniging op het departement van Defensie zegt de commissie: Bestudeering van de begrooting van De fensie heeft ons de overtuiging geschonken, dat met behoud van de thans bestaande or- ganisatie geen mogelijkheden tot bezuiniging op belangrijke schaal meer aanwezig zijn, in dien meh een weermacht wil behouden, welke dien naam waardig is, die in staat is onze zelfstandigheid te doen eerbiedigen, onze rech ten te handhaven in de uitgestrekte en kost- bare overzeesche gewesten en te voldoen aan onze verplichtingen als lid van den Volken- bond om naar vermogen onze verplichtingen als zoodanig na te komen. De commissie heeft de overtuiging, dat hij de huidige organisatie de grens van het toe- laatbare is bereikt en dat zelfs reeds maat regelen tot bezuiniging zijn genomen, welke niet zonder bedenking zijn voor het behoud van de innerlrjke kracht onzer weermacht. der N.V. J. C. Klene Co., Amsterdam; M. de Beer, ged. commissaris der N.V. De Faam, Breda; G. J. Droste Jr., directeur der N.V. Droste's cacao- en chocoladefabrieken, Haar lem; A. J. M. van Iersel,, directeur der N.V. Kwatta, Breda en L. A. Hagers, directeur der N.V. Beukers Rijneke, Rotterdam. Besloten werd het comity nog uit te breiden met vertegenwoordigers van winkeliersver- eenigingen en van vereenigingen en bonden van winkeliers uit de aanverwante takken van handel en industrie. EEN SCH1P VAN DE OOST-INDISCHE COMPAGNIE. Een bergingsmaatschappij is in de Tafel- baai, Kaapkolonie, bezig met een wrak, ver- moedelijk van de „Haarlem", het eerste schip van de Oost-Indische Compagnie, dat in 1648 daar is gestrand. De maatschappij is reeds drie maanden aan het werk. Thans zijn de eerste voorwerpen gevonden, w.o. bloedrood hout. Het vermoeden bestaat, dat een kleine hoeveelheid zilver en Chineesch aardewerk zal worden gevonden. Personeel van provincien en gemeenten. Het spreekt echter van zelf, dat het stre- ven naar een algemeene verlaging van uit gaven in belangrijke mate zal worden tegen- gewerkt, ja zelfs belemmerd, indien het per soneel, in dienst van andere publiekrechte Kosten van voor gedane reizen. Wat de voorgestelde wijziging van het reis- besluit betreft, deze komt op het volgende neer: Vooreerst wordt voorgesteld, de vergoe- ding van eigen rijwiel van 3 tot 2% cent per afgelegden kilometer en de vergoeding voor eigen automobiel van 12 tot 10 cent per af gelegden kilometer te verlagen. Voorgesteld wordt, de vergoedingen wegens verbli'fkosten per etmaal als volgt te verlagen: voor de eerste klasse van 11,50 tot f 10,20; tweede kl. van 10,50 tot /9,60; derde klasse van /9,50 tot /8,40; vierde klasse van 7,50 tot /6,60; vijfde klasse van 6,50 tot /6. De vergoeding voor de z.g. ,,daguren" en „nachturen" worden in dezelfde evenredig- heid verlaagd. Voorts wordt als nieuwe be paling voorgesteld, voor reizen, die 7 uur des voormiddags of later aanvangen en in den namiddag van denzelfden dag, doch niet na 7 uur eindigen, geen hoogere vergoeding toe te kennen dan resp. /2.50; 2,25; 2; 1,50 en 1,25. De huidige vergoeding voor dagrei- zen, waarin niet buitenshuis het middagmaal behoeft te worden gebruikt is te hoog. Mede in verband hiermede wordt voorgesteld, het daggedeelte van een etmaal niet van 8 uur des morgens tot 6 uur, des avonds, doch van 7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds te laten loopen. Als mogelijkheden van verdere bezuiniging meent de commissie te mogen noemen: a. beperking van het aantal dienstreizen; b. herziening der bestaande rijwielvergoe- dingen; de kosten van aanschaffing van rij- wielen en rijwielonderdeelen zijn sterk ver laagd, weshalve deze herziening noodig is; naar de meening der commissie zal, behou dens bijzondere omstandigheden, kunnen wor den volstaan met een jaarlijksche vergoeding van 30 per rrjwiel. c. ruimere toepassing van art. 18 van het reisbesluit, dat den ministers bevoegdheid verleent voor bepaalde personen of klassen van personen de vergoeding wegens verblijf- kosten te verminderen; d. herziening van bestaande abonnementen afkoopsommenex art. 26 van het reisbe sluit. Bezniniging op de kosten der personeelsformaties van de departementen van algemeen bestuur. Omtrent de bezuiniging op de kosten van de personeelsformaties der departementen van algemeen bestuur is de commissie in schriftelijk overleg getreden met de secreta- rissen-generaal, als gevolg waarvan gebleken is, dat hunnerzijds bezuinigingen mogelijk worden geacht, varieerende van 8 tot 12 pet. Alleen de titularis van het departement van Waterstaat meende, dat na de reeds vroeger toegepaste bezuinigingen een verdere belang rijke verlaging van uitgaven uitgesloten was. Bij de bespreking van mogelijke bezuinigin gen bij het departement van Buitenlandsche Zaken acht de commissie slechts op enkele plaatsen bezuiniging mogelijk, hetzij door samenvoeging van gezantschappen, hetzij door het opdragen van de vertegenwoordiging Het kader der bestaande organi satie moet worden herzien. Nu de omstandigheden nopen om niettemin op de zoozeer besnoeide fondsen voor de weermacht bezuiniging aan te brengen, dringt zich dan ook de vraag naar voren of niet het kader der bestaande organisatie behoort te worden herzien en of niet door hervorming daarvan de gelden kunnen worden vrijge- maakt, welke noodig zijn om het budget van uitgaven te ontlasten. De commissie beantwoordt die vraag be- vestigend en voegt daaraan toe, dat die her vorming tevens de fondsen zal kunnen ver- schaffen, welke h.i. dringend noodig zijn, om de materieele uitrusting van onze weermacht te verbeteren. Want het heeft geen zin, de waarheid te verbloemen, dat voortzetting van het streven naar bezuiniging, met behoud van de bestaande organisatie moet leiden tot een onvoldoende uitrusting en oefening der weermacht en dat het vraagstuk van de be perking der defensie-uitgaven binnen het raam van die organisatie tot een impasse heeft ge leid, welke niemand bevredlgen kan. De eenige oplossing, welke uitkomst kan bieden, is naar de overtuiging der commissie, zich voor zoover mogelijk los te maken van die organisatie en nieuwe banen in te slaan en zoodoende fondsen vrij te maken, welke het dubbele doel zullen kunnen verwezenlijken van vermindering van uitgaven en verbete- ring van de uitrusting en geoefendheid onzer weermacht. In het weekblad „de Vrijheid'' (liberaali schrijft de heer Polak Daniels het volgende: Een paar maanden geleden interpelleerde Mr. Boon, met de bedoeling om te komen tot uitstel van de op 1 Mei j.l. bepaalde invoering der Winkelsluitingswet. De liberale interpellant heeft toen een motie ingediend, waarin den Minister van Economi sche Zaken (toen nog: van Arbeid, Handel en Nijverheid) verzocht werd de inwerkingtre- ding uit te stellen tot een tijdstip, dat de economische omstandigheden gunstiger zou den geworden zijn. Dit met het oog op de hevige economische crisis, die ook den Mid- denstand ernstig treft. Geen enkel Kamerlid, behalve de interpellant, heeft het toen de moeite waard geacht om over de moeilijkheden 's Rijks dienst J van den Midde-nstand edn woord te zeggen; men heeft eenvoudig in een schandelijk slecht bezochte vergadering de motie-Boon met 40 tegen 12 stemmen zonder debat neergestemd. Wij zijn nu twee maanden verder. En wat kunnen wij nu reeds zien? Dat zoowel neu- trale als katholiek-e fabrikanten en banket- bakkers in de knel zitten. De interpellant heeft dat op 29 April voorspeld, omdat tal van ondememingen thans het weerstands- vermogen missen om zich aan de eischen dei Winkelsluitingswet aan te passen. Men heeft hem toen laten praten. Alle Katholieken, alle C.-H., alle A.-R. (op prof. Visscher na) stem- den tegen de motie. Thans kan men lezen in een adres van de Vereeniging van Nederlandsche cacao- en chocoladefabrikanten en van de Nederlandsche vereeniging van suikerwerk- en chocolade fabrikanten, dat een groot debiet verloren gaat, doordat de kruideniers op Zondag moe ten sluiten, terwijl in vele kleinere plaatsen de verkoop van chocolade en suikerwerk in hun handen is. In een ander adres wordt geklaagd, dat na een maand de omzet van chocolade, suiker- werken en banket reeds aanmerkelijk was teruggeloopen, doordat de verkoop van deze waren veelal een gevolg is van plotseling op- komend verlangen; is de winkel dan dicht, dan is dit debiet verloren. Reeds zijn vele kleine winkeliers in moeilijkheden geraakt, warvan de fabrikant mede de dupe wordt. De liberalen hebben deze gevolgen voorzien en daarom tegen deze wet gestemd. Anderen hebben den weg van de wet naar het Staats- biad gebaand. Zij hebben voorgelicht door een minister van arbeid, handel en nijverheid van uitstel niet willen weten. Louter uit ver- verkeerd begrepen vooruitstrevendheid! Nu is de arbeidsgelegenheid er door ver- minderd, en handel en nijiverheid zijn door ver- keerde sociale politiek geschaad. Zou zoo iets in een ander land in een tjjid van ongekende malaise mogelijk zijn? TEGEN DE WINKELSLUITINGSWET. In vervolg op de door de Vereeniging van Nederlandsche cacao- en chocoladefabrikan ten en de Nederlandsche vereeniging van sui kerwerk- en chocoladefabrikanten aan den Minister van Oeconomische Zaken en Arbeid gerichte adressen inzake de winkelsluitings wet is op 15 Juli te Amsterdam een bespre king gehouden tusschen vertegenwoordigers der beiide vereenigingen. Staande deze bijeenkomst werd een comite van actie tegen de winkelsluitingswet ge- vormd, waarin zitting hebben genomen als bestuur en tevens uitvoerend comite de heeren D. J. van Houten Jr., lid der firma C. J. van Houten Zn. te Weesp, voorzitter; L. Jamin, lid der firma C. Jamin, Rotterdam, vice-voor- zitter; B. H. Wellmann, secretaris-administra- teur der Nederlandsche vereeniging van sui kerwerk- en chocoladefabrikanten, Amster dam, secretaris; Mr. G. Freem, secretaris der Vereeniging van Nederlandsche cacao- en cho coladefabrikanten, penningmeester, en verder als leden de heeren H. A. Bakels, commissaris WOELiGE ZONDAG IN DUITSCHLAND. Bloedige straatgevechten te Altona. Botsingen in verschillende steden. Ondanks het regenachtige weer is het Zon dag een bloedige dag in vele steden geweest. De ergste tooneelen van burgeroorlog kwa- men te Altona voor, waar tot Zondagavond 12 dooden en 54 gewonden werden geteld. De botsingen te Altona ontstonden tijdens een opmarsch der nat.-socialisten, die Zondag middag begon. In het begin had de opmarsch op volkomen ordelijke wijze plaats, maar toen de stoet een arbeidersbuurt introk, begon een schietpartij. Naar ooggetuigen verklaarden, werd uit vele huizen en van de daken af op de marcheerenden, zoowel als op de begelel- dende politie-beambten geschoten. In den stoet ontstond groote verwarring. De mar- cheerende kolonnes gingen gedeeltelijk uiteen terwijl de rest poogde de communisten te verdrijven. Tot een uur werden 1 doode (een natio- naal-socialist) en 34 gewonden geteld. De po litic, die uit de huizen werd beschoten, opende eveneens het vuur en gelijktijdig werden huis- zoekingen verricht en passeerenden, die ver- dacht werden aan de schietpartij te hebben deelgenomen, onderzocht. De nazi's moesten den opmarsch onderbre- ken en deze werd later afgelast. De nazi's werden door de politie begeleid tot de plek waar de stoet ontbonden werd. Ook na den opmarsch der nazi's duurden de schietpartijen nog voort. Steeds meer werd van daken en uit vensters geschoten. De po litie beantwoordde dit vuur. Op verschillende plaatsen in de stad trachtten de communisten door opbreken van het pleveisel barricaden te vormen. In de Grosse Freiheit werd een bar ricade, die gevormd was uit steenen en een omgeworpen wagen, door de politie met de wapenen in de vuist bestormd. Het tramver- keer ten Noorden van de Grosze Bergstrasse en de Reichenstrasse was gestremd. Daar de schietpartijen voortduurden, zag de politie zich tenslotte gedwongen, met pant- serauto's in den strijd te gaan. Volgens betrouwbare berichten bedraagt het aantal dooden 12, dat der gewonden 54, Na- dat omstreeks 8 uur in den avond de rust was weergekeerd, bleeft toch de politie op voile sterkte, daar men bij het invallen der duister- nis nieuwe relletjes vreesde. Er werden ruim 60 personen naar de zie- kenhuizen overgebracht. Slechts eenigen konden, na verbonden te zijn, weer huiswaarts keeren, het meerendeel bleek zeer zware ver- wondingen te hebben opgeloopen. Zoo waren verscheidene armen en beenen door ploerten- dooders versplinterd, terwijl schedelbreuken niet weinig talrijk waren. Onder de gewonden bevonden zich 6 vrouwen. Er zijn 200 personen gearresteerd. Aan de grens tusschen Altona en Hamburg poogden de Hamburgsche politie-agenten een overslaan van de onlusten tot Hamburg te verhinderen. Daarbij werd een agent door een schot in het dijbeen getroffen. Van de straatgevechten wordt nog gemeld, dat ziekenverplegers onafgebroken bezig waren hulp te verleenen aan de op straat liggende zwaargekwetsten. Het tramverkeer was bijna geheel stilge- legd. Niettegenstaande pantserwagens in de straten verschenen, bleven de communisten van de daken af op de politie schieten. Geheele straten moesten door de politie huis voor huis doorzocht worden. Te Berlijn werden Zaterdagnacht bij een handgemeen tusschen nazi's en communisten 10 schoten gelost, door een waarvan een 23- jarig man werd gedood. Een politie-auto werd met glazen en bloempotten bekogeld, zoodat de politie eenige schoten in de lucht loste. In Lichtenberg werd een man van zijn rijwiel ge- trokken en door verscheidene messteken in den rug gewond. In een andere buurt kreeg een door nazi's overvallen communist zes messteken. Te Bochum werd bij een vechtpartij een arbeider zwaar gewond. Een ander kreeg een schot in het been, weer een ander een schot in den hiel. In Remscheid werden twee nazi's door schoten gewond. De daders zijn gearres teerd. Een vrachtwagen met nazi's werd door communisten overvallen. Een politie-agent, die wilde ingrijpen kreeg een pak slaag. In Barmen werden drie uit Remscheid ko- mende auto's met nazi's door de politie ge- visiteerd. Er werden 18 geladen pistolen ge vonden. De visitatie had plaats, omdat de politie ter oore was gekomen, dat de nazi's onderweg hadden geschoten. In Gladbach-Reydt kwam het tusschen nazi's en tegenstanders tot een vechtpartij, waarbij 6 personen door revolverschoten wer den gewond. Een aantal nazi's werd gearres teerd. Na een nazi-vergadering bij het Hermann- gedenkteeken werd een communistische hin- derlaag ontdekt. Achttien communisten wer den gearresteerd. De overigen ontkwamen. Als wapenen bleken zij bij zich te hebben gehad latten, looden pijpen, schroefsleutels, messen, dolken, revolvers en stalen staven. Ongeveer 150 communisten overvielen in Ketschendorf bij Furstenwalde een nat.-socia- listische auto. Bij het handgemeen werden 4 nazi's gewond. De politie deed huiszoeking, bijgestaan door rijksweer. Er werd munitie en wapens gevonden. Verschillende personen wer den gearresteerd. Zondagavond hadden te Freising, na afloop van een demonstratie van de nazi-stormtroe- pen, ernstige bostingen tusschen leden van het IJzeren front en tachtig op vrachtwagens naar Munchen terugkeerende S.A. (storm- afdeeling) Iieden plaats. Aan beide kanten werd van vuurwapens gebruik gemaakt. Talrijke personen werden gewond. Onmid- delltjk na het bekend worden van de botsin gen werd politieversterking ontboden. Er had den vele arrestaties plaats. Te Kottern, bij Kempten, kwam het tot een botsing tusschen communisten en nationaal- socialisten. Een groot aantal personen, o.w. een politie-beambte, werd gewond. Te Starnberg werden bij een vechtpartij

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 5