Ter Neuzensche Courant
Tweede Blad.
BINNENLAND
BIJIT ENLAH D
Woensdag 20 Juii 1932. Mo. 8864
de winkelsluiting.
VAN
BEZUINIGINGSRAPPORT-WELTER.
(Slot.)
In de vette jaren niet voor de
mage re gezorgd.
Dat de gemeenten in de gunstige jaren v66r
1930 een behoorlijke reserveering hebben ach-
terwege gelaten, blijkt, behalve uit den sterk
gestegen schuldenlast, ook uit het feit, dat bij
de gemeenten de telken jare ver boven de ra-
mingen uitgaande middelenopbrengsten niet
hebben geleid tot batige rekeningsaldi, die
zooals na de groote ten deele nog ongedelgde
oorlogsverliezen verwaoht had mogen wor-
den) voor buitengewone schuldaflossing zijn
aangeiwend, maar dat de gemeenten de stij-
ging van haar gewone uitgaven met de ab-
normale stijging van het volkslnkomen gelij-
ken tred deden houden.
Bij een uitgavenaecres als zich bij de ge
meenten voordoet, kan het geen verwonde-
ring wekken, dat de bij de wet van 1929 vast-
gestelde belastinggrenzen spoedig te eng ge-
trokken zullen blijken. Reeds thans, nog voor-
dat de eigenlijke daling van het inkomsten-
cijfer goed en wel begonnen is, zit ongeveer
een derde van het totaal aantal gemeenten
met het hoofd tegen het plafond. Dit aantal
zal natuurlijk stijgen naarmate de opbrengst
van 1 opcent verder gaat dalen. Indien men
nu verder nog bedenkt, dat reeds thans het
Rjjk aanzienlijke tekorten in het gemeente-
fonds moet bijpassen, welke eveneens stijgen
naarmate de opbrengst der gemeentefonds-
belasting daalt, dan meent de commissie
hiermede wel te hebben aangetoond, dat het
vraagstuk der gemeente-financien boven alle
andere zorgwekkend kan worden genoemd.
Het is zeer de vraag of de gemeentelijke
autonomic inderdaad nog zooveel levenskracht
zal blijken te bezitten, dat z(j zelve met de
beschikbare middelen de crisis kan te boven
komen.
Bovendien hebben zich in den laatsten tijd
bij vele gemeenten kasmoeilijkheden voorge-
daan, welke geleid hebben tot de kasvoor-
schottenwet. Het Rijk heeft voor ongeveer
f 17 millioen. een garantie aanvaard, waarvan
ruim 77 millioen is opgenomen.
Dat vele gemeenten momenteel niet meer
een beroep op de geldmarkt kunnen doen,
mag, naar het oordeel der commissie, niet
uitsluitend op rekening van de crisis worden
geschoven. Men moet aannemen, dat wantrou-
wen van het geldbeleggend publiek in het ge
meentelijk financieel beleid hierbjj mede een
rol speelt. De commissie acht dit een ernstig
verschijnsel, dat de voile aandacht verdient
van hen, die met toezicht op het gemeentelijk
beheer belast zijn.
De totale gemeenteschuld bedroeg direct na
den oorlog (1919) omstreeks 850 millioen.
Tien jaren later is zij reeds boven de f 2100
millioen gestegen, d.w.z. een vermeerdering
met meer dan 150 pet. De Rijksschuld steeg
in diezelfde periode met omstreeks 10 pet.
Erkend wordt, dat onder de evengenoemde
2100 millioen ook begrepen zijn de leenin-
gen voor de gemeentebedrijven, maar dat ook
daarin wel belangrijke risico's kunnen schui-
len, indien de geheele bevolking zich op een
lager levenspeil moet gaan stellen, zal wel
geen uitvoerig betoog behoeven.
D gemakkelijke wijize, waarop de gemeen
ten in de laatste jaren geld konden krijgen
bij de Rijksfondsen heeft het kwaad nog ver-
groot.
Blijkt later, dat de belegde gelden niet tot
een evenredige inkomstenvermeerdering van
het Nederlandsche volk hebben geleid, dan
zal de Staat, die voor de verplichtingen der
fondsen aansprakeijk is, het tekort door be-
lastingvenzwaring moeten aanvullen.
Vele gemeenten zullen, indien zij werkelijk
de gemeentelijke autonomic van den rand van
den afgrond willen redden, zeer diep en veel
dieper dan het Rijk het mes in haar gewone
uitgaven moeten zetten en het gemeentelijk
budget moeten terugbrengen tot een peil, dat
zich aan de sterk gedaalde draagkracht zal
aanpassen.
Het valt buiten de taak der commissie
de
wegen aan te wijzen langs welke dan voldoen-
de verlaging der gemeentelijke uitgaven kan
worden verkregen.
Zij meende echter niet te mogen nalaten,
gezien ook de groote risico's die de Rijksfinan-
cien loopen bij een onoordeelkundig gemeente-
beheer, op deze zieke plek de ernstige aan
dacht der Regeering te vestigen.
Wachtgeld-regelingen.
Bij de behandeling van de verlaging van de
kosten van salarissen en loonen merkt de
commissie op, dat als gevolg van de geldende
zeer vrijgevige wachtgeldregeling de te ver-
krijgen neeele bezuiniging dus aanvankelijk
veel minder zal bedragen dan 12 pet. der
kosten van de personeelsformaties, maar
hierin zal moeten worden berust. Het spreekt
vanzelf, dat het in het algemeen aanbeveling
zal verdienen de ambtenaren die 't dichtst
den pensioensgerechtigden leeftijd hebben be-
reikt, het eerst voor afvloeiing in aanmerking
te brengen. Bij de op wachtgeldstelling komen
wegens leeftijdsredenen in aanmerking zij, die
35 of meer pensioengeldige dienstjaren heb
ben. In verscheidene dienstvakken komen de
ambtenaren eerst op een leeftijd van 25 h 30
jaren in dienst. Dit is bijv. het geval met tech-
nische ambtenaren en met geneeskundigen en
anderen met universitaire opleiding. Ten aan-
zien van zulke ambtenaren komt die bepalmg
er dus op neer, dat zij pas op 60jarigen leeftijd
of later kunnen afvloeien. Nu het aantal af-
vloeiers groot zal zijn, is de commissie van
oordeel, dat deze leeftijdsgrens lager behoort
te worden gesteld, zoowel in het belang van
verschillende diensten, als om de gevolgen
van de afvloeiing op de ambtenaren zoo mm
mogelijk te doen drukken.
Er zijn groote individueele verschillen en
niet alle diensten hebben dezelfde behoeften,
doch in het algemeen zal men het gemis der
60jarigen het minst voelen, in vele gevallen
reeds de 65jarlgen liever afstaan dan de jong-
ste generatie.
Voor hen, die het lot treft om te moejen af
vloeien, zijn de gevolgen veel emstiger, wan-
neer z(j op jeugdigen of middelbaren leeftijd
hun carri5re zien verbreken en een nieuwen
werkkring moeten zoeken in een maatschap-
pij, die overvloeit van werkloozen in alle ran-
gen en beroepen, dan wanneer zij als het ware
een vervroegd ouderdomspensioen krijgen, dat
tot hun 65e jaar volgens de wachtgeldrege
ling hooger is dan het ouderdomspensioen
volgens de Pensioenwet.
De commissie merkt echter op, dat de voor-
gestelde procentische inkrimping niet zonder
meer toepassing zal kunnen vinden ten aan-
zien van het personeel van leger en vloot en
van dat van het lager-, nijverheids-, middel-
baar-, voorbereidend hooger- en hooger onder-
wijs. Zij herinnert echter aan haar reorgani-
satie-voorstellen.
De kosten van het personeel, dat niet onder
de procentische inkrimping zou vallen, bedra
gen naar globale schatting: voor het beroeps-
personeel der zeemacht en dat der landmacht
38.000.000, voor het personeel van het lager
onderwijs 85.600.000, voor het personeel van
het Rijksnijverheidonderwijs f 200.000, voor
het personeel van het Rijksmiddelbaaronder-
wijs 3.500.000, hooger onderwijs 7.500.000,
totaal 134.800.000.
Trekt men dit bedrag af van het totaal-
bedrag voor salarissen en loonen, dan houdt
men een bedrag van rond 60 millioen over,
waarop door inkrimping vein formatie of door
reorganisatie de procentische korting van ten
minste 12 zou moeten worden toegepast, zoo-
dat een vermindering van de personeele uit
gaven met ongeveer f 7,2 millioen daarvan
het gevolg zou zijn.
Zooals hooger opgemerkt, belangrijk getem-
perd, doordat een groot deel van het perso
neel, dat zal afvloeien in het genot van wacht-
geld moet worden gesteld, zoodat het hooger
genoemd bedrag van 7.2 millioen eerst op
den duur zal kunnen worden bezuinigd.
Waar nu de emst van den toestand er
bovendien toe dwingt die taak in te krimpen,
kan naar de overtuiging der commissie tegen
een gemiddelde personeelsinkrimping, als door
haar voorgestaan, stellig niet worden aange-
voerd, dat ztj de grenzen van het mogelijke
overschrijdt.
Hoe de commissie zich de
kortingen voorstelt.
In de gegeven omstandigheden en met een
groot tekort op den gewonen dienst van 1933
in het vooruitzicht, behoort, naar het inzicht
der commissie, de verdere korting der salaris
sen en loonen te worden opgevoerd tot een
zoodanig bedrag, als thans mogelijk wordt
geacht, M.a.w. de commissie meent, dat met
ingang van 1 Januari 1933 een korting moet,
worden toegepast tot het hoogste bedrag,
dat onder de huidige omstandigheden redelijk
is tc aditen.
Bij de vaststelling van het bedrag dier kor
ting zou het, naar het inzicht der commissie
aanbeveling verdienen in tweeerlei opzicht
af te wijken van het stelsel, dat door de
Regeering is gevolgd bij de thans geldende
regeling inzake de salarisverlaging.
In de eerste plaats ware eenige bijzondere
differentiatie ten voordeele van de lagere
loonen en salarissen na te laten. De ont
wikkeling der indexcijfers wijst zeer sterk in
de richting van verlaging van de kosten der
eerste levensbehoeften, welke juist van de
lagere loonen en salarissen een belangrijk
percentage uitmaken. Inzonderheid voor de
lagere loonen en salarissen geeft dus de ver
laging van het indexcijfer steun aan de ver
laging dier loonen en salarissen.
In de tweede plaats, meent de commissie te
moeten aanbevelen een sterkere degressie
van de korting ten bate van de gehuwden en
kostwinners.
In verband met een en ander is de commis
sie van meening, dat het noodzakelijk zal zijn
een nieuwe regelinig in te voeren inzake de
korting op de salarissen en loonen, die naar
haar oordeel, voor de ongehuwden zal wor
den gesteld op 13 pCt. en voor de gehuwden
en de kostwinners op 8 pCt., d.i. dus resp. 10
en 5 pCt. hooger dan de thans, gemiddeld ge
nomen, toegepaste korting. Een grootere
verhooging van de korting voor de ongehuw
den ware, zoolang de financieele toestand dit
niet gebiedend noodzakelijk maakt, niet toe-
laatbaar; een passend degressie ten bate van
de gehuwden kan zeker niet minder bedragen
dan 5 pCt.
Een berekening heeft uitgewezen, dat daar
van een totale bezuiniging van 24 millioen
is te verwachten, waarbij in aanmerking moet
worden genomen, dat thans reeds het salaris
der ongehuwden is onderworpen aan een z.g.
ongehuwden-aftrek van 3 pCt., welke bij de
nieuwe regeling zou komen te vervallen. Ge
middeld gerekend zou de door de commissie
gedachte regeling 'n salarisvermindering be-
teekenen, van 9,4 pCt. welke dus lager is dan
die, welke aan de Landsdienaren in den Neder-
landsch-Indischen Staatsdienst met ingang
van 1 Januari j.l. is opgelegd.
In verband met de door ons aangenomen
noodzakelijkheid van een algemeene blijvende
verlaging van het niveau der Rijksuitgaven,
meent de commissie, dat deze salarisverlaging
geen tijdelij-k karakter zal dragen. Het ware
o.i. een ongunstige politiek, bij de Landsdie
naren de gedachte te wekken, alsof deze kor
ting tijdelij-k zou zijn; zij kan naar onze stel-
liige overtuiging, in afzienbaren trj-d niet ver
vallen en zal dus dadelijk na invoering als
permanent moeten worden aanvaard.
Korting op de salarissen der
onderwyzers-kloosterlingen.
Een talrijke groep onderwijzend personeel
heeft vrijwillig afstand gedaan van vele be
hoeften en zijn salaris is dus allerminst in
overeenstemming met de kosten van hun
levensonderhoud. Wat collectief bij den stand-
plaatsenaftrek en individueel bij den onge-
huwdenaftrek als rechtsgrond wordt aan
vaard, behoort niet buiten werking te blijven
bij deze groote groep, die ten aanzien van de
behoeften in een andere verhouding verkeert
dan ambtenaren, die in gezinsverband of al-
leenw-onend leven.
De commissie, die er zich van bewust is,
dat hier onwillekeurig een gevoelige plek in
de onderwijspolitiek wordt aangeraakt, heeft
de overtuiging, dat met haar voorstel geen
schade wordt toegebracht aan het fundament
der gelijkstelling van openbaar en bijzonder
onderwijs, doch dat het tegendeel daarvan
het gevolg is, daar een einde zal komen aan
de inconsequentie, dat voor een bepaalde, om-
vangrijke groep van overeenkomstig de regels
van het Bezoldigingsbesluit voor ambtenaren
en gesalarieerd onderwijizend personeel het
behoefte-element bij de regeling der bezoldi-
ging buiten beschouwing wordt gelaten.
Door deze groote bezuiniging zal het onder
wijs in geen enkel opzicht benadeeld worden
en een ernstige grief worden weggenomen,
die velen tegen de praktijk der financieele
gelijkstelling en daardoor tegen die gelijkstel
ling zeker hebben.
De voorzitter der commissie heeft zich met
dit voorstel niet kunnen vereenigen, daar
z.i. de rechtsgrond ontbreekt om ten aanzien
van de rechten van het hierbedoeld personeel
op salaris rekening te houden met een bijzon
der behoefte-criterium, dat niet voor alien
gelijkelijk en in dezelfde mate geldt. In de
vrijwillige beperking van behoeften kan z.i.
die rechtsgrond niet zijn gelegen; zou men die
als zoodanig willen aan-vaarden, dan komt
men, gelijk wel geen betoog zal behoeven,
in de praktijk tot consequenties, die onaan-
vaardbaar zijn. De zaak komt z.i. uiteraard
gansch anders te staan, indien een regeling
zou worden getroffen, welke al het uit
's lands kas bezoldigd personeel, dat in de
gestichten of inrichtingen in gemeenschap
leeft, wegens goedkoopere levenswijze en
goed'kooper levensonderhoud aan een bijzon
der korting onderwerpt.
lij-ke overheidslichamen, niet werd betrokken
in een salariskorting, welke wellicht niet ge-
heel consequent zou kunnen zijn aan die,
welke voor het personeel der centrale Over-
heid zou gelden, maar zich daaraan toch zoo
veel mogelijk zou moeten aanpassen.
Niet alleen zou daardoor de economische
strekking van de salariskorting niet tot haar
recht komen, maar het verschil in bezoldi-
ging en verschil in behandeling tusschen het
personeel der centrale Overheid en dat van
andere publ-iekrechteltjke lichamen, zou der-
mate worden geaeoentueerd, er zouden z66
schrille tegenstellingen ontstaan, dat die een-
voudig niet zouden kunnen worden aanvaard,
als zijnde in strijd met billijkheid en redelijk-
heid.
Het herstel van het evenwicht tusschen de
salarissen en loonen van het Rijkspersoneel
en het personeel der andere publiekrechte-
lijke lichamen, in het bijzonder de gemeenten
is een probleem op zichzelf, dat naar het in
zicht der commissie, afzonderlijke behande
ling vereischt. In dit verband beschouwd,
gaat het er alleen om den bestaanden toe
stand niet nog belangrijk te verergeren.
De commissie schroomt dan ook niet, een
gelij-ksoortige verlaging van op gelijk of hoo
ger peil staande loonen en salarissen van
personeel in dienst der andere publiekrechte-
lijke lichamen als het noodzakelijke comple
ment van de eerstgenoemde verlaging te be-
schouwen, welke door gelijksoortige motieven
wordt geboden.
Waa-r zij niet uit eigen beweging wordt af-
gelegd, zou zij dus, naar het oordeel der com
missie, door een wettelijk voorschrift moeten
worden afgedwongen.
Verplicht verhaal van pensioen-
bijdragen voor gemeenten.
Afgescheiden van een verder gaande toe-
passing van het in het z.g. Kortingswetje be-
lichaamd stelsel, moige in dit verband worden
gewezen op art. 36 der Pensioenswet 1922, het-
welk facultatief stelt het verhaal van de bij-
drage aan de pensioenfondsen op de betrok
ken ambtenaren. Met gebruikmaking van
deze bepaling hebben, gelijk bekend, ver
schillende gemeenten het verhaal beperkt of
geheel achterwege gelaten, erwijl het Rijk
het in de wet genoemd maximum van 8%
pet. toepast.
Het komt aan de commissie voor, dat de
ervaring snel heeft bewezen, dat geen vol-
doende grond bestaat voor een zoo onderling
afwijkende regeling van de wijze, waarop de
diensten der Overheid brjdragen aan hetzelf-
de pensioenfonds, waaraan zrj dezelfde rech
ten ontleenen en de wetsbepaling welke haar
toelaat, schijnt, volgens de commissie, dan
ook thans moeilijk te handhaven. Behoudens
de noodige overgangsbepalingen, ware, naar
het inzicht der commissie, het facultatief ver
haal om te zetten in een imperatief.
Maatregelen als de evengenoemde zouden
echter het probleem, waarop hiervoren gewe
zen, het herstel van het evenwicht tusschen
de salarissen en loonen van het Rijksperso
neel en van het personeel in dienst van pu-
bliekrechtelijke lichamen slechts ten deele tot
oplossing brengen.
De commissie meent dat in dit opzicht ver
der zal moeten worden gegaan en dat in het
algemeen zal moeten worden gestreefd naar
een billijke en juiste verhouding tusschen de
loonen en salarissen van 't personeel in den
openbaren dienst in zijn gansche omvang en
het elimineeren van verschillen in de dienst-
voorwaarden van gelijksoortige personeel in
Overheidsdienst, voor zoover die niet door bij
zondere plaatselijke of andere omstandigheden
worden gemotiveerd.
De commissie is er intusschen volkomen
van overtuigd, dat "hiermede een vraagstuk
aan de orde word(T gesteld, van zoodanigen
omvang en van zoodanige consequenties, dat
het niet op korten termijn kan worden opge-
lost, en zou daarom ernstig willen ontraden
de behandeling daarvan vast te knoopen aan
die van directwerkende en uit een oogpunt
van wets-technisch gemakkelijker te ver-
wezenlijken maatregelen als de hiervoren ge-
noemde, die ongelijkheden althans ten deele
opheffen en bovendien de gemeentelijke bud-
getten dadelijk ontlasten.
aan een ambtenaar van lageren rang dan een
gez-ant, onder zoodanigen ambtstitel als in
zulke gevallen gebruikelijk is.
De commissie denkt daarbij aan de reeds
vroeger tot stand gebrachte combinatie van
de vertegenwoordiging in Spanje en in Portu
gal, in de Ver. Staten en in Mexico, aan de
vervanging van de gezanten in Egypte en in
Roemenie door een ambtenaar van lageren
rang.
Een eenigszins belangrijke beperking van
de personeelsuitgaven voor consulaten acht
de commissie niet mogelijk. Voor zoover zij
dat kan beoordeelen, komt alleen voor over-
weging in aanmerking opheffing van het con-
sulaat-generaal te Lima en van dat te Smyr
na, waarvan de kosten niet in overeenstem
ming schijnen met het nut, dat zij opleveren.
De noodzakelijkheid om onze
weermacht intact te houden.
Bij de bespreking van de bezuiniging op het
departement van Defensie zegt de commissie:
Bestudeering van de begrooting van De
fensie heeft ons de overtuiging geschonken,
dat met behoud van de thans bestaande or-
ganisatie geen mogelijkheden tot bezuiniging
op belangrijke schaal meer aanwezig zijn, in
dien meh een weermacht wil behouden, welke
dien naam waardig is, die in staat is onze
zelfstandigheid te doen eerbiedigen, onze rech
ten te handhaven in de uitgestrekte en kost-
bare overzeesche gewesten en te voldoen aan
onze verplichtingen als lid van den Volken-
bond om naar vermogen onze verplichtingen
als zoodanig na te komen.
De commissie heeft de overtuiging, dat hij
de huidige organisatie de grens van het toe-
laatbare is bereikt en dat zelfs reeds maat
regelen tot bezuiniging zijn genomen, welke
niet zonder bedenking zijn voor het behoud
van de innerlrjke kracht onzer weermacht.
der N.V. J. C. Klene Co., Amsterdam; M.
de Beer, ged. commissaris der N.V. De Faam,
Breda; G. J. Droste Jr., directeur der N.V.
Droste's cacao- en chocoladefabrieken, Haar
lem; A. J. M. van Iersel,, directeur der N.V.
Kwatta, Breda en L. A. Hagers, directeur der
N.V. Beukers Rijneke, Rotterdam.
Besloten werd het comity nog uit te breiden
met vertegenwoordigers van winkeliersver-
eenigingen en van vereenigingen en bonden
van winkeliers uit de aanverwante takken
van handel en industrie.
EEN SCH1P VAN DE OOST-INDISCHE
COMPAGNIE.
Een bergingsmaatschappij is in de Tafel-
baai, Kaapkolonie, bezig met een wrak, ver-
moedelijk van de „Haarlem", het eerste schip
van de Oost-Indische Compagnie, dat in 1648
daar is gestrand. De maatschappij is reeds
drie maanden aan het werk. Thans zijn de
eerste voorwerpen gevonden, w.o. bloedrood
hout. Het vermoeden bestaat, dat een kleine
hoeveelheid zilver en Chineesch aardewerk
zal worden gevonden.
Personeel van provincien en
gemeenten.
Het spreekt echter van zelf, dat het stre-
ven naar een algemeene verlaging van uit
gaven in belangrijke mate zal worden tegen-
gewerkt, ja zelfs belemmerd, indien het per
soneel, in dienst van andere publiekrechte
Kosten van voor
gedane reizen.
Wat de voorgestelde wijziging van het reis-
besluit betreft, deze komt op het volgende
neer:
Vooreerst wordt voorgesteld, de vergoe-
ding van eigen rijwiel van 3 tot 2% cent per
afgelegden kilometer en de vergoeding voor
eigen automobiel van 12 tot 10 cent per af
gelegden kilometer te verlagen.
Voorgesteld wordt, de vergoedingen wegens
verbli'fkosten per etmaal als volgt te verlagen:
voor de eerste klasse van 11,50 tot f 10,20;
tweede kl. van 10,50 tot /9,60; derde klasse
van /9,50 tot /8,40; vierde klasse van 7,50
tot /6,60; vijfde klasse van 6,50 tot /6.
De vergoeding voor de z.g. ,,daguren" en
„nachturen" worden in dezelfde evenredig-
heid verlaagd. Voorts wordt als nieuwe be
paling voorgesteld, voor reizen, die 7 uur des
voormiddags of later aanvangen en in den
namiddag van denzelfden dag, doch niet na
7 uur eindigen, geen hoogere vergoeding toe
te kennen dan resp. /2.50; 2,25; 2; 1,50
en 1,25. De huidige vergoeding voor dagrei-
zen, waarin niet buitenshuis het middagmaal
behoeft te worden gebruikt is te hoog. Mede
in verband hiermede wordt voorgesteld, het
daggedeelte van een etmaal niet van 8 uur
des morgens tot 6 uur, des avonds, doch van
7 uur 's morgens tot 7 uur 's avonds te laten
loopen.
Als mogelijkheden van verdere bezuiniging
meent de commissie te mogen noemen:
a. beperking van het aantal dienstreizen;
b. herziening der bestaande rijwielvergoe-
dingen; de kosten van aanschaffing van rij-
wielen en rijwielonderdeelen zijn sterk ver
laagd, weshalve deze herziening noodig is;
naar de meening der commissie zal, behou
dens bijzondere omstandigheden, kunnen wor
den volstaan met een jaarlijksche vergoeding
van 30 per rrjwiel.
c. ruimere toepassing van art. 18 van het
reisbesluit, dat den ministers bevoegdheid
verleent voor bepaalde personen of klassen
van personen de vergoeding wegens verblijf-
kosten te verminderen;
d. herziening van bestaande abonnementen
afkoopsommenex art. 26 van het reisbe
sluit.
Bezniniging op de kosten der
personeelsformaties van de
departementen van algemeen
bestuur.
Omtrent de bezuiniging op de kosten van
de personeelsformaties der departementen
van algemeen bestuur is de commissie in
schriftelijk overleg getreden met de secreta-
rissen-generaal, als gevolg waarvan gebleken
is, dat hunnerzijds bezuinigingen mogelijk
worden geacht, varieerende van 8 tot 12 pet.
Alleen de titularis van het departement van
Waterstaat meende, dat na de reeds vroeger
toegepaste bezuinigingen een verdere belang
rijke verlaging van uitgaven uitgesloten was.
Bij de bespreking van mogelijke bezuinigin
gen bij het departement van Buitenlandsche
Zaken acht de commissie slechts op enkele
plaatsen bezuiniging mogelijk, hetzij door
samenvoeging van gezantschappen, hetzij
door het opdragen van de vertegenwoordiging
Het kader der bestaande organi
satie moet worden herzien.
Nu de omstandigheden nopen om niettemin
op de zoozeer besnoeide fondsen voor de
weermacht bezuiniging aan te brengen, dringt
zich dan ook de vraag naar voren of niet het
kader der bestaande organisatie behoort te
worden herzien en of niet door hervorming
daarvan de gelden kunnen worden vrijge-
maakt, welke noodig zijn om het budget van
uitgaven te ontlasten.
De commissie beantwoordt die vraag be-
vestigend en voegt daaraan toe, dat die her
vorming tevens de fondsen zal kunnen ver-
schaffen, welke h.i. dringend noodig zijn, om
de materieele uitrusting van onze weermacht
te verbeteren. Want het heeft geen zin, de
waarheid te verbloemen, dat voortzetting van
het streven naar bezuiniging, met behoud
van de bestaande organisatie moet leiden tot
een onvoldoende uitrusting en oefening der
weermacht en dat het vraagstuk van de be
perking der defensie-uitgaven binnen het raam
van die organisatie tot een impasse heeft ge
leid, welke niemand bevredlgen kan.
De eenige oplossing, welke uitkomst kan
bieden, is naar de overtuiging der commissie,
zich voor zoover mogelijk los te maken van
die organisatie en nieuwe banen in te slaan
en zoodoende fondsen vrij te maken, welke het
dubbele doel zullen kunnen verwezenlijken
van vermindering van uitgaven en verbete-
ring van de uitrusting en geoefendheid onzer
weermacht.
In het weekblad „de Vrijheid'' (liberaali
schrijft de heer Polak Daniels het volgende:
Een paar maanden geleden interpelleerde
Mr. Boon, met de bedoeling om te komen tot
uitstel van de op 1 Mei j.l. bepaalde invoering
der Winkelsluitingswet.
De liberale interpellant heeft toen een motie
ingediend, waarin den Minister van Economi
sche Zaken (toen nog: van Arbeid, Handel en
Nijverheid) verzocht werd de inwerkingtre-
ding uit te stellen tot een tijdstip, dat de
economische omstandigheden gunstiger zou
den geworden zijn. Dit met het oog op de
hevige economische crisis, die ook den Mid-
denstand ernstig treft. Geen enkel Kamerlid,
behalve de interpellant, heeft het toen de
moeite waard geacht om over de moeilijkheden
's Rijks dienst J van den Midde-nstand edn woord te zeggen;
men heeft eenvoudig in een schandelijk slecht
bezochte vergadering de motie-Boon met 40
tegen 12 stemmen zonder debat neergestemd.
Wij zijn nu twee maanden verder. En wat
kunnen wij nu reeds zien? Dat zoowel neu-
trale als katholiek-e fabrikanten en banket-
bakkers in de knel zitten. De interpellant
heeft dat op 29 April voorspeld, omdat tal
van ondememingen thans het weerstands-
vermogen missen om zich aan de eischen dei
Winkelsluitingswet aan te passen. Men heeft
hem toen laten praten. Alle Katholieken, alle
C.-H., alle A.-R. (op prof. Visscher na) stem-
den tegen de motie.
Thans kan men lezen in een adres van de
Vereeniging van Nederlandsche cacao- en
chocoladefabrikanten en van de Nederlandsche
vereeniging van suikerwerk- en chocolade
fabrikanten, dat een groot debiet verloren
gaat, doordat de kruideniers op Zondag moe
ten sluiten, terwijl in vele kleinere plaatsen
de verkoop van chocolade en suikerwerk in
hun handen is.
In een ander adres wordt geklaagd, dat na
een maand de omzet van chocolade, suiker-
werken en banket reeds aanmerkelijk was
teruggeloopen, doordat de verkoop van deze
waren veelal een gevolg is van plotseling op-
komend verlangen; is de winkel dan dicht,
dan is dit debiet verloren. Reeds zijn vele
kleine winkeliers in moeilijkheden geraakt,
warvan de fabrikant mede de dupe wordt.
De liberalen hebben deze gevolgen voorzien
en daarom tegen deze wet gestemd. Anderen
hebben den weg van de wet naar het Staats-
biad gebaand. Zij hebben voorgelicht door een
minister van arbeid, handel en nijverheid
van uitstel niet willen weten. Louter uit ver-
verkeerd begrepen vooruitstrevendheid!
Nu is de arbeidsgelegenheid er door ver-
minderd, en handel en nijiverheid zijn door ver-
keerde sociale politiek geschaad.
Zou zoo iets in een ander land in een tjjid
van ongekende malaise mogelijk zijn?
TEGEN DE WINKELSLUITINGSWET.
In vervolg op de door de Vereeniging van
Nederlandsche cacao- en chocoladefabrikan
ten en de Nederlandsche vereeniging van sui
kerwerk- en chocoladefabrikanten aan den
Minister van Oeconomische Zaken en Arbeid
gerichte adressen inzake de winkelsluitings
wet is op 15 Juli te Amsterdam een bespre
king gehouden tusschen vertegenwoordigers
der beiide vereenigingen.
Staande deze bijeenkomst werd een comite
van actie tegen de winkelsluitingswet ge-
vormd, waarin zitting hebben genomen als
bestuur en tevens uitvoerend comite de heeren
D. J. van Houten Jr., lid der firma C. J. van
Houten Zn. te Weesp, voorzitter; L. Jamin,
lid der firma C. Jamin, Rotterdam, vice-voor-
zitter; B. H. Wellmann, secretaris-administra-
teur der Nederlandsche vereeniging van sui
kerwerk- en chocoladefabrikanten, Amster
dam, secretaris; Mr. G. Freem, secretaris der
Vereeniging van Nederlandsche cacao- en cho
coladefabrikanten, penningmeester, en verder
als leden de heeren H. A. Bakels, commissaris
WOELiGE ZONDAG IN DUITSCHLAND.
Bloedige straatgevechten te Altona.
Botsingen in verschillende steden.
Ondanks het regenachtige weer is het Zon
dag een bloedige dag in vele steden geweest.
De ergste tooneelen van burgeroorlog kwa-
men te Altona voor, waar tot Zondagavond
12 dooden en 54 gewonden werden geteld. De
botsingen te Altona ontstonden tijdens een
opmarsch der nat.-socialisten, die Zondag
middag begon. In het begin had de opmarsch
op volkomen ordelijke wijze plaats, maar toen
de stoet een arbeidersbuurt introk, begon een
schietpartij. Naar ooggetuigen verklaarden,
werd uit vele huizen en van de daken af op
de marcheerenden, zoowel als op de begelel-
dende politie-beambten geschoten. In den
stoet ontstond groote verwarring. De mar-
cheerende kolonnes gingen gedeeltelijk uiteen
terwijl de rest poogde de communisten te
verdrijven.
Tot een uur werden 1 doode (een natio-
naal-socialist) en 34 gewonden geteld. De po
litic, die uit de huizen werd beschoten, opende
eveneens het vuur en gelijktijdig werden huis-
zoekingen verricht en passeerenden, die ver-
dacht werden aan de schietpartij te hebben
deelgenomen, onderzocht.
De nazi's moesten den opmarsch onderbre-
ken en deze werd later afgelast.
De nazi's werden door de politie begeleid
tot de plek waar de stoet ontbonden werd.
Ook na den opmarsch der nazi's duurden
de schietpartijen nog voort. Steeds meer werd
van daken en uit vensters geschoten. De po
litie beantwoordde dit vuur. Op verschillende
plaatsen in de stad trachtten de communisten
door opbreken van het pleveisel barricaden te
vormen. In de Grosse Freiheit werd een bar
ricade, die gevormd was uit steenen en een
omgeworpen wagen, door de politie met de
wapenen in de vuist bestormd. Het tramver-
keer ten Noorden van de Grosze Bergstrasse
en de Reichenstrasse was gestremd.
Daar de schietpartijen voortduurden, zag
de politie zich tenslotte gedwongen, met pant-
serauto's in den strijd te gaan.
Volgens betrouwbare berichten bedraagt het
aantal dooden 12, dat der gewonden 54, Na-
dat omstreeks 8 uur in den avond de rust was
weergekeerd, bleeft toch de politie op voile
sterkte, daar men bij het invallen der duister-
nis nieuwe relletjes vreesde.
Er werden ruim 60 personen naar de zie-
kenhuizen overgebracht. Slechts eenigen
konden, na verbonden te zijn, weer huiswaarts
keeren, het meerendeel bleek zeer zware ver-
wondingen te hebben opgeloopen. Zoo waren
verscheidene armen en beenen door ploerten-
dooders versplinterd, terwijl schedelbreuken
niet weinig talrijk waren. Onder de gewonden
bevonden zich 6 vrouwen.
Er zijn 200 personen gearresteerd.
Aan de grens tusschen Altona en Hamburg
poogden de Hamburgsche politie-agenten een
overslaan van de onlusten tot Hamburg te
verhinderen. Daarbij werd een agent door een
schot in het dijbeen getroffen.
Van de straatgevechten wordt nog gemeld,
dat ziekenverplegers onafgebroken bezig
waren hulp te verleenen aan de op straat
liggende zwaargekwetsten.
Het tramverkeer was bijna geheel stilge-
legd. Niettegenstaande pantserwagens in de
straten verschenen, bleven de communisten
van de daken af op de politie schieten.
Geheele straten moesten door de politie
huis voor huis doorzocht worden.
Te Berlijn werden Zaterdagnacht bij een
handgemeen tusschen nazi's en communisten
10 schoten gelost, door een waarvan een 23-
jarig man werd gedood. Een politie-auto werd
met glazen en bloempotten bekogeld, zoodat
de politie eenige schoten in de lucht loste. In
Lichtenberg werd een man van zijn rijwiel ge-
trokken en door verscheidene messteken in
den rug gewond. In een andere buurt kreeg
een door nazi's overvallen communist zes
messteken.
Te Bochum werd bij een vechtpartij een
arbeider zwaar gewond. Een ander kreeg een
schot in het been, weer een ander een schot in
den hiel. In Remscheid werden twee nazi's
door schoten gewond. De daders zijn gearres
teerd. Een vrachtwagen met nazi's werd door
communisten overvallen. Een politie-agent,
die wilde ingrijpen kreeg een pak slaag.
In Barmen werden drie uit Remscheid ko-
mende auto's met nazi's door de politie ge-
visiteerd. Er werden 18 geladen pistolen ge
vonden. De visitatie had plaats, omdat de
politie ter oore was gekomen, dat de nazi's
onderweg hadden geschoten.
In Gladbach-Reydt kwam het tusschen
nazi's en tegenstanders tot een vechtpartij,
waarbij 6 personen door revolverschoten wer
den gewond. Een aantal nazi's werd gearres
teerd.
Na een nazi-vergadering bij het Hermann-
gedenkteeken werd een communistische hin-
derlaag ontdekt. Achttien communisten wer
den gearresteerd. De overigen ontkwamen.
Als wapenen bleken zij bij zich te hebben
gehad latten, looden pijpen, schroefsleutels,
messen, dolken, revolvers en stalen staven.
Ongeveer 150 communisten overvielen in
Ketschendorf bij Furstenwalde een nat.-socia-
listische auto. Bij het handgemeen werden 4
nazi's gewond. De politie deed huiszoeking,
bijgestaan door rijksweer. Er werd munitie en
wapens gevonden. Verschillende personen wer
den gearresteerd.
Zondagavond hadden te Freising, na afloop
van een demonstratie van de nazi-stormtroe-
pen, ernstige bostingen tusschen leden van
het IJzeren front en tachtig op vrachtwagens
naar Munchen terugkeerende S.A. (storm-
afdeeling) Iieden plaats. Aan beide kanten
werd van vuurwapens gebruik gemaakt.
Talrijke personen werden gewond. Onmid-
delltjk na het bekend worden van de botsin
gen werd politieversterking ontboden. Er had
den vele arrestaties plaats.
Te Kottern, bij Kempten, kwam het tot een
botsing tusschen communisten en nationaal-
socialisten. Een groot aantal personen, o.w.
een politie-beambte, werd gewond.
Te Starnberg werden bij een vechtpartij