ALGEMEEN NIEUWS- F.N ABVERTENTIEBLAD VOOB ZEEUWSCH-VLAANDEREN Eerste Blad. DE VIERDE SEPTEMBER I HEERENBAA! No. 8862 VRIJDAG 15 JULI 1932 Deze malaise niet het ergst FEUILLETON BINNENLAND BUI T ENTAHD 32) U zult glundren als U droomt Van een FUNDUS bruin verchrcomd. TER N EUZENSCH E CO U RANT Voor Belgie en Aboanementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. titer; Flnaa P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regela 0,80 Voor elken regei raeer 0,36, Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelaadvertentien b« regelabonnement tegen verminderd tanef, hetwelk opa<mvraag advertentien liefst 66n dag voor de ultgave. verkrijgDaar is. Inzending van DIT BLAD VERSCHUNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRUDAGAVOND. HINDER WET. Burgemeester en Wetbouders van TER NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-Secretarie ter inzage liigt een verzoek met Ibijlagen van AUGUST VER- STRAETEN, Stationsweg, Ter Neuzen, om vergunjidng tot bet oprichten van een inrich- ting voor opslag in ondergrondsche tanken voor petroleum en benzine op het perceel kadastraal bekend In Sectie M no's 314, 315. Op Dinsdag den 26 Juli a.s. des namiddags te drie uur, zal in het Gemeentehuis gelegen- heid bestaan om bezwaren tegen de inwil- liging van dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij die oezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der gemeente kennis nemen van de ter zake m- gekomen schrifturen. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat volgens de bestaande iurisprudentie niet tot beroep gerechtigd zijn, zij, die niet overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet op den bovenbepaalden dag voor het gemeentebestuur zijn yerschenen, teneinde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Ter Neuzen, 12 Juli 1932. Burgemeester en Wetbouders voomoemd, J HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris. Dit opschrift is van ons, door ons be dacht, en dus ook uit onze pen gevloeid. Wij hadden ook een ander opschritt boven dit artikel kunnen plaatsen maar wellicht zouden dan sommigen dit stuk niet hebben gelezen. Aan den eenen kant willen velen nu wel eens over iets anders lezen en hooren dan over de malaise Wij zitten er immers alien midden in; de meesten onzer lijden er dagelijks onder, zij gaan er mee naar bed, liggen er van wakker, en staan er ook weer mee op. Het groote, uitvoerige rapport-Welter is verschenen, en daarbij is te kennen ge- qeven, dat dit nog maar een eerste stap is. Wie het tot nog toe niet aeloofd heeft, of wie misschien nog zou hebben qehoopt, dat op den duur alles nog wel mee zou vallen, die kan het dan nu in cijfers uitqedrukt voor zich zien; er zal in Nederland door de Regeering dit jaar een honderd millioen gulden moeten wor den bespaard, en anders gaat het onher- roepelijk mis. Er is malaise op alle ge- bied, op het terrein van den handel en van de scheepvaart, bij het Bankwezen en in de veeteelt, bij den landbouw en bij de visscherij. De toekomst was nog nooit zoo onzeker als heden ten dacje, en ner- gens is men meer veilig. Geen enkele belegging is meer betrouwbaar, en niemand weet, wat er nog komen zal. Gevolg hiervan is, dat wij vreeselijk onzeker zijn en benauwd, eigenlijk kan men niet begrijpen, dat de menschen nog niet ernstiger zijn en dat zoovelen nog maar plezier hebben in plezier; men moet er zich zeer over verbazen zoo luchthartig en lichtvaardig als velen, jongeren en ouderen, nog steeds door het leven dar- telen, als kinderen, onbewust, maar dan nu toch zeker willens onbewust van de af- gronden, die aan alle zijden gapen. Dat de toestand ernstig is, en nog met de maand ernstiger wordt. wordt door steeds meerderen erkend. In een artikel in De Hollandsche Lelie heeft niemand minder dan Henri Borel geschreven, dat wij armoede en ondergang in het verschiet zien, en hoe wij lezen en hooren van zelf- moorden, gepleegd door menschen uit angst voor de toekomst, en ook van lieden, die gearresteerd zijn, omdat het ineens is uitgekomen, dat zij jaren-lang geknoeid en gestolen hebben; wij hooren van schatrijke menschen, die plotseling arm zijn geworden; kortom: wij leven midden in een mine van verval en drei- genden ondergang en nooddruft en ar moede, en wij zien geen uitwea meer. Economische, materieele, financieele, stof felijke malaise bedoelen wij er mede, en velen kunnen zich geen groote rampen, geen verpletterender onheil denken dan dat zij geen of minder geld meer hebben. En toch is deze malaise niet het ergste. Borel heeft zoo terecht opgemerkt, en wij laten hem in de volgende regels nu heel veel aan het woord, dat wij, lang voor er van deze stoffelijke malaise sprake was, alreeds jaren en jaren vroeger in een toestand van geestelijke malaise hebben geleefd, ook al waren wij ons daarvan nauwelijks of in t geheel niet bewust. Dat wij honger geleden hebben, zegt Henri Borel, geestelijken honger door het volkomen ontbreken van dat, wat wij in gewone termen, het goede, het schoone, het verhevene plegen te noemen, hebben wij nauwelijks gevoelt, en velen hebben dat in't geheel niet erg gevonden. Men klaagt pas, nu financieele, stoffelijke malaise ons geregelde inkomen reduceert, halveert, of geheel dreigt te vernietigen, terwijl wij de woorden zijn letterlijk van Borel! -- zonder een kik te geven de verschrikke- lijkste geestelijke malaise hebben door- staan. Deze geestelijke malaise heeft zich, volgens Borel, vooral geopenbaard op dat gebied, waar wij vroeger juist het goede, het schoone, het verhevene plach- ten te zoeken en te vinden: namelijk bij de kunst. En tevens noemt deze schrij- ver dan nog iets, dat hij kort-weg aan- duidt als de ,,ontvrouwelijking" of ,,ont- vrouwing van de vrouw. Gelukkig niet van alle vrouwen, maar toch wel van heel vele. Voor veel meer mannen dan men wel eens denkt was het idee „vrouw" min of meer verbonden met het idee „moeder", en daar hun eigen moeder iets heiligs voor hen was, hadden zij voor de vrouw een zeker respect als voor een wezen van betere, hoogere orde. Toen, als een der slechte gevolgen van de op- i ziah-zelf zegenrijke vrouwen-emancipatie, j de vrouw, zelfs de oudere en oude vrouw den nadruk begon te leggen op haar lichaam, waarvan zij de geheimen zonder blikken of blozen ontsluierde, toen zij begon te rooken en te cocktailen en te charlestonnen, en rondweg over sexueele dingen begon te spreken en te schrijven, toen zij zichzelf ontdeed van het mysterie en het romantische lyrisme, toen is voor de mannen (der oudere generatie althans) een malaise ingetreden, een geestelijke malaise meent Henri Borel waar van de leden der jongere generatie, die nooit iets anders hebben gekend dan dit moderne vrouwengeslacht, zich geen voorstelling kunnen vormen. ,,Het was voor hen, of ze in iedere vrouw iets van hun moeder verloren hadden, en of de mooiste en liefste herinneringen uit hun jeugd bedrog en leugen gebleken waren". Borel en wij zijn het in deze geheel met hem eens achten dit het bedenke- lijkste malaise-verschijnsel, dat juist vrou wen het waren, die romans gingen publi- ceeren, waarin op de meest ruwe, rauwe, schaamtelooze wijze sexueele verhoudin- gen in den treure werden uitgesponnen, tot in de meest intieme details toe, en zonder een atoom poezie of lyrisme. ,,Daar was nu letterlijk niets hoogers bij dan enkele brute zinnelijkheid, en verder niets, zelfs geen teederheid, geen enkel lief woord, enkel maar lage hartstocht". Dit viel trouwens volgens Henri Borel niet alleen waar te nemen in de literatuur. Ook op het tooneel was het duidelijk te merken. Cabaret en bar werden naar den schouwburg overgebracht. De mensch van de oudere genefratie durft ouder- wetsch geworden woorden als ,.het schoone en verhevene bijna niet meer uit te spreken. Het lollige en moppige en scandaleuze en scabreuze hebben nu im mers de overhand. Amuseeren schijnt de eenige roeping te zijn geworden van de moderne tooneelkunst. De menschen willen geen schoone, verheven dingen meer zien, die de diepste sferen van hun ziel in beroering zouden brengen; zij wil- en plezier hebben en lachen en geprikkela worden, of door griezeligheden worden geenerveerd. Publieke huizen, moorde- naarsholen, dancings, schoonheidsinstitu- ten, cabarets enz., kwamen ten tooneele. Borel constateert een volkomen ontbre- cen van de allerbeste dingen des levens, een afwezig zijn van grootheid en heroiek, en zegt, hoe velen niet eens meer schijnen te merken, dat het schoone en verhevene geen integreerend deel meer is van litera- AVONTURENROMAN door PETER BARON. (Nadruk verboden.) Vervolg.) ,,Die vreemde snoeshanen schijnen geld te hebben," bromde ,,Postzegels' „Ja, geen wonder dat Engeland voor de haaien is,"antwoordde „Telegram- men" somber. ,,Postzegels" was nog gaarne wat door- gegaan den vreemden invloed af te kam- men, waaronder Engeland gebukt ging, maar was gedwongen heen te gaan, wijl een oude dame ongeduldig tegen het loket stond te kloppen, terwijl ze met ontevre- den stem om twee postzegels van ander- halven pennv vroeg. Onderwijl zat het kleine mannetje met den zeeren mond in de telefooncel, waar hij gloeiende waarschuwingen uitzond naar „inteekenaars". Mr. Moody had een drukken ochtend. Z'n jas had hij allang uitgegooid en nog zweette hij geducht, terwijl hij van de toonbank naar de vakken achter zich drentelde en hij dacht er sterk oyer na, om z'n vest ook nog uit te doen. t Was een van die dagen, dat de hitte als plot seling uit den hemel gevallen kwam. Het speet Mr. Moody vreeselijk, dat hij den vorigen avond de bediening van den win- kel aan zijn zoon en opvolger had over- gelaten. Die duivelsche jongen De hemel wist hoeveel sigaretten die jonge dief gedurende zijn oppassen gestolen en gerookt had. Mr. Moody keek boos en verwijderde een etiket, waarop ,,St. Bruno stond uit de nabijheid van een kist. die Afrikaner tabak bevatte. Misschien als hij een minuut tijd had om tot zich zelf te komen, zoo dacht Mr. Moody, kon hij het weleens probeeren om 'n tot dien kaal uitzienden heer, die nu al tien minuten of langer op hem stond te wachten, het woord te richten. ,,Ja, mijnheer Lange ,,Gouden Vlok Dank U. Ja veel warmer. Goeden dag. „Kleine Kensita's En een doosje Vesta's Zeven en dertig en een half. In orde, mijnheer. Kopergeld O, dat [eeft niets, dat is voor ons gemakkelijk. a, 't wordt weer koeler, Mogen. Twin tig Manilla's, mijnheer 't Spijt me zeer, ik heb juist de laatste verkocht, mijnheer. Is iets anders ook goed Zeker mijnheer, in orde. Ja, t kon wel 'ns gaan regenen, t ziet erg betrokken. Goeden morgen." „Kleine ,Turf"-sigaretten Zeker, laat ik 'ns kijken. Die aap van een jongen. Jimmy, waar heb je ,,Turf ge- laten Waar O ja, Merci." Mr. Moody haalde met 'n zuur gezicht de vermiste ,,Turf" uit het vak, dat voor „Army Club" bestemd was. Die jongen zou zijn dood zijn met alles overal rond te slingeren. Mr. Moody keek naar de vier pakjes „Player", die in de doos lagen, waar Woodbines" op stond, maar hield zich in, terwijl hij de tabak en de sigaret ten zorgvuldig schifte. Hij had een goede faam. De eene klant beweerde, dat ,,Bliksem' het bij de op handen zijnde paardrennen zou winnen. Een ander gaf aan „Yvette" de voorkeur. 'n Derde beweerde dat „Swift" en „Sure" zeker waren. Na tien minuten praten kreeg het den schijn, dat van adit verschillende paarden eenelk de ,,race" zou winnen. Tweemaal moest hij instemmen met twee tegenstrijdige be- wermgen Eindelijk kwam er schot in t werk en nu wijdde Mr. Moody zijn aandacht aan den heer, die tegen de toonbank was blij- ven leunen. De blik, dien hij op dien ge- duldig wachtende wierp, was nu juist niet tuur en tooneel wat alles wijst op een geestelijke malaise, die in den grond veel erger is dan de tegenwoordige ziel door- staat, wordt echter niet eens gevoeld. Heel het zenuwachtige, overprikkelde, moderne leven, de danswoede, de cock tail, de sigaret incluis, en ook de bridge- manie, die de laatste iaren epidemisch is geworden, het gejaagae uithuizig-zijn van de vrouw en honderd andere dingen meer jeschouwt hij als even zoo Vele symp- tomen van een geestelijke malaise, die den menschen in den grond immers in hun innerlijk wezen veel meer kwaad heeft gedaan dan de stoffelijke malaise van thans. Zijn de geestelijke goederen verdwe- nen? Zijn zij onbereikbaar? Borel meent zeker van neen. Hij schreef: „Als wij maar wisten, dat wij de geestelijke waar- den van het leven, als wij zelf willen, nog altijd bezitten, zouden wij niet zoo gebukt gaan onder de economische, financieele malaise, als wij nu doen". En hij meent, dat het is omdat wij geen geestelijke waarden meer hebben om ons te sterken en gelukkig te maken, dat wij onder de economische malaise zoo dood-ongelukkig zijn. Op een punt verschillen wij in opvat- ting van Henri Borel, en toch is ook dit verschilpunt niet zoo ernstig. In het door ons geciteerde opstel heeft Borel onder meer ook meegedeeld, hoe hij onlangs van een zeer geloovig man een geschiedenisje had gehoord, dat werkelijk gebeurd moet zijn. In een armoedig werkplaatsje onder een hordes, met een raampje, dat op straat uitzag, woonde een eenvoudig schoen- lappertje, dat den ganschen dag met een opgeruimd, tevreden gezicht hard zat te werken. Een schatrijk bankier kwam daar iederen dag voorbij, en het interes- seerde dezen man, wiens levensgeluk uit- sluitend in zijn geld bestond, hoe het toch moaelijk was, dat dit arme mannetje, daar in dat poovere werkkamertje zoo'n geluk kig gezicht kon hebben. Op een goeden dag klopte de bankier, in zijn dure pels, aan het venstertje aan, en vroeg, toen het schoenlappertje het openschoof: „Vertel mij toch eens, baas, hoe het komt, dat je altijd zoo gelukkig kijkt; je zult het toch wel moeilijk hebben, vrees ik En dat eenvoudig manneke antwoordde met een medelijdenden glimlach voor den rijken bankier; ,,Ja, ik ben een arm man; maar ik voel mij gelukkig en rijk, want ik weet, dat Jezus mijn Verlosser is' Wij zijn voor dit verhaaltje van Henri Borel dankbaar. Wij kennen uit eigen praktijk meer van zulke gelukkigen nog, al wordt hun getal zeldzamer. Maar laat men dan nu ook erkennen, dat het niet slechts het schoone is, dat troost geeft en kracht, doch veeleer en veel meer het goede, het goddelijke. Laat men beden ken en erkennen, dat de godsdienst de iimiimniiimiimn; ECHTE FRIESCHE Ymiiiiiiimmui* 20-50 a. per ons zachte en ymrUfc rooktabak, (Ingez. Me<5.) hoogste geestelijke waarden biedt en verzekert, dingen, die verheffen boven de malaise van den tegenwoordigen tijd, hoe zwaar die ook drukken moge, omdat zij ons zekerheid geven van en ons bieden dingen, die niet vergaan, maar die blijven tot in eeuwigheid. STRENGE MAATREGELEN AAN DE BELGISCHE GRENS TEGEN DEN SMOKKELHANDEL PER AUTO. De Koninklijke Nederlandsche Automobiel Club heeft van haar zustervereeniging uit Belgie afschrift ontvangen van een brief van den minister van Financien, waarin deze de aandacht vestigt op den toenemenden smok- kelhandel in Belgie, waarbij de smokkelaars zich bedienen van automobielen, waarmede zij met groote snelheid de grensstations pas- seeren en waarbrj zij zich zelfs niet ontzien om op krachtdadige wijze een aanhouding te ontgaan. Ten einde daaraan paal en perk te kunnen stellen hebben de douaneambtenaren opdracht om met de grootste gestrengheid op te tre- den. Tevens zullen die grenskantoren, welke daartvoor bet meest in aanmerking komen, worden voorzien van de z.g. ,,herse" <egge)- installatie, waarmede de weg oogenblikkelijk kan worden afgesloten. Het spreekt vanzelf, dat alle maatregelen zullen worden genomen om de aandacht der weggebruikers op deze installatie te vestigen. De K.N.A.C. acht bet noodig in verband met het bovenstaande de automobilisten. die de Belgische grens overschrijden, tot de uiterste voorzichtigbeid aan te manen, en hen er op te wijzen, dat zij zich stipt dienen te houden aan de voorsohriften en wenschen van de Belgische douane-ambtenaren. OVEREENKOMST IN HET BELGISCHE MIJN GEBIED. De nationale gemengde commissie, samen- gesteld uit vertegenwoordigers der mijneige- naars en mijnwerkers is, naar uit Brusset Mundus, een prachtfiets ■■■■■■■I (Ingez. Med.I liefelijk. Met weerzin keek hij naar het niet al te schoone boordje met overhemd. dat schelkleurige strikje vond hij afschu- welijk, en al had hij geen andere schoe- nen, waarom waren ze niet proper En dan die flabberige broek Had die vent wel eens een scheermes gezien En had hij niets anders, dan dat ellendige wrak om z'n hoofd te dekken „Wat is er van uw verlangen vroeg Mr. Moody op 'n toon, dien de hardnek- kigste optimist onmogelijk hartelijk zou hebben genoemd. Mr. Moody bewaarde de qualificatie ..mijnheer" alleen voor menschen, die iets meer noodig hadden, dan een half ons tabak en twintig siga retten. En voor zoover mr. Moody dezen knaap kon beoordeelen, zag deze er niet uit als een ..leegloopende geldzakLeeg- loopend misschien wel. Maar 'n geldzak in geenen deel. Ten hoogste verwachtte mr. Moody 'n pakje ,,Red Fox" aan hem te slijten. Zonder te antwoorden, leunde de vreem de over de toonbank, en nadat hij een sigarettenkoker uit z'n zak had opgediept, waarin niet meer dan drie sigaretten zaten, bood hij ze aan mr. Moody aan. Mr. Moody keek vreemd naar den man op, doch aanvaardde de sigaret met een aanmerkelijk warmer: ,,Dank U. Juist wilde hij ze tusschen z'n lippen steken, toen hij een klein Japansch merkteeken in het midden van de siaaret waarnam. Nu wierp hij een verdachten blik op den man, van wien hij ze gekregen had, dan liet hij zijn hand zakken en legde hij de sigaret op de toonbank voor zich. Was dat de kwestie Nu hij had het wel kunnen raden. Die snaak leek een doordraaier. Dat verrieden die kwabben onder z'n oogen en die onrustige lippen. De man zag er uit alsof hij geen cent in de mars had, laat staan geld om siga retten te koopen en dan sigaretten van dat soort, peinsde mr. Moody. Zijn oogen werden spleetjes. „Wel lokte hij voorzichtig uit. Het kale heerschap glimlachte sluw en Eeilde met een viezen vinger tusschen z'n oord en z'n keel. „Heb U 'r 'n paar van die voor me vroeg hij met dikke tong. Mr. Moody keek den ander nieuws- gieria aan. Wat moet U daarmee, als ik vragen mag vroeg hij fluisterend; „en hoe weet U, dat ik ze lever De ,,kale" stoof eensklaps op. ,,Wat ik er mee moet snauwde hij. „M'n schoene poesse natuurlijk. Ik mot ze hebbe en daarmee uit." Dan werd hij kalmer. ,,Maare-ik heb U toch nie be- leedigd, meheer Mr. Moody streek bedachtzaam over z'n kin. Tenslotte, schijn bedriegt wel eens. Men kon niet te voorzichtig zijn. Tenslotte zei hij: ,,Ik kan ze U niet leveren. .Waarom niet „Omdat ik ik ze niet voorradig heb,' antwoordde Mr. Moody. ,,Je kent ze ver- onderstel ik Gevaarlijk goedje om in je zak te hebben. 't Kostte mij m'n ver- gunning als ze me bij den verkoop van die dingen snapten." ,,Als." zei de vreemde, terwijl hij met z'n vinger op den arm van den ander drukte. „Dat is 't 'm juist. We staan kiet. Wie weet 't U zult 't nie ver- klappe en ik evenmin. Niemand komt er achter Dat is nogal glad." Nog altijd keek Mr. Moody wantrou wig naar den spreker en n lonkje van verstandhouding kwam in de doffe en niet innemende oogen van den ,,kale ,,Zeg," schertste hij, terwijl hij brutaal z'n kin naar voren stak, ,,waar zie je me voor aan, voor n smeris Te oordeelen naar Mr. Moody's ver- bazing, moest zoo'n gedachte wel door z'n hoofd gespookt hebben. De man ging er toen koelweg op door. ,.Zoo is 't, niet snauwde hij hem toe. ,,Zeg, meneertje, kijk me nou s an. als man tegen man, zie ik er uit als 'n smeris Nu, 'n stuk was er van waar, dacht Mr. Moody; de man leek meer op 'n smeerpoes dan op een smeris. ,,Of 'n verklikker ging de vreemde voort, bezorgd om z'n smetteloos gemoed. van alle smetten vrij te houden. Mr. Moody dacht er niet aan. ,,Maar ze zullen je 'n aardigen duif kosten, weet je zei hij, terwijl hij z'n twijfel liet varen. ,,Dat geeft niks", beweerde de ander, terwijl hij met een grootsch gebaar n pak vette. beduimelde banknoten te voorschijn haalde. ,,'k Heb ze bij me, zie je Jij krijg de spullen, dus is ruil geen diefstal". Hij knipoogde weer. Die logica was on- weerstaanbaar. 't Gesprek stokte, toen Mr. Moody's aandacht werd afgeleid door het binnen- treden van een anderen klant. Verstrooid reikte Mr. Moody een pakje: ..De Reske' toe, ofschoon om ,,Tree castles gevraagd werd. Toen hij z'n vergissing hersteld had en met z'n klant ingestemd had over ,,vies weertje" ging hij weer terug naar het andere einde van de toonbank. ,,Nou, gaat 't vroeg de vreemde nu ongeduldig. „Kijk 'ns," sprak Mr. Moody, terwijl hij z'n stem dempte en voorzichtig rond- keek, „ik kan je die dingen niet leveren. Ik heb ze niet meer, maar als ik je ver- trouwen kan, dan kan ik je in verbindinc| stellen met den man, die t wel kan. ,,Dat is juist wat 'k mot hebbe," knikte de ander vergenoegd. ,,Zet die gedachte aan verraad toch uit je hersens. Dat zal ik nie doen. Ik ben nie zoo gek om de kip met de gouwe eiere te slachte. Mr. Moody liet z'n onbekendheid met die fabel niet blijken. „Trouwens, motte we 'n week bromme, dan hang ik er net zoo goed an. Ontvangers worre als mede- plichtig beschouwd. Haal je me wat7 lispelde hij zachtjes. „Naisuki stuurde me naar jou toe. maatvertelde hij den verbluften Mr. Moody. Naisuki Dat zei genoeg. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 1