ALGEMEEN NIEUWS- F.N ABVERTENTIEBLAD VOOB ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Eerste Blad.
DE VIERDE SEPTEMBER
I
HEERENBAA!
No. 8862
VRIJDAG 15 JULI 1932
Deze malaise niet het ergst
FEUILLETON
BINNENLAND
BUI T ENTAHD
32)
U zult glundren als U droomt
Van een FUNDUS bruin verchrcomd.
TER N EUZENSCH E CO U RANT
Voor Belgie en
Aboanementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
titer; Flnaa P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regela 0,80
Voor elken regei raeer 0,36,
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelaadvertentien b« regelabonnement tegen verminderd tanef, hetwelk opa<mvraag
advertentien liefst 66n dag voor de ultgave.
verkrijgDaar is.
Inzending van
DIT BLAD
VERSCHUNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRUDAGAVOND.
HINDER WET.
Burgemeester en Wetbouders van TER
NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat
ter Gemeente-Secretarie ter inzage liigt een
verzoek met Ibijlagen van AUGUST VER-
STRAETEN, Stationsweg, Ter Neuzen, om
vergunjidng tot bet oprichten van een inrich-
ting voor opslag in ondergrondsche tanken
voor petroleum en benzine op het perceel
kadastraal bekend In Sectie M no's 314, 315.
Op Dinsdag den 26 Juli a.s. des namiddags
te drie uur, zal in het Gemeentehuis gelegen-
heid bestaan om bezwaren tegen de inwil-
liging van dit verzoek in te brengen en deze
mondeling en schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die oezwaren
hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor
het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der
gemeente kennis nemen van de ter zake m-
gekomen schrifturen.
De aandacht van belanghebbenden wordt er
op gevestigd, dat volgens de bestaande
iurisprudentie niet tot beroep gerechtigd
zijn, zij, die niet overeenkomstig artikel 7
der Hinderwet op den bovenbepaalden dag
voor het gemeentebestuur zijn yerschenen,
teneinde hunne bezwaren mondeling toe te
lichten.
Ter Neuzen, 12 Juli 1932.
Burgemeester en Wetbouders voomoemd,
J HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.
Dit opschrift is van ons, door ons be
dacht, en dus ook uit onze pen gevloeid.
Wij hadden ook een ander opschritt
boven dit artikel kunnen plaatsen maar
wellicht zouden dan sommigen dit stuk
niet hebben gelezen. Aan den eenen kant
willen velen nu wel eens over iets anders
lezen en hooren dan over de malaise Wij
zitten er immers alien midden in; de
meesten onzer lijden er dagelijks onder,
zij gaan er mee naar bed, liggen er van
wakker, en staan er ook weer mee op.
Het groote, uitvoerige rapport-Welter
is verschenen, en daarbij is te kennen ge-
qeven, dat dit nog maar een eerste stap
is. Wie het tot nog toe niet aeloofd
heeft, of wie misschien nog zou hebben
qehoopt, dat op den duur alles nog wel
mee zou vallen, die kan het dan nu in
cijfers uitqedrukt voor zich zien; er zal in
Nederland door de Regeering dit jaar
een honderd millioen gulden moeten wor
den bespaard, en anders gaat het onher-
roepelijk mis. Er is malaise op alle ge-
bied, op het terrein van den handel en
van de scheepvaart, bij het Bankwezen en
in de veeteelt, bij den landbouw en bij de
visscherij. De toekomst was nog nooit
zoo onzeker als heden ten dacje, en ner-
gens is men meer veilig. Geen enkele
belegging is meer betrouwbaar, en
niemand weet, wat er nog komen zal.
Gevolg hiervan is, dat wij vreeselijk
onzeker zijn en benauwd, eigenlijk kan
men niet begrijpen, dat de menschen nog
niet ernstiger zijn en dat zoovelen nog
maar plezier hebben in plezier; men moet
er zich zeer over verbazen zoo luchthartig
en lichtvaardig als velen, jongeren en
ouderen, nog steeds door het leven dar-
telen, als kinderen, onbewust, maar dan
nu toch zeker willens onbewust van de af-
gronden, die aan alle zijden gapen.
Dat de toestand ernstig is, en nog met
de maand ernstiger wordt. wordt door
steeds meerderen erkend. In een artikel
in De Hollandsche Lelie heeft niemand
minder dan Henri Borel geschreven, dat
wij armoede en ondergang in het verschiet
zien, en hoe wij lezen en hooren van zelf-
moorden, gepleegd door menschen uit
angst voor de toekomst, en ook van
lieden, die gearresteerd zijn, omdat het
ineens is uitgekomen, dat zij jaren-lang
geknoeid en gestolen hebben; wij hooren
van schatrijke menschen, die plotseling
arm zijn geworden; kortom: wij leven
midden in een mine van verval en drei-
genden ondergang en nooddruft en ar
moede, en wij zien geen uitwea meer.
Economische, materieele, financieele, stof
felijke malaise bedoelen wij er mede, en
velen kunnen zich geen groote rampen,
geen verpletterender onheil denken dan
dat zij geen of minder geld meer hebben.
En toch is deze malaise niet het ergste.
Borel heeft zoo terecht opgemerkt, en
wij laten hem in de volgende regels nu
heel veel aan het woord, dat wij, lang
voor er van deze stoffelijke malaise
sprake was, alreeds jaren en jaren vroeger
in een toestand van geestelijke malaise
hebben geleefd, ook al waren wij ons
daarvan nauwelijks of in t geheel niet
bewust. Dat wij honger geleden hebben,
zegt Henri Borel, geestelijken honger door
het volkomen ontbreken van dat, wat wij
in gewone termen, het goede, het schoone,
het verhevene plegen te noemen, hebben
wij nauwelijks gevoelt, en velen hebben dat
in't geheel niet erg gevonden. Men klaagt
pas, nu financieele, stoffelijke malaise ons
geregelde inkomen reduceert, halveert, of
geheel dreigt te vernietigen, terwijl wij
de woorden zijn letterlijk van Borel! --
zonder een kik te geven de verschrikke-
lijkste geestelijke malaise hebben door-
staan. Deze geestelijke malaise heeft
zich, volgens Borel, vooral geopenbaard
op dat gebied, waar wij vroeger juist het
goede, het schoone, het verhevene plach-
ten te zoeken en te vinden: namelijk bij
de kunst. En tevens noemt deze schrij-
ver dan nog iets, dat hij kort-weg aan-
duidt als de ,,ontvrouwelijking" of ,,ont-
vrouwing van de vrouw. Gelukkig niet
van alle vrouwen, maar toch wel van heel
vele. Voor veel meer mannen dan men
wel eens denkt was het idee „vrouw"
min of meer verbonden met het idee
„moeder", en daar hun eigen moeder iets
heiligs voor hen was, hadden zij voor de
vrouw een zeker respect als voor een
wezen van betere, hoogere orde. Toen,
als een der slechte gevolgen van de op- i
ziah-zelf zegenrijke vrouwen-emancipatie, j
de vrouw, zelfs de oudere en oude vrouw
den nadruk begon te leggen op haar
lichaam, waarvan zij de geheimen zonder
blikken of blozen ontsluierde, toen zij
begon te rooken en te cocktailen en te
charlestonnen, en rondweg over sexueele
dingen begon te spreken en te schrijven,
toen zij zichzelf ontdeed van het mysterie
en het romantische lyrisme, toen is voor
de mannen (der oudere generatie althans)
een malaise ingetreden, een geestelijke
malaise meent Henri Borel waar
van de leden der jongere generatie, die
nooit iets anders hebben gekend dan dit
moderne vrouwengeslacht, zich geen
voorstelling kunnen vormen. ,,Het was
voor hen, of ze in iedere vrouw iets van
hun moeder verloren hadden, en of de
mooiste en liefste herinneringen uit hun
jeugd bedrog en leugen gebleken waren".
Borel en wij zijn het in deze geheel
met hem eens achten dit het bedenke-
lijkste malaise-verschijnsel, dat juist vrou
wen het waren, die romans gingen publi-
ceeren, waarin op de meest ruwe, rauwe,
schaamtelooze wijze sexueele verhoudin-
gen in den treure werden uitgesponnen,
tot in de meest intieme details toe, en
zonder een atoom poezie of lyrisme.
,,Daar was nu letterlijk niets hoogers bij
dan enkele brute zinnelijkheid, en verder
niets, zelfs geen teederheid, geen enkel
lief woord, enkel maar lage hartstocht".
Dit viel trouwens volgens Henri Borel
niet alleen waar te nemen in de literatuur.
Ook op het tooneel was het duidelijk te
merken. Cabaret en bar werden naar den
schouwburg overgebracht. De mensch
van de oudere genefratie durft ouder-
wetsch geworden woorden als ,.het
schoone en verhevene bijna niet meer uit
te spreken. Het lollige en moppige en
scandaleuze en scabreuze hebben nu im
mers de overhand. Amuseeren schijnt de
eenige roeping te zijn geworden van de
moderne tooneelkunst. De menschen
willen geen schoone, verheven dingen
meer zien, die de diepste sferen van hun
ziel in beroering zouden brengen; zij wil-
en plezier hebben en lachen en geprikkela
worden, of door griezeligheden worden
geenerveerd. Publieke huizen, moorde-
naarsholen, dancings, schoonheidsinstitu-
ten, cabarets enz., kwamen ten tooneele.
Borel constateert een volkomen ontbre-
cen van de allerbeste dingen des levens,
een afwezig zijn van grootheid en heroiek,
en zegt, hoe velen niet eens meer schijnen
te merken, dat het schoone en verhevene
geen integreerend deel meer is van litera-
AVONTURENROMAN
door
PETER BARON.
(Nadruk verboden.)
Vervolg.)
,,Die vreemde snoeshanen schijnen geld
te hebben," bromde ,,Postzegels'
„Ja, geen wonder dat Engeland voor
de haaien is,"antwoordde „Telegram-
men" somber.
,,Postzegels" was nog gaarne wat door-
gegaan den vreemden invloed af te kam-
men, waaronder Engeland gebukt ging,
maar was gedwongen heen te gaan, wijl
een oude dame ongeduldig tegen het loket
stond te kloppen, terwijl ze met ontevre-
den stem om twee postzegels van ander-
halven pennv vroeg.
Onderwijl zat het kleine mannetje met
den zeeren mond in de telefooncel, waar
hij gloeiende waarschuwingen uitzond
naar „inteekenaars".
Mr. Moody had een drukken ochtend.
Z'n jas had hij allang uitgegooid en nog
zweette hij geducht, terwijl hij van de
toonbank naar de vakken achter zich
drentelde en hij dacht er sterk oyer na,
om z'n vest ook nog uit te doen. t Was
een van die dagen, dat de hitte als plot
seling uit den hemel gevallen kwam. Het
speet Mr. Moody vreeselijk, dat hij den
vorigen avond de bediening van den win-
kel aan zijn zoon en opvolger had over-
gelaten. Die duivelsche jongen De
hemel wist hoeveel sigaretten die jonge
dief gedurende zijn oppassen gestolen en
gerookt had.
Mr. Moody keek boos en verwijderde
een etiket, waarop ,,St. Bruno stond uit
de nabijheid van een kist. die Afrikaner
tabak bevatte.
Misschien als hij een minuut tijd had
om tot zich zelf te komen, zoo dacht Mr.
Moody, kon hij het weleens probeeren om
'n tot dien kaal uitzienden heer, die nu
al tien minuten of langer op hem stond
te wachten, het woord te richten.
,,Ja, mijnheer Lange ,,Gouden Vlok
Dank U. Ja veel warmer. Goeden dag.
„Kleine Kensita's En een doosje
Vesta's Zeven en dertig en een half.
In orde, mijnheer. Kopergeld O, dat
[eeft niets, dat is voor ons gemakkelijk.
a, 't wordt weer koeler, Mogen.
Twin tig Manilla's, mijnheer 't Spijt
me zeer, ik heb juist de laatste verkocht,
mijnheer. Is iets anders ook goed
Zeker mijnheer, in orde. Ja, t kon wel
'ns gaan regenen, t ziet erg betrokken.
Goeden morgen."
„Kleine ,Turf"-sigaretten Zeker,
laat ik 'ns kijken. Die aap van een
jongen. Jimmy, waar heb je ,,Turf ge-
laten Waar O ja, Merci."
Mr. Moody haalde met 'n zuur gezicht
de vermiste ,,Turf" uit het vak, dat voor
„Army Club" bestemd was. Die jongen
zou zijn dood zijn met alles overal rond te
slingeren. Mr. Moody keek naar de vier
pakjes „Player", die in de doos lagen,
waar Woodbines" op stond, maar hield
zich in, terwijl hij de tabak en de sigaret
ten zorgvuldig schifte. Hij had een goede
faam.
De eene klant beweerde, dat ,,Bliksem'
het bij de op handen zijnde paardrennen
zou winnen. Een ander gaf aan „Yvette"
de voorkeur. 'n Derde beweerde dat
„Swift" en „Sure" zeker waren. Na tien
minuten praten kreeg het den schijn, dat
van adit verschillende paarden eenelk de
,,race" zou winnen. Tweemaal moest hij
instemmen met twee tegenstrijdige be-
wermgen
Eindelijk kwam er schot in t werk en
nu wijdde Mr. Moody zijn aandacht aan
den heer, die tegen de toonbank was blij-
ven leunen. De blik, dien hij op dien ge-
duldig wachtende wierp, was nu juist niet
tuur en tooneel wat alles wijst op een
geestelijke malaise, die in den grond veel
erger is dan de tegenwoordige ziel door-
staat, wordt echter niet eens gevoeld.
Heel het zenuwachtige, overprikkelde,
moderne leven, de danswoede, de cock
tail, de sigaret incluis, en ook de bridge-
manie, die de laatste iaren epidemisch is
geworden, het gejaagae uithuizig-zijn van
de vrouw en honderd andere dingen meer
jeschouwt hij als even zoo Vele symp-
tomen van een geestelijke malaise, die den
menschen in den grond immers in hun
innerlijk wezen veel meer kwaad heeft
gedaan dan de stoffelijke malaise van
thans.
Zijn de geestelijke goederen verdwe-
nen? Zijn zij onbereikbaar? Borel meent
zeker van neen. Hij schreef: „Als wij
maar wisten, dat wij de geestelijke waar-
den van het leven, als wij zelf willen, nog
altijd bezitten, zouden wij niet zoo gebukt
gaan onder de economische, financieele
malaise, als wij nu doen". En hij meent,
dat het is omdat wij geen geestelijke
waarden meer hebben om ons te sterken
en gelukkig te maken, dat wij onder de
economische malaise zoo dood-ongelukkig
zijn.
Op een punt verschillen wij in opvat-
ting van Henri Borel, en toch is ook dit
verschilpunt niet zoo ernstig. In het door
ons geciteerde opstel heeft Borel onder
meer ook meegedeeld, hoe hij onlangs van
een zeer geloovig man een geschiedenisje
had gehoord, dat werkelijk gebeurd moet
zijn. In een armoedig werkplaatsje onder
een hordes, met een raampje, dat op straat
uitzag, woonde een eenvoudig schoen-
lappertje, dat den ganschen dag met een
opgeruimd, tevreden gezicht hard zat te
werken. Een schatrijk bankier kwam
daar iederen dag voorbij, en het interes-
seerde dezen man, wiens levensgeluk uit-
sluitend in zijn geld bestond, hoe het toch
moaelijk was, dat dit arme mannetje, daar
in dat poovere werkkamertje zoo'n geluk
kig gezicht kon hebben. Op een goeden
dag klopte de bankier, in zijn dure pels,
aan het venstertje aan, en vroeg, toen het
schoenlappertje het openschoof: „Vertel
mij toch eens, baas, hoe het komt, dat je
altijd zoo gelukkig kijkt; je zult het toch
wel moeilijk hebben, vrees ik En dat
eenvoudig manneke antwoordde met een
medelijdenden glimlach voor den rijken
bankier; ,,Ja, ik ben een arm man; maar
ik voel mij gelukkig en rijk, want ik weet,
dat Jezus mijn Verlosser is'
Wij zijn voor dit verhaaltje van Henri
Borel dankbaar. Wij kennen uit eigen
praktijk meer van zulke gelukkigen nog,
al wordt hun getal zeldzamer. Maar laat
men dan nu ook erkennen, dat het niet
slechts het schoone is, dat troost geeft en
kracht, doch veeleer en veel meer het
goede, het goddelijke. Laat men beden
ken en erkennen, dat de godsdienst de
iimiimniiimiimn;
ECHTE FRIESCHE
Ymiiiiiiimmui*
20-50 a. per ons
zachte en ymrUfc rooktabak,
(Ingez. Me<5.)
hoogste geestelijke waarden biedt en
verzekert, dingen, die verheffen boven de
malaise van den tegenwoordigen tijd, hoe
zwaar die ook drukken moge, omdat zij
ons zekerheid geven van en ons bieden
dingen, die niet vergaan, maar die blijven
tot in eeuwigheid.
STRENGE MAATREGELEN AAN DE
BELGISCHE GRENS TEGEN DEN
SMOKKELHANDEL PER AUTO.
De Koninklijke Nederlandsche Automobiel
Club heeft van haar zustervereeniging uit
Belgie afschrift ontvangen van een brief van
den minister van Financien, waarin deze de
aandacht vestigt op den toenemenden smok-
kelhandel in Belgie, waarbij de smokkelaars
zich bedienen van automobielen, waarmede
zij met groote snelheid de grensstations pas-
seeren en waarbrj zij zich zelfs niet ontzien
om op krachtdadige wijze een aanhouding te
ontgaan.
Ten einde daaraan paal en perk te kunnen
stellen hebben de douaneambtenaren opdracht
om met de grootste gestrengheid op te tre-
den. Tevens zullen die grenskantoren, welke
daartvoor bet meest in aanmerking komen,
worden voorzien van de z.g. ,,herse" <egge)-
installatie, waarmede de weg oogenblikkelijk
kan worden afgesloten. Het spreekt vanzelf,
dat alle maatregelen zullen worden genomen
om de aandacht der weggebruikers op deze
installatie te vestigen.
De K.N.A.C. acht bet noodig in verband
met het bovenstaande de automobilisten. die
de Belgische grens overschrijden, tot de
uiterste voorzichtigbeid aan te manen, en hen
er op te wijzen, dat zij zich stipt dienen te
houden aan de voorsohriften en wenschen
van de Belgische douane-ambtenaren.
OVEREENKOMST IN HET BELGISCHE
MIJN GEBIED.
De nationale gemengde commissie, samen-
gesteld uit vertegenwoordigers der mijneige-
naars en mijnwerkers is, naar uit Brusset
Mundus, een prachtfiets
■■■■■■■I
(Ingez. Med.I
liefelijk. Met weerzin keek hij naar het
niet al te schoone boordje met overhemd.
dat schelkleurige strikje vond hij afschu-
welijk, en al had hij geen andere schoe-
nen, waarom waren ze niet proper En
dan die flabberige broek Had die vent
wel eens een scheermes gezien En had
hij niets anders, dan dat ellendige wrak
om z'n hoofd te dekken
„Wat is er van uw verlangen vroeg
Mr. Moody op 'n toon, dien de hardnek-
kigste optimist onmogelijk hartelijk zou
hebben genoemd. Mr. Moody bewaarde
de qualificatie ..mijnheer" alleen voor
menschen, die iets meer noodig hadden,
dan een half ons tabak en twintig siga
retten. En voor zoover mr. Moody dezen
knaap kon beoordeelen, zag deze er niet
uit als een ..leegloopende geldzakLeeg-
loopend misschien wel. Maar 'n geldzak
in geenen deel. Ten hoogste verwachtte
mr. Moody 'n pakje ,,Red Fox" aan hem
te slijten.
Zonder te antwoorden, leunde de vreem
de over de toonbank, en nadat hij een
sigarettenkoker uit z'n zak had opgediept,
waarin niet meer dan drie sigaretten
zaten, bood hij ze aan mr. Moody aan.
Mr. Moody keek vreemd naar den man
op, doch aanvaardde de sigaret met een
aanmerkelijk warmer: ,,Dank U. Juist
wilde hij ze tusschen z'n lippen steken,
toen hij een klein Japansch merkteeken
in het midden van de siaaret waarnam.
Nu wierp hij een verdachten blik op den
man, van wien hij ze gekregen had, dan
liet hij zijn hand zakken en legde hij de
sigaret op de toonbank voor zich.
Was dat de kwestie Nu hij had het
wel kunnen raden. Die snaak leek een
doordraaier. Dat verrieden die kwabben
onder z'n oogen en die onrustige lippen.
De man zag er uit alsof hij geen cent
in de mars had, laat staan geld om siga
retten te koopen en dan sigaretten van
dat soort, peinsde mr. Moody. Zijn oogen
werden spleetjes.
„Wel lokte hij voorzichtig uit.
Het kale heerschap glimlachte sluw en
Eeilde met een viezen vinger tusschen z'n
oord en z'n keel.
„Heb U 'r 'n paar van die voor me
vroeg hij met dikke tong.
Mr. Moody keek den ander nieuws-
gieria aan.
Wat moet U daarmee, als ik vragen
mag vroeg hij fluisterend; „en hoe weet
U, dat ik ze lever
De ,,kale" stoof eensklaps op.
,,Wat ik er mee moet snauwde hij.
„M'n schoene poesse natuurlijk. Ik mot
ze hebbe en daarmee uit." Dan werd hij
kalmer. ,,Maare-ik heb U toch nie be-
leedigd, meheer
Mr. Moody streek bedachtzaam over
z'n kin. Tenslotte, schijn bedriegt wel
eens. Men kon niet te voorzichtig zijn.
Tenslotte zei hij:
,,Ik kan ze U niet leveren.
.Waarom niet
„Omdat ik ik ze niet voorradig heb,'
antwoordde Mr. Moody. ,,Je kent ze ver-
onderstel ik Gevaarlijk goedje om in je
zak te hebben. 't Kostte mij m'n ver-
gunning als ze me bij den verkoop van
die dingen snapten."
,,Als." zei de vreemde, terwijl hij met
z'n vinger op den arm van den ander
drukte. „Dat is 't 'm juist. We staan
kiet. Wie weet 't U zult 't nie ver-
klappe en ik evenmin. Niemand komt er
achter Dat is nogal glad."
Nog altijd keek Mr. Moody wantrou
wig naar den spreker en n lonkje van
verstandhouding kwam in de doffe en
niet innemende oogen van den ,,kale
,,Zeg," schertste hij, terwijl hij brutaal
z'n kin naar voren stak, ,,waar zie je me
voor aan, voor n smeris
Te oordeelen naar Mr. Moody's ver-
bazing, moest zoo'n gedachte wel door
z'n hoofd gespookt hebben.
De man ging er toen koelweg op door.
,.Zoo is 't, niet snauwde hij hem toe.
,,Zeg, meneertje, kijk me nou s an. als
man tegen man, zie ik er uit als 'n
smeris
Nu, 'n stuk was er van waar, dacht
Mr. Moody; de man leek meer op 'n
smeerpoes dan op een smeris.
,,Of 'n verklikker ging de vreemde
voort, bezorgd om z'n smetteloos gemoed.
van alle smetten vrij te houden.
Mr. Moody dacht er niet aan.
,,Maar ze zullen je 'n aardigen duif
kosten, weet je zei hij, terwijl hij z'n
twijfel liet varen.
,,Dat geeft niks", beweerde de ander,
terwijl hij met een grootsch gebaar n pak
vette. beduimelde banknoten te voorschijn
haalde. ,,'k Heb ze bij me, zie je Jij
krijg de spullen, dus is ruil geen diefstal".
Hij knipoogde weer. Die logica was on-
weerstaanbaar.
't Gesprek stokte, toen Mr. Moody's
aandacht werd afgeleid door het binnen-
treden van een anderen klant. Verstrooid
reikte Mr. Moody een pakje: ..De Reske'
toe, ofschoon om ,,Tree castles gevraagd
werd. Toen hij z'n vergissing hersteld
had en met z'n klant ingestemd had over
,,vies weertje" ging hij weer terug naar
het andere einde van de toonbank.
,,Nou, gaat 't vroeg de vreemde nu
ongeduldig.
„Kijk 'ns," sprak Mr. Moody, terwijl
hij z'n stem dempte en voorzichtig rond-
keek, „ik kan je die dingen niet leveren.
Ik heb ze niet meer, maar als ik je ver-
trouwen kan, dan kan ik je in verbindinc|
stellen met den man, die t wel kan.
,,Dat is juist wat 'k mot hebbe," knikte
de ander vergenoegd. ,,Zet die gedachte
aan verraad toch uit je hersens. Dat zal
ik nie doen. Ik ben nie zoo gek om de
kip met de gouwe eiere te slachte. Mr.
Moody liet z'n onbekendheid met die
fabel niet blijken. „Trouwens, motte we
'n week bromme, dan hang ik er net zoo
goed an. Ontvangers worre als mede-
plichtig beschouwd. Haal je me wat7
lispelde hij zachtjes.
„Naisuki stuurde me naar jou toe.
maatvertelde hij den verbluften Mr.
Moody.
Naisuki Dat zei genoeg.
(Wordt vervolgd.)