TerNeuzensche Courant Tweede Blad. Maandag 11 Juli 1932. No. 8860 GEMEENTERAAD VAN ZAAMSLAG. VAN Vergadering van Maandag 4 Juli 1932, des namiddags 1,30 uur. Voorzitter de heer J. de Feijter, Burge- meester. Tegenwoordig de heeren S. van Hoeve, A. de Fejjter, D. Dees, C. H. H. Wisse, A. Dees, D. G. Koopman, S. Buijze, C. Maas en K. Hamelink, benevens de Secretaris J. Stolk. Afwezig de heeren A. Haak en H. Bakker. (2. Slot.)) 10. Vaststelling verordening hoadeiule be- palingen betreffende de plaats door woonwagens bij verblijf binnen de ge meente Zaamslag, in te nemen. Kwamen tot voor korten tijd in deze ge- meente sporadische bezoeken van woonwagens voor, het zal U wel bekend zijn, dat bet tbans veelvuldig voorkomt, dat in deze gemeente woonwagens vertoeven. Voor het totstandkomen van de wet op de woonwagens en woonschepen was het gemak- kelijk, deze uit de gemeente te weren, na de totstandkoming van deze wet is dit niet meer mogelijk en kan de gemeenteraad krachtens artikel 31 alleen omtrent de plaats van ver blijf binnen de gemeente voorschriften vast- stellen. De tegenwoordige verblijfplaats van de woonwagens, de z.g.n. vuilnisbelt is o.i. geen geschikte plaats. Wel geschikt lijkt ons de in de U bierbij aangeboden ontwerp-verordening genoemde plaats aan de Griete. In verband met het bovenstaande stellen wij U voor vast te stellen de navolgende VERORDENING houdende bepalingen be treffende de plaats, door woonwagens bij verblijf binnen de gemeente Zaam slag in te nemen. Artikel 1. Onder woonwagens verstaat deze verorde ning wagens, uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of 'tot woning bestemd. Artikel 2. Het is verboden in de gemeente een andere standplaats met een woonwagen in te nemen dan op het daarvoor aangewezen terrein, zijn- de het Noordelijk gedeelte van de kade der haven aan de Griete of der z.g.n „Nol", kadastraal bekend gemeente Zaamslag, Sectie B, No. 359. Burgemeester en Wethouders kunnen in bij- zondere gevallen van het verbod ontheffing verleenen. Aan het verleenen dezer vrrjstelling kan dit college voorwaarden verbinden in het belang der openbare orde, veiligheid, zedelijkheid en gezondheid. Artikel 3. Overtrading van een der verbodsbepalingen dezer verordening wordt gestraft met hechte- nis van ten hoogste zes dagen of eene geld- boete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Artikel 4. Hij, die in strijd met de bepalingen dezer verordening een staanplaats inneemt, is ver- plicht op de eerste vordering deze te ontrui- men en voor het vervoeren of doen vervoeren van den woonwagen naar de in artikel 2 be- doelde plaats, desgevorderd, zijn hiertoe nood- zakelijke medewerking te verleenen. Artikel 5. Deze verordening treedt in werking, 14 dagen na afkondiging. De VOORZITTER deelt mede, dat van M W. Ferdinandusse en 26 anderen, bewoners van de Griete, die vermoedelijk van dit voor- stel gehoord hebben, een adres is ingekomen, waarin zjj verzoeken die plaats niet aan te wjjzen voor woonwagens, met het oog op de overlast die daarvan voor de bewoners te duchten is, terwijl daar politietoezicht ont- breekt, hetgeen nabij de kom der gemeente gemakkelijker is uit te oefenen. Het schijnt wel of op het adres alle inwo- ners van de Griete geteekend hebben. Hij deelt mede, dat het niet zoo erg zou zijn als het eens een paar woonwagens be- trof, maar het komt voor, dat er hier 5, 6 of 7 woonwagens tegelijk komen, en dan wordt het voor de inwoners van Zaamslag een grooten last. Nu dachten Burgemeester en Wethouders dat het voor woonwagens de beste standplaats zou zijn op de haven aan de Griete. De toestand is hier voor het dorp onhoudbaar en dddr schijnt het een zeer goede parkeerplaats, nu ze in zoo grooten getale komen. De heer HAMEBINK kan aannemen, dat men hier bij het dorp die woonwagens niet graag heeft, maar hij kan er niet mee in- stemmen, dat men, om de menschen hier te ontlasten, ze op een andere plaats gaat be-lasten. Bovendien acht hjj het ondoenlijk de woonwagens in het najaar naar het haven- terrein te verwijzen. Hoe moet het dan gaan met het lossen en laden? De VOORZITTER deelt mede, dat de be doeling van Burgemeester en Wethouders is dat haventerrein daarvoor aan te wijzen van 1 Januari tot en met 1 October; de overige 3 maanden zou hun dan de tegenwoordige plaats kunnen worden aangewezen. De heer HAMELINK merkt op, dat dit niet in de stukken te lezen is. Hij acht dat niet- temin op de Griete een ongeschikte plaats, omdat daar geen politietoezicht is; ook is er geen water, als uit de zee. De VOORZITTER: Er is daar van ge- meentewege een welput gegraven, die goed water geeft. De heer MAAS zal er niet aan meewerken om de woonwagens op de Griete te brengen; hij verwacht, dat men dan een demonstratie daartegen zou krijgen. Hij weet daarvoor een veel betere plaats. Dan zou men daarvoor het „Reepje" achter de weide van den heer D. Dekker moet en huren. Daar zouden ze niemand in den weg staan. Die woonwagens behooren te staan onder toezicht van de poli- tie en dat is aan de Griete te ver weg. De heer HAMELINK: Die stoelenmatter loopt ieder oogemblik naar de politie. De VOORZITTER: Die komen hier alle maal. De heer HAMELINK wijst als geschikte plaats ook op het weitje van de wed. J. Riemens. De heer KOOPMAN wijst er op, dat de haven ook wel eens onder water komt, wan- neer het water zeer hoog oploopt. Dat zou dan met de woonwagens wel eens kunnen misloopen. De heer A. DEES sluit zich aan bij het be- zwaar van de heeren Hamelink en Maas. Het kan er druk zijn met aardappels laden. Dan is het niet geschikt dat die wagens er staan. De VOORZITTER wijst er op, dat men daarom de Noorazijde heeft aangewezen, dat is dus de achterzijde en dat kan voor het los sen of laden geen bezwaar zijn. Dat de haven wel eens onder water komt, acht hij wel een bezwaar, zoover had hij niet gedacht. De heer KOOPMAN is van oordeel, dat men met die menschen niet moet loopen leu- ren, maar als men hen uit de kom kon krij gen, door hen een andere geschikte plaats aan te wijzen, moet daartoe medewerking worden verleend. Als men daarvoor het Reepje kon krijgen, zou hij in overweging willen geven, dat dan ook wat in te richten. De wet laat toe, dat daarvoor een zeker be- drag wordt gevorderd. Het zou b.v. geen overdaad wezen, dat er voor de dieren een eenvoudig onderkomen werd gemaakt, want dat is bij winterdag toch te koud, om daar zoo maar aan een touw buiten te staan. Spreker heeft zelfs wel eens gezien dat zoo'n paard van een woonwagen ook een veulen had, dat bij de koude eveneens buiten moest blijven vertoeven. Ook zou hij er een W. C. noodig achten. Dat behoeft aan de gemeente geen offers te kosten, daar er een vergoeding mag gevraagd worden en men daaruit de rente van het geld terugkrijgt. Hij kan ove- rigens wel gelooven dat de menschen op het dorp er last van hebben. Er blijven er op 't Veer ook wel eens een poos staan en dan heb je ze dadelijk om te vragen aan oudbak- ken brood, oude schoenen enz., ze vragen naar alles wat oud is. De heer BUIJZE merkt op, dat, wanneer in het voorstel van Burgemeester en Wet houders begrepen was om te maken hetgeen de heer Koopman voorstelt, men dan mis- schien dat adres niet hier zou hebben gekre- gen. Men was daar ook wel bang van en de menschen moeten toch met hun vuil er- gens blijven. De heer WISSE is er van overtuigd, dat de woonwagens hier bij het dorp weg moeten, maar die plaats op de kade aan de Griete on- dervindt veel bezwaar. Als daar eens zes of zeven woonwagens stonden, zou het voor de schippers die daar moeten laden of lossen ook allerminst gemak opleveren. Het denkbeeld van den heer Maas om op het Reepje een plaats aan te wijzen komt hem goed voor, daar heeft niemand er last van. Wat betreft het idee van den heer Koop man, hiji zou er niets om geven, om ook voor eenig gerief te zorgen, maar hij zou het toch niet te iuxieus willen maken, want dan zou het wel eens kunnen zijn, dat men nog maar eerst woonwagens hier zou krijgen. In Ter Neuzen heeft men er een terrein voor be- schikbaar gesteld langs het kanaal, naast den weg naar Sluiskil, en daar heeft men zulke zaken ook niet. Hij aoht het ook wel goed, voor de beesten een onderdak te maken maar om een volslagen stal te gaan inrichten, daar voor zou hij toch huiverig zijn. De heer D. DEES heeft hier uit de bespre- kingen gehoord, dat het hier voor de men schen zoo'n ontzettenden last is en dat men- hen daarom een andere plaats wil geven. Maar nu is er van die andere plaats, waar men vermoedelijk van het voomemen gehoord had, ook een klacht gekomen. Hij heeft er hier ook aan menschen naar gevraagd en die verklaarden, dat ze er geen last van hebben. Hij wist ook niet van dien overlast af. In elk geval vindt hij de Griete niet de rechte plaats om met een woonwagen te staan. De heer DE FEIJTER: Daar gaan ze toch niet naar toe! De heer D. DEES: Dan heb je er heele- maal geen; er moet echter een plaats aange wezen worden en dan behoort dat toch een geschikte plaats te zijn. Het zijn toch ook menschen. De VOORZITTER merkt op, dat men er toch wel overlast van heeft en dat, wanneer ze. hier blijven komen, het wel noodig zal worden een ventverbod uit te vaardigen, want men weet wel, dat ze zeer druk komen met een handel die niets anders is dan; ver- momde bedelarij. Ze zijn hier pas of ze komen vragen om te mogen spelen, waarvoor hij geen permissie geeft, een ander uit den woon wagen heeft weer een hondje, een derde een marmotje en zoo komen er uit een wagen meerderen bij de burgers aan de deur, de deur staat niet stil. Gehoord de besprekingen, want hij is voor de haven, wegens het hoog water ook wel wat huiverig geworden, meent hij, dat de heer Maas wel een aardig gedacht heeft geopperd. De heer VAN HOEVE bemerkt, dat het er met het voorstel van Burgemeester en Wet houders niet schitterend voorstaat, maar hij wenscht toch nog wel iets tot verdediging daarvan in het midden te brengen. Wanneer men een kamp voor woonwagens heeft rondom groote steden, is dat niet zoo erg, maar zoo'n kamp in de nabijheid van een dorp schept een toestand die niet gewenscht is, en die niet kan gehandhaafd worden. Bur gemeester en Wethouders hebben daarover herhaaldelijk gesproken en ten slotte heeft iemand de vraag gesteld of het niet mogelijk zou zijn er van af te komen en een zoodanige plaats aan te wijzen, waarvan het te ver- wachten is, dat ze er toch geen gebruik van zullen maken. Burgemeester en Wethouders hebben daardoor de aandaoht gevestigd op de Nol aan de haven, ze achten die als staan plaats ook niet zoo schitterend, maar het is hun bedoeling er zoo min mogelijk te hebben. Zij verwachten dat, wanneer de woonwagen menschen vernemen, dat ze daar op de haven moeten gaan staan, deze zullen doorrijden naar het Land van Hulst of naar Ter Neuzen of Axel. Hij ziet er daar op de haven geen komen. Lukt dat niet, dan is er niets tegen, om dat weer te veranderen. Maar wat is er tegen om het eens te probeeren? Ze moeten toch ergens staan en niemand heeft ze graag in zijn buurt. Als men zoo'n club van een wagen of 5 in zijn buurt heeft, is dat geen aangenaam gezelschap en spreker had ver- waoht dat de heeren dien kant van deze zaak ook wel eens zouden hebben bezien. De heer D. DEES heeft het z66 niet inge- zien; het zou een zegen voor Zaamslag zijn, als men er van af was. Na die toelichting kan hij wel voor het voorstel van Burge meester en Wethouders stemmen. De voor zitter zou ook aan de rijkspolitie van Zaam slag en Ter Neuzen kunnen verzoeken om eens een oogje in't zeil te houden, als er daar aan de Griete woonwagens staan. De heer HAMELINK merkt op, dat het nog zoo zeker niet is, dat er geen wagens zullen komen, want hij heeft van iemand die het weten kan vemomen, dat ze liever met 2 wagens staan op een rustige plaats, dan met z'n zevenen op een drukke plaats. Het is te begrijpen, dan hebben ze minder concurrentie. Ze kunnen de geheele gemeente toch bestrij- ken. Hij acht het ook wel noodig iets te doen in het belang van de dieren dier menschen, dat behoeft nog niet iuxieus te zijn. Hij durft het niet op zich nemen, om de menschen daar het open haventerrein als staanplaats aan te wijzen. De heer VAN HOEVE wijst er bij vemieu- wing op, dat dit ook eigenlijk niet de bedoe ling van Burgemeester en Wethouders is, maar dt zij willen trachten het bezoek van woonwagens aan de gemeente daardoor wat te beperken. Als iemand iets beters weet, dat hij het dan zegge, maar hiermede een proef nemen lijkt hem toch geen bezwaar. Als de proef niet genomen wordt weet men het niet. De heer BUIJZE zou, indienhij niet ge hoord had van dat adres van de bewoners van de Griete er misschien wel voor te vinden ge- weest zijn, eens een jaar de proef te nemen, maar nu dat adres er al is, kan hij met het voorstel-Van Hoeve niet meegaan. De beer VAN HOEVE merkt op, dat de heer Buijze den bal misslaat, spreker heeft niet zijn eigen voorstel verdedigd, doch ge- zegd wat er bij Burgemeester en Wethouders leeft. De heer MAAS wijst er op, dat hetgeen de heer Van Hoeve naar voren brengt, mogelijk het door dezen verwaehte gevolg zal hebben, maar het is ook mogelijk van niet en als het water dan eens op de haven komt zullen de menschen moeilijkheden krijgen. Hij1 kan het niet over zijn hart verkrijgen daar voor te stemmen. De VOORZITTER is ook wel wat terug- gedeinsd, nu er de aandacht op gevestigd is, dat de kade wel eens onder water komt. Er zou ook getracht kunnen worden „Het Reepje" te huren. Dan is de gemeente er nog wel niet van ontlast, maar dan staat ze toch verder van de kom en zou een ventverorde- ning kunnen vastgesteld worden. De heer WISSE zou er geen bezwaar tegen hebben om het eens te probeeren. Misschien was men er hier dan heelemaal van af. Zaamslag heeft er nu al zoo lang mee ge- zeten, het kan voor de Griete toch geen be zwaar zijn ze ook eens een poosje te hebben. Laat ons het zegt hij eens brobeeren. De heer DE FEIJTER geeft te kennen, dat het nooit meevalt als je zoo'n verzameling woonwagens krrjgt. Er komen altijd moeilijk heden uit voort. Aan het Reepje wonen ook menschen. Het is niet de bedoeling van Bur gemeester en Wethouders om aan andere menschen in de gemeente, in casu die van de Griete, overlast te bezorgen, maar de ver- wachting is, dat ze dan naar Oost of West zullen doortrekken. Als Burgemeester en Wethouders konden voorzien dat men er aan de Griete overlast van zou hebben, zouden ze het niet doen. De VOORZITTER wijst er nog op, dat het wel niet dikwijls voorkomt, maar dat het toch gebeurt, dat de kade onder water komt. Dan zou men nog de kans beloopen, dat de woon- wagenmenschen bij de gemeente om schade- vergoeding zouden komen aankloppen, omdat men hen die plaats had aangewezen. De heer MAAS: Ja, en als het eens hoog- water werd des nachts? Wie weet wat er dan zou kunnen gebeuren eer de menschen er op verdacht waren. De heer HAMELINK acht het in alle op- zichten een verkeerde plaats. Stelle men zich voor, dat daar aardappelen worden ver- scheept. Ja, men weet wel hoe dat gaat, hij voorziet dat die menschen zich dan daar ook wel van winterprovisie zouden voorzien. Als de havenmeester er dan niet tegen optreedt, zullen ze er zeker wel een zoodje van nemen. De VOORZITTER merkt nog op, dat het de bedoeling van Burgemeester en Wethou ders is, om deze plaats aan te wijzen van 1 Januari tot 1 October. Het voorstel van Burgemeester en Wethou ders wordt verworpen met 5 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren De Feijter, Van Hoeve, Wisse en D. Dees; tegen stemmen de heeren Koopman, Buijze, Maas, A. Dees en Hamelink. 11. Vaststelling verordening op het heffen van vergunningsrecht voor verkoop van sterken drank in het klein en bijbe- hoorende invorderingsverordening. In verband met het bepaalde bij het nieuwe artikel 23 der Drankwet wordt voorgesteld vast te stellen de navolgende: VERORDENING regelende het heffen van vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein, in de gemeente Zaamslag. Artikel 1. 1. Het vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein, krachtens een volledige vergunning, een tapvergunning of een slijtvergunning, bedraagt jaarlijks twaalf gulden vijftig cent voor elke vijftig gulden huurwaarde of gedeelte daarvan, welke de localiteit, in verband met den omvang van het bedrijf, waarvoor de vergunning strekt, kan geacht worden te bezitten, met dien verstan- de, dat het recht niet lager dan veertig gul den zij. 2. Indien een vergunning wordt verleend voor een nieuw bedrijf, is voor de eerste maal een vergunningsrecht van honderd gulden ver- schuldigd. Artikel 2. Het vergunningsrecht voor een bijzondere vergunning, als bedoeld bij het eerste lid van artikel 75 der Drankwet (Staatsblad 1931, no. 476), bedraagt vijf en zeven tig ten honderd van het bedrag, in artikel 1 bedoeld. Artikel 3. Het recht wordt met vijftig ten honderd verminderd voor de lokaliteiten, die geduren- de het jaar, waarvoor het vergunningsrecht verschuldigd is, voor het publiek gesloten zijn tusschen Zaterdagavond zes uur en Maandag- morgen acht uur. De houder der vergunning legt v66r de betaling van het vergunnings recht aan burgemeester en wethouders een mededeeling betreffende deze omstandigheid over. Artikel 4. Het vergunningsrecht voor een hotelver- gunning bedraagt jaarlijks 25 of zooveel minder als op den grondslag van het aantal der in het hotel voor logeergasten beschik- bare kamers by algemeenen maatregel van bestuur is bepaald. Artikel 5. 1. Het jaar, waarvoor het vergunnings recht is verschuldigd, loopt van 1 Mei van het eene tot en met 30 April van het daaropvol- gende jaar. 2. Voor een tusschentijds verleende ver gunning zijn slechts zooveel vierde gedeelten van het vergunningsrecht verschuldigd als er kwartalen in het vergunningsjaar over zijn, met dien verstande, dat een gedeelte van een kwartaal voor een geheel geldt. 3. Het vergunningsrecht is verschuldigd door den houder der vergunning. Artikel 6. 1. De schatting van de huurwaarde der lokaliteiten, waarvoor een vergunning als in artikel 1 of artikel 2 bedoeld is verleend ge- schiedt jaarlijks door Burgemeester en Wet houders. 2. Burgemeester en Wethouders stellen, op grond van die schatting, den aanslag vast en brengen dezen onmiddellijk ter kennis van den belanghebbende. Artikel 7. De invordering van het vergunningsrecht gesehiedt overeenkomstig de verordening op de invordering van heden. Artikel 8. Indien de houder van een vergunning bij schriftelijke, door hem onderteekende, ver- klaring afstand doet van de vergunning wor den van het betaalde vergunningsrecht aan den vergunninghouder op zijn verzoek zooveel vierden teruggegeven, als het aantal kwar talen bedraagt, waarin van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt. Gelijke teruggaaf gesehiedt aan de recht- verkrijgenden, indien de vergunninghouder overlijdt en het bedrijf niet ingevolge artikel 27, tweede lid der Drankwet (Staatsblad 1931, no. 476) wordt voortgezet; indien de over- schrijving van de akte der vergunning ten name van den overlevenden echtgenoot of een der kinderen van den overleden vergunning houder na 30 April wordt geweigerd en deze vddr dien dag het vergunningsrecht heeft be- taald, alsmede indien het besluit, waarbij de vergunning is verleend door de Kroon is ver- nietigd. Artikel 9. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1932, op welk tijdstip alle thans geldende bepalingen, betrekkelrjk de heffing van het vergunningsrecht vastgesteld, vervallen. VERORDENING op de invordering van het vergunningsrecht voor den verkoop van sterken drank in het klein, in de ge meente Zaamslag. Artikel 1. De invordering van het vergunningsrecht gesehiedt door den gemeente-ontvanger. Artikel 2. De betaling van het recht gesehiedt in den termirjm, aan den gemeente-ontvanger, tegen uitreiking van een kwitantie. De uitreiking van de kwitantie blijft achterwege indien de betaling gesehiedt door middel van overschrij- ving op de postrekening van den gemeente- ontvanger. Artikel 3. Van iedere betaling wordt door den ge meente-ontvanger kennis gegeven aan Burge meester en Wethouders. Artikel 4. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1932 op welk tijdstip alle thans geldende bepalingen, betrekkelijk de invordering van het vergunningsrecht vastgesteld, vervallen. Met algemeene stemmen wordt aldus be- sloten. 12. Vaststelling verordening op het heffen van verlofsreeht voor verkoop van zwak-aicoholischen drank in het klein, met bijbehoorendc invorderingsverorde ning. Dit voorstel wordt gedaan in verband met art. 46 der nieuwe Drankwet. VERORDENING regelende het heffen van verlofsreeht voor den verkoop van zwak- aicoholischen drank in het klein, in de gemeente Zaamslag. Artikel 1. Het verlofsreeht voor den verkoop van zwak-aicoholischen drank in het klein krach tens een verlof A bedraagt jaarlijks een som van vijf en twintig gulden. Artikel 2. 1. Het jaar, waarvoor het verlofsreeht is verschuldigd, loopt van 1 Mei van het eene tot en met 30 April van het daaropvolgende jaar. 2. Voor een tusschentijds verleend verlof A zijn slechts zooveel vierde gedeelten van het verlofsreeht verschuldigd als er kwartalen in het verlofjaar over zijn, met dien verstande, dat een gedeelte van een kwartaal voor een geheel geldt. 3. Het verlofsreeht is verschuldigd door den houder van het verlof. Artikel 3. De invordering van het verlofsreeht ge schiedt overeenkomstig de verordening op de invordering van heden. Artikel 4. Indien de houder van een verlof bij schrif telijke, door hem onderteekende verklaring af stand doet van het verlof, worden van het be taalde verlofsreeht aan den houder van het verlof op zijn verzoek zooveel vierden terug gegeven, als het aantal kwartalen bedraagt, waarin van het verlof geen gebruik wordt ge maakt. Gelijke teruggaaf gesehiedt aan de rechtverkrijgenden, indien de houder van het verlof overlijdt en het bedrijf niet ingevolge artikel 46, vierde lid in verband met artikel 27, tweede lid der Drankwet (Staatsblad 1931, no. 476) wordt voortgezet, indien de over- schrijving van de akte van het verlof ten name van den overlevenden echtgenoot of een der kinderen van den overleden houder van het verlof na 30 April wordt geweigerd en deze v66r dien dag het verlofsreeht heeft be- taald, alsmede indien het besluit, waarby het verlof is verleend, door de Kroon is vernietigd. Artikel 5. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1932. VERORDENING op de invordering van het verlofsreeht voor den verkoop van zwakalcoholischen drank in het klein, in de gemeente Zaamslag. Artikel 1. De invordering van het verlofsreeht ge sehiedt door den gemeente-ontvanger. Artikel 2. De betaling van het recht gesehiedt in een termijn, aan den gemeente-ontvanger, tegen uitreiking van een kwitantie. De uitreiking van de kwitantie blijft achterwege indien de betaling gesehiedt door middel van overschrij- ving op de postrekening van den gemeente- ontvanger. Artikel 3. Van iedere betaling wordt door den ge meente-ontvanger kennis gegeven aan Bur gemeester en Wethouders. Artikel 4. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1932. De heer HAMELINK vraagt, wie die bor- den voor de vergunnings- en verlofslokalitei- ten verstrekt. De VOORZITTER: Die moeten belang- hebbenden zelf aanschaffen. De heer HAMELINK zou er wat willen af- schaffen; ieder winkeltje gaat maar fleschjes bier verkoopen. De VOORZITTER: Voor gebruik ter plaatse moeten ze verlof hebben en moet de lokali- teit aan bepaalde eischen voldoen. De verordening wordt met algemeene stem- men vastgesteld. De heer HAAK komt ter vergadering. 13. Vaststelling verordening voor het agentschap der Arbeidsbemiddeling en den dienst der werkloosheidsverzeke- ring in de gemeente Zaa-mslag. Burgemeester en Wethouders schrijven het volgende Bij Koninklijk besluit van 8 December 1931, Staatsblad No. 500, is de in werking treding van de arbeidsbemiddeling 1930 bepaald op 1 Januari 1932, waardoor de arbeidsbemid deling een wettigen grondslag heeft gekre- gen. Het gevolg van het in werking treden van die wet is dat de bestaande verordening her- zien moet worden, daar verschillende bepalin gen, thans in de verordening geregeld, zijn opgenomen in de wet. In artikel 1 der wet wordt een definitie ge geven van het begrip arbeidsbemiddeling. Art. 4 en 5 bepalen dat de arbeidsbemidde ling kosteloos moet plaats hebben, zonder on- derscheid van godsdienstige, staatkundige of maatschappelijke overtuiging, terwijl het al of niet aangesloten zijn bij eenige vereeniging niet leiden mag tot het verleenen van voor- rang bij de bemiddeling, tenzij door betrokke- nen bepaalde wenschen kenbaar zijn gemaakt. Dit begrip is juister omschreven dan in de verordening, waarin een minder ruim stand- punt werd ingenomen. Art. 6 der wet zegt dat geen bemiddeling mag worden verleend bij werkstaking of uit- sluiting, voorzoover deze bij het agentschap der arbeidsbemiddeling bekend is; bij Kon. besluit van 8 Dec. 1931, Staatsblad No. 497, zijn te dien aanzien nadere uitvoeringsbepa- lingen vastgesteld. Bij de thans geldende verordening moest van die feiten kennis worden gegeven aan den werknemer of werkgever, doch had toch bemiddeling plaats. Wanneer de arbeidsvoorwaarden afwijken van de ter plaatse geldende, moet voortaan volgens artikel 7 der wet mededeeling gedaan worden van de algemeen geldende arbeids voorwaarden, terwijl ook rekening gehouden moet worden met eollectieve arbeidsovereen- komsten. De arbeidsbemiddeling neemt bijgevolg een neutraal standpunt in ten aanzien van de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden. Volgens artikel 15 moet de gemeenteraad een verordening vaststellen voor het gemeen- telijk agentschap der arbeidsbemiddeling, die de goed-keuring van Gedeputeerde Staten be hoeft. Met de dagelijksche leiding van het agent schap is belast een agent, zoodat de naam cor respondent der arbeidsbemiddeling komt te vervallen. Artikel 16 der wet bepaald, dat in elke ge meente met 5000 of meer inwoners een com- missie van toezicht op het agentschap der ar beidsbemiddeling moet worden ingesteld. Een zoodanige commissie is dus voor deze gemeente niet meer noodig. Voorts is sedert 1932 aan den correspondent der arbeidsbemiddeling opgedragen de con- trole over de werkloozenkassen, enz. Wjj achten het gewenscht dien toestand te be- stendigen, waarom in het ontwerp eenige be palingen daarop betrekking hebbende zijn op genomen, welke in de bestaande verordening niet voorkomen. De artikelen der verordening behoeven oJL weinig toelichting. Wan-neer het ontwerp is aangenomen zullen wij U te zijner tijd een voorstel doen ter be- noeming van de leden der commissie van toe zicht. Wij stellen U derhalve voor: in te trekken de verordening op de ar beidsbemiddeling vastgesteld bij raadabe- sluit van 23 Maart 1920. b. vast te stellen de hiema volgende VERORDENING voor het agentschap der arbeidsbemiddeling en den dienst der werkloosheidsverzekering in de ge meente Zaamslag. Artikel 1. 1. Het agentschap der arbeidsbemiddeling heeft ten doel werkgevers en werkzoekenden behulpzaam te zijn bij het zoeken naar ar- beidskrachten en arbeidsgelegenheid; de dienst der werkloosheidsverzekering is belast met de werkzaamheden verbonden aan de uitvoering van het werkloosheidsbesluit 1917, voor zoo ver deze niet aan Burgemeester en Wethou ders zijn opgedragen. 2. Aan het agentschap der arbeidsbemid deling en den dienst der werkloosheidsverze kering, in deze verordening verder aangeduid als agentschap, kan door Burgemeester en Wethouders mede worden opgedragen het verzamelen van statistische en andere ge- gevens betreffende de arbeidsmarkt en de werkloosheidsverzekering. Artikel 2. 1. Het agentschap bevordert zooveel mo gelijk het verkrijgen van en het voldoen aan aanvragen om arbeidskrachten en arbeidsge legenheid, ook van buiten de gemeente. 2. Aanvragen van in de gemeente geves- tigde personen zullen in het algemeen den voorrang hebben boven die van buiten de ge meente. Artikel 3. 1. De dienst der werkloosheidsverzekering houdt toezicht op de werkloozenkassen, wel- ker leden uitsluitend binnen deze gemeente woonachtig zijn en op de handelingen van andere werkloozenkassen ten opzichte van die leden dezer kassen, die binnen deze gemeente woonachtig zijn. 2. Indien de dienst van oordeel is dat be zwaar moet worden gemaakt tegen een be- slissing tot uitkeering, als bedoeld in het eerste en derde lid van artikel 9 van het werk loosheidsbesluit 1917, wordt daarvan ten spoe- digste mededeeling gedaan aan Burgemeester en Wethouders. 3. Indien het ten onrechte uitgekeerde be drag overeenkomstig het bepaalde bij artikel 10, derde lid, van het werkloosheidsbesluit 1917 behoort te worden teruggevorderd, gaat de in het tweede lid bedoelde mededeeling van een daartoe strekkend voorstel vergezeld. Artikel 4. 1. De benoeming van een agent der ar beidsbemiddeling, tevens ambtenaar der werk loosheidsverzekering, in deze verordening ver der aangeduid als agent, gesehiedt door Bur gemeester en Wethouders. 2. Burgemeester en Wethouders voorzien bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den agent in de tijdelijke vervanging. 3. Burgemeester en Wethouders doen aan den gemeenteraad mededeeling van de door hen vastgestelde instructie voor den agent. Artikel 5. 1. Het agentschap wordt ondergebracht in een door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen localiteit. 2. Burgemeester en Wethouders bepalen de uren van openstelling der localiteit voor be- langhebbenden. Artikel 6. 1. De vaststelling van nadere regelen ter uitvoering van deze verordening gesehiedt zoo noodig door Burgemeester en Wethouders. 2. Burgemeester en Wethouders deelen de door hen vastgestelde regelen mede aan den. gemeenteraad. Artikel 7. Deze verordening treedt in werking met ingang van den dag, waarop de goedkeuring van Gedeputeerde Staten is ontvangen, met

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 5