ALGEA1EEN NIEUWS- EH ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSGH VLAANDEREN, Tweede Blad. GELDLEENING Gemeente SflS VAN GENT. Binnenscheepvaartcongres. OoorZeeuwsch-Vlaanderen in't Verleden No. 8853 VRIJDAG 24 JUNI 1932. 72e JAARGANG, groot f 10.000,- voor aanleg straten, jaarlijksche aflossing f400,te beginnen in 1933. Inschrijvingen onder opgave van rente in te zenden v66r 1 Juli a.s. bij den BURGEMEESTER. door A. M. WESSELS. NEUZENSCHE COURANT ©OEOKEURING ROOILIJNBESLUIT. Het Hoofd van het gemeentebestuur van TER NEUZEN, brengt ter opembare kennis, dat het raadsbesluit van 24 Mei 1932, tot vaststelling van een voorgevelrooilijn voor de geprojecteerde straten in den Louisa,polder, te Sluiskil, door Gedeputeerde Staten van Zeeland is goedgekeurd. Van dit besiuit' kunnen belanghebbenjen binnen 30 dagen ni beden voorziendng vragen bij de Kroon. Ter Neuzen, den 23 Juni 1932. De Burgemeester voomoemd, J. HUIZINGA. Nu we ons neerzetten, om onze indrukken betreffende het te Ter Neuzen gehouden sdheepivaartcongres neer te schrijven, is dlt weer voorbij en de gasten die onze stad een paar dagen henbergde zijn, op enkele uitzon- deringen na, gisteren weer naar hunne respectieve woonplaatsen vertrokken, met, voor zoover we hebben kunnen constateeren, de beste indrukken van onze stad en het overig deel van Zeeuwsch-Vlaanderen waar- mede men hun heeft laten kennismaken, met de beste indruikken ook van de gastvrije en tegemoetkomenide bevolking, waaraan zij zeker de aangenaamste herinneringen met zich zullen dragen. Bin ook mag worden venmeld, dat in de ver- loopen drukke dagen, waarin een programma te verwerken was, dat bijna geen tijd tot rusten liet, alles als op wieltjes liep, van a£ het tijdstip dat de congresbezoekers werden ontvangen om hen in de verschillende loge- menten onder te brengen, tot het tijdstip dat door de zorgen van de logiescommissie der Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer en de directie van de Z.V.T.M. die bezoekers te Breskens op de Donderdagavond naar Vlissin- gen vsrtrekkende boot te Breskens hunne bagage konden aantreffen. Alles bleek keu- rig geregeld, tot aller voldoening. Woensdag. Het congres werd gehouden in het Luxor- Theater". De zaal was smaakvol versiierd met vlaggen, terwijl er door de zorgen der voorbereidingscammissie verschillende scheeps- modellen waren ten toon gesteld. Deze waren er in verschillende vormen, n.l. een model van de Prov. boot ,,Wester-Schelde", verschillen de modellen naar die der sleepbooten ,,En Avant", waarvan een met electrische sein- lichten en door electriciteit beweegbare schroef, modellen van Kempenaars, een luxe hoogaars op een vijftiende der ware grootte, barkschepen enz. Te 9 uur werd het congres door den voor- zitter den heer Mr. H. Smeenge geopend. Onder de aanwezigen werden toen opge- merkt de Commissaris der Koningin, Jhr. Mr. J. W. Quarles van Ufford, de oud-Miinisters Van Drjk en Bongaerts, C. Pock, hoofdinspec- teur van de sctheepvaart, vertegenwoordiger van den Minister van Waterstaat, R. H. Artzenius, insipecteur van het loodswezen te Vlissingen, en vertegenwoordiger van den Minister van Defensie, M. J. van Alphen de Veer, inspecteur van het nijverheidsonderwijs, vertegenwoordiger van den Minister van On- derwijs, Kunsten en Wetenschappen, J. P. Waliand, hoofdingenieur-directeur van 's rijks waterstaat te Middelhurg, de burgemeester van Ter Neuzen, de heer J. Huizinga, bene- vens zijn collega's van Axel en Sas van Gent, de heeren Blok en Hoefnagels, en een aantal leden der Zeeuwsche Voorbereidingscommissie. Ook kwamen tijdens de vergadering nog (Alle vragen, opmerkingen etc., deze Historische Rubriek betreffende, te zen den aan den heer A. M. WESSELS, Conservator Museum te Goes.) XXVI. Het gedrag der Doopsgezinden in 1672. Hun rechtvaardiglng door de ge- schiedenls. In een onzer vorige schetsen stonden wij uitvoerig stil bij de beroemd geworden ver- dediging van Aardenburg, tegen den machti- gen aanval der Franschen in 1672. Wij hebben toen uiteengezet, in welken verwaarloosden toestand de vestingwerken verkeerden, die verdedigd werden door een zwakke bezetting, welk gesteund werd door een groep gewa- pende burgers. Wij zagen het resultaat van dezen zwaren strijd, waarbij zelfs de vrouwen bijstand boden, tegen de verbazende over- macht en waarbij ruim 600 krijgsgevangenen genoanen werden en de Franschen hun verlies op 1500 man berekenden, zonder dat de ver- dedigers een enkelen doode hadden. Het roem- ruchtig wapenfeit, waardoor Aardenburg voor ons behouden bleef, Ellas Beekman zich een onsterfelijken naam verwierf en Margaretha Sandre een eervolle plaats won in den rang van Neerlands heldinnen, houdt ons thans dit- maal niet bezig, maar wel een kwestie die er nauw aan verbonden is, n.l. de houding der Doopsgezinden tijdens het beleg. Hieromtrent loopen verschillende tegenstrij- de leden der Tweede Kamer, de heeren Locke- feer, Duymaer van Twist en Boon. Door den voorzitter werd in zijn openings- woord geconstateerd, dat de verre afstand biijkbaar geen belenimering is gewecst om in grooten getale naar dit congres op te komen. Aan het feit dat bier vergaderd wordt, is niet vreemd de gedachte, dat men met zijn buren goede vrienden moet zijn en als het mogelijk is met hen tot samenwer- king moet komen. Men is hier saamgekomen voor het bespreken van verbeteringen, daar- j omtrent kan men wenschen uitspreken, doch zekerheid omtrent vervulling bestaat niet en 1 evenmin kan men toezeggingen doen. Hij heette de verschillende autoriteiten welkom, in het bijzonder den Commissaris der Koningin en complimenteerde den burge meester van Ter Neuzen met hetgeen hier voor het ambachtsonderwijs wordt gedaan. Vervolgens wees hirjl op den grooten nood waarin de schipperij verkeert, zooals dat ook het geval is met alien die daarbij betrokken zijn, ook de nevenbedrijven, als de scheeps- bouwers e.a. In de algemeene belangstelling heeft de schipperij ook haar plaats veroverd. Er wordt gezegd dat er plannen voor hulp aan de schipperij in wording zijn. Hoe deze er zul len uitzien weet spreker niet, doch hij hoopt, dat die maatregelen zoodanig zullen kunnen worden, dat zij strekken in het belang van het bedrijf en van alien die er bij betrokken zijln en men daarover tevreden zal kunnen zijn. Alvorens zijn opening te eindigen stelde spreker een stille hulde voor aan de nage- dachtenis van den dezer dagen overleden waterstaats-ingenieur Ir. J. C. Ramaer. Allen verhieven zich van hun zetels. Thans werd begonnen met de behandeling der agenda. Scheepsvormen voor binnenvaart en vaart op de Zeeuwsche stroomen en IJselmeer. Over dit onderwerp was prae-advies uit- gebracht door Ir. W. P. van Lammeren, direc- teur van het Nederl. scheepsbouwkiundig proefstation,, te Wageningen, en Ir. J. W. Bonebakker van de N.V. C. van der Giesen en Zonen's Scheepswerven te Krimpen a/d IJsel. De eerste komt tot de volgende conclusies: 1. de problemen van weerstand en voort- stuwing voor onze binnenschepen zijn nog slechts weinig wetetnschappeSijk onderzocht. 2. het rendement van de voortstuwing zal wellicht nog te verbeteren zijn, gezien de resultaten in het buitenland bereikt. 3. het nemen van modelproeven in de sleeptank is een van de middelen om tot die verbetering van het rendement te komen. Ir. Bonebakker zegt: Beschouwingen over scheepsvormen voor schroefschepen kunnen alleen dan van waarde zijn, wanneer men zich niet beperkt tot de lijnen, verhoudingen, volheid van den romp, maar 66k het machinevermogen, het toeren- tal en de karakteristiek van de schroef als behoorend tot het onderwerp, behandelt. In dien zin zal hier over „voortstuwingsproble- men" geschreven worden; beschouwingen over machine-installaties zijn niet aan de orde. Sprekende over voortstuwingsproblemen doet men goed zich scherp voor oogen te stel- len de verschillen tusschen zeilvaart en stuw- vaart. Afgezien van de gages was in den zeiltijd de voortstuwing kosteloos, de vaartrjd in zeke- ren zin alleen verloren tijd. Bij de stuwvaart kan alleen de exploitatie-rekening aangeven wat de beste voortstuwing is. Wanneer iemand een nieuw schip noodig heeft, zal het dikwtjls niet mogelijk zijn om de exploitatierekening van te voren op te zetten. De practijk van het varen geeft ook weinig houvast om doelbewust naar technische ver betering van de voortstuwing te streven. De invloed van een betere of slechtere voort stuwing op de winst- en verliesrekening is moeilijk aan te toonen. Op de vraag, of de gangbare typen motor- booten al dan niet belangrijk verbeterd zou den kunnen worden wat betreft hun voort stuwing, zullen belanghebbenden waarschijn- lijk antwoorden: wij weten het niet; de prac tijk geeft ons geen uitsluitsel; veel aanleiding om naar verbetering te streven scbijnt er niet te zijn. Een beter inzicht in voortstuwingsproble men is te bereiken door het nernen van sleep- proeven met scheepsmodellen. dige berichten, maar de documenten die later uitvoerig ontleed zijn, herstellen de Doopsge zinden in hunne eere. En ofschoon wij per- soonljjk geenszins tot de Doopsgezinden be- hooren, willen wij hun hier toch op deze plaats rechtvaardigen. Ook de Doopsgezinden, ofschoon naar hunne geloofsbegrippen verhinderd om gewapender- hand aan fle verdediging deel te nemen, heb ben zich daarom toch op andere wijze eervoi daarbij onderscheiden. Op meer dan eene plaats wordt hun ondubbelzinnig die getuige- nis gegeven. Toch blijkt het echter uit een echt document, dat bewaard wordt onder de Archieven dezer merkwaardige gemeente. Vlaanderen, in de 16e eeuw hot brandpunt van geleerdheid en beschaving, was tevens de wieg der Reformatie. De zucht naar hervor- ming was niet alleen in de hoogere kringen en de geesteliiken jontvlamd, maar ook onder de volksklasse dodrgedrongen. Zrj nam er in den volksgeest die eigenaardige en, naar't ons toeschjjnt, echt Nederlandsche ontwikkeling, welke wij in de Calvinisten en Doopsgezinden zien uithlinken. Met den bijbel in de hand en van vreemden invloed vr\j, vertoonden de Doopsgezinden een oorspronkeltjk, zelfstandig karakter. Geen ander fundament erkennende dan de H. Schrif- ten, verwierpen zij met de uiterste gestreng- heid alles, waarvoor zij in de gewjjde geschie- denis geen verklaarden .grond vonden. Zie- daar, de aanvankeiyke richting der Doopers, waaraan zich aanvankeljjke duizenden in Vlaanderen aansloten. De Doopsgezinden geraakten in ongenade, toen de verdwaasde wederdoopers te Munster, tot het uiterste waren afgedwaald, en van het standpunt uitgingen: ,,zondig maar raak, des te grooter is straks de genade". Wat hun Prae-adviseur besehrijft dergelijke proeven en zegt dan: De vraag, voor welke schepen men dan wel in de eerste plaats sleepproeven wenschelijk acht. is moeilijk te beantwoorden. Hier doet zich hat cntbrekea van een be- trouwbaar register van binnenvaartuigen, van gedifferentieerde statistieken van nieuwen bouw en vervoer als een gemi3 gevoelen. Slechts aan de hand van dergelijke gegevens kan men trachten zich een beeld te vormen van de ontwikkeling van ons vervoer te water, en van scheepstypen, die daarvoor noo dig blijken te zijn. Prae-adviseur meent, dat voor f 15.000 proeven in voldoenden omvang zouden zijn te nemen. Daarvoor is samen- werking noodig tusschen reederijen, schippers en werven. Verlaging van de vaarkosten over de ge- heele linie door betere kennis van het voort- stuwingsprobleem zou misschien geen ver- andering brengen in de verhouding der be- drijfsgenooten onderling, maar wel zal die verlaging van belang zijin voor het geheele binnenscheepvaartbedrijf in zijn concurrentie met de vervoermiddelen te land. Tenslotte laat Ir. Bonebakker eenige voor- beelden uit de practijk volgen, hoe men op grond van modelproeven tot verbeterde scheepsvormen voor binnenvaartuigen is ge- komen. Beide prae-adviseurs gaven een toelichting. De heer Brouwer wees daama op het aan- brengen van een Mayervorm aan verschillen de schepen, tot besparing op de voortstu- wingskosten. De heer De Keijzer bepleitte normaliseering van de scheepsvormen, de heer Van der Ploeg betuigde van de belangstelling der schipperij ,in de hier besproken problemen, terwijl de heer Bets vragen stelde betreffende het aan- brengen van meerdere schroeven. De prae-adviseurs gaven een antwoord naar aanleiding der gestelde vragen op ge- maakte opmerkingen. Waterwegen in Zeeuwsch- Vlaanderen. Prae-adviseurs zgn Ir. M. C. E. Bongaerts, lid van de Tweede Kamer en de heer N. J. Harte, secretaris van de Kamer van Koop- handel en Fabrieken te Ter Neuzen. Ir. Bongaerts verdeelt zijn prae-advies in drieen le. de geografisohe beschrijving van het geen aan scheepvaartoutillage en aan econo- mische voorzieninig in verkeersbahoeften van de hoofdtakken van volksbestaan in de streek ter beschiktking is; 2e. de leemte in die oeconomische voor- ziening en in verband daarmede de behoefte aan meer scheepvaartwegen; 3e. de conclusies, waartoe die beschouwin gen moeten leiden. Hij besehrijft de bes|aande kanalen. Ten eerste dat voor de zeevaart van Gent, uit- mondende in de Wester Schelde te Ter Neu zen, dat op Nederlandsoh gebied twee zijka- naaltjes heeft, n.l. naar de Axelsche Sassing en naar de voormalige Passluis bij Sas van Gent. Ten tweede is er de verbinding van Sluis met Brugge. Aan zeehavens is het land rijker, al deze havens zijn tijhavens met uitzondering van Breskens en Ter Neuzen. Ook aan uitwateringskanalen ontbreekt het niet, prae-adviseur somt er acht op. Ir. Bongaerts geeft dan een overzioht van de oeconomische toestanden in Zeeuwsch- Vlaanderen en citeert wat de Kamer van Koophandel en Fabrigken te Ter Neuzen aan wenschelijkheden in haar jaarverslag 1930 omtrent betere verbindingen heeft geuit. Hij zegt dat al deze citaten als het ware een dringenden roep vormen om nauwere aanslui- ting met de Zeeuwsche eilanden en met ge- heel overig Nederland, een nauwere aanslui- ting vooral door een betere uitrusting van het vervoer en het verkeer. Hoewel over de belangen van de binnen vaart weinig wordt gezegd, misschien ook al tengevolge van de herhaaldeljjk ondervonden teleurstellingen, gaat prae-adviseur toch na hoe de toekomstige binnenvaartkanalen in Zeeuwsch-Vlaanderen zouden moeten loopen. Hij beziet eerst een doortrekking van een scheepvaartkanaal van Axel naar Hulst en in het Westelijk deel een kanaal volgens den loop van de Passegeule en het uitwaterings- kanaal op de Wielingen. Een kanaal van Axel naar Hulst vertegen- woordigt echter belangen van localen aard. Indien echter dit kanaal Noord-Oostwaarts wordt doorgetrokken, in de richting van Graauw of Emmadorp tot in de Wester- schelde, dan verkrijgt het geheel een ander aanzien. Immers in Westelijk Noord-Brabant worden krachtige pogingen aangewend om te treurig uiteinde is geweest, weet ieder uit de kerkhistorien. De Doopsgezinden, met die dolzinnige fac- tie verward, vonden geen genade meer en ver loren veel van de deelneming, die zj voorheen bij aanzienlijken en geringen gevonden had den. Het Calvinisme, dat hoe langer hoe meer de volksgunst in nam, verdrong hen met groote schreden. En de Doopsgezinden, ver- volgd, verjaagd, waren vergelijkenderwijs zooals Ds. H. Q. Janssen zegt niet meer dan een onbeduidend hoopje geworden. De schare der Doopsgezinden week uit Vlaanderen omstreeks 1613, waar ztji eens, vooral in en om Brugge, zoo talrijk waren, naar de versch be- en herdijkte polders in de Groede en voor een grooter deel naar Aarden burg. Een aantal sloeg zich neder te Eede en in den Biezenpolder. Met wantrou/wen werd hun komst ook te Aardenburg begroet. Het blijkt toch uit de Stedelijke Notulen van Aardenburg, dat in den jare 1614 de Doopsgezinden, nadat zij te dier stede eene vergadering hadden gehouden, des anderen daags het scherpe gebod ontvin- gen, om dit niet meer te herhalen, voordat de Staten Generaal toestemming daartoe zouden hebben verleend. De Staten-Generaal waren echter deze vreedzame doopsgezinden goed gezind. De Magistraat van Aardenburg werd aangeschre- ven „dat zij ongaarne zouden zien, dat deze menschen in de oefening van hunne Godsdienst gestoord werden". Ondanks dit bevel, wisten de Aardenburgers toch nog een aantal bezwa- ren naar voren te brengen, o.a. moest de Godsdienstoefening worden gehouden in ,,stil- heid met gesloten deuren en vensters". Zelfs werd hun in 1618 de verplichting opgelegd, om alleen des Zondagsmiddags te 12 ure te pre- geraken tot een kanaalv&rbinding van Mark en Dintel met den Roosendaalschen en Steen- bergschen Vliet en vervolgens van deze rivier met de Westerschelde. Dit kanaal zou langs Bergen op Zoom loopen en vervolgens door het voormalige Kreekrak en den Schsldedam, om te eindigen in een open Scheldehaven aan den Brabantschen wal. Een aansluitend kanaal naar Hulst en Axel zou dan tegen- over den mond van die open Scheldehaven zijn aanvang moeten nemen. Dit kanaal zou dan het karakter verkrij- gen van een kanaal voor de doorgaande bin nenvaart, waarbij voorshands aan een kanaal- type voor de 600 tons vaart kan worden gedacht. Zulk een kanaaiverbinding zou Zeeuwsch- Vlaanderen opheffen uit den toestand van eenerzijds een door een zeearm van overig Nederland afgescihelden gebied en van ander- zijds een uithoekig achterland van Belgisch- Vlaanderen. En zij verheft Zeeuwsch-Vlaan deren tot een levende schakel tusschen Weste lijk Belgie eenerzijds en Zuid-Westelijk Neder land anderzijds. Doch er Is meer. De wensch van de Kamer van Koophandel en Fabrieken om ook voor Oost-Zeeuwsch-Vlaanderen een ferryboot-ver- binding te verkrijgen, liefst ingericht voor het tevens overbrengen van gesloten goederen- wagens, en aan den overkant aansluitlng gevende op een spoorlijn, is op de wijze als hier aangegeven gemakkelijk en met betrek- kelijk weinig kosten te verwezenlijken en ook de gewenschte betere verbinding met Holland voor auto's en vracihtwagens kan door de ferryboot-verbdnding naar den Brabantschen wal worden verwezenlrjkt en de reis bespaart dan heel wat tijd, vergeleken bij de tegen- woordige route. In bet Westelijk deel van Zeeuwsch-Vlaan deren is het vraagstuk van doorgaande goe- derenvervoer, wegens het zeer diep insnijden van den Braakman, niet zoo scherp teekenend. De grondslag kan evenwel ook hier worden gevonden in den in de streek levenden wensch om van de Passegeule en het uitowaterings- kanaal naar de Wielingen een scheepvaart kanaal te maken, waarbij ook weer aan een type voor de 500 a 600 tons vaart is te denken. Als na verloop van tijd de landstreek tot grooteren bloei is gekomen en als wellicht bovendien de landaanwinning in het Zuidelijk deel van den Braakman voortgang zal heb ben gehad, komt er desgewensoht wel uitzicht op een rechtstreeksche aansluiting binnen- door op het kanaal van Ter Neuzen naar Sas van Gent. Dan zou een doorgaand scheep vaartkanaal, van West tot Oost, over de ge heele lengte van Zeeuwsch-Vlaanderen zrjn tot stand gekomen, met doelmatige aanslui- tingen te Bergen op Zoom en Ter Neuzen aan de Nederlandsche waterwegen en te Gent en Brugge aan het Belgische kanalen- stelsel. Ir. Bongaerts eindigt: Het wil mij voorlto- men dat als conclusie van dit prae-advies de vraag aan de orde kan worden gesteld in welke mate de Nederlandsche binnenscheep- vaart heil en toekomst ziet in een kanalisatie van Westelijk-Noord-Brabant en Zeeuwsch- Vlaanderen, in den geest van de hier aange geven algemeene ricihtlijnen. De heer Harte besehrijft uitvoerig de histo ric en de omstandigheden van het bestaande kanaal Ter NeuzenGent en zrjkanaal naar de Axelsche Sassing, benevens het vanwege den rijkswaterstaat gemaakte ontwerp voor doortrekking van het zijkanaal naar Hulst en het plan in opdracht van het in Westelijk Zeeuwsch-Vaanderen bestaande kanalen-comite voor verbinding van het kanaal Brugge-Sluis met een kanaal van Sluis naar Breskens en met het kanaal Ter NeuzenGent bij Drie- kwart. Omtrent het kanaal Ter NeuzenGent schrijft hij: Op grond van het in de vaart komen van schepen van grooter afmeting en de toene- ming in aantal, moet het maken van een nieuwe grootere sluis te Ter Neuzen en ver- ruiming van het kanaal voor de ontwikkeling der haven van Gent als een dringende elsch worden beschouwd. Komen die werken tot stand, dan zal dit tevens bevorderlijk zijn voor de belangen der haven van Ter Neuzen en der op het Neder landsche gedeelte van het kanaal gevestigde industrieen, die dan ook schepen van grooter afmeting en diepgang zullen kunnen ontvan gen. Ook Nederlandsche belangen zullen daar- van dus profijt hebben. Deze zijn echter niet z66 belangrijk te achten, dat verwaoht mag worden dat alleen dd&rvoor van Nederland sche zijde tot uitvoering der werken zou wor den overgegaan. diken, wanneer de Godsdienstoefening der Hervormden geeindigd was, en wel op boete van f 15, die hij een tweede vergrijp zou ver- dubbeld worden. Langzaam kwam er echter meer waardee- ring. Trouwens zij hadden dit wel verdiend en een altijd durend recht op achting en dank- baarheid verkregen. In 1672 waren zij, die men eertrjds zoo on- broederlijk bejegend had, het middel, waar door Aardenburg tegen de Fransche onder- drukking gespaard werd. Ziedaar, de schitterende getuigenis, die hun door een tijdgenoot, een Hervormd predikant, wordt gegeven. Zoo hebben zij zich niet alleen door hun lofwaardig gedrag tijdens de ver dediging een schoonen naam verworven, maar zij staan als behoiitlers der stad op den voor- grond. Immers de eerste tijding der nadering van den Markies de Nancre met het Fransche leger werd gebracht aan den Doopsgezinden leeraar Gysel Hebbebrecht en wij kunnen er niet aan twijfelen, of deze heeft door spoedige en wijjge maatregelen het gevaar helpen af- keeren. D6ar komen de duizenden in nabijheid der zwakke veste. Al wat het geweer kan dragen wapent zich en spoedt den vtjand tegen. Alleen de Doopsgezinden, die toch zoo leven- dig belang stellen in het heil hunner stad grijpen de wapens niet, hun geweten verbiedt dit. Maar zie! Op andere wijze maken zij zich nuttig. Zij voorzien het krijgsvolk en de bur- gerij van allerlei noodwendigheden. Zij spoe- den zich naar de wallen, om aan de dappere verdedigers spijs en drank en verkwikking te brengen.. En wie met hand en voet niet rept, ondersteunt met zjjne gebeden. Onafhankelijk van die verruimingswenscheu bestaan bij de scheepvaart nog twee wenschen aan welke zonder intsrnationaal overleg zou. kunnen worden voldaan. Aan den eerste is te voldoen door het weg- baggeren van de siiktong in de Oostelijke voorhaven van Ter Neuzen, het aanbrengen van remmingwerk waaraan gerneerd kan worden en het Oostwaarts verplaatsen der ponton voor het aanleggen der Provinciate booten, de noodige ruimte te maken ten be- hoeve der binnenschepen die daar tijdelijk wil len vastmaken om in veilige haven het tijdstip van vertrek af te waohten. De tweede betreft de seinen bij de bruggen des nachts, aangezien de gezagvoerders tier schepen bjj nacht niet door middel van seinen kunnen waamemen of de bruggen, die slechts 6en doorvaartopening hebben, voor hen at voor een uit de andere richting komend schip gedraaid worden, in welke seininrichting op eenvoudige wijze ware te voorzien. Zeer breedvoerig geeft hij weer de geschie- denis van het zijkanaal naar Hulst, de aan- hesteding van het graven van dat kanaal in het jaar 1825, het stopzetten der werkzaam- heden wegens de Belgische troebelen in het jaar 1830, de afdamming aan de Axelsche- Sassing in het jaar 1850, de sinds 1851 in- gestelde pogingen om het kanaal doorgetrok ken te krijgen, de beloften daaromtrent in het jaar 1919 van regeeringswege afgetegd het maken van een ontwerp van wege den Rijkswaterstaat, de stichting van de Vereeni ging die de uitvoering van het rijksplan tracht te verkrijgen, en hoe men door wisse- ling van Ministers aan het Departement van Waterstaat naar het schijnt steeds verder en verder van de tot standkoming van dat werk verwijderd komt te staan. Hij stipt ook aan dat omtrent dien kanaalaanleg in den laat- sten tjjd wel stommen zijn gehoord, die daar- aan minder dan vroeger waarde hechten, die meer heil zien in betere landwegen, in ver band met het vrachtvervoer met motor- wagens,, doch spreekt als zijn meening nit, dat voor massavervoer van uit Zeeuwsch- Vlaanderen naar het overig deel van Neder land toch steeds het schip het aangewezen vervoermiddel zal blijven. Voorts wordt een beschrijving gegeven van, het kanalenplan in het Westelijk deel, zooals daaromtrent vroeger plannen zijn gemaakt door de heeren Ir. M. C. E. Bongaerts en Ir. Jhr. R. R. L. de Muralt, en later in opdracht van het kanalen-comitd in het Westelijk deel door den heer Ir. I. A. van Cruyningen, civ.- ingenieur te Oosthurg. Bij dit laatste plan is in verband met de kosten voorloopig afgezien van doortrekking van het kanaal tot aan het kanaal Ter Neu zenGent. De praeadviseur schrijft hierom trent: Veel mooier zou natuurlijk zijn de uit voering van een kanaal aansluitende aan dat van Ter Neuzen naar Gent, te meer, indten mettertijd tot uitvoering zou komen het kana lenplan-Bongaerts voor Oostlijk Zeeuwsch- Vlaanderen, n.l. in aansluiting met een kanaai Dintelsas-Bath een kanaal Graauw-Sluiskil omdat men dan daarlangs ook in verbinding zou komen met de kanalen aan de Belgische Westkust, via Sluis-Brugge. De heer Ir. Bongaerts, zijn praeadvies toe- lichtende, wees op de betrekkelijk moeilijke verbindingen in ons kleine land, en hij heeft dit ook ,weer ondervonden op zjjn reis van Limburg naar hier, in verband met den tijd die dit vergt. In al die jaren dat men betere verbindingen voor Zeeuwsch-Vlaanderen tot stand wenscht te brengen heeft men nog niet kunnen berei ken dat Zeeuwsch-Vlaanderen door de mach- tige Schelde niet meer van overig Nederland gescheiden bleef. Er is een evolutie in de wereld naar meer en sneller verkeer; de ver- keersmogelijkheden drukken hun stempel op de economische ontwikkeling van bepaalde gebieden. De verkeersontwikkeling heeft ons gebracht tot een wereld-economie met kapi- taalconcentratie en al de nadeelige gevolgec van dien. Al werkt de commissie-Patijn reeds 15 jaar aan de oplossing van de verhouding van alle soorten verkeer, zij heeft die niet ge vonden. De Schelde zal hoe langer hoe meer een bezwaar voor de ontwikkeling van de ver bindingen van Zeeuwsch-Vlaanderen met ove rig Nederland worden. Zeeuwsch-Vlaanderen is in hoofd,zaak een landbouwland, dat wijst in de richting van de noodzakelrjkheid van massaverkeer op groote schaal. Men hoort uit de streek voortdurend roepen: Helpt ons uit ons isolement, brengt ons dichter bij Nederland. Die stem spreekt ook steeds uit de moote zeer lezenswaardige verslagen der Kamer van Koophandel in dit gewest. Spr. had gehoopt, hier ook de schipperij Toen de zege bevoohten was en de faam allerwege geroepen had begon ook, zooals bet vaak gaat, de laster haar werk te doen. Er verspreidde zich al spoedig, nog in het zelfde jaar der overwinning, een gerucht, dat zelfs op verren afstand van Aardenburg was doorgedrongen, alsof de Magistraat der stad de Doopsgezinden zou gedwongen hebben, om ten algemeene nutte met de wapens in tie hand den vijand te bestrijden, en alsof dezen zich, tegen hunne geloofsbegrippen in. asm dien dwang hadden onderworpen. De Doopsgezinden achtten het echter, zoo- wel voor de eer der overheid, als voor hunne eigene, noodzakelijk dien laster af te weren, zij wendden zich daarin in 't begin van 1673 bij verzoekschrift tot de stedelijke Regenten opdat door dezen de waarheid onwederspreke- lijk en openbaar mocht gehuldigd worden. terwijl zij van hunnen kant even onbewimpelci getuigenis gaven, hoe vriendelijk. beseheiden en met eerbiediging van hunne godsdienstige overtuiging, zij door de burger- en krijgshoof- den waren bejegend geworden. Ook hier treed hun predikant Gysel Hebbe brecht op den voorgrond. Hij was het, die het verzoekschrift in hun nen naam indiende en teekende. En het ant woord der regeering behelsde hunne volko- mene rechtvaardiging en gaf hun den lof van, met inachtneming van 't geen hun geloof voor- schreef, alles wat mogelijk was ter hulpe te hebben aangebracht, terwijl het den dank ult- drukte voor hunne gewichtige diensten. De Doopsgezinde gemeente staat zelve nog heden in 1932 als een eerbiedwaardig gedenkteeken uit het Zeeuwsch-Vlaamsche verleden. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 5