Pluimvee-Rubriek
stuk grond ook al eens was besproken wilde
ik vragen of Burgemeester en Wetbouders
soms al een stuk grond op 't oog hebben.
De VOORZITTER antwoordt ontkennend.
De beer WISSE vestigt dan de aandacbt op
een daarbij liggend stuk land van den heer
Verpoorte; dat ligt nog al hoog, dat kon voor
vulling worden afgegraven. Hij zou niet graag
zien, dat er, om het eene te vullen, nu aan
den weg weer een nieuw gat werd gemaakt.
Dat stuk grond ligt er bij en dat zou dus zoo
voordeelig mogelijk uitkomen. Als men dan
accoord kan krijgen met de aanpalende eige- J
naars, kan er misschien binnen een paar
maanden al begonnen worden en dan zal de
werkloosheid nog wel niet zijn afgeloopen. j
Dan hebben we toch uitzicht dat we in de toe- j
komst iets hebben, maar als we maar blijven
praten gebeurt er niets.
De heer HAAK: De zaak is nu van alle
kanten bekeken en besproken. Laat ons bet
nu verder aanbouden en aan Burgemeester en
Wetbouders machtiging geven het werk te
maken en de zaak tot een oplossing te bren-
gen. Alleen acht ik bet niet gewenscht, om
het werk precies in de zomermaanden uit te
■voeren. Als bet dan in het voorjaar niet meer
kan, zou ik bet willen uitstellen tot den vol-
genden winter, want bet is te vreezen, dat
dan de werkloosheid nog wel niet verdwenen
zal zijn. Ik zou de zaak niet willen over-
haasten, doch Burgemeester en Wethouders in
de gelegenheid willen stellen alles goed te
onderzoeken.
De VOORZITTER herinnert aan hetgeen
hrj: in zijn inleiding heeft gezegd, dat er heel
wat voor noodig is, eer men kan beginnen.
Burgemeester en Wethouders hebben het van
alle kanten bekeken. Ze hebben ook over-
wogen, of het mogelijk was, de modder die
uit de gemeentehaven moet gegraven worden
voor het aanvullen van den put te gebruiken
en die dan met een Jacobsladder op de kaai
te brengen, maar daarvan zijn ze tooh af
moeten zien met het oog op de kosten en de
cunstandigheid dat die losse modder voor aan-
vulling van dat gat niet geschikt is. Hfet
denkbeeld van den heer Buijze, het koopen
van een stuk grond, sehijnt hem het beste toe,
dan krijgt men vaste grond, waarin dan bui-
zen kunnen gelegd worden voor de uitwate-
ring. Het lrjkt hem het beste, het goedkoop-
ste en dat men op die manier het vlugste zal
klaar zijn.
De heer HAAK: Ik zou er voor zijn, dat de
zaak geheel wordt afgewerkt, dat het geen
half werk wordt.
De heer HAMELINK kan zich ook wel met
het denkbeeld van den heer Buijze vereenigen.
De heer WISSE zou er prijs op stellen dat
dusdanige maatregelen konden worden getrof-
fen, dat het niet tot het volgende voorjaar
moet worden uitgesteld.
De heer HAAK: Ja, maar als het niet kan.
kan het niet. Ik zou bezwaar hebben het in
de zomermaanden uit te voeren, als er ander
werk is.
De heer BUIJZE wil zich zeer graag aan-
sluiten bij het denkbeeld van wethouder De
Feijter, dan heeft men geen poldervergadering
noodig en kan men direct beginnen. Hij is ook
dankibaar dat de voorzitter met zijn denk
beeld betreffende het koopen van een stuk
grond meegaat.
De heer VAN HOEVE merkt op, dat, als
hrj het goed begrijpt, de raad nu aan Burge
meester en Wethouders een opdracht wil
geven. Hij acht die echter niet in orde.
De heer HAAK: Geen opdracht, een ver-
zoek.
De heer VAN HOEVE: Ja, maar er zitten
aan die kwestie nog heel wat voetangels en
klemmen en de raad heeft zich niet in een
of anderen zin uitgesproken, zij legt den last
van de zaak op Burgemeester en Wethouders
en dat kan hij niet aanvaarden. Er moet een
afgerond voorstel zijn, anders doe ik het niet,
want als het dan niet mogelijk blijkt, dat op
korten tijd voor elkaar te krijgen, hetgeen ik
niet voorzie, krijgen wij daarvan de schuld.
Daar pas ik voor.
De heer HAAK: Ik heb voorgesteld de zaak
nu verder aan te houden en Burgemeester en
Wethouders te verzoeken deze nader te over-
wegen, om na te gaan hoe daarin op de beste
wijze zoo spoedig mogelijk een oplossing te
vinden is. We hebben toch wel allemaal den
indruk, dat dit werk tot stand zal komen, er
dient nog alleen een oplossing te worden ge-
vonden: hoe? Daar zit geen opdracht in en
niemand zou er aan denken Burgemeester en
Wethouders een verwijt te maken als dat niet
op korten tijd in kannen en kruiken is.
De heer WISSE zou het beter- achten Bur
gemeester en Wethouders te machtigen een
stuk grond te koopen om het gat te dichten;
dan heeft men een afgerond denkbeeld.
De heer BUIJZE merkt op, dat, mooht er
misschien in den aanvang eenig wantrouwen
zijn omtrent de bedoelingen van Burgemees
ter en Wethouders, wel voldoende gebleken is,
dat ze er achter zitten om er werk van te
maken, en het zooveel mogelijk willen be-
spoedigen. Nu gebleken is, dat Burgemeester
en Wethouders op het standpunt van den raad
staan, zal er wel niemand aan denken het op
den rug van het college te schuiven als deze
niet kunnen verkrijgen wat de raad graag zou
wenschen. Hij stelt voor, Burgemeester en
Wethouders te machtigen tot het aankoopen
van een stuk grond voor het dempen van
den put.
De heer WISSE steunt dat voorstel.
De heer KOOPMAN zou daarmee kunnen
instemmen, als het niet anders kan, anders
gevoelt hij er niet voor om Burgemeester en
Wethouders met de centen te laten rammelen.
De VOORZITTER merkt op, dat- de raad
toch eventueel de aankoop moet goedkeuren.
De heer KOOPMAN: Er ligt een aandrang
in het voorstel, om een stuk grond aan te
koopen en daaraan wil ik niet meewerken,
zoolang ik denk, dat het anders kan.
De heer DE FEIJTER: Het is een kwestie
om het werk zoo goedkoop mogelijk en zoo
spoedig mogelijk uit te voeren. De gemakke-
ljjkste manier zou zijn, den bestaanden weg om
te zetten. Dan zou er aan de Oostzijde een
grooter gat ontstaan, dan nu aan de West-
zijde bestaat, maar dat zou dan mettertijd
kunnen aangevuld worden. Dan heeft men
inmiddels tijd om naar vulling daarvoor te
zoeken, waarvoor men anders al dadelijk een
groot kapitaal kwijt is. We hebben te onder
zoeken wat de voordeeligste manier van uit-
voering is en tevens om het in dit seizoen nog
te kunnen doen.
De VOORZITTERWe zouden ook het leg-
gen van de verharding nog wat kunnen uit
stellen tot de weg gezakt is. Laat ons pro-
beeren, wat het voordeeligste zal uitkomen en
zien of we een stuk grond kunnen krijgen.
De heer A. DEES: Ik kan daar niet mee
instemmen, dat gaat me te vlug.
De VOORZITTER: Als ons dat te duur
voorkomt, laten we het zakken.
De heer HAMELINK: Laat Burgemeester
en Wethouders onderzoeken wat het goed-
koopst is.
De VOORZITTER: Laat ons eens uitzien,
wat het zal kosten volgens het denkbeeld van
den heer Buijze, en trachten een stuk grond te
koopen, misschien komt dat nog voordeeliger
dan grind halen van den Grietschen dijk.
De heer BUIJZE verklaart, dat voorstel te
hebben gedaan, om een oplossing te krijgen,
en hij zou daarom Burgemeester en Wethou
ders machtiging willen geven, te trachten een
stuk grond te koopen. Moest blijken dat dit
vreeselijk veel kost, dan kan men nog altijd
een anderen weg kiezen, maar dan is er toch
vordering in de zaak.
De VOORZITTER: Het is natuurlijk een
bezwaar voor de heeren, om maar te zeggen:
koopt een stuk grond. We zullen eerst eens
onderzoek doeh naar de kosten.
De heer BAKKER steunt het voorstel van
den heer Haak, om de beslissing aan te hou
den en Burgemeester en Wethouders te ver-
zoekeh een onderzoek in te stellen hoe het
werk op de beste en zoo voordeelig mogelijke i
wijze kan worden uitgevoerd. Hij zou de zaak
niet willen overzetten.
De VOORZITTER vraagt den heer Buijze,
of hij zijn voorstel zou willen omzetten in een
verzoek aan Burgemeester en Wethouders,
om alles te doen wat mogelijk is om de zaak
te bespoedigen. Dan zal ook worden nage-
gaan wat de ondersteuning der werkloozen
zou kosten wanneer het werk niet wordt uit
gevoerd.
I De heer BUIJZE noemt dat goed en wel/
j maar dat kan weken, maanden duren en dan
kost het aan de gemeente ook een hoop
centen. Dat de menschen werk willen, is wel
gebleken uit hun adres, ze zeggen: Laat ons
werken, geeft ons werk. Doet dat dus zoo
vlug mogelijk.
De VOORZITTER: Ja, maar wanneer we
het voor elkaar kunnen krijgen, zal er toch
nog heel wat te regelen vallen, want dan kun
nen we daar met die 100 menschen tegelijk
toch niet naar toe, dan zullen we moeten doen
net als in Axel, ze op de beurt laten werken.
De heer BUIJZE: Als de grond met krui-
wagens vervoerd wordt, kun je veel men
schen gebruiken.
De VOORZITTERMaar je kunt op dat
kleine plekje toch niet met 100 menschen
werken.
De heer BUIJZE: Maar de wethouder Van
Hoeve sprak ook nog van werken waar 10 tot
20 man aan zouden kunnen werken, dat zou
dan ook uitgevoerd kunnen worden.
De VOORZITTER: Dat is nog uit te zoeken.
In Axel werken ze maar 3 dagen per week
en krijgen dan 3 dagen ondersteuning.
De heer BUIJZE meent, dat ze daar een
heele week werken.
De VOORZITTER zegt, dat hem is meege-
deeld, dat ze feitelijk maar de helft van de
dagen werken.
De heer WISSE vermeent, dat het nu vol
doende zou zijn, als de raad Burgemeester en
Wethouders machtigen om in deze te doen
wat mogelijk is, om tot uitvoering van dat
werk te geraken. Men moet vertrouwen stel
len in het college, dat is het eenige wat thans
te doen is.
De heer VAN HOEVE constateert, dat de
raad in zijn uitspraak nu wel wat soepeler ge-
worden is. Op het oogenblik worden Burge
meester en Wethouders uitgenoodigd, om te
doen wat mogelijk is, dat klinkt al heel anders
dan zooeven. Practisch zou het er op neer
komen, dat Burgemeester en Wethouders het
werk kunnen uitvoeren, en er wordt ook ge
zegd, dat de raad in het college vertrouwen
moet stellen. Nu moet hij er echter op wijzen,
dat Burgemeester en Wethouders bezig zijn,
om de zaak uit te zoeken volgens het oor-
spronkelijk plan. Daarvoor zijn de eerste
informaties ingesteld. Dat is nu zoo maar
op eens niet klaar. Misschien zal dat ook zoo
gaan, met het aankoopen van een stuk grond.
Dat loopt maar niet zoo ineens af. Hij wil
den heeren maar duidelijk maken de moeilijk-
heden die zich voordoen. En wat nu de kwes
tie betreft van nog een man of 10 aan het
werk te zetten, dat is voor werkjes hier en
daar. Hijl heeft van af den beginne gezegd,
dat het moeilijk zou zijn om het werk voor dit
werkloozen-tijdvak nog in orde te krijgen en
heeft dit nog maar eens duidelijk willen doen
uitkomen.
De heer WISSE wijst er op, dat nu verschil-
lende plannen zijn geopperd en kan worden
uitgezien wat het beste is. Er kan eens ge-
informeerd worden, welke koopsom de heer
Verpoorte voor het door hem bedoelde stuk
land zou vragen. Dan kan toch desnoods de
raad nog bijeengeroepen worden om een be-
sluit te nemen. Als het niet dadelijk slaagt,
dat zal niemand aan Burgemeester en Wet
houders kwalijk nemen.
De heer VAN HOEVE wijst er op, dat nu
het voorstel van den raad geheel veranderd is.
Nu blijft ook de mogelijkheid om voort te
gaan met de onderhandelingen die door Bur
gemeester en Wethouders reeds zijn aange-
vangen. Burgemeester en Wethouders zullen
het mogelijke doen. Tot ieders tevredenheid
werken is niet mogelijk, maar als de heeren
zich indenken de moeilijkheden die te over-
winnen zijn, komt de verhouding in een geheel
andere phase.
De VOORZITTER wijst er op, dat Burge
meester en Wethouders door hetgeen ze reeds
onderzocht hebben, een grooten voorsprong
bezitten, Ze weten wat een kipspoor kost en
het vervoer van den grond per K.M. van af
den dijk van den Margarethapolder, wat de
kosten van de .vulling zal zijn, enz. waardoor
ze voor de verschillende berekeningen al een
heel eind op gang zijn. Hij belooft alles te
doen wat mogelijk is, om de zaak zoo spoedig
mogelijk voor elkaar te hebben.
De heer HAMELINK merkt op, dat mis
schien ook nog zand zou kunnen aangevoerd
worden voor vulling. In gewone omstandig-
heden kost dat 2 per Mt, maar hij; vemam
dat men het nu wel voor f 1 per M3. zou wil
len doen.
De VOORZITTER: Dat kan allemaal onder
zocht worden.
De raad vereenigt zich met algemeene
stemmen om te handelen overeenkomstig het
besprokene.
stellen van het openingsuur op 6 uur, het in
de wet genoemde tijdstip van 5 uur v.m. ware
hier te handhaven;
Artikel 3. Het komt den Minister voor,
dat de verlating van het sluitingsuur voor
winkels (dus ook voor kapperswinkels) ge-
durende den zomertjjd met een uur, benevens
de zeer ruime regeling voor kapperswinkels,
in artikel 4, lid 4, der wet opgenomen, vol
doende moeten worden geaeht. Op dien grond
bestaat bij hem bezwaar tegen de hier voor-
gestelde afwijking.
Mitsdien stellen Burgemeester en Wethou
ders voor, met intrekking van de verordening
vastgesteld door den Raad in zijne vergade-
ring van 30 October, vast' te stellen de navol-
gende nieuwe verordening tot afwijking van
bepalingen der Winkelsluitingswet, Staats-
blad 1930 No. 460, voor de gemeente Zaam-
slag.
Artikel 1.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2
der Winkelsluitingswet, Staatsblad 1930 S No.
460, geldt het bepaalde in het artikel 2 dezer
verordening.
Artikel 2.
Het is verboden een winkel voor het publiek
geopend te hebben:
a. gedurende den Zondag;
b. tusschen 8 uur des namiddags en 5 uur
des voormiddags tijdens de tijdregeling van
den middelbaren zonnetijd van Amsterdam;
c. tusschen 9 uur des namiddags en 5 uur
des voormiddags tijdens de tijdregeling over
eenkomstig artikel 1 der wet van 23 Maart
1918 S 165 gewjjzigd bij de wet van 22 Maart
1922 S 130.
Artikel 3.
Deze verordening treedt in werking op het
tijdstip van inwerkingtreden der Winkelslui
tingswet, Staatsblad 1930 No. 460.
De heeren BUIJZE en KOOPMAN vragen
nadere inlichtingen, aangezien zij de strekking
van het voorstel niet begrijpen.
De SECRETARIS verstrekt op verzoek van
den Voorzitter die inlichtingen. Het voorstel
komt daarop neer, dat de Minister zich niet
vereenigt met het besluit van den raad, dat
de winkels pas des morgens om 6 uur zouden
mogen geopend worden. De Minister wenscht
dit te houden aan het uur der wet, n.l. 5 uur.
Natuurlijk is niemand gedwongen dan te
openen, men kan als men dat wil ook den ge-
heelen dag gesloten blijven.
De Minister heeft er zich wel mede ver
eenigt, dat de winkels gedurende den zomer-
tijd des avonds tot 9 uur mogen open blijven,
doch wenscht geen onderscheid te maken
voor de kapperswinkels, waarvoor de raaa
een lateren sluitingstijd had vastgesteld.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
7. Voorstel van Burgemeester en Wet
houders tot vaststelling eener verorde
ning, regelende d,e eischen van benoem-
baarheid en de bezoldiging van de
veldwachters der gemeente Zaamslag.
5. Benoeming van een lid van de plaatse-
lijke schoolcommissie.
Op 1 Mei e.k. zal het lid de heer D. Heij-
boer geen kinderen meer schoolgaand hebben
en dus een der vereischten, bedoeld in art. 184
der L. O. Wet 1920, hebben verloren.
Met de commissie, die daaromtrent is ge-
hoord, worden als leden aanbevolen:
1. H. W. Houg; 2. C. de Jonge Izn.
Burgemeester en Wethouders noodigen den
Raad uit een lid uit gemelde aanbeveling met
ingang van 1 Mei a.s. te benoemen.
De VOORZITTER noodigt de heeren Wisse
en Haak uit met hem het stembureau te
vormen.
Met 6 stemmen wordt benoemd de heer
Houg; de heer De Jonge verkrijgt 3 stemmen;
1 briefje is bianco.
6. Vaststelling der verordening tot afwjj-
king van bepalingen der Winkelslui
tingswet, Staatsblad 1930 No. 460.
De door den Raad in zijne vergadering van
30 October 1.1. vastgestelde verordening, als
bedoeld in artikel 9 eerste lid der Winkelslui
tingswet 1930 S 460, geeft den Minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid aanleiding tot
de volgende opmerkingen:
Artikel 2. Bezwaar bestaat tegen het vast-
Artikel 223 der Gemeentewet bepaalt o.a.,
dat de gemeentepolitie rust op de plaatselijke
verordeningen, die, tengevolge dier wet, in het
huishoudelijk belang der gemeente zijn ge-
geven.
Bij circulaire van 8 Maart 1932 schrijft de
Commissaris der Koningin in deze Provincie,
dat hij thans den tijd gekomen acht, dat de
Raad der gemeente overgaat tot het vaststel-
len der verordening, als bedoeld in de laatste
alinea van art. 223 der Gemeentewet, waar
voor door hem een model is samengesteld,
hetwelk door den Raad ware te volgen en
waarvan de inzending aan hem v66r 1 Mei a.s.
wordt ingewacht.
Mitsdien stellen Burgemeester en Wethou
ders voor, vast te stellen de navolgende ver
ordening, regelende de eischen van benoem-
baarheid en de bezoldiging van de veldwach
ters der gemeente Zaamslag.
VERORDENING, regelende de eischen
van benoembaarheid en de bezoldi
ging van de veldwachters der ge
meente Zaamslag.
2. Bestaat de aanspraak bij de aanstelling
door verrichten diensttijd in de betrekking
van bezoldigd veldwachter, in eenige gemeente
des Rijks doorgebracht, dan gaat de verhoo-
ging terstond in.
3. Ontstaat de aanspraak op den eersten
dag der maand, dan gaat de verhooging in op
dien dag.
Artikel 6.
1, De veldwachters hebben het vrij gebruik
van uniformkleeding en sohoeisel bij aanstel
ling; daama voor onderhoud en vernieuwing
ten minste f 125 's jaars vergoeding daarvoor.
Deze en de bewapening worden hun van ge-
meentewege verstrekt en blijven het eigen-
dom der gemeente. Wenscht de gemeente zelf
voor de verstrekking van uniformkleeding en
schoeisel zorg te dragen, dan wordt daarvoor
een bedrag op de begrooting van ten minste
f 125 's jaars uitgetrokken.
2. De veldwachters, aan wie door den Bur
gemeester de verplichting wordt opgelegd,
hun rijwiel ter beschikking van den politie-
dienst te stellen, ontvangen daarvoor een
jaarlijksche vergoeding van ten minste f 25
voor onderhoud en vernieuwing.
Artikel 7.
De veldwachters genieten vrije woning of
tenminste 150 per jaar vergoeding daarvoor.
Artikel 8.
De veldwachter geniet vrije geneeskundige
behandeling voor zijn persoon of ten minste
25 's jaars vergoeding daarvoor.
Artikel 9.
De uitbetaling der jaarwedden geschiedt in
maandelijksche termijnen.
Artikel 10.
Wegens zeer bijzondere omstandigheden,
w.o. langdurige trouwe dienst, kan bij besluit
van den Raad aan een veldwachter een grati-
ficatie worden toegekend.
Artikel 11.
1. De veldwachter, die ter oorzake van de
uitoefening van zijn dienst, behoudens bij eer
ste aanstelling, verhuizen moet, ontvangt een
door Burgemeester en Wethouders te bepalen
vergoeding, wegens ter zake gemaakte kosten
en geleden schade.
2. Deze vergoeding wordt beperkt tot het
geen werkelijk, met inachtneming van rede-
lijke zuinigheid, moest worden uitgegeven.
Artikel 12.
Bij verhooging van bezoldiging, benevens
bij de uitbetaling der bezoldiging, worden den
veldwachter geen kosten in rekening gebracht.
Artikel 13.
1. De veldwachter heeft recht op zijn be
zoldiging tot den dag van ingang van het ont-
slag uit zijn ambt of tot en met den dag van
overlijden. Is de bezoldiging reeds tot een
lateren dag uitbetaald, dan wordt hetgeen
meer is uitbetaald verrekend met de som in
het tweede, het derde en het vierde lid
bedoeld.
2. Indien by ontslag van een veldwachter
niet op diens verzoek de voorgeschreven op-
zeggingstermijn wordt verkort, wordt hem de
bezoldiging uitbetaald voor den tijd, die nog
aan den voorgeschreven opzeggingstermijn
ontbreekt.
3. Zoo spoedig mogelijk na het overlijden
van een veldwachter wordt aan zijn weduwe
een bedrag uitgekeerd, gelijkstaande met de
bezoldiging van den overledene over een tijd-
vak van zes weken. Laat de overledene geen
weduwe na, dan geschiedt de uitkeering ten
behoeve van de minderjarige wettige of erken-
de natuurlijke kinderen van den veldwachter.
Ontbreken ook zoodanige kinderen, dan ge
schiedt de uitkeering, indien de overledene
kostwinner was van ouders, broeders, zusters
of meerderjarige kinderen, ten behoeve van
deze betrekkingen.
4. Indien de overleden veldwachter geen
betrekkingen, als bedoeld in het derde lid,
nalaat, kan het daarbedoelde bedrag door
Burgemeester en Wethouders geheel of
ten deele worden uitgekeerd voor de betaling
van de kosten der laatste ziekte en der begra-
fenis, zoo de nalatenschap van den overledene
voor de betaling dier kosten ontoereikend is.
Hoofdstuk in.
gingen van politie-ambtenaren, waarbij veld
wachters zijn aangesloten, gelegenheid gege-
ven, haar gevoelen te doen kennen.
2. Als vereeniging, bedoeld in het eerste
lid, wordt aangemerkt iedere rechtspersoen-
lijkheid bezittende vereeniging, welke ten doel
heeft politie-ambtenaren te organiseeren ter
behartiging hunner belangen, in het bijzonder
wat de diensten en arbeidsvoorwaarden be
treft, en welke van haar bestaan door haar
bestuur, onder toezending van een exemplaar
der statuten, aan den Raad heeft kennis ge-
geven.
3. De gelegenheid, om haar gevoelen te
doen kennen, wordt aan een vereeniging ge-
geven door toezending van een ontwerp van
het voorgenomen besluit met toelichting, met
het verzoek, binnen een daarbij te stellen
redelijken termijn den Raad schriftelijk met
haar gevoelen in kennis te stellen. Indien de
vereeniging daartoe het verlangen te kennen
geeft, wordt zij tot mondelinge toelichting
toegelaten.
4. Aan de bepaling van het eerste lid
wordt geacht voldaan te zijn, indien de ver
eeniging in gebreke is gebleven, binnen den
in het vorig lid bedoelden termijn van haar
gevoelen te doen blijken.
Artikel 20.
1. Deze verordening geldt voor de onbe-
zoldigde veldwachters alleen voor zooveel be
treft het bepaalde in art. 1.
2. Zij kan worden aangehaald als Veror
dening veldwachters.
3. Zij treedt in werking terstond na goed-
keuring.
Het voorstel wordt met algemeene stem-
men aangenomen.
(Wordt vervolgd.)
Hoofdstuk I.
Eischen van benoembaarheid.
Artikel 1.
1. Om tot veldwachter te worden benoemd
moet men:
a. op het tijdstip van ingang der benoe
ming den leeftijd van 21 jaar hebben bereikt
en dien van 35 jaar niet hebben overschreden;
b. Nederlander zijn en voldoen aan de
eischen van bekwaamheid, welke door den
Commissaris der Koningin voor de te vervul-
len betrekking worden gesteld, waarbij het
bezit van diploma's, waaruit deze bekwaam
heid blijkt, kan worden gevorderd;
c. voor de te vervullen betrekking licha-
meljjk geschikt zijn bevonden bij een genees-
kundig onderzoek, in te stellen door een daar
toe door den Burgemeester aangewezen ge
neeskundige.
2. Van de leeftijdsgrenzen, gesteld in het
eerste lid onder a, kan worden afgeweken en
het geneeskundig onderzoek, bedoeld in het
eerste lid onder c, kan achterwege blijven ten
aanzien van dengene, die reeds bezoldigd veld
wachter in dienst eener gemeente in deze
Provincie is.
3. De kosten van het geneeskundig onder
zoek, bedoeld in het eerste lid onder c van dit
artikel, komen ten laste van de gemeente.
Hoofdstuk n.
Bezoldiging.
Artikel 2.
De jaarwedde bedraagt 1350 tot 1500.
Artikel 3.
1. De veldwachters ontvangen bij hun aan
stelling als aanvangswedde het minimum,
aan hun rang verbonden, tenzg de Raad, op
voorstel van den Burgemeester, in bijzondere
gevallen een hoogere aanvangswedde vast-
stelt.
2. De aanvangswedde wordt telkens na
twee jaren verhoogd met een bedrag van 50
totdat het maximum is bereikt. Deze verhoo
ging bljjft achterwege, indien zij, naar het
oordeel van den burgemeester, wegens gemis
aan dienstijver niet behoort te worden toege
kend.
3. In bijzondere gevallen kan de Raad, op
voorstel van den Burgemeester, het maximum
der jaarwedde voor een veldwachter op een
hooger bedrag, dan in artikel 2 genoemd, vast-
stellen.
Artikel 4.
De veldwachters, die in het bezit zijn van
het gewone politiediploma of van dit diploma
met aanteekening, afgegeven door den Alge-
meenen Nederlandschen Politiebond, den Al-
gemeenen Bond van politiepersoneel in Ne-
derland of vanwege den Nederlandschen R. K.
Politiebond „St. Michael", ontvangen daar
voor eene verhooging van jaarwedde tot een
bedrag van 50 voor het gewone diploma en
van f 75 voor het diploma met aanteekening.
Artikel 5.
1. De tweejaarlijksehe verhoogingen, zoo-
mede de verhoogingen, bedoeld in het vorig
artikel, gaan in met den eersten dag der
maand, volgende op die, waarin de aanspraak
op verhooging is verkregen.
Aanspraken in geval van vacantie, verlof
en afwezigheid wegens ziekte.
Artikel 14.
De veldwachter behoudt aanspraak op zijn
bezoldiging gedurende:
a. de dagen, waarop hij vacantie geniet;
b. een hem wegens dringende redenen ver-
leend verlof;
c. het vervullen van den militairen dienst-
plicht, uitgezonderd bij verblijf onder de
wapenen wegens straf.
Artikel 15.
Den veldwachter, wiens verleende vacantie
om dringende redenen van dienstbelang is in-
getrokken, wordt de geldelijke schade, welke
hij ten gevolge van deze intrekking mocht
lijden, door de gemeente vergoed.
Artikel 16.
Op den veldwachter, die wegens ziekte of
ongeval verhinderd is, zijn dienst te verrich
ten, is art. 18 van het ambtenarenreglement
der gemeente van overeenkomstige toepas-
sing, met uitzondering nochtans van de be
palingen, betrekking hebbende op het ver-
leenen van ontslag.
Hoofdstuk IV.
Wachtgeld.
Artikel 17.
1. Den veldwachter in vasten dienst, aan
wien eervol ontslag wordt verleend wegens
opheffing zijner betrekking of wegens veran-
dering in de organisatie der gemeente-politie,
waardoor zijn werkzaamheden overbodig zijn
geworden, wordt, voor zoover hij alsdan niet
in de termen valt, om pensioen uitgezon
derd vervroegd ouderdomspensioen, bedoeld
in art. 48, eerste lid onder b, der Pensioenwet
1922 (st.bl. no. 240) te genieten, met in
gang van den dag van ontslag, een wachtgeli
toegekend ten laste der gemeente, op den voet
van de bepalingen van de artt. van
het ambtenarenreglement der gemeente.
2. Een zoodanig wachtgeld kan ook wor
den toegekend aan een veldwachter, als be
doeld in het eerste lid, die ontslag vraag-.,
nadat hem het voornemen is medegedeeld, om
zijn betrekking op te heffen of de organisatie
der gemeentepolitie zoodanig te veranderen,
dat zijn werkzaamheden overbodig zullen
worden.
Hoofdstuk V.
Overgangsbepaling.
Artikel 18.
In afwijking van het daaromtrent bepaalde
in art. 2 bedraagt de jaarwedde van den tegen-
woordigen veldwachter /1750; wordt aan hem
geene verhooging toegekend voor het bezit
van eenig politiediploma, als bedoeld in art. 4
en geniet hjj 100 per jaar voor vergoeding
voor woninghuur in plaats van 150,als
vermeld in art. 7.
Hoofdstuk VT.
Slotbepalingen.
Artikel 19.
1. Alvorens de Raad overgaat tot het vast-
stellen, aanvullen, wijzigen of intrekken vaD
eenig algemeen verbindend voorschrift, de
veldwachters betreffende, wordt aan vereeni-
Vragen deze rubriek betreffende,
kunnen door de abonnd's worden
gezonden aan Dr. Te Hennepe,
Diergaardesingel 96a, Rotterdam.
Postzegel voor antwoord insluiten
en blad venmelden.
BBOEDEN MET MACHINES EN VERSCHE
EIEBEN MET KUIKENS EB IN.
Deze week kreeg ik weer een brief die onze
aandacht waard is. Deze brief luidt: „Ik had
gaame enkele inlichtingen van U wat broed-
eieren betreft. Ik heb een broedmachine en
heb nog geen ondervinding op dat gebied. Het
is een heeteluchtmachine. Nu heb ik in een
blad gelezen dat broedeieren voor de machine
maar 5 tot 8 dagen bewaard mogen worden
en voor broeden met een kip vijf weken. Is
dat juist?"
Kijk, bij zoo'n brief staan we toch weer paf
over wat ik noem het „moordend optimisme"
van vele pluimvee-enthousiasten. Iedereen
waarschuwt tegenwoordig alleen met de uiter-
ste zorgvuldigheid te werk te gaan, wil men
nog kans hebben een centje te verdienen met
de kippenhouderij en hier gaat iemand maar
heel lustig een hoop geld weggooien om eens
ten eigen koste proeven te gaan nemen met
het broeden van eieren in een machine, ter-
wijl hij blijkbaar de eenvoudigste grondregelen
omtrent broeden en broedeieren nog niet weet.
In gewone tijden is dat niet erg, aan derge-
lijke enthousiasten verdienen de broedmachine
fabrikanten en de fokkers die de broedeieren
leveren, doch is men in deze tijden met zoo-
iets gebaat? Broeden met een machine leert
men niet uit een boekje en de meesten die er
mee beginnen, gingen eerst eens bjj een ken
nis polshoogte nemen om dan na etteljjke
mislukkingen te slagen. Thans moet men
echter geen cent riskeeren om dat werk te
leeren en kan veel beter het geld gebruiken
om goede kuikens te koopen. Wie het werk
niet terdege kent moet thans geen machine
koopen en het probeeren te leeren.
De machine is nu eenmaal gekocht en zij
zal U een hoop geld kosten wat betreft mis
lukkingen met het broeden en zwakke kui
kens. Als de menschen die dat vak verstaan
thans machines koopen en de pluimveehouders
dan van hen de kuikens koopen dan was de
toestand veel gezonder en zou er heel wat
minder schade geleden worden door slechte
broedresultaten, zwakke kuikens die ten
slachtoffer vallen aan ziekten.
Maar Uw vraag laat zich ook nog wel van
een geheel andere kant bekijken, n.l. hoe
staat het nu eigenlijk met den tijd dat men
een broedei kan bewaren? En dan komen we
op een zeer interessant onderwerp zooals U
zult zien.
Wat is een broedei? Eigenlijk moeten we
vragen: wat is een ei? Het ei is bedoeld in
de natuur als de kiem van een jong dier en
een normaal ei is dan ook eigenlijk niets an
ders dan een levende kiem, die van allerlei
voedingsstoffen voorzien is en omgeven is
door allerlei beschuttende lagen, eiwit, eivlie-
zen en eischaal. Dit levende kimpje heeft nu
gelukkig de oiimisbare eigenschap dat het
eenige dagen buiten de normale lichaams-
warmte kan en toch niet afsterft. Elk ander
warmbloedig wezen dat beneden een bepaalde
lichaamsteimperatuur komt, sterft af, maar
zoo'n kuikenkiempje laat zich evenals een
graankiempje als het ware ongestraft in de
koude zetten zonder te sterven. Duurt nu die
afkoeling niet te lang dan gaan de cellen van
het kiempje, zoodra ze weer warm worden,
zich verder ontwikkelen en vermenigvuldigen.
Ik zeg „cellen", want in den eileider der kip
vindt reeds vermenigvuldiging van de oor-
spronkelijke kiemcel plaats, onmiddellijk na
dat zij versmolten is met de mannelijke kiem
cel. Het gelegde ei is dus niet meer een enkel-
voudige kiemcel, maar is werkelijk al een
groeiend diertje, dat door de afkoeling tijdelijk
een soort verstjjvings-slaapje gaat doen en
pas ontwaakt als het weer warm wordt.
Duurt de stilstand te lang dan sterft het
kiempje en duurt de stilstand niet lang ge-
noeg am het te dooden dan krijgt het door
lang bewaren toch vaak een heele tik.
Wordt nu zoo'n ei met een lichteljjk ver-
zwakt kiempje door een kip bebroed dan is
er alle kans dat de natuur herstelt wat de
mensch bedierf en dat de kip er nog een
levend kuiken uit krijgt. Maar stel nu eens
voor dat zoo'n verzwakt kiempje in de handen
valt van dezen enthousiasten optimist uit de
brief, die man die zelf schrijft, dat hjj „nog
geen ondervinding heeft van broeden". Denkt
U dat er iets van terecht komt? Neen natuur
lijk!
Hoe mooi we ook over kunstmatig broeden
praten en hoe aardig de resultaten ook zijn,
geloof mij maar dat de wetenschap er nog
lang niet achter is wat de problemen van het
kunstmatig broeden betreft en dat er wat
broedresultaten en flinke, sterke kuikens be
treft, niets gaat boven de natuur. Tevens be
grijpt U wel dat het heusch niet onverschil-
lig is hoe we de broedeieren bewaren, warm,
koud, rustig, enz. enz. Weet ook dat het eene
ei veel verder ontwikkeld is als het gelegd
wordt dan het andere en dat op dit gebied de
gekste dingen mogeljjk zijn, n.l. dat een
versch gelegd ei al een flink ontwikkeld kui
ken bevat en dat het zelfs niet onmogelijk is
als een kip eieren met bijna volledig ontwik-
kelde kuikens in haar lichaam zou bevatten.
Hoe dat mogelijk is? Heel eenvoudig, als U
maar blijft bedenken dat een broedei een
levende kiem is, die zich door warmte gaat
ontwikkelen.
Dr. TE HENNEPE.