Pluimvee-Rubriek stuk grond ook al eens was besproken wilde ik vragen of Burgemeester en Wetbouders soms al een stuk grond op 't oog hebben. De VOORZITTER antwoordt ontkennend. De beer WISSE vestigt dan de aandacbt op een daarbij liggend stuk land van den heer Verpoorte; dat ligt nog al hoog, dat kon voor vulling worden afgegraven. Hij zou niet graag zien, dat er, om het eene te vullen, nu aan den weg weer een nieuw gat werd gemaakt. Dat stuk grond ligt er bij en dat zou dus zoo voordeelig mogelijk uitkomen. Als men dan accoord kan krijgen met de aanpalende eige- J naars, kan er misschien binnen een paar maanden al begonnen worden en dan zal de werkloosheid nog wel niet zijn afgeloopen. j Dan hebben we toch uitzicht dat we in de toe- j komst iets hebben, maar als we maar blijven praten gebeurt er niets. De heer HAAK: De zaak is nu van alle kanten bekeken en besproken. Laat ons bet nu verder aanbouden en aan Burgemeester en Wetbouders machtiging geven het werk te maken en de zaak tot een oplossing te bren- gen. Alleen acht ik bet niet gewenscht, om het werk precies in de zomermaanden uit te ■voeren. Als bet dan in het voorjaar niet meer kan, zou ik bet willen uitstellen tot den vol- genden winter, want bet is te vreezen, dat dan de werkloosheid nog wel niet verdwenen zal zijn. Ik zou de zaak niet willen over- haasten, doch Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid willen stellen alles goed te onderzoeken. De VOORZITTER herinnert aan hetgeen hrj: in zijn inleiding heeft gezegd, dat er heel wat voor noodig is, eer men kan beginnen. Burgemeester en Wethouders hebben het van alle kanten bekeken. Ze hebben ook over- wogen, of het mogelijk was, de modder die uit de gemeentehaven moet gegraven worden voor het aanvullen van den put te gebruiken en die dan met een Jacobsladder op de kaai te brengen, maar daarvan zijn ze tooh af moeten zien met het oog op de kosten en de cunstandigheid dat die losse modder voor aan- vulling van dat gat niet geschikt is. Hfet denkbeeld van den heer Buijze, het koopen van een stuk grond, sehijnt hem het beste toe, dan krijgt men vaste grond, waarin dan bui- zen kunnen gelegd worden voor de uitwate- ring. Het lrjkt hem het beste, het goedkoop- ste en dat men op die manier het vlugste zal klaar zijn. De heer HAAK: Ik zou er voor zijn, dat de zaak geheel wordt afgewerkt, dat het geen half werk wordt. De heer HAMELINK kan zich ook wel met het denkbeeld van den heer Buijze vereenigen. De heer WISSE zou er prijs op stellen dat dusdanige maatregelen konden worden getrof- fen, dat het niet tot het volgende voorjaar moet worden uitgesteld. De heer HAAK: Ja, maar als het niet kan. kan het niet. Ik zou bezwaar hebben het in de zomermaanden uit te voeren, als er ander werk is. De heer BUIJZE wil zich zeer graag aan- sluiten bij het denkbeeld van wethouder De Feijter, dan heeft men geen poldervergadering noodig en kan men direct beginnen. Hij is ook dankibaar dat de voorzitter met zijn denk beeld betreffende het koopen van een stuk grond meegaat. De heer VAN HOEVE merkt op, dat, als hrj het goed begrijpt, de raad nu aan Burge meester en Wethouders een opdracht wil geven. Hij acht die echter niet in orde. De heer HAAK: Geen opdracht, een ver- zoek. De heer VAN HOEVE: Ja, maar er zitten aan die kwestie nog heel wat voetangels en klemmen en de raad heeft zich niet in een of anderen zin uitgesproken, zij legt den last van de zaak op Burgemeester en Wethouders en dat kan hij niet aanvaarden. Er moet een afgerond voorstel zijn, anders doe ik het niet, want als het dan niet mogelijk blijkt, dat op korten tijd voor elkaar te krijgen, hetgeen ik niet voorzie, krijgen wij daarvan de schuld. Daar pas ik voor. De heer HAAK: Ik heb voorgesteld de zaak nu verder aan te houden en Burgemeester en Wethouders te verzoeken deze nader te over- wegen, om na te gaan hoe daarin op de beste wijze zoo spoedig mogelijk een oplossing te vinden is. We hebben toch wel allemaal den indruk, dat dit werk tot stand zal komen, er dient nog alleen een oplossing te worden ge- vonden: hoe? Daar zit geen opdracht in en niemand zou er aan denken Burgemeester en Wethouders een verwijt te maken als dat niet op korten tijd in kannen en kruiken is. De heer WISSE zou het beter- achten Bur gemeester en Wethouders te machtigen een stuk grond te koopen om het gat te dichten; dan heeft men een afgerond denkbeeld. De heer BUIJZE merkt op, dat, mooht er misschien in den aanvang eenig wantrouwen zijn omtrent de bedoelingen van Burgemees ter en Wethouders, wel voldoende gebleken is, dat ze er achter zitten om er werk van te maken, en het zooveel mogelijk willen be- spoedigen. Nu gebleken is, dat Burgemeester en Wethouders op het standpunt van den raad staan, zal er wel niemand aan denken het op den rug van het college te schuiven als deze niet kunnen verkrijgen wat de raad graag zou wenschen. Hij stelt voor, Burgemeester en Wethouders te machtigen tot het aankoopen van een stuk grond voor het dempen van den put. De heer WISSE steunt dat voorstel. De heer KOOPMAN zou daarmee kunnen instemmen, als het niet anders kan, anders gevoelt hij er niet voor om Burgemeester en Wethouders met de centen te laten rammelen. De VOORZITTER merkt op, dat- de raad toch eventueel de aankoop moet goedkeuren. De heer KOOPMAN: Er ligt een aandrang in het voorstel, om een stuk grond aan te koopen en daaraan wil ik niet meewerken, zoolang ik denk, dat het anders kan. De heer DE FEIJTER: Het is een kwestie om het werk zoo goedkoop mogelijk en zoo spoedig mogelijk uit te voeren. De gemakke- ljjkste manier zou zijn, den bestaanden weg om te zetten. Dan zou er aan de Oostzijde een grooter gat ontstaan, dan nu aan de West- zijde bestaat, maar dat zou dan mettertijd kunnen aangevuld worden. Dan heeft men inmiddels tijd om naar vulling daarvoor te zoeken, waarvoor men anders al dadelijk een groot kapitaal kwijt is. We hebben te onder zoeken wat de voordeeligste manier van uit- voering is en tevens om het in dit seizoen nog te kunnen doen. De VOORZITTERWe zouden ook het leg- gen van de verharding nog wat kunnen uit stellen tot de weg gezakt is. Laat ons pro- beeren, wat het voordeeligste zal uitkomen en zien of we een stuk grond kunnen krijgen. De heer A. DEES: Ik kan daar niet mee instemmen, dat gaat me te vlug. De VOORZITTER: Als ons dat te duur voorkomt, laten we het zakken. De heer HAMELINK: Laat Burgemeester en Wethouders onderzoeken wat het goed- koopst is. De VOORZITTER: Laat ons eens uitzien, wat het zal kosten volgens het denkbeeld van den heer Buijze, en trachten een stuk grond te koopen, misschien komt dat nog voordeeliger dan grind halen van den Grietschen dijk. De heer BUIJZE verklaart, dat voorstel te hebben gedaan, om een oplossing te krijgen, en hij zou daarom Burgemeester en Wethou ders machtiging willen geven, te trachten een stuk grond te koopen. Moest blijken dat dit vreeselijk veel kost, dan kan men nog altijd een anderen weg kiezen, maar dan is er toch vordering in de zaak. De VOORZITTER: Het is natuurlijk een bezwaar voor de heeren, om maar te zeggen: koopt een stuk grond. We zullen eerst eens onderzoek doeh naar de kosten. De heer BAKKER steunt het voorstel van den heer Haak, om de beslissing aan te hou den en Burgemeester en Wethouders te ver- zoekeh een onderzoek in te stellen hoe het werk op de beste en zoo voordeelig mogelijke i wijze kan worden uitgevoerd. Hij zou de zaak niet willen overzetten. De VOORZITTER vraagt den heer Buijze, of hij zijn voorstel zou willen omzetten in een verzoek aan Burgemeester en Wethouders, om alles te doen wat mogelijk is om de zaak te bespoedigen. Dan zal ook worden nage- gaan wat de ondersteuning der werkloozen zou kosten wanneer het werk niet wordt uit gevoerd. I De heer BUIJZE noemt dat goed en wel/ j maar dat kan weken, maanden duren en dan kost het aan de gemeente ook een hoop centen. Dat de menschen werk willen, is wel gebleken uit hun adres, ze zeggen: Laat ons werken, geeft ons werk. Doet dat dus zoo vlug mogelijk. De VOORZITTER: Ja, maar wanneer we het voor elkaar kunnen krijgen, zal er toch nog heel wat te regelen vallen, want dan kun nen we daar met die 100 menschen tegelijk toch niet naar toe, dan zullen we moeten doen net als in Axel, ze op de beurt laten werken. De heer BUIJZE: Als de grond met krui- wagens vervoerd wordt, kun je veel men schen gebruiken. De VOORZITTERMaar je kunt op dat kleine plekje toch niet met 100 menschen werken. De heer BUIJZE: Maar de wethouder Van Hoeve sprak ook nog van werken waar 10 tot 20 man aan zouden kunnen werken, dat zou dan ook uitgevoerd kunnen worden. De VOORZITTER: Dat is nog uit te zoeken. In Axel werken ze maar 3 dagen per week en krijgen dan 3 dagen ondersteuning. De heer BUIJZE meent, dat ze daar een heele week werken. De VOORZITTER zegt, dat hem is meege- deeld, dat ze feitelijk maar de helft van de dagen werken. De heer WISSE vermeent, dat het nu vol doende zou zijn, als de raad Burgemeester en Wethouders machtigen om in deze te doen wat mogelijk is, om tot uitvoering van dat werk te geraken. Men moet vertrouwen stel len in het college, dat is het eenige wat thans te doen is. De heer VAN HOEVE constateert, dat de raad in zijn uitspraak nu wel wat soepeler ge- worden is. Op het oogenblik worden Burge meester en Wethouders uitgenoodigd, om te doen wat mogelijk is, dat klinkt al heel anders dan zooeven. Practisch zou het er op neer komen, dat Burgemeester en Wethouders het werk kunnen uitvoeren, en er wordt ook ge zegd, dat de raad in het college vertrouwen moet stellen. Nu moet hij er echter op wijzen, dat Burgemeester en Wethouders bezig zijn, om de zaak uit te zoeken volgens het oor- spronkelijk plan. Daarvoor zijn de eerste informaties ingesteld. Dat is nu zoo maar op eens niet klaar. Misschien zal dat ook zoo gaan, met het aankoopen van een stuk grond. Dat loopt maar niet zoo ineens af. Hij wil den heeren maar duidelijk maken de moeilijk- heden die zich voordoen. En wat nu de kwes tie betreft van nog een man of 10 aan het werk te zetten, dat is voor werkjes hier en daar. Hijl heeft van af den beginne gezegd, dat het moeilijk zou zijn om het werk voor dit werkloozen-tijdvak nog in orde te krijgen en heeft dit nog maar eens duidelijk willen doen uitkomen. De heer WISSE wijst er op, dat nu verschil- lende plannen zijn geopperd en kan worden uitgezien wat het beste is. Er kan eens ge- informeerd worden, welke koopsom de heer Verpoorte voor het door hem bedoelde stuk land zou vragen. Dan kan toch desnoods de raad nog bijeengeroepen worden om een be- sluit te nemen. Als het niet dadelijk slaagt, dat zal niemand aan Burgemeester en Wet houders kwalijk nemen. De heer VAN HOEVE wijst er op, dat nu het voorstel van den raad geheel veranderd is. Nu blijft ook de mogelijkheid om voort te gaan met de onderhandelingen die door Bur gemeester en Wethouders reeds zijn aange- vangen. Burgemeester en Wethouders zullen het mogelijke doen. Tot ieders tevredenheid werken is niet mogelijk, maar als de heeren zich indenken de moeilijkheden die te over- winnen zijn, komt de verhouding in een geheel andere phase. De VOORZITTER wijst er op, dat Burge meester en Wethouders door hetgeen ze reeds onderzocht hebben, een grooten voorsprong bezitten, Ze weten wat een kipspoor kost en het vervoer van den grond per K.M. van af den dijk van den Margarethapolder, wat de kosten van de .vulling zal zijn, enz. waardoor ze voor de verschillende berekeningen al een heel eind op gang zijn. Hij belooft alles te doen wat mogelijk is, om de zaak zoo spoedig mogelijk voor elkaar te hebben. De heer HAMELINK merkt op, dat mis schien ook nog zand zou kunnen aangevoerd worden voor vulling. In gewone omstandig- heden kost dat 2 per Mt, maar hij; vemam dat men het nu wel voor f 1 per M3. zou wil len doen. De VOORZITTER: Dat kan allemaal onder zocht worden. De raad vereenigt zich met algemeene stemmen om te handelen overeenkomstig het besprokene. stellen van het openingsuur op 6 uur, het in de wet genoemde tijdstip van 5 uur v.m. ware hier te handhaven; Artikel 3. Het komt den Minister voor, dat de verlating van het sluitingsuur voor winkels (dus ook voor kapperswinkels) ge- durende den zomertjjd met een uur, benevens de zeer ruime regeling voor kapperswinkels, in artikel 4, lid 4, der wet opgenomen, vol doende moeten worden geaeht. Op dien grond bestaat bij hem bezwaar tegen de hier voor- gestelde afwijking. Mitsdien stellen Burgemeester en Wethou ders voor, met intrekking van de verordening vastgesteld door den Raad in zijne vergade- ring van 30 October, vast' te stellen de navol- gende nieuwe verordening tot afwijking van bepalingen der Winkelsluitingswet, Staats- blad 1930 No. 460, voor de gemeente Zaam- slag. Artikel 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 der Winkelsluitingswet, Staatsblad 1930 S No. 460, geldt het bepaalde in het artikel 2 dezer verordening. Artikel 2. Het is verboden een winkel voor het publiek geopend te hebben: a. gedurende den Zondag; b. tusschen 8 uur des namiddags en 5 uur des voormiddags tijdens de tijdregeling van den middelbaren zonnetijd van Amsterdam; c. tusschen 9 uur des namiddags en 5 uur des voormiddags tijdens de tijdregeling over eenkomstig artikel 1 der wet van 23 Maart 1918 S 165 gewjjzigd bij de wet van 22 Maart 1922 S 130. Artikel 3. Deze verordening treedt in werking op het tijdstip van inwerkingtreden der Winkelslui tingswet, Staatsblad 1930 No. 460. De heeren BUIJZE en KOOPMAN vragen nadere inlichtingen, aangezien zij de strekking van het voorstel niet begrijpen. De SECRETARIS verstrekt op verzoek van den Voorzitter die inlichtingen. Het voorstel komt daarop neer, dat de Minister zich niet vereenigt met het besluit van den raad, dat de winkels pas des morgens om 6 uur zouden mogen geopend worden. De Minister wenscht dit te houden aan het uur der wet, n.l. 5 uur. Natuurlijk is niemand gedwongen dan te openen, men kan als men dat wil ook den ge- heelen dag gesloten blijven. De Minister heeft er zich wel mede ver eenigt, dat de winkels gedurende den zomer- tijd des avonds tot 9 uur mogen open blijven, doch wenscht geen onderscheid te maken voor de kapperswinkels, waarvoor de raaa een lateren sluitingstijd had vastgesteld. Het voorstel wordt met algemeene stemmen aangenomen. 7. Voorstel van Burgemeester en Wet houders tot vaststelling eener verorde ning, regelende d,e eischen van benoem- baarheid en de bezoldiging van de veldwachters der gemeente Zaamslag. 5. Benoeming van een lid van de plaatse- lijke schoolcommissie. Op 1 Mei e.k. zal het lid de heer D. Heij- boer geen kinderen meer schoolgaand hebben en dus een der vereischten, bedoeld in art. 184 der L. O. Wet 1920, hebben verloren. Met de commissie, die daaromtrent is ge- hoord, worden als leden aanbevolen: 1. H. W. Houg; 2. C. de Jonge Izn. Burgemeester en Wethouders noodigen den Raad uit een lid uit gemelde aanbeveling met ingang van 1 Mei a.s. te benoemen. De VOORZITTER noodigt de heeren Wisse en Haak uit met hem het stembureau te vormen. Met 6 stemmen wordt benoemd de heer Houg; de heer De Jonge verkrijgt 3 stemmen; 1 briefje is bianco. 6. Vaststelling der verordening tot afwjj- king van bepalingen der Winkelslui tingswet, Staatsblad 1930 No. 460. De door den Raad in zijne vergadering van 30 October 1.1. vastgestelde verordening, als bedoeld in artikel 9 eerste lid der Winkelslui tingswet 1930 S 460, geeft den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid aanleiding tot de volgende opmerkingen: Artikel 2. Bezwaar bestaat tegen het vast- Artikel 223 der Gemeentewet bepaalt o.a., dat de gemeentepolitie rust op de plaatselijke verordeningen, die, tengevolge dier wet, in het huishoudelijk belang der gemeente zijn ge- geven. Bij circulaire van 8 Maart 1932 schrijft de Commissaris der Koningin in deze Provincie, dat hij thans den tijd gekomen acht, dat de Raad der gemeente overgaat tot het vaststel- len der verordening, als bedoeld in de laatste alinea van art. 223 der Gemeentewet, waar voor door hem een model is samengesteld, hetwelk door den Raad ware te volgen en waarvan de inzending aan hem v66r 1 Mei a.s. wordt ingewacht. Mitsdien stellen Burgemeester en Wethou ders voor, vast te stellen de navolgende ver ordening, regelende de eischen van benoem- baarheid en de bezoldiging van de veldwach ters der gemeente Zaamslag. VERORDENING, regelende de eischen van benoembaarheid en de bezoldi ging van de veldwachters der ge meente Zaamslag. 2. Bestaat de aanspraak bij de aanstelling door verrichten diensttijd in de betrekking van bezoldigd veldwachter, in eenige gemeente des Rijks doorgebracht, dan gaat de verhoo- ging terstond in. 3. Ontstaat de aanspraak op den eersten dag der maand, dan gaat de verhooging in op dien dag. Artikel 6. 1, De veldwachters hebben het vrij gebruik van uniformkleeding en sohoeisel bij aanstel ling; daama voor onderhoud en vernieuwing ten minste f 125 's jaars vergoeding daarvoor. Deze en de bewapening worden hun van ge- meentewege verstrekt en blijven het eigen- dom der gemeente. Wenscht de gemeente zelf voor de verstrekking van uniformkleeding en schoeisel zorg te dragen, dan wordt daarvoor een bedrag op de begrooting van ten minste f 125 's jaars uitgetrokken. 2. De veldwachters, aan wie door den Bur gemeester de verplichting wordt opgelegd, hun rijwiel ter beschikking van den politie- dienst te stellen, ontvangen daarvoor een jaarlijksche vergoeding van ten minste f 25 voor onderhoud en vernieuwing. Artikel 7. De veldwachters genieten vrije woning of tenminste 150 per jaar vergoeding daarvoor. Artikel 8. De veldwachter geniet vrije geneeskundige behandeling voor zijn persoon of ten minste 25 's jaars vergoeding daarvoor. Artikel 9. De uitbetaling der jaarwedden geschiedt in maandelijksche termijnen. Artikel 10. Wegens zeer bijzondere omstandigheden, w.o. langdurige trouwe dienst, kan bij besluit van den Raad aan een veldwachter een grati- ficatie worden toegekend. Artikel 11. 1. De veldwachter, die ter oorzake van de uitoefening van zijn dienst, behoudens bij eer ste aanstelling, verhuizen moet, ontvangt een door Burgemeester en Wethouders te bepalen vergoeding, wegens ter zake gemaakte kosten en geleden schade. 2. Deze vergoeding wordt beperkt tot het geen werkelijk, met inachtneming van rede- lijke zuinigheid, moest worden uitgegeven. Artikel 12. Bij verhooging van bezoldiging, benevens bij de uitbetaling der bezoldiging, worden den veldwachter geen kosten in rekening gebracht. Artikel 13. 1. De veldwachter heeft recht op zijn be zoldiging tot den dag van ingang van het ont- slag uit zijn ambt of tot en met den dag van overlijden. Is de bezoldiging reeds tot een lateren dag uitbetaald, dan wordt hetgeen meer is uitbetaald verrekend met de som in het tweede, het derde en het vierde lid bedoeld. 2. Indien by ontslag van een veldwachter niet op diens verzoek de voorgeschreven op- zeggingstermijn wordt verkort, wordt hem de bezoldiging uitbetaald voor den tijd, die nog aan den voorgeschreven opzeggingstermijn ontbreekt. 3. Zoo spoedig mogelijk na het overlijden van een veldwachter wordt aan zijn weduwe een bedrag uitgekeerd, gelijkstaande met de bezoldiging van den overledene over een tijd- vak van zes weken. Laat de overledene geen weduwe na, dan geschiedt de uitkeering ten behoeve van de minderjarige wettige of erken- de natuurlijke kinderen van den veldwachter. Ontbreken ook zoodanige kinderen, dan ge schiedt de uitkeering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broeders, zusters of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen. 4. Indien de overleden veldwachter geen betrekkingen, als bedoeld in het derde lid, nalaat, kan het daarbedoelde bedrag door Burgemeester en Wethouders geheel of ten deele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten der laatste ziekte en der begra- fenis, zoo de nalatenschap van den overledene voor de betaling dier kosten ontoereikend is. Hoofdstuk in. gingen van politie-ambtenaren, waarbij veld wachters zijn aangesloten, gelegenheid gege- ven, haar gevoelen te doen kennen. 2. Als vereeniging, bedoeld in het eerste lid, wordt aangemerkt iedere rechtspersoen- lijkheid bezittende vereeniging, welke ten doel heeft politie-ambtenaren te organiseeren ter behartiging hunner belangen, in het bijzonder wat de diensten en arbeidsvoorwaarden be treft, en welke van haar bestaan door haar bestuur, onder toezending van een exemplaar der statuten, aan den Raad heeft kennis ge- geven. 3. De gelegenheid, om haar gevoelen te doen kennen, wordt aan een vereeniging ge- geven door toezending van een ontwerp van het voorgenomen besluit met toelichting, met het verzoek, binnen een daarbij te stellen redelijken termijn den Raad schriftelijk met haar gevoelen in kennis te stellen. Indien de vereeniging daartoe het verlangen te kennen geeft, wordt zij tot mondelinge toelichting toegelaten. 4. Aan de bepaling van het eerste lid wordt geacht voldaan te zijn, indien de ver eeniging in gebreke is gebleven, binnen den in het vorig lid bedoelden termijn van haar gevoelen te doen blijken. Artikel 20. 1. Deze verordening geldt voor de onbe- zoldigde veldwachters alleen voor zooveel be treft het bepaalde in art. 1. 2. Zij kan worden aangehaald als Veror dening veldwachters. 3. Zij treedt in werking terstond na goed- keuring. Het voorstel wordt met algemeene stem- men aangenomen. (Wordt vervolgd.) Hoofdstuk I. Eischen van benoembaarheid. Artikel 1. 1. Om tot veldwachter te worden benoemd moet men: a. op het tijdstip van ingang der benoe ming den leeftijd van 21 jaar hebben bereikt en dien van 35 jaar niet hebben overschreden; b. Nederlander zijn en voldoen aan de eischen van bekwaamheid, welke door den Commissaris der Koningin voor de te vervul- len betrekking worden gesteld, waarbij het bezit van diploma's, waaruit deze bekwaam heid blijkt, kan worden gevorderd; c. voor de te vervullen betrekking licha- meljjk geschikt zijn bevonden bij een genees- kundig onderzoek, in te stellen door een daar toe door den Burgemeester aangewezen ge neeskundige. 2. Van de leeftijdsgrenzen, gesteld in het eerste lid onder a, kan worden afgeweken en het geneeskundig onderzoek, bedoeld in het eerste lid onder c, kan achterwege blijven ten aanzien van dengene, die reeds bezoldigd veld wachter in dienst eener gemeente in deze Provincie is. 3. De kosten van het geneeskundig onder zoek, bedoeld in het eerste lid onder c van dit artikel, komen ten laste van de gemeente. Hoofdstuk n. Bezoldiging. Artikel 2. De jaarwedde bedraagt 1350 tot 1500. Artikel 3. 1. De veldwachters ontvangen bij hun aan stelling als aanvangswedde het minimum, aan hun rang verbonden, tenzg de Raad, op voorstel van den Burgemeester, in bijzondere gevallen een hoogere aanvangswedde vast- stelt. 2. De aanvangswedde wordt telkens na twee jaren verhoogd met een bedrag van 50 totdat het maximum is bereikt. Deze verhoo ging bljjft achterwege, indien zij, naar het oordeel van den burgemeester, wegens gemis aan dienstijver niet behoort te worden toege kend. 3. In bijzondere gevallen kan de Raad, op voorstel van den Burgemeester, het maximum der jaarwedde voor een veldwachter op een hooger bedrag, dan in artikel 2 genoemd, vast- stellen. Artikel 4. De veldwachters, die in het bezit zijn van het gewone politiediploma of van dit diploma met aanteekening, afgegeven door den Alge- meenen Nederlandschen Politiebond, den Al- gemeenen Bond van politiepersoneel in Ne- derland of vanwege den Nederlandschen R. K. Politiebond „St. Michael", ontvangen daar voor eene verhooging van jaarwedde tot een bedrag van 50 voor het gewone diploma en van f 75 voor het diploma met aanteekening. Artikel 5. 1. De tweejaarlijksehe verhoogingen, zoo- mede de verhoogingen, bedoeld in het vorig artikel, gaan in met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin de aanspraak op verhooging is verkregen. Aanspraken in geval van vacantie, verlof en afwezigheid wegens ziekte. Artikel 14. De veldwachter behoudt aanspraak op zijn bezoldiging gedurende: a. de dagen, waarop hij vacantie geniet; b. een hem wegens dringende redenen ver- leend verlof; c. het vervullen van den militairen dienst- plicht, uitgezonderd bij verblijf onder de wapenen wegens straf. Artikel 15. Den veldwachter, wiens verleende vacantie om dringende redenen van dienstbelang is in- getrokken, wordt de geldelijke schade, welke hij ten gevolge van deze intrekking mocht lijden, door de gemeente vergoed. Artikel 16. Op den veldwachter, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is, zijn dienst te verrich ten, is art. 18 van het ambtenarenreglement der gemeente van overeenkomstige toepas- sing, met uitzondering nochtans van de be palingen, betrekking hebbende op het ver- leenen van ontslag. Hoofdstuk IV. Wachtgeld. Artikel 17. 1. Den veldwachter in vasten dienst, aan wien eervol ontslag wordt verleend wegens opheffing zijner betrekking of wegens veran- dering in de organisatie der gemeente-politie, waardoor zijn werkzaamheden overbodig zijn geworden, wordt, voor zoover hij alsdan niet in de termen valt, om pensioen uitgezon derd vervroegd ouderdomspensioen, bedoeld in art. 48, eerste lid onder b, der Pensioenwet 1922 (st.bl. no. 240) te genieten, met in gang van den dag van ontslag, een wachtgeli toegekend ten laste der gemeente, op den voet van de bepalingen van de artt. van het ambtenarenreglement der gemeente. 2. Een zoodanig wachtgeld kan ook wor den toegekend aan een veldwachter, als be doeld in het eerste lid, die ontslag vraag-., nadat hem het voornemen is medegedeeld, om zijn betrekking op te heffen of de organisatie der gemeentepolitie zoodanig te veranderen, dat zijn werkzaamheden overbodig zullen worden. Hoofdstuk V. Overgangsbepaling. Artikel 18. In afwijking van het daaromtrent bepaalde in art. 2 bedraagt de jaarwedde van den tegen- woordigen veldwachter /1750; wordt aan hem geene verhooging toegekend voor het bezit van eenig politiediploma, als bedoeld in art. 4 en geniet hjj 100 per jaar voor vergoeding voor woninghuur in plaats van 150,als vermeld in art. 7. Hoofdstuk VT. Slotbepalingen. Artikel 19. 1. Alvorens de Raad overgaat tot het vast- stellen, aanvullen, wijzigen of intrekken vaD eenig algemeen verbindend voorschrift, de veldwachters betreffende, wordt aan vereeni- Vragen deze rubriek betreffende, kunnen door de abonnd's worden gezonden aan Dr. Te Hennepe, Diergaardesingel 96a, Rotterdam. Postzegel voor antwoord insluiten en blad venmelden. BBOEDEN MET MACHINES EN VERSCHE EIEBEN MET KUIKENS EB IN. Deze week kreeg ik weer een brief die onze aandacht waard is. Deze brief luidt: „Ik had gaame enkele inlichtingen van U wat broed- eieren betreft. Ik heb een broedmachine en heb nog geen ondervinding op dat gebied. Het is een heeteluchtmachine. Nu heb ik in een blad gelezen dat broedeieren voor de machine maar 5 tot 8 dagen bewaard mogen worden en voor broeden met een kip vijf weken. Is dat juist?" Kijk, bij zoo'n brief staan we toch weer paf over wat ik noem het „moordend optimisme" van vele pluimvee-enthousiasten. Iedereen waarschuwt tegenwoordig alleen met de uiter- ste zorgvuldigheid te werk te gaan, wil men nog kans hebben een centje te verdienen met de kippenhouderij en hier gaat iemand maar heel lustig een hoop geld weggooien om eens ten eigen koste proeven te gaan nemen met het broeden van eieren in een machine, ter- wijl hij blijkbaar de eenvoudigste grondregelen omtrent broeden en broedeieren nog niet weet. In gewone tijden is dat niet erg, aan derge- lijke enthousiasten verdienen de broedmachine fabrikanten en de fokkers die de broedeieren leveren, doch is men in deze tijden met zoo- iets gebaat? Broeden met een machine leert men niet uit een boekje en de meesten die er mee beginnen, gingen eerst eens bjj een ken nis polshoogte nemen om dan na etteljjke mislukkingen te slagen. Thans moet men echter geen cent riskeeren om dat werk te leeren en kan veel beter het geld gebruiken om goede kuikens te koopen. Wie het werk niet terdege kent moet thans geen machine koopen en het probeeren te leeren. De machine is nu eenmaal gekocht en zij zal U een hoop geld kosten wat betreft mis lukkingen met het broeden en zwakke kui kens. Als de menschen die dat vak verstaan thans machines koopen en de pluimveehouders dan van hen de kuikens koopen dan was de toestand veel gezonder en zou er heel wat minder schade geleden worden door slechte broedresultaten, zwakke kuikens die ten slachtoffer vallen aan ziekten. Maar Uw vraag laat zich ook nog wel van een geheel andere kant bekijken, n.l. hoe staat het nu eigenlijk met den tijd dat men een broedei kan bewaren? En dan komen we op een zeer interessant onderwerp zooals U zult zien. Wat is een broedei? Eigenlijk moeten we vragen: wat is een ei? Het ei is bedoeld in de natuur als de kiem van een jong dier en een normaal ei is dan ook eigenlijk niets an ders dan een levende kiem, die van allerlei voedingsstoffen voorzien is en omgeven is door allerlei beschuttende lagen, eiwit, eivlie- zen en eischaal. Dit levende kimpje heeft nu gelukkig de oiimisbare eigenschap dat het eenige dagen buiten de normale lichaams- warmte kan en toch niet afsterft. Elk ander warmbloedig wezen dat beneden een bepaalde lichaamsteimperatuur komt, sterft af, maar zoo'n kuikenkiempje laat zich evenals een graankiempje als het ware ongestraft in de koude zetten zonder te sterven. Duurt nu die afkoeling niet te lang dan gaan de cellen van het kiempje, zoodra ze weer warm worden, zich verder ontwikkelen en vermenigvuldigen. Ik zeg „cellen", want in den eileider der kip vindt reeds vermenigvuldiging van de oor- spronkelijke kiemcel plaats, onmiddellijk na dat zij versmolten is met de mannelijke kiem cel. Het gelegde ei is dus niet meer een enkel- voudige kiemcel, maar is werkelijk al een groeiend diertje, dat door de afkoeling tijdelijk een soort verstjjvings-slaapje gaat doen en pas ontwaakt als het weer warm wordt. Duurt de stilstand te lang dan sterft het kiempje en duurt de stilstand niet lang ge- noeg am het te dooden dan krijgt het door lang bewaren toch vaak een heele tik. Wordt nu zoo'n ei met een lichteljjk ver- zwakt kiempje door een kip bebroed dan is er alle kans dat de natuur herstelt wat de mensch bedierf en dat de kip er nog een levend kuiken uit krijgt. Maar stel nu eens voor dat zoo'n verzwakt kiempje in de handen valt van dezen enthousiasten optimist uit de brief, die man die zelf schrijft, dat hjj „nog geen ondervinding heeft van broeden". Denkt U dat er iets van terecht komt? Neen natuur lijk! Hoe mooi we ook over kunstmatig broeden praten en hoe aardig de resultaten ook zijn, geloof mij maar dat de wetenschap er nog lang niet achter is wat de problemen van het kunstmatig broeden betreft en dat er wat broedresultaten en flinke, sterke kuikens be treft, niets gaat boven de natuur. Tevens be grijpt U wel dat het heusch niet onverschil- lig is hoe we de broedeieren bewaren, warm, koud, rustig, enz. enz. Weet ook dat het eene ei veel verder ontwikkeld is als het gelegd wordt dan het andere en dat op dit gebied de gekste dingen mogeljjk zijn, n.l. dat een versch gelegd ei al een flink ontwikkeld kui ken bevat en dat het zelfs niet onmogelijk is als een kip eieren met bijna volledig ontwik- kelde kuikens in haar lichaam zou bevatten. Hoe dat mogelijk is? Heel eenvoudig, als U maar blijft bedenken dat een broedei een levende kiem is, die zich door warmte gaat ontwikkelen. Dr. TE HENNEPE.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 8