ALGEMEEN NIEUWS- F.N AGVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. EEN DAG RIDDER Eerste Blad. HEERMMI No. 8821 VRIJDAG 8 APRIL 1923 72e Jaargang. Verscheidenheid en eenheid in de vier evangelien. FEtriLIKTOM. BINNENLAND yogi 74) De vier evangelisten schreven dus in zekeren zin als kunstenaars. Hun boek had een strekking, en die strekking moest nu ook in den bouw en in den vorm van per Zz pond ZOclpcrons 10ct per >2 ons ABONNEMENTSPRIJS: B inn en Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post 1,80 per 3 maanden Btj voor uitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet buitenland alleen t>t) vooruitbetaling. UltgeefsterFlnna P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. '26. ADVERTENTISNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer /0,2a Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentlen bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 66n dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. I. Verscheidertheid. Het is algemeen bekend, dat wij in onzen bijbel niet een boek hebben, dat den titel ,,evangelie" draagt, maar vier, en van heel verschillende schrijvers. En niet alleen zijn die boeken van verschillende schrijvers, maar ook hun inhoud is alles behalve gelijikluidend. Op lang niet alle punten stemmen zij overeen, ja, men kan zelfs gemakkelijk heele reeksen van plaat- sen vinden, waarop de verschillende evan- gelieen gansch en al niet met elkander zijn te rijmen. Dat dit het geval is, daar- aan herinneren ons ook niet in de laatste plaats de bekende lijstjes met „tegenstrij- digheden", die we zoo af en toe in onze brievenbussen kunnen vinden, en waar- mede bestrijders van den godsdienst anderen van de dwaasheid en onhoud- baarheid van hun christelijk geloof trach- ten te overtuigen. Soms zelfs vallen jon- gens op catechisatie de predikanten met deze verschillen lastig, en wij kunnen ons voorstellen, dat deze leidslieden met de beantwoording van dergelijke vragen dan heel wat moeite kunnen hebben om er een eenigszins behoorlijke oplossing voor te geven. Het antwoord zal vaak onbevredigend zijn en blijven, want het valt eenvoudig niet te ontkennen, dat die verschillen er zijn. Wij willen een heel gewoon en be kend bewijs geven: de Kerstgeschiedenis. Markus toch en Johannes zwijgen daar heelemaal over, zij vermelden al die ge- beurtenissen met geen enkel woord, en vangen hun boek en verhaal pas aan bij den Doop in den Jordaan en de geschie- denis van Johannes den Dooper. Maar, zal iemand zeggen, Mattheiis en Lukas geven dan toch een uitvoerig verhaal? Zeker, maar wanneer wij die beide be- richten vergelijken, blijken ze op niet een punt overeen te stemmen. Nergens ver melden zij het zelfde. De stamboom van den Heer is bij beide verschillend. Mat theiis vertelt alleen van de wijzen uit het Oosten, Lukas alleen van de herders. Mattheiis bericht den kindermoord en de vlucht naar Egypte, Lukas de voorstelling in den tempel, met Simeon en Anna. En zoo zouden wij door kunnen gaan. Het is dan ook best te begrijpen, dat zulke dingen de menschen aan het duize- len en aan het twijfelen kunnen brengen. Het is erg gemakkelijk gezegd, dat men zich daar maar niet aan storen moet, om- dat tenslotte de heilsfeiten toch blijven staan. Maar dan worden zoodoende de moeilijkheden toch niet overwonnen. Nu spreekt het vanzelf, dat de weten- schap dit alles al lang wist, en zich er dan ook reeds lang mee heeft bezig gehouden. Zij kwam er toe om de vier evangelien in door K. R. G. BROWNE. Vervolg. ,,Ja", zei hij kalm. ,,Ja. Ik kan me in- denken, dat u 't zoo voelt, Sir Walter. Maar luister nu nog es naar mij. U heeft uw schilderij terug, niet? Er is dus feitelijk niets gebeurd, niet? Maar als u de politie erin haalt, wat denken de menschen dan? Ik ben een vertegenwoordiger van een groote, een machtige natie" Mr. Hop per citeerde zonder een spier van zijn ge- zicht te vertrekken ,,en ik ben een kleine vijf millioen waard. Dan denken de menschen natuurlijk, dat er wat anders achter zit. O. ik weet best, dat u het be- wijzen kan en dat u het zuur genoeg voor me kan maken. Maar wat wint u ermee? U zet kwaad bloed aan den anderen kant en dat is niet goed voor u. Ik ben, wat ze een bekende figuur noemen in Chicago en ik heb vrienden, vrienden die wat in de melk te brokkelen hebben. Als ik een arme slokker was... ja, maar dat berj ik niet. U kunt mij het leven zuur maken, Sir Walter, maar ik kan insgelijks doen. En dan" voedge Mr. Hopper er verholen triomfantelijk aan toe, ,,als 't bekend wordt, komt iedereen te weten, hoe we u ertusschen gehad hebben. Vergeet dat niet". Sir Walter stond nadenkend zijn wenk- brauwen te fronsen en zijn snor te bekij- ken. Het kostte hem moeite om het te be- kennen, om het zichzelf te bekennen zelfs, maar Mr. Hopper had zijn vinger op de zwakke plek gelegd. Hij verdiende de twee groepen te splitsen: aan den eenen kant de synoptische evangelien (Mat theiis, Markus en Lukas) en aan den anderen kant Johannes. Het bleek name- lijk, dat die drie eerste: Mattheiis, Marxus en Lukas met niet al te groote moeite in een „synopseeen overzicht, wel naast elkander geplaatst konden worden. Wan neer men het kortste van de drie: Markus, maar lang genoeg uitrekt, dan blijkt, dat men Mattheiis en Lukas er naast kan leg- gen, zoo dat heel Markus in dezelfde volgorde in de anderen is terug te vinden. Alleen vertellen Mattheiis en Lukas meer, doch die rest is toch nog lang niet geliik. Wat men hieruit nu heeft opgemaakt, is vrij duidelijk en voor-de-hand-liggend. Markus is het kortste en dus ook het oud- ste evangelie, en Mattheiis en Lukas moeten dit evangelie dan hebben gebruikt en aangevuld. Met ongeloofelijk veel scherpzinnigheid heeft men de geheele stof van deze drie evangelien ontleed en zoo een aantal ,,bronnen" vastgesteld ja die zelfs ten deele gereconstrueerd. Uit die bronnen onderstelt men dan, dat de schrijvers hebben geput. Toch blijft er dan nog een en een niet geringe moeilijk- heid. Want Johannes past heelemaal niet in dit systeem. Hoe men de zaak ook wendt of keert, het gaat niet. Toch heeft men, natuurlijk, ook hier weer een oplos sing gevonden: hij was dan de laatste van de evangelisten, en men onderstelde, dat hij de anderen had willen aanvullen. Maar toch komen wij er ook zoo niet geheel. Daarom zal het zaak zijn de algeheele oplossing lanas geheel anderen weg te zoeken, en te beginnen met te erkennen, dat de schrijvers ten aanzien van het medegedeelde een heel verschillend stand- punt innamen, omdat zij kwamen van vol- komen verschillende kanten. Men zal bovendien nooit uit het oog mogen verliezen, dat een veelzijdig ge- beuren zich aan alle menschen weer ver- toont op zeer verschillende wijze. Het zou b.v. best mogelijk of denkbaar zijn, dat men later van Napoleon niet meer over zou hebben dan een paar levens- beschrijvingen, die elk een afzonderlijk gebied behandelen: Napoleon als heer- scher, of Napoleon als veldheer, of Napoleon bijvoorbeeld in zijn verhouding tot den handel. Dan zullen ook daarbij de gegevens en de feiten al heel weinig overeenstemming vertoonen. Van deze beide veronderstellingen gaan wij uit om zoo en het onderscheiden karakter van de vier evangelisten en van hun werk in het licht te stellen, en tegelijk te toonen, hoe juist deze w'ervoudige opefnbaringsvorm het eene evangelie en de eenheid van dat eene evangelie nog te beter doet uitkomen. Een groote fout begaan telkens weer zij, die onze evangelisten zien als een soort verslaggevers, een soort journalisten zij het dan ook zeer gewijde en zeer verdienstelijke die eenvoudig bericht geven van wat zij hebben gezien en ver- nomen. Niets is verder van de waarheid dan dit. Dat blijkt zonneklaar uit de straf, die hem na interventie van de Wet toegemeten zou worden, dubbel en dwars, maar aan den anderen kant was er veel te zeggen voor datgene, wat hij zooeven, zoo juist van pas, aangevoerd had. Hij was een vertegenwoordiger van een groote, bevriende natie en een man met politieke aspiraties kon het zich niet veroorloven, vertegenwoordigers van groote bevriende naties aan de Wet over te leveren. Een begin maken met een dergelijke geschie- denis was niet moeilijk, maar waar was het einde? Alles kon eruit voortvloeien: vragen van de oppositie, onaangename nota's, internationale complicaties zelfs... Lord Bannerstake zou er niet over te spreken zijnLord Barmestoke eischte discretie van zijn protege's. En ten slotte j Mr. Hopp< verloren en een eventueele gerechtelijke had hij niets bij loppers euveldaad vervolging zou door zijn vijanden uitge- buit kunnen worden. Ver qedreven wraakgevoel, reclame-maken zou aen som- miaen het noemen. En anderen zouden lacnen sommige menschen lachen nu eenmaal om alles en gelach zou fataal voor zijn reputatie zijn. Neen, alles bij- eengenomen Sir Walter vermande zich en zette een hoone borst en ten slotte was het voor iemand van zijn geest, zijn fieren geest, een ondraaglijke gedachte, dat 'n man als Hopper, een man, die iets dergelijks op zijn geweten had, na de daad vrijuit zou gaan. Bevriende natie of geen bevriende natie, dat kon hij zich niet laten welge- vallen. Hij was er altijd prat op gegaan, dat niemand hem ongestraft iets kon aan- doen en nu zou hij, uit angst voor onge- wenschte publiciteit, principes, die hij zijn leven lang gehuldigd had, moeten prijs- l? N hun geschriften uitkomep. Dat blijkt dui delijk, als wij de evangelien met het oog daarop bezien. Dan blijkt meteen ook, hoe verschillend zij zijn. Het zijn vier kunstwerken, maar van heel verschillen- den aard. Mattheiis beschrijft aHes uiterst nauw- keurig tot in de fijnste details. Maar hij geeft niet alleen details; het zijn onder- deelen van een groot geheel. Zijn stof is zorgvuldig geordend, want na de voor- geschiedenis stelt hij ons in de Bergrede eerst den onderwijzenden Christus voor oogen. Dan volgt het tweede hoofddeel: hoe de Heiland werkt ond^r de door de zonde krank geworden menschheid, en daarna beginnen dan de conflicten, en komen de gelijkenissen. Ook de getallen spelen hier een rol, het zijn vooral zeven- tallen. Zoo is het heele evangelie van Mattheiis opgebouwd volgens een wel- doordacht plan. En zoo rangschikkend wordt Mattheiis ons bekend als kunste- naar; men heeft hem „bouwmeesfcer" ge- noemd; hij bouwt heel zijn stof op als een groot, architectonisch geheeL Bij Markus vallen ons weer heel andere dingen op, en wel in de eerste plaats zijn beknoptheid. Markus heeft maar 16 hoofdstukken tegen Lukas 24 en Mat theiis 28. Hij geeft niet eens een inlei- ding, het is alsof hij met zevensmijlslaar- zen de heele geschiedenis doorschrijdt totdat hij komt aan de lijdensgeschiedenis. die hij van uur tot uur en als van stap tot stap beschrijft. Was Mattheiis nauwkeurig met tijd en plaats, Markus verbindt alles met ,,en" en met ,,en terstond". Vooral dat woordje „terstond dat ongeveer veertigmaal voorkomt in die, 6 hoofdstukken, is teeke- nend. Markus vliegt. Markus rent als het ware van het eene feit naar het andere. en voor bijzaken heeft hij geen tijd. Alles is kort bij hem. De verzoe- kina in de woestijn, waar Mattheiis een half hoofdstuk aan wiidt, doet Markus af in twee verzen. De rust van den bouwmeester is aan Markus vreemd. Hij ziet een hoofdzaak, een groote lijn, en die moet naar voren gebracht worden. Voor details heeft hij maar weinig oog. Zooals gevenin een, nooit! Hopper mocht doen wat hij wou; hij, Sir Walter Bellerby, zou niet versagen, zou nooit De stem van den millionnair maakte een einde aan zijn heroische meditaties. ,,En dan is er nog iets, Sir Walter". ,,Wat?" vroeg Sir Walter kortaf. Mr. Hopper keek hem met een strak ge- zicht aan en sloot langzaam en plechtsta- tig zijn rechter oog. Daarna deed hij zijn mond open en zei, overdreven-articulee- rend, maar zoo zacht, dat alleen Sir Wal ter hem verstaan kon: ..Schuinmarcheerder, die je bent!" Het waren maar vier woorden, maar op Sir Walter hadden ze een even onver- wachte als heftige uitwerking. Hij rilde of hij een scheut ijskoud water over zijn rug kreeg: zijn mond zakte open, de mod- deriae bietenkleur van zijn gezicht veran- derde in een groenig-gele tint en hij staar- de Mr. Hopper aan. of hij een exemplaar van een zeldzaam griezelig reptiel voor zich had. Zoo verliepen tien, twintig, seconden; dan hoorde hij de stem van zijn vrouw, die heel uit de verte tegen hem zei: ,,Hij heeft gelijk. Walter. Niet, dat hij eenige consideratie verdient, maar het is in je eigen belang, dat deze quaestie bin- nenskamers afgehandeld wordt. En ten slotte hebben we het schilderij terug". Sir Walter rilde voor de tweede maal en ontwaakte langzaam uit zijn trance. Hij mompelde iets, dat niet bepaald parle- mentair was, deed drie geagiteerde stap- pen naar rechts, drie naar links en bleef voor Mr. Hopper staan. Door een gewel- dige wilsinspanning lukte het om kalm te spreken. „U kunt g...gaan, meneer. Ik heb het druk en ik voel er niets voor om nog meer tijd aan u te verspillen. U kunt g...gaan. meneer... en onmiddellijk... Ik... ik..." Hij hield op met spreken en maakte met gebaren zijn zin af. De millionnair keek hem deelnemend aan en knikte een paar maal ernstig. beginwoorden van het Lukas-evangelie: ,,zoo heeft het ook mij goedgedacht, hebbende alles van te voren aan naastiglijk onderzocht, vervolgens aan u te schrijven beter vertaald: voor u te schrijven voortreffelijke TJjeophilus, opdat gij moogt kennen de zekerheid der dingen, ^vaarvan gij onderwezen zijt". Deze schrijver is er zich van bewust. dat hij meer schrijft daij historie het is heilige geschiedenis. En het plechtige begin van het vierde evangelie zegt precies hetzelfde. Johannes' boek wil heilige schrift ziin. Zou hij ook anders wel haast letterlijk hebben overgenomen het begin van den bijbel? een beeldhouwer den vorm ziet in de klei, en dien „er uit" boetseert, zoo behandelt ook Markus zijn stof. Hij boetseert in groote trekken het beeld en als hij het geheel heeft, dan gaat hij bij het gelaat en de handen hier dan de lijdens geschiedenis! in details. Zoo kunnen wij hem dan beeldhouwer noemen. Een derde tvne vertegenwoordigt Lukas. Trad bij Mattheiis en Markus meer het geheel op den voorgrond, Lukas kiest meer allerlei ,,gevallen", allerlei tafereelen uit de geschiedenis, waarin hij zich dan met liefde verdiept. En die af- zonderlijke tafereelen schildert hij met een gloed en een kleur als geen ander. Deze trek vinden wij verder in heel het evan gelie van Lukas. Lukas kan zich maar moeielijk losmaken van een bepaalde ge- beurtenis, een bepaald woord. Hij knoopt er graag een beeld aan vast, een gelijke- nis. De groote toeloop van tollenaren en zondaren leidt tot de gelijkenis over het verlorene, andere woorden en omstan- digheden leiden weer tot andere gelijke nissen. Lukas geeft vooral beelden. Hij levert dan ook de meeste stof voor een kinderbijbel. en mag terecht de schilder heeten. Nu nog Johannes. Onder de beeldende kunsten vinden wij echter geen enkele, waarbij wij hem zouden kunnen indeelen. De andere evangelisten wendden zich alle tot een orgaan van den mensch: het oog. Is het ook mogelijk, dat Johannes een be- roep doet op een ander zintuig? Hij spreekt over het Woord, dat zich richt tot het gehoor. Plechtig is ook Johannes' rhytme, heel zijn evangelie is rhytmisch opgebouwd, zelfs in de gesprekken mer- ken wij dat op. Dit evangelie wil werken door den klank, het zijn motieven, die zich aaneenrijgen tot een groote symphonie. Johannes is de musicus. Wq zagen dus: de evangelisten zijn kunstenaars. Een inspiratie hebben zij ontvangen, maar elk geeft daaraan uit- drukking op zijn wijze, naar zijn aanleg en orgaan. Maar ook omgekeerd weer: al deze uitingen wijzen terug naar een grond. NEDERLAND EN BEEGIe. De correspondent der N. R. Crt. te Brussel meldt: Verscheidene Brusselsclie bladen, die zich over de jongste verklaringen van den Neder- landschen minister van buitenlandsche zaken en de NederlandschBelgische tolverbond- plannen nog niet hadden uitgelaten, bespreken thans op hun beurt den huidigen stand der NederlandschBelgische betrekkingen. In het vrijzinnige Laatste Nieuws keert de hoofdredacteur, mr. J. Hoste, zich in scherpe bewoordingen tegen wat hij noemt „de drijvers van de Nationale Unie, waarvan sommigen doen aan groot-Nederlandsche politiek", en tegen sommige Vlaamsch-nationale bladen, die van het kanaaltrac6, zooals het tijdens de onderhandelingen, waarbij ook de heeren Colijn en Van Cauwelaert betrokken waren, ontworpen werd, niet willen weten. ,,Of wel, aldus mr. J. Hoste, komt er geen nieuw ,,Ik begrijp, hoe u zich voelt, Sir Wal ter. Daarom heb ik juist alles verteld. Ik dacht dat het gemakkelijk zou worden als u wist, hoe ik erover dacht. Onder schil- derijenliefhebbers, niet waar? Maar mis- schien kunt u er niets aan doen, misschien zou ik net zoo zijn... Nou, dan ga ik maar. Goeien avond, dames en heeren. Vooruit, Gibbs!" ,,Wat?" riep Sir Walter, terwijl hij haastig een stap naar het tweetal toe deed. „Gaat die man mee? Dat is te veel! Wat voor u geldt, geldt toch niet voor hem!" Natuurlijk wel", gaf Mr. Hopper met een verbaasd gezicht ten antwoord. ,,U kunt hem niet vervolgen zonder mij erin te betrekken, en dat is toch het doel niet t Is buitengewoon zuur voor u, maar der is niks an te doen. Slikken maar, Sir Walter... O, ja, wat ik zeggen wou..., nou we toch hier zijn wat denkt u van negenduizend voor het schilderij con- tant, uitgeteld hier op tafel Nee Jam mer, maar ik verwachtte niet anders. Ik vond het alleen zonde om 't niet te bro- beeren. Tot ziens, zullen we dan maar zeggen." Hij glimlachte het groepje van vijf min- zaam toe, keerde zich dm en liep vlug de treden van het terrastrapje af. Mr. Gibbs, die nog steeds vol zorg zijn maag stond te masseeren, keerde zich om, of hij zijn voorbeeld wou volgen, bedacht zich, keek Peter aan, deed zijn mond open om iets te zeggen, bedacht zich weer, haalde zijn schouders op en ging zijn werkgever ach- terna met een loop a la kreeft, schuin ach ter zijn rechterschouder aan. Het plukje menschen op het terras bleef het tweetal zwijgend nakijken, tot het ach ter de boomen van de oprijlaan verdwenen was. Dan: „Wat een eigenaardiqe man zei Lady Bellerbv. ECHTE FRIESCHE ct (Ingez. Med.) NederlandschBelgisch verdrag, wat voor beide landen zeer te betreuren ware, en dus geen nieuwe RijnSoheldeverbinding, of wel wordt een overeenkomst bereikt, die ook een deugdelijk kanaal omvat, waarbij tenslotte zoowel de Nederlandsche als de Belgische belangen baat vinden. Zoo mag men getui- gen, dat het kanaal GentTer Neuzen niet alleen aan de Gentsche haven, maar ook aan de Nederlandsche oeverbewoners ten goede komt, die allerlei nijverheidstakken op him gebied hebben zien ontwikkelen. Het is stel- lig onze bedoeling niet, den nieuwen stilstand van de onderhandelingen te gebruiken om verwijdering tusschen Nederland en Belgie te doen ontstaan. Onze overtuiging is het in- tegendeel, dat, indien de beide landen het met elkaar niet weten te vinden, zij slechts tegen hun eigen belangen zouden ingaan en hun onderlinge verdeeldheid wel eens zouden kun nen te betreuren hebben te midden van de belangenpolitiek van de groote mogendheden. De hoop wordt dan ook uitgedrukt, dat het gezonde verstand en de ruimheid van inzicht het tenslotte zullen winnen op het enggeestige gedoe, dat sedert zoovele jaren de Neder landschBelgische betrekkingen vertroebelt. Sommige couranten redeneeren geheel naast de kwestie en blijiken, wat trouwens met de meeste Belgische bladen het geval is, in het geheel niet op de hoogte te zijn van de juiste toedraeht der zaken. Het Brusselsche middagblad Midi ziet in een eventueele NederlandschBelgische toe- nadering een zeer ernstig gevaar voor de cul- tureele zelfstandigheid van het Walenland. Worden Belgie en Nederland het eens over het kanalenvraagstuk, aldus de opvatting van de Midi, en komt vervolgens een tolverbond tot stand, dan is het uit met de Fransche eentaligheid van het Walenland en wordt dit laatste een onderdeel van het groote VlaamschNederlandsche bloc. Aan de 3VZ millioen Walen zou door de tien millioen Nederlandsch sprekenden wel spoedig een tweetaligheidsregime worden opgedrongen. Wanneer het Duitschland en Oostenrijk geldt, verzet men zich tegen de Anschluss. Waar- om ook niet tegen een NederlandschBel gisch Anschluss, waarvan het Walenland de dupe zou worden? De liberale Demiere Heure is het met de ,,Tsjk", brieschte Sir Walter. „Ik hij... ik De woorden, die zijn gevoelens hadden moeten uitdrukken, wilden niet komen; dus hief hij zijn gebalde vuisten ten hemel, snoof verwoed, en draaide zich om, om het huis in te gaan. „Stop es even, vader." zei Toby, ,,vin-je niet, dat Cardinal en Miss Craig hier een paar welwillende woorden van je ver- diend hebben Na al die leelijke verden- kingen mag je wel es je excuses maken." ,,Ja. stemde Lady Bellerby met over tuiging toe, ,,dat vind ik ook, Walter." Sir Walter keerde zich met een rood hoofd om. Na alles, wat hij dien morgen had moeten dulden, hadden ze hem "dat zoo'n vernedering wel kunnen be- sparen. Excuses-maken ging hem op zijn soepelste oogenblikken nog slecht af; hij was er nu eenmaal niet goed in en onder de huidige omstandigheden was het te veel gevergd. Maar terwijl hij nog stond te aarzelen. ontmoette zijn blik dien van zijn vrouw en bij het zien van de uitdruk- king in haar oogen, werd hij opeens ge- dwee. Hij keek eerst Jane en daarna Peter aan, kuchte en begon op een manier, of elk woord hem moeite kostte: ..Ik ahem bied u mijn excuses aan voor de verdenking, ten opzichte van u beiden gekoesterd. Maar u zult moeten toegeven, dat de schijn ahem nogal bedriegelijk was. Als u me gisteravond even gewaarschuwd had, was de heele on aangename quaestie vermeden en hadden we een zeer onpleizierige ervaring minder te boeken. Maar ahem daar ik het terugvinden van de Constable blijkbaar aan u beiden te danken heb, bied ik u bij dezen mijn ahem welgemeende excuses aan." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 1