ALGEMEEN NIEUWS- F.N AGVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
EEN DAG RIDDER
Eerste Blad.
HEERMMI
No. 8821
VRIJDAG 8 APRIL 1923
72e Jaargang.
Verscheidenheid en eenheid
in de vier evangelien.
FEtriLIKTOM.
BINNENLAND
yogi
74)
De vier evangelisten schreven dus in
zekeren zin als kunstenaars. Hun boek
had een strekking, en die strekking moest
nu ook in den bouw en in den vorm van
per
Zz pond
ZOclpcrons 10ct per >2 ons
ABONNEMENTSPRIJS: B inn en Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,80 per 3 maanden Btj voor uitbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor bet buitenland alleen t>t) vooruitbetaling.
UltgeefsterFlnna P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. '26.
ADVERTENTISNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer /0,2a
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentlen bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 66n dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
I. Verscheidertheid.
Het is algemeen bekend, dat wij in
onzen bijbel niet een boek hebben, dat den
titel ,,evangelie" draagt, maar vier, en van
heel verschillende schrijvers. En niet
alleen zijn die boeken van verschillende
schrijvers, maar ook hun inhoud is alles
behalve gelijikluidend. Op lang niet alle
punten stemmen zij overeen, ja, men kan
zelfs gemakkelijk heele reeksen van plaat-
sen vinden, waarop de verschillende evan-
gelieen gansch en al niet met elkander
zijn te rijmen. Dat dit het geval is, daar-
aan herinneren ons ook niet in de laatste
plaats de bekende lijstjes met „tegenstrij-
digheden", die we zoo af en toe in onze
brievenbussen kunnen vinden, en waar-
mede bestrijders van den godsdienst
anderen van de dwaasheid en onhoud-
baarheid van hun christelijk geloof trach-
ten te overtuigen. Soms zelfs vallen jon-
gens op catechisatie de predikanten met
deze verschillen lastig, en wij kunnen ons
voorstellen, dat deze leidslieden met de
beantwoording van dergelijke vragen dan
heel wat moeite kunnen hebben om er een
eenigszins behoorlijke oplossing voor te
geven.
Het antwoord zal vaak onbevredigend
zijn en blijven, want het valt eenvoudig
niet te ontkennen, dat die verschillen er
zijn. Wij willen een heel gewoon en be
kend bewijs geven: de Kerstgeschiedenis.
Markus toch en Johannes zwijgen daar
heelemaal over, zij vermelden al die ge-
beurtenissen met geen enkel woord, en
vangen hun boek en verhaal pas aan bij
den Doop in den Jordaan en de geschie-
denis van Johannes den Dooper. Maar,
zal iemand zeggen, Mattheiis en Lukas
geven dan toch een uitvoerig verhaal?
Zeker, maar wanneer wij die beide be-
richten vergelijken, blijken ze op niet een
punt overeen te stemmen. Nergens ver
melden zij het zelfde. De stamboom van
den Heer is bij beide verschillend. Mat
theiis vertelt alleen van de wijzen uit het
Oosten, Lukas alleen van de herders.
Mattheiis bericht den kindermoord en de
vlucht naar Egypte, Lukas de voorstelling
in den tempel, met Simeon en Anna. En
zoo zouden wij door kunnen gaan.
Het is dan ook best te begrijpen, dat
zulke dingen de menschen aan het duize-
len en aan het twijfelen kunnen brengen.
Het is erg gemakkelijk gezegd, dat men
zich daar maar niet aan storen moet, om-
dat tenslotte de heilsfeiten toch blijven
staan. Maar dan worden zoodoende de
moeilijkheden toch niet overwonnen.
Nu spreekt het vanzelf, dat de weten-
schap dit alles al lang wist, en zich er dan
ook reeds lang mee heeft bezig gehouden.
Zij kwam er toe om de vier evangelien in
door
K. R. G. BROWNE.
Vervolg.
,,Ja", zei hij kalm. ,,Ja. Ik kan me in-
denken, dat u 't zoo voelt, Sir Walter.
Maar luister nu nog es naar mij. U heeft
uw schilderij terug, niet? Er is dus feitelijk
niets gebeurd, niet? Maar als u de politie
erin haalt, wat denken de menschen dan?
Ik ben een vertegenwoordiger van een
groote, een machtige natie" Mr. Hop
per citeerde zonder een spier van zijn ge-
zicht te vertrekken ,,en ik ben een
kleine vijf millioen waard. Dan denken
de menschen natuurlijk, dat er wat anders
achter zit. O. ik weet best, dat u het be-
wijzen kan en dat u het zuur genoeg voor
me kan maken. Maar wat wint u ermee?
U zet kwaad bloed aan den anderen kant
en dat is niet goed voor u. Ik ben, wat ze
een bekende figuur noemen in Chicago en
ik heb vrienden, vrienden die wat in de
melk te brokkelen hebben. Als ik een
arme slokker was... ja, maar dat berj ik
niet. U kunt mij het leven zuur maken,
Sir Walter, maar ik kan insgelijks doen.
En dan" voedge Mr. Hopper er verholen
triomfantelijk aan toe, ,,als 't bekend
wordt, komt iedereen te weten, hoe we u
ertusschen gehad hebben. Vergeet dat
niet".
Sir Walter stond nadenkend zijn wenk-
brauwen te fronsen en zijn snor te bekij-
ken. Het kostte hem moeite om het te be-
kennen, om het zichzelf te bekennen zelfs,
maar Mr. Hopper had zijn vinger op de
zwakke plek gelegd. Hij verdiende de
twee groepen te splitsen: aan den eenen
kant de synoptische evangelien (Mat
theiis, Markus en Lukas) en aan den
anderen kant Johannes. Het bleek name-
lijk, dat die drie eerste: Mattheiis, Marxus
en Lukas met niet al te groote moeite in
een „synopseeen overzicht, wel naast
elkander geplaatst konden worden. Wan
neer men het kortste van de drie: Markus,
maar lang genoeg uitrekt, dan blijkt, dat
men Mattheiis en Lukas er naast kan leg-
gen, zoo dat heel Markus in dezelfde
volgorde in de anderen is terug te vinden.
Alleen vertellen Mattheiis en Lukas
meer, doch die rest is toch nog lang niet
geliik.
Wat men hieruit nu heeft opgemaakt,
is vrij duidelijk en voor-de-hand-liggend.
Markus is het kortste en dus ook het oud-
ste evangelie, en Mattheiis en Lukas
moeten dit evangelie dan hebben gebruikt
en aangevuld. Met ongeloofelijk veel
scherpzinnigheid heeft men de geheele
stof van deze drie evangelien ontleed en
zoo een aantal ,,bronnen" vastgesteld ja
die zelfs ten deele gereconstrueerd. Uit
die bronnen onderstelt men dan, dat de
schrijvers hebben geput. Toch blijft er
dan nog een en een niet geringe moeilijk-
heid. Want Johannes past heelemaal niet
in dit systeem. Hoe men de zaak ook
wendt of keert, het gaat niet. Toch heeft
men, natuurlijk, ook hier weer een oplos
sing gevonden: hij was dan de laatste van
de evangelisten, en men onderstelde, dat
hij de anderen had willen aanvullen. Maar
toch komen wij er ook zoo niet geheel.
Daarom zal het zaak zijn de algeheele
oplossing lanas geheel anderen weg te
zoeken, en te beginnen met te erkennen,
dat de schrijvers ten aanzien van het
medegedeelde een heel verschillend stand-
punt innamen, omdat zij kwamen van vol-
komen verschillende kanten.
Men zal bovendien nooit uit het oog
mogen verliezen, dat een veelzijdig ge-
beuren zich aan alle menschen weer ver-
toont op zeer verschillende wijze. Het
zou b.v. best mogelijk of denkbaar zijn,
dat men later van Napoleon niet meer
over zou hebben dan een paar levens-
beschrijvingen, die elk een afzonderlijk
gebied behandelen: Napoleon als heer-
scher, of Napoleon als veldheer, of
Napoleon bijvoorbeeld in zijn verhouding
tot den handel. Dan zullen ook daarbij
de gegevens en de feiten al heel weinig
overeenstemming vertoonen.
Van deze beide veronderstellingen gaan
wij uit om zoo en het onderscheiden
karakter van de vier evangelisten en van
hun werk in het licht te stellen, en tegelijk
te toonen, hoe juist deze w'ervoudige
opefnbaringsvorm het eene evangelie en
de eenheid van dat eene evangelie nog te
beter doet uitkomen.
Een groote fout begaan telkens weer
zij, die onze evangelisten zien als een
soort verslaggevers, een soort journalisten
zij het dan ook zeer gewijde en zeer
verdienstelijke die eenvoudig bericht
geven van wat zij hebben gezien en ver-
nomen. Niets is verder van de waarheid
dan dit. Dat blijkt zonneklaar uit de
straf, die hem na interventie van de Wet
toegemeten zou worden, dubbel en dwars,
maar aan den anderen kant was er veel te
zeggen voor datgene, wat hij zooeven, zoo
juist van pas, aangevoerd had. Hij was
een vertegenwoordiger van een groote,
bevriende natie en een man met politieke
aspiraties kon het zich niet veroorloven,
vertegenwoordigers van groote bevriende
naties aan de Wet over te leveren. Een
begin maken met een dergelijke geschie-
denis was niet moeilijk, maar waar was
het einde? Alles kon eruit voortvloeien:
vragen van de oppositie, onaangename
nota's, internationale complicaties zelfs...
Lord Bannerstake zou er niet over te
spreken zijnLord Barmestoke eischte
discretie van zijn protege's. En ten slotte
j Mr. Hopp<
verloren en een eventueele gerechtelijke
had hij niets bij
loppers euveldaad
vervolging zou door zijn vijanden uitge-
buit kunnen worden. Ver qedreven
wraakgevoel, reclame-maken zou aen som-
miaen het noemen. En anderen zouden
lacnen sommige menschen lachen nu
eenmaal om alles en gelach zou fataal
voor zijn reputatie zijn. Neen, alles bij-
eengenomen
Sir Walter vermande zich en zette een
hoone borst en ten slotte was het voor
iemand van zijn geest, zijn fieren geest,
een ondraaglijke gedachte, dat 'n man als
Hopper, een man, die iets dergelijks op
zijn geweten had, na de daad vrijuit zou
gaan. Bevriende natie of geen bevriende
natie, dat kon hij zich niet laten welge-
vallen. Hij was er altijd prat op gegaan,
dat niemand hem ongestraft iets kon aan-
doen en nu zou hij, uit angst voor onge-
wenschte publiciteit, principes, die hij zijn
leven lang gehuldigd had, moeten prijs-
l? N
hun geschriften uitkomep. Dat blijkt dui
delijk, als wij de evangelien met het oog
daarop bezien. Dan blijkt meteen ook,
hoe verschillend zij zijn. Het zijn vier
kunstwerken, maar van heel verschillen-
den aard.
Mattheiis beschrijft aHes uiterst nauw-
keurig tot in de fijnste details. Maar hij
geeft niet alleen details; het zijn onder-
deelen van een groot geheel. Zijn stof is
zorgvuldig geordend, want na de voor-
geschiedenis stelt hij ons in de Bergrede
eerst den onderwijzenden Christus voor
oogen. Dan volgt het tweede hoofddeel:
hoe de Heiland werkt ond^r de door de
zonde krank geworden menschheid, en
daarna beginnen dan de conflicten, en
komen de gelijkenissen. Ook de getallen
spelen hier een rol, het zijn vooral zeven-
tallen. Zoo is het heele evangelie van
Mattheiis opgebouwd volgens een wel-
doordacht plan. En zoo rangschikkend
wordt Mattheiis ons bekend als kunste-
naar; men heeft hem „bouwmeesfcer" ge-
noemd; hij bouwt heel zijn stof op als een
groot, architectonisch geheeL
Bij Markus vallen ons weer heel andere
dingen op, en wel in de eerste plaats zijn
beknoptheid. Markus heeft maar 16
hoofdstukken tegen Lukas 24 en Mat
theiis 28. Hij geeft niet eens een inlei-
ding, het is alsof hij met zevensmijlslaar-
zen de heele geschiedenis doorschrijdt
totdat hij komt aan de lijdensgeschiedenis.
die hij van uur tot uur en als van stap tot
stap beschrijft.
Was Mattheiis nauwkeurig met tijd en
plaats, Markus verbindt alles met ,,en"
en met ,,en terstond". Vooral dat woordje
„terstond dat ongeveer veertigmaal
voorkomt in die, 6 hoofdstukken, is teeke-
nend. Markus vliegt. Markus rent als
het ware van het eene feit naar het
andere. en voor bijzaken heeft hij geen
tijd. Alles is kort bij hem. De verzoe-
kina in de woestijn, waar Mattheiis een
half hoofdstuk aan wiidt, doet Markus
af in twee verzen. De rust van den
bouwmeester is aan Markus vreemd. Hij
ziet een hoofdzaak, een groote lijn, en die
moet naar voren gebracht worden. Voor
details heeft hij maar weinig oog. Zooals
gevenin een, nooit! Hopper mocht doen
wat hij wou; hij, Sir Walter Bellerby, zou
niet versagen, zou nooit
De stem van den millionnair maakte een
einde aan zijn heroische meditaties.
,,En dan is er nog iets, Sir Walter".
,,Wat?" vroeg Sir Walter kortaf.
Mr. Hopper keek hem met een strak ge-
zicht aan en sloot langzaam en plechtsta-
tig zijn rechter oog. Daarna deed hij zijn
mond open en zei, overdreven-articulee-
rend, maar zoo zacht, dat alleen Sir Wal
ter hem verstaan kon:
..Schuinmarcheerder, die je bent!"
Het waren maar vier woorden, maar op
Sir Walter hadden ze een even onver-
wachte als heftige uitwerking. Hij rilde
of hij een scheut ijskoud water over zijn
rug kreeg: zijn mond zakte open, de mod-
deriae bietenkleur van zijn gezicht veran-
derde in een groenig-gele tint en hij staar-
de Mr. Hopper aan. of hij een exemplaar
van een zeldzaam griezelig reptiel voor
zich had. Zoo verliepen tien, twintig,
seconden; dan hoorde hij de stem van zijn
vrouw, die heel uit de verte tegen hem zei:
,,Hij heeft gelijk. Walter. Niet, dat hij
eenige consideratie verdient, maar het is
in je eigen belang, dat deze quaestie bin-
nenskamers afgehandeld wordt. En ten
slotte hebben we het schilderij terug".
Sir Walter rilde voor de tweede maal
en ontwaakte langzaam uit zijn trance.
Hij mompelde iets, dat niet bepaald parle-
mentair was, deed drie geagiteerde stap-
pen naar rechts, drie naar links en bleef
voor Mr. Hopper staan. Door een gewel-
dige wilsinspanning lukte het om kalm te
spreken.
„U kunt g...gaan, meneer. Ik heb het
druk en ik voel er niets voor om nog meer
tijd aan u te verspillen. U kunt g...gaan.
meneer... en onmiddellijk... Ik... ik..."
Hij hield op met spreken en maakte met
gebaren zijn zin af.
De millionnair keek hem deelnemend
aan en knikte een paar maal ernstig.
beginwoorden van het Lukas-evangelie:
,,zoo heeft het ook mij goedgedacht,
hebbende alles van te voren aan
naastiglijk onderzocht, vervolgens
aan u te schrijven beter vertaald:
voor u te schrijven voortreffelijke
TJjeophilus, opdat gij moogt kennen
de zekerheid der dingen, ^vaarvan gij
onderwezen zijt".
Deze schrijver is er zich van bewust.
dat hij meer schrijft daij historie het is
heilige geschiedenis. En het plechtige
begin van het vierde evangelie zegt
precies hetzelfde. Johannes' boek wil
heilige schrift ziin. Zou hij ook anders
wel haast letterlijk hebben overgenomen
het begin van den bijbel?
een beeldhouwer den vorm ziet in de klei,
en dien „er uit" boetseert, zoo behandelt
ook Markus zijn stof. Hij boetseert in
groote trekken het beeld en als hij het
geheel heeft, dan gaat hij bij het gelaat
en de handen hier dan de lijdens
geschiedenis! in details. Zoo kunnen
wij hem dan beeldhouwer noemen.
Een derde tvne vertegenwoordigt
Lukas. Trad bij Mattheiis en Markus
meer het geheel op den voorgrond, Lukas
kiest meer allerlei ,,gevallen", allerlei
tafereelen uit de geschiedenis, waarin hij
zich dan met liefde verdiept. En die af-
zonderlijke tafereelen schildert hij met een
gloed en een kleur als geen ander. Deze
trek vinden wij verder in heel het evan
gelie van Lukas. Lukas kan zich maar
moeielijk losmaken van een bepaalde ge-
beurtenis, een bepaald woord. Hij knoopt
er graag een beeld aan vast, een gelijke-
nis. De groote toeloop van tollenaren en
zondaren leidt tot de gelijkenis over het
verlorene, andere woorden en omstan-
digheden leiden weer tot andere gelijke
nissen. Lukas geeft vooral beelden. Hij
levert dan ook de meeste stof voor een
kinderbijbel. en mag terecht de schilder
heeten.
Nu nog Johannes. Onder de beeldende
kunsten vinden wij echter geen enkele,
waarbij wij hem zouden kunnen indeelen.
De andere evangelisten wendden zich alle
tot een orgaan van den mensch: het oog.
Is het ook mogelijk, dat Johannes een be-
roep doet op een ander zintuig? Hij
spreekt over het Woord, dat zich richt tot
het gehoor. Plechtig is ook Johannes'
rhytme, heel zijn evangelie is rhytmisch
opgebouwd, zelfs in de gesprekken mer-
ken wij dat op. Dit evangelie wil werken
door den klank, het zijn motieven, die zich
aaneenrijgen tot een groote symphonie.
Johannes is de musicus.
Wq zagen dus: de evangelisten zijn
kunstenaars. Een inspiratie hebben zij
ontvangen, maar elk geeft daaraan uit-
drukking op zijn wijze, naar zijn aanleg
en orgaan. Maar ook omgekeerd weer:
al deze uitingen wijzen terug naar een
grond.
NEDERLAND EN BEEGIe.
De correspondent der N. R. Crt. te Brussel
meldt:
Verscheidene Brusselsclie bladen, die zich
over de jongste verklaringen van den Neder-
landschen minister van buitenlandsche zaken
en de NederlandschBelgische tolverbond-
plannen nog niet hadden uitgelaten, bespreken
thans op hun beurt den huidigen stand der
NederlandschBelgische betrekkingen.
In het vrijzinnige Laatste Nieuws keert de
hoofdredacteur, mr. J. Hoste, zich in scherpe
bewoordingen tegen wat hij noemt „de drijvers
van de Nationale Unie, waarvan sommigen
doen aan groot-Nederlandsche politiek", en
tegen sommige Vlaamsch-nationale bladen,
die van het kanaaltrac6, zooals het tijdens de
onderhandelingen, waarbij ook de heeren
Colijn en Van Cauwelaert betrokken waren,
ontworpen werd, niet willen weten. ,,Of wel,
aldus mr. J. Hoste, komt er geen nieuw
,,Ik begrijp, hoe u zich voelt, Sir Wal
ter. Daarom heb ik juist alles verteld. Ik
dacht dat het gemakkelijk zou worden als
u wist, hoe ik erover dacht. Onder schil-
derijenliefhebbers, niet waar? Maar mis-
schien kunt u er niets aan doen, misschien
zou ik net zoo zijn... Nou, dan ga ik
maar. Goeien avond, dames en heeren.
Vooruit, Gibbs!"
,,Wat?" riep Sir Walter, terwijl hij
haastig een stap naar het tweetal toe deed.
„Gaat die man mee? Dat is te veel! Wat
voor u geldt, geldt toch niet voor hem!"
Natuurlijk wel", gaf Mr. Hopper met
een verbaasd gezicht ten antwoord. ,,U
kunt hem niet vervolgen zonder mij erin
te betrekken, en dat is toch het doel niet
t Is buitengewoon zuur voor u, maar der
is niks an te doen. Slikken maar, Sir
Walter... O, ja, wat ik zeggen wou...,
nou we toch hier zijn wat denkt u van
negenduizend voor het schilderij con-
tant, uitgeteld hier op tafel Nee Jam
mer, maar ik verwachtte niet anders. Ik
vond het alleen zonde om 't niet te bro-
beeren. Tot ziens, zullen we dan maar
zeggen."
Hij glimlachte het groepje van vijf min-
zaam toe, keerde zich dm en liep vlug de
treden van het terrastrapje af. Mr. Gibbs,
die nog steeds vol zorg zijn maag stond
te masseeren, keerde zich om, of hij zijn
voorbeeld wou volgen, bedacht zich, keek
Peter aan, deed zijn mond open om iets
te zeggen, bedacht zich weer, haalde zijn
schouders op en ging zijn werkgever ach-
terna met een loop a la kreeft, schuin ach
ter zijn rechterschouder aan.
Het plukje menschen op het terras bleef
het tweetal zwijgend nakijken, tot het ach
ter de boomen van de oprijlaan verdwenen
was. Dan:
„Wat een eigenaardiqe man zei Lady
Bellerbv.
ECHTE FRIESCHE
ct
(Ingez. Med.)
NederlandschBelgisch verdrag, wat voor
beide landen zeer te betreuren ware, en dus
geen nieuwe RijnSoheldeverbinding, of wel
wordt een overeenkomst bereikt, die ook een
deugdelijk kanaal omvat, waarbij tenslotte
zoowel de Nederlandsche als de Belgische
belangen baat vinden. Zoo mag men getui-
gen, dat het kanaal GentTer Neuzen niet
alleen aan de Gentsche haven, maar ook aan
de Nederlandsche oeverbewoners ten goede
komt, die allerlei nijverheidstakken op him
gebied hebben zien ontwikkelen. Het is stel-
lig onze bedoeling niet, den nieuwen stilstand
van de onderhandelingen te gebruiken om
verwijdering tusschen Nederland en Belgie te
doen ontstaan. Onze overtuiging is het in-
tegendeel, dat, indien de beide landen het met
elkaar niet weten te vinden, zij slechts tegen
hun eigen belangen zouden ingaan en hun
onderlinge verdeeldheid wel eens zouden kun
nen te betreuren hebben te midden van de
belangenpolitiek van de groote mogendheden.
De hoop wordt dan ook uitgedrukt, dat het
gezonde verstand en de ruimheid van inzicht
het tenslotte zullen winnen op het enggeestige
gedoe, dat sedert zoovele jaren de Neder
landschBelgische betrekkingen vertroebelt.
Sommige couranten redeneeren geheel naast
de kwestie en blijiken, wat trouwens met de
meeste Belgische bladen het geval is, in het
geheel niet op de hoogte te zijn van de juiste
toedraeht der zaken.
Het Brusselsche middagblad Midi ziet in
een eventueele NederlandschBelgische toe-
nadering een zeer ernstig gevaar voor de cul-
tureele zelfstandigheid van het Walenland.
Worden Belgie en Nederland het eens over
het kanalenvraagstuk, aldus de opvatting van
de Midi, en komt vervolgens een tolverbond
tot stand, dan is het uit met de Fransche
eentaligheid van het Walenland en wordt dit
laatste een onderdeel van het groote
VlaamschNederlandsche bloc. Aan de 3VZ
millioen Walen zou door de tien millioen
Nederlandsch sprekenden wel spoedig een
tweetaligheidsregime worden opgedrongen.
Wanneer het Duitschland en Oostenrijk geldt,
verzet men zich tegen de Anschluss. Waar-
om ook niet tegen een NederlandschBel
gisch Anschluss, waarvan het Walenland de
dupe zou worden?
De liberale Demiere Heure is het met de
,,Tsjk", brieschte Sir Walter. „Ik
hij... ik
De woorden, die zijn gevoelens hadden
moeten uitdrukken, wilden niet komen;
dus hief hij zijn gebalde vuisten ten hemel,
snoof verwoed, en draaide zich om, om
het huis in te gaan.
„Stop es even, vader." zei Toby, ,,vin-je
niet, dat Cardinal en Miss Craig hier een
paar welwillende woorden van je ver-
diend hebben Na al die leelijke verden-
kingen mag je wel es je excuses maken."
,,Ja. stemde Lady Bellerby met over
tuiging toe, ,,dat vind ik ook, Walter."
Sir Walter keerde zich met een rood
hoofd om. Na alles, wat hij dien morgen
had moeten dulden, hadden ze hem "dat
zoo'n vernedering wel kunnen be-
sparen. Excuses-maken ging hem op zijn
soepelste oogenblikken nog slecht af; hij
was er nu eenmaal niet goed in en onder
de huidige omstandigheden was het te
veel gevergd. Maar terwijl hij nog stond
te aarzelen. ontmoette zijn blik dien van
zijn vrouw en bij het zien van de uitdruk-
king in haar oogen, werd hij opeens ge-
dwee. Hij keek eerst Jane en daarna
Peter aan, kuchte en begon op een manier,
of elk woord hem moeite kostte:
..Ik ahem bied u mijn excuses aan
voor de verdenking, ten opzichte van u
beiden gekoesterd. Maar u zult moeten
toegeven, dat de schijn ahem nogal
bedriegelijk was. Als u me gisteravond
even gewaarschuwd had, was de heele on
aangename quaestie vermeden en hadden
we een zeer onpleizierige ervaring minder
te boeken. Maar ahem daar ik het
terugvinden van de Constable blijkbaar
aan u beiden te danken heb, bied ik u bij
dezen mijn ahem welgemeende
excuses aan."
(Wordt vervolgd.)