met Juni absoluut zal verbruikt zgn en er ge-
durende 3 maanden geen binnenlandsche
tarwe beschikbaar zal zijn.
De heer BARKER kan zich goed Indenken,
dat er geschermd wordt, om de steun te ver-
hoogen, het is niet veel, maar aan den anderen
kant moet men toch ook bedenken, dat er
zooveel menschen zijn, die een pluimpje xnoe-
ten laten vallen, en we moeten eens indenken,
wie er tegenwoordig van een klein beetje
moeten bestaan, kleine boeren zoowel als am-
bachtsliedein, fietsemakers en dergelijke, als
men eens wist waar die van moeten leven, zou
men versteld staan.
Nu is het toch ook waar, dat de levensstan-
daard veel naar beneden is, en alles goedkoop
i3, gerekend naar een jaar of 5, 6 terug. We
hebben het onlangs toch kunnen lezen, dat
het voor tal van artikelen niet veel meer ver-
schilt met vroeger, men heeft dus tegenwoor
dig ook niet zooveel meer noodig om te leven,
ieder moet tegenwoordig bezuinigen, we moe
ten alien iets doen, en, zooals de heer Haak
gezegd heeft, we moeten zorgen het z66 te
regelen, dat wij kunnen bljjven geven. Het
bedrag dat gevraagd wordt? Spreker is er
huiverig van daarop in te gaan. Waar moet
het vandaan komen? Hij is daar bevreesd
▼oor.
De heer BUIJZE bespreekt de opmerking,
dat de prikkel tot werken zou verdwijnen, in-
dien de steunbedragen werden gesteld op 8,45
tot 10,40, maar gelooft niet, dat dit kan.
Immers, de werklooze moet zich aanmelden
en als iemand het zou vertikken te werken en
zich als werkloos wilde laten inschrijven, zon-
der dat zijn patroon hem ontslagen had, dan
zou dat toch direct blijken, dan zou hij niet
als werkloos worden ingeschreven en dan kon
hij nooit trekken, omdat hij niet ingeschreven
staat.
Hij vindt het nogal sterk uitgedrukt, dat
de menschen zouden weigeren te werken en
hij meent, dat dit spoedig is uit te maken;
geeft ons werk, zegt spreker, en dan zijn we
klaar.
Wat de loonstandaard betreft, indertijd heeft
spreker het genoegen gehad daarover met den
voorzitter te vergaderen, dat is nu elf jaar
geleden, maar later is er nooit meer over ge-
hoord.
De heer KOOPMAN wijst er op, dat de in
geschreven werkloozen werk moeten zoeken,
en als er volk noodig is, en men geeft daarvan
den correspondent der arbeidsbemiddeling
kennis, dan moeten degenen die hij aanwijst,
gaan. Dat de menschen dan zouden gaan wei
geren om te werken is dus geen motief om
aan te voelen.
De VOORZITTER deelt mede, dat hij toch
uit ervaring weet, dat werkloozen werk wei-
gerden. Het was het vorig jaar in den tijd om
tarwe te mennen en op een aanvraag van een
landbouwer noemde de correspondent toen
enkele werkloozen, die werden aangeschreven
om te gaan werken, maar de een had dit en
de ander weer dat bezwaar en het resultaat
was dat er geen een ging.
De heer BUIJZE merkt op, dat de Voor
zitter geen rekenimg moet houden met enkele
invaliden, en daarmede de groote massa niet
over den kam moet scheren. Het s\aat vast,
dat, wanneer menschen werk kunnen krijgen
en dit niet aannemen, en dus feitelijk niet
werkloos zijn, uit de werkloozenkassen geen
uitkeering kunnen krijgen, die mogen hen niet
uitbetalen. Zoolang iemand werk weigert,
zal hij zegt spreker van ons geen cent
krijgen.
De heer KOOPMAN gelooft ook niet, dat
lie menschen niet willen werken, maar ze
moeten zien, dat ze van de Tarwewet hun
portie vast krijgen.
De Voorzitter zeide zooeven dat spreker
sprak als bakker, neen, hij zou dan eerder
moeten spreken als middenstander, en dan
zou hij, als het ging om zijn eigen belang,
moeten zeggengeef de menschen maar 12,
want van die 8,45, daar kunnen ze maar
net van leven, daar schiet geen cent van over
voor andere dingen, maar als ze 12 kregen,
dan was er 4 over, die ze dan b:j de midden-
standers konden besteden, en die stand heeft
het ook hard:
Hij herhaalt zijn voorstel om in artikel 6
te bepalen, dat de toeslag van twee kwartjes
reeds zal gegeven worden bij het tweede kind.
De heer BUIJZE bespreekt de door Bur
gemeester en Wethouders voorgestelde huur
toeslag, die pas wordt gegeven wanneer de
huur meer bedraagt dan 3,40 per week. Die
bepaling beteekent voor deze gemeente niets.
Hoevelen zullen er zijn, die meer dan 3,40
betalen? Misschien alleen de huurder in de
woningbouw-huizen. Volgens het voorstel
komt niemand in aanmerking om de voor
gestelde 50 cent toeslag te ontvangen. Hij
stelt in verband daarmede voor, toeslag te
geven wanneer de huur meer dan f 2 per
week bedraagt.
De VOORZITTER: Zoudt u denken, dat
er nog iemand een huis zou bouwen, indien
hij het niet voor meer dan 2,per week
kon verhuren?
De heer BUIJZE: Er zijn er toch, die niet
meer betalen.
De VOORZITTER: Daar kan men toch
geen huis voor verhuren, als men eens rekent
de kosten van onderhoud, grondlasten, assu-
rantie enz. Men moet toch 6 A 7 van zijn
geld rekenen. Als het mogelijk was om
huizen te bouwen die voor 2 verhuurd kon
worden, zou er veel ondervangen zijn.
De heer BUIJZE: Maar wanneer iemand
van zijn steunbedrag van 8,45 nog f 3,40
huur moet betalen schiet er heelemaal niets
meer over, om van te leven!
De VOORZITTER: Daarom stellen we
voor bovendien een huurtoeslag te verleenen.
De heer BUIJZE: Doch pas wanneer de
huurprijs meer bedraagt dan /3,40!
De heer VAN HOEVE wijst er op, dat het
hem niet verwondert, dat de kwestie van de
huurtoeslag er in sommiger oogen niet te best
uitziet, en daarom wil hij uiteen zetten, hoe
Burgemeester en Wethouders daartoe geko-
men zijn. In de eerste plaats woont in deze
gemeente zeker 80 der menschen in een
eigen woning. De huurders vormen dus een
klein getal. Nu hebben Burgemeester en
Wethouders op deze wijze gemeend, de even-
redigheid te betrachten. Er zijn onder die
„eigenaars" ook wel menschen die een zware
rente moeten betalen, die dus ook voor een
last zitten en die krijgen daarvoor geen toe
slag, zoodat zij die een huurtoeslag zouden
krijgen, op hun mede-arbeiders, die het even
hard hebben als zij, een voorsprong zouden
krijgen. Zij hebben daarom gemeend de rege-
ling te moeten maken zooals die wordt voor-
gesteld.
De heer KOOPMAN merkt op, dat het zou
kunnen zijn, dat die f 3,40 in de stad als een
maximum worden beschouwd en hier als een
minimum.
De SECRETARIS merkt op, dat die bepa
ling niet van regeeringswege is voorgesteld.
De heer KOOPMAN wijst er op, dat men
schen die in den duren tijd gebouwd hebben,
nu ook voor een zwaren last zitten. Enkelen
zouden er bij een lager huurbedrag mee door-
gaan, terwijl er van die eigenaars toch ook
wel zijn die misschien tegen f 3,50 per week
rente moeten betalen en dan nog voor onder
houd hebben te zorgen, waarvan de huurders
vrij zijn. Zij die zelf voor een woning ge~
zorgd hebben, zouden hierbij weer net het
loodje leggen. Hij geeft den heer Buijze in
overweging die f 2 los te laten, want hij ziet
daarbrj een andere categorie over het hoofd.
De heer VAN HOEVE maakt bezwaar
tegen het voorstel van den heer Koopman,
om reeds een kindertoeslag te geven bij het
tweede kind, want daarmede schieten de ge
zinnen met 4 en 5 kinderen niets op, omdat
die toch ook niets meer krijgen dan het toe-
gelaten maximum. Dan krijgt men dus een
onevenredigheid tusschen de groote en de
kleinere gezinnen. Ook kan voor de groote
gezinnen nog iets meer gedaan worden, daar
bij artikel 8 wordt bepaald, dat voor gezinnen
van meer dan 6 personen de uitkeering mag
verhoogd worden tot 70 van het loon.
De VOORZITTER merkt op, dat er thans
3 voorstellen zijn, dat van Burgemeester en
Wethouders, om art. 6 te laten zooals het is,
van den heer Koopman, om in art. 6a te be
palen dat de uitkeering van 50 cent per kind
begint bij het tweede kind en dan het voor
stel van den heer Buijze om de uitkeeringen
vast te stellen van 8,40 tot 10,40, zooals
de organisaties verzoeken.
Het voorstel van den heer Koopman, be
treffende art. 6a, om kindertoeslag te geven,
van af het tweede kind, wordt aangenomen
met 6 tegen 4 stemmen.
Voor stemmen de heeren Buijze, Koopman,
A. Dees, Wisse, Maas en Hamelink; tegen
stemmen de heeren Haak, Van Hoeve, Bak
ker en D. Dees.
Over het voorstel van Burgemeester en
Wethouders, om de uitkeeringen onveranderd
vast te stellen staken de stemmen met 5
tegen 5.
Voor stemmen de heeren Koopman, Haak.
Van Hoeve, Bakker en D. Dees; tegen stem-
men de heeren Buijze, A. Dees, Wisse, Maas
en Hamelink.
De inlassching in art. 6, betreffende een
huurtoeslag, wordt aangenomen met 9 stem-
men tegen 1.
Voor stemmen de heeren Buijze, Koopman,
Haak, A. Dees, Wisse, Maas, Bakker, D. Dees
en Hamelink; tegen stemt de heer Van Hoeve.
Bij art. 7 komt in behandeling het voorstel
van den heer Koopman, om van de eerste 5
van de gezinsinkomsten verdient door vrouw
of kinderen niets af te trekken, indien het een
gezin betreft met 5 minderjarige kinderen en
het gezamenlijk inkomen niet hooger komt
dan f 14.
De SECRETARIS merkt op, dat de raad
dit niet kan regelen, doch dat dit aan den
Minister moet worden gevraagd.
De heer KOOPMAN bedoelt dit ook.
De heer BUIJZE wijst er op, dat hierbij
ook zijn voorstel te pas komt, om de eerste
5 te laten behouden; hij meent dat dit ver-
der gaat, omdat hij niet als de heer Koopman
daaraan eenige voorwaarden verbindt.
De heer KOOPMAN acht het voorstel van
den heer Buijze niet billijk, want dan zou
wanneer een vrouw van een werklooze zonder
kinderen f 5 per week verdient, dat gezin van
2 menschen 13 per week kunnen halen, het
geen zeer onbillijk zou zijn tegenover de ge
zinnen met b.v. 3 kinderen.
De SECRETARIS merkt op, dat volgens de
bepalingen van den Minister voor het laten be
houden van een deel der gezinsinkomsten ook
alleen gesproken wordt van de gehuwde
vrouw met kinderen.
De heer BUIJZE vermeent, dat het zeld-
zaam zal voorvallen, dat een vrouw alleen
zooveel verdient.
De heer HAAK steunt het voorstel van den
heer Koopman.
De VOORZITTER: Dat gaat dan verder als
dat van den heer Buijze.
De heer KOOPMAN weet dit, maar wil ook
voor de groote gezinnen zorgen. Die kunnen
dan komen tot f 14, hetgeen hij niet te veel
acht.
De VOORZITTER vraagt, of de heer Koop
man niet bereid is, het maximum bedrag
terug te brengen tot 13.
De heer KOOPMAN antwoordt ontkennend.
De heer BUIJZE bepleit nogmaals,dat zijn
voorstel van wijdere strekking is en dus
eerst in stemming zou behooren te komen,
want als dat van den heer Koopman aange
nomen wordt, is dat van hem van de baan.
De VOORZITTER zegt dan bij stemming te
zullen laten uitmaken welk voorstel het eerst
in stemming zal worden gebracht, het voor-
stel-Buijze, dan wel het voorstel-Koopman.
Met 6 tegen 4 stemmen wordt besloten het
voorstel-Koopman eerst in stemming te bren
gen.
Voor stemmen de heeren Koopman, Haak,
A. Dees, Van Hoeve, Bakker en D. Dees, ter
wijl de heeren Buijze, Wisse, Maas en Hame
link er zich voor verklaren dat het voorstel-
Buijze eerst in stemming zal worden gebracht.
Het voorstel-Koopman wordt hierna aange
nomen met 7 tegen 3 stemmen.
Voor stemmen de heeren Koopman, Haak,
A. Dees, Wisse, Van Hoeve, Bakker en D
Dees; tegen stemmen de heeren Buijze, Maas
en Hamelink.
De stemming over art. 18 wordt aangehou-
den, aangezien dit correspondeert met art. 6,
waarover de stemmen hebben gestaakt.
13. Wijziging jaarwedden van burgemees
ter, secretaris en ontvanger.
Bij circulaire d.d. 29 Januari 1932, No.
186, 3de afdeeling schrijven Ged. Staten:
Het ligt in onze bedoeling, tijdelijk een wij
ziging te brengen in de regeling der jaarwed
den van burgemeesters, secretarissen en ont-
vangers der gemeenten in Zeeland, gelijk die
laatstelijk werd vastgesteld bij ons besluit
van 12 September 1930, No. 40, 3de afdeeling
en goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 25
November 1930, No. 26.
Die wijziging zou hierin bestaan, dat met
ingang van 1 Maart 1932 en voorloopig voor
den tijd van drie jaren op de hier bedoelde
jaarwedden een korting zal worden toege-
past: a. voor hen, die gehuwd zijn en voor
hen, die gehuwd geweest zijn, 2% van de
eerste 2000 en 5 van het meerdere der
jaarlfiksche bezoldiging, met uitzondering van
het bedrag daarvan, hetwelk aan kindertoe-
lage wordt genoten.
Onder jaarlijksche bezoldiging wordt ver-
staan het bedrag, dat als bezoldiging werke-
lijk wordt genoten op den eersten dag, van
het jaar, waarover de korting wordt toege-
past. Het bedrag van de jaarlijksche korting
kan tot een geheelen gulden naar beneden
worden afgerond; in de gevallen, waarbij de
korting op meerdere bezoldigingen gezamen
lijk moet worden toegepast, kan de korting
per bezoldiging worden vastgesteld op een
evenredig deel van het totaal bedrag der kor
ting. In geval van verandering in den bur-
gerlijken staat, gaat de hiermede gepaard
gaande wijziging- in de korting in met den
eersten dag van de maand, volgende op die,
waarin de verandering plaats vindt.
Het is evenwel de bedoeling, dat de hier-
boven omschreven korting niet zal worden
toegepast on de jaarwedden van die titularis-
sen, on wie reeds het maximaal-verhaal, bs-
doeld in art. 36 vierde lid der Pensioenwet
1922, wordt toegepast.
Op grond van het bepaalde in de artt. 80,
111 en 114 der Gemeentewet, noodigen wij U
uit, het oordeel van den Raad omtrent het
bovenstaande in te winnen en ons voor 18
Februari a.s. met den uitslag Uwer bemoeung
en ten deze in kennis te stellen. Mocht op
laatstgenoemden datum geenerlei bericht van
Uw college door ons zijn ontvangen, dan zul
len wij het er voor houden, dat bij den raad
tegen ons voornemen geen bedenkingen be
staan.
Voor de titularissen in deze gemeente komt
bovengemelde circulaire dus daar op neer,
dat van de jaarwedde van den Burgemeester
en Secretaris wordt gekort f 125 en van den
ontvanger f 35 en is de door Ged. Staten in
principe besloten korting gelijik aan die der
Rijksambtenaren.
Bij de behandeling van deze circulaire in
onze vergadering werd de aandacht geves-
tigd op het bepaalde bij art. 1 der wet van
27 October 1931, No. 178, betreffende de tij-
delijke kortingen op de uitkeeringen van het
Rijk aan de gemeenten en de provincien, dat
bepaalt, dat op de uitkeering per inwoner
uit het gemeentefonds een tijdelijke korting
wordt toegepast. Deze korting vindt plaats
ten aanzien van de uitkeeringsjaren 1932
1933, 1933—1934, en 1934—1935.
De korting bedraagt voor elk dier jaren
drie percent van het totaal der in 1931 aan
het gemeentepersoneel uitbetaalde salarissen.
Buiten beschouwing worden gelaten de sala
rissen van hen, die niet in vasten dienst zijn
en eveneens die welke niet door het gemeente-
bestuur zelf zijn vastgesteld.
Naar aanleiding daarvan zijn Burgemeester
en Wethouders tot de conclusie gekomen,
dat het hen beter voorkomt, het maximaal-
verhaal bedoeld in art. 36, vierde lid der
Pensioenwet 1922 toe te passen, waardoor
alle ambtenaren in dienst der gemeente op
gelijken voet worden behandeld.
Wij stellen U daarom voor te besluiten:
a. Van de bijdrage, bedoeld in artikel 36,
eerste lid, onder a., der Pensioenwet 1922, S
240, drie ten honderd en van de bijdrage, be
doeld in artikel 36, eerste lid, onder b, vijf en
een half ten honderd van den pensioensgrond-
slag op den betrokken ambtenaar te ver-
halen;
b. te bepalen, dat dit maximum verhaal
zal ingaan met ingang van 1 Maart 1932.
De VOORZITTER voegt hieraan toe, dat
Burgemeester en Wethouders na kennis-
neming van het schrijven van Gedeputeerde
Staten hebben beraadslaagd en tot de con
clusie zijn gekomen dat het beter was de ver-
laging over de geheele linie toe te passen,
hetgeen te bereiken was door het verhaal der
pensioensbijdrage tot het toegelaten maximum
op te voeren. Zij meenden bij de verlaging de
kleine ambtenaren niet te moeten uitschake-
len.
De heer HAAK gelooft, dat zijn standpunt
over deze kwestie bekend genoeg kan zijn. Hij
zal aan dit voorstel meewerken. Hij vindt
echter, dat Gedeputeerde Staten nog wel een
stapje verder hadden kunnen gaan. Er is ech
ter niets aan te doen. Hij heeft met zijn inder
tijd gedaan voorstel getracht meer te verkrij-
gen en daarvoor is steun aan de andere ge-
meentebesturen gevraagd, maar men kent
het verloop dezer poging. Volgens het voor
stel van Gedeputeerde Staten wordt slechts
een voordeel verkregen van f 280 en volgens
dat van Burgemeester en Wethouders 626.
Hij zal het voorstel van Burgemeester en Wet
houders steunen, omdat dit het verst gaat.
De heer KOOPMAN heeft de zaak ook be-
keken; het gaat bij hem niet om het geldelijk
voordeel, maar om de billijkheid.. Hij vindt
dat iemand voor het pensioen dat hij later ge-
niet de voile premie behoort te betalen. Er
moet buiten het voile verhaal dat de ge
meente mag toepassen nog 'een mooi bedrag
worden bijgelegd. Hij vindt het bovendien
jammer, dat verschillende menschen, nadat
ze met pensioen zijn gegaan, nog werkzaam-
heden gaan verrichten als tarreerder aan
weegbruggen enz. Dat moest verboden wor
den.
Het voorstel wordt aangenomen met alge-
meene stemmen.
14. Behandeling van het verzoek van P.
Dieleman Jzn., om eene tegemoetkoming
uit de gemeentekas volgens art. 13 der
Lager Ond,erwijswet 1920.
Ingekomen is het navolgende verzoek:
Geeft met den meesten eerbied te kennen,
Pieter Dieleman Jzn., wonende in de gemeente
Zaamslag, Kamperschenhoek C 158;
dat mijn dochtertje Cornelia, geboren 19
Januari 1920, onderwijs geniet op de Christe-
Ijjke bijzondere school Reuzenhoek;
dat die school meer dan 4 K.M. van mjjne
woning is verwijderd;
dat mijn dochtertje voor het bezoeken van
meergemelde school gebruik moet maken van
een rijwiel;
dat de kosten hieraan verbonden voor aan-
schaffing, reparatie enz. nog een flink be
drag uitmaken;
dat ik Uwen Achtbaren Raad beleefd ver
zoek mij volgens art. 13 L. O. wet 1920 of 50
gulden toe te kennen of 2 cent per K.M.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
te besluiten eene vergoeding toe te kennen
van f 30 met ingang van 1 Januari 1932.
Het voorstel wordt met algemeene stem-
men aangenomen.
15. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot beschikbaarstelling van 10 cent
per inwoner aan het Crisis-Comite in
deze gemeente.
Bij het in deze gemeente gevormde Crisis-
Comite is ingekomen eene circulaire inhou-
dende, dat het gebleken is, dat door de lang-
durige werkloosheid in vele gezinnen van
arbeiders, die uitkeering ontvangen ingevolgn
eene steunregeling zoodanige achterstand i»
onstaan, dat het verschaffen van extra-hulp
voor aanschaffing van kleeding, schoeisel,
beddegoed e.a., noodzakelijk is.
De regeering heeft voor deze extra-hulp
een bedrag beschikbaar gesteld van 10 cent
per ingezetene voor een tijdvak van 12 maan
den, mits eenzelfde bedrag wordt beschikbaar
gesteld door het gemeentebestuur voor dit
doel.
Op grond daarvan stellen wij U voor 10
cent per inwoner voor een tijdvak van 12
maanden beschikbaar te stellen, wat voor deze
gemeente neerkomt op een bedrag van plus
minus 360 onder beding, dat dit bedrag in
de maand Maart 1932 beschikbaar zal worden
gesteld.
De heer HAAK is er voor, dit bedrag be
schikbaar te stellen; bij de 360 die beschik
baar gesteld worden, krijgen we er dan nog
f 360 bij, dat moet met beide handen aange-
grepen worden. De groote steden staan er in
dit opzicht ook weer gunstiger voor, daarvoor
komen duizenden guldens beschikbaar.
De heer D. DEES kan er zich ook bij aan-
sluiten.
De VOORZITTR merkt op, dat nu de hier-
voor te vormen commissie nog een belang-
rijke taak wacht, n.l. om na te gaan welke
menschen in aanmerking zullen komen om
hiervan ea»i uitkeering te ontvangen.
Het voorstel wordt met algemeene stem-
men aangenomen.
16. Omvraag.
a. De heer HAAK wijst er op, dat er nu
achter den heer Van de Velde, metselaai", een
huis is gbouwd. Er is daar weinig licht, ook
bij het Rustoord. Indien nu een lichtpunt
werd geplaatst bij den heer A. Dees, zou dit
ten goede komen aan de in de nieuwe straat
wonenden en konden ook de menschen van
het Rustoord daarvan profiteeren.
De VOORZITTER merkt op, dat de be-
staande lantaam ook eenigszins zou kunnen
verplaatst worden.
De heer HAAK wijst er op, dat dit dan
alleen aan de bewoners van het Rustoord ten
goede zou komen.
De VOORZITTER zegt toe, een en ander
nog eens te zullen bekijken.
b. De heer MAAS wijst op den weg langs
onder den dijk te Othene, welke erg schuin
ligt, hetgeen voor de daar wonende menschen
en ook voor de passage hinderlijk is, vooral
voor wagens met opperlast. Het hooge ge-
deelte zou kunnen worden afgegraven en de
grond in den gerioleerden watergang ge
bracht, die dan weer wat verder aangevuld
zou zijn.
De VOORZITTER merkt op, dat dit enkele
jaren geleden ook al eens gedaan is, maar
door de grond die bij regen van den dijk mee-
komt, wordt dat van lieverlede weer hooger.
Die weg behoort echter niet aan de gemeente,
doch aan den polder, de gemeente mag daar
aan niets doen. De hoeveelheid grond, die in
den watergang zou kunnen gebracht worden,
zal ook niet groot zijn.
De heer MAAS: Wat het is, dat is het.
De VOORZITTER meent, dat daar toch niet
zooveel wagens met opperlast rijden.
De heer MAAS: De menschen klagen er
toch over en bij sneeuw en ijzel is het er zeer
moeilijk loopen. Er zijn menschen die er
dagelijks over rijden.
De VOORZITTER: We zullen het eens
bekijken.
c. De heer MAAS deelt mede, dat de wa-
terpomp op Othene stuk is. Voorts vraagt hij,
of het niet mogelijk zou zijn de palen van de
heining die er rond staat 50 c.M. te laten
zakken. Het is niet aangenaam voor de daar
wonenden dat ze daar geheel achter zitten.
Door het laten zakken der palen werd dat
voorkomen. Ze staan nu 2 M. boven den grond.
De VOORZITTER noemt dat met die hei
ning een treurige geschiedenis en nu is de
pomp weer stuk.
De heer MAAS wijst er op, dat de pomp
er toch al 20 jaar staat.
De VOORZITTER stemt dat toe, maar er
zijn al heel wat moeilijkheden mee geweest.
Herhaaidelijk werd zij onbruikbaar gemaakt
door de jeugd, die er steentjes in wierp. Om
dat te voorkomen is er een heining rond ge-
zet. Maar enfin, als de pomp stuk Is, zal die
gemaakt worden.
De heer VAN HOEVE vraagt, of die hei
ning niet geheel zou kunnen opgeruimd wor
den; het hekje staat toch altijd open.
De heer MAAS: Dat zou mogelijk zijn, als
de kinderen er dan maar weer geen kwaad
aan doen.
De heer VAN HOEVE: Dat zouden ze nu
toch ook kunnen doen.
De VOORZITTER zal het bjj Burgemeester
en Wethouders nog eens bespreken.
d. De heer MAAS herinnert reeds vroeger
te hebben gesproken over gebruik van het
giervat te Othene; dat is toegezegd, maar hjj
heeft daarvan nog niets gezien.
De VOORZITTER: Dat is mogelijk, maar
de menschen moeten daar ook naar vragen.
De heer VAN HOEVE: Burgemeester en
Wethouders hebben er over gesproken en wa-
ren wel genegen om het vat beschikbaar te
stellen, maar hadden zich dan voorgesteld,
dat de bewoners het zouden laten afhalen. Dan
kon het eenigen tijd te Othene beschikbaar
blijven.
De heer MAAS informeert, of het de bedoe
ling is, dat het halen voor rekening der be
woners zou komen, hetgeen de heer VAN
HOEVE bevestigt, waarop de heer MAAS te
kennen geeft, dot de bewoners liever zouden
gezien hebben, dat zulks voor rekening der
gemeente geschiedde, want iemand die daar
om moet gaan, wil betaald worden. Hij zal er
echter met de bewoners over spreken.
De heer VAN HOEVE: Wij hadden ons
voorgesteld: dat er wel iemand in de buurt
zou te vinden zijn, die genegen was een paard
beschikbaar te stellen, om het giervat te
halen. U moet niet vergeteh, dat, als we van
gemeentewege het vat laten brengen, een pre
cedent geschapen wordt en men dan van an
dere buurten ook met die vraag kan komen.
De heer MAAS: Ik zal er over spreken.
De VOORZITTER: Ik zou aanraden om, in
dien men het vat gebruiken wil, niet te lang
te wachten, want in de maand April wordt er
hier het drukste gebruik van gemaakt.
e. De heer MAAS vraagt inlichtingen over
een geval, dat een man met een vrouw en 4
kinders, die al twee maanden werkloos was,
geen verloskundige hulp zou hebben kunnen
krijgen.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
hem genoegen doet, dat deze kwestie ter
sprake wordt gebracht, omdat anderen dan
hiervan ook nota kunnen nemen. Burgemees
ter en Wethouders hebben met den dokter
een regeling getroffen voor het verleenen van
verloskundige hulp, die echter niet is geloo-
pen zooals spreker die gaarne had gezien.
Evenwel, zij die over verloskundige hulp wen-
schen te beschikken en deze niet of slechts
ten deele kunnen betalen, moeten zich tijdig
daarvoor opgeven. En dat had de bedoelde
man verzuimd, die had zich niet tijdig aange-
meld, zoodat de dokter, die vooraf verwittigd
moet worden, bezwaar maakte.
De heer MAAS dankt voor de inlichtingen.
De heer VAN HOEVE merkt op, dat deze
kwestie voor tweeerlei uitlegging vatbaar is.
De regeling dat de vanwege het burgerlijk
armbestuur ondersteunden voor het verkrij-
gen van genees- of verloskundige hulp een
verklaring van het armbestuur moeten over-
leggen, is al 20 of 30 jaren oud. Het betreft
hier iets anders.
De VOORZITTER: Jawel, het betreft hier
menschen die niet het voile dokterstarief kun
nen betalen. We hebben, wegens het ontbre-
ken van een juffrouw met den dokter een
overeenkomst gesloten, waarbij hij zich,
tegen een vergoeding van 250, bereid ver-
klaarde om menschen die daarvoor in aan
merking kwamen gratis of tegen een lager
bedrag te helpen. Maar dan moeten ze vooraf
daarvan kennis geven en een briefje van het
armbestuur overleggen.
De heer KOOPMAN: Die regeling bestaat
voor geneeskundige behandeling al jaren,
maar nu geldt het verloskundige hulp.
De VOORZITTER: Die werd vroeger ook
verlgend.
De heer KOOPMANDoor de juffrouw,
maar niet door een dokter.
De heer BUIJZE herinnert, dat bij de be-
sprekingen over het al of niet oproepen van
een juffrouw door den voorzitter is meege-
deeld, dat dit niet noodig was, omdat door
Burgemeester en Wethouders met den genees-
heer een overeenkomst was gesloten, dat on-
en minvermogenden ook geholpen zouden wor
den en dat zij zich dan maar tot Burgemees
ter en Wethouders hadden te wenden en alles
binnen de 4 muren besloten zou blijven, zoodat
niemand er zijn neus in zou steken. Nu blijkt,
dat er op die manier 1 man is geholpen.
maar verneemt spreker, dat de menschen
zich tot het Burgerlijk Armbestuur hebben te
vervoegen. Dat klinkt nu heel anders. Hij
vindt het treurig, dat de menschen van het
kastja naar den muur ges tuurd worden. Kun
nen Burgemeester en Wethouders zelf die
briefjes niet afgeven? Hij laat staan de
menschen die niet op tijd komen, waar de
dokter tegen op komt.
De VOORZITTER: Die regeling is op ver
zoek van den dokter verlegd naar het Bur
gerlijk Armbestuur, omdat dit beter dan Bur
gemeester en Wethouders met den toestand
van vele menschen op de hoogte is. En dit
is evengoed tot geheimhouding gehouden. Ik
zie daar geen verschil in, of de menschen
hier komen bij den heer Eijke als ambtenaar
ter secretarie, of bij den heer Eijke als
secretaris-ontvanger van het Burgerlijk Arm
bestuur. Ze komen bij denzelfden persoon
terecht. Burgemeester en Wethouders achten
het beter, dat die regeling in e6n hand is.
De menschen zullen het nu wel in.het verslag
lezen, en weten dan waaraan ze zich te houden
hebben.
De heer BUUZE acht de zaak nu duidelijk
genoeg; de menschen meenden dat ze komen
moesten bij Burgemeester en Wethouders en
bemerkten, dat ze te land kwamen bij het
Burgerlijk Armbestuur, waar ze wel wat van
verschoten.
De VOORZITTER acht daarvoor geen
reden, en is van meening dat het Burgerlijk
Armbestuur dat beter kan behandelen dan
Burgemeester en Wethouders.
De heer VAN HOEVE moet er tegen op
komen, dat het zou worden voorgesteld, alsof
er misleiding zou hebben plaats gehad. Bur
gemeester en Wethouders hebben zich te hou
den aan de instruoties van den geneesheer.
Dat de raad verkeerd wordt ingelicht is iets
anders. Maar hoe kan men dan Burgemees
ter en Wethouders in gebreke stellen?
De heer BUIJZE is hierop ingegaan, omdat
de Voorzitter van den raad hier die mededee-
ling zelf heeft gedaan. Daar moet hij, toch
op af gaan? Nu wordt het anders, nu wordt
gezegd: de menschen moeten bij het Burger
lijk Armbestuur zijn. Indien hij op dat ver
schil wijst, is dat nog-geen verwijt aan Bur
gemeester en Wethouders.
De VOORZITTER merkt op, dat het spreek-
woord zegt, dat men wjjzer van de markt
komt dan wanneer men er naar toe gaat.
Maar welk verschil is er nu? De menschen
moeten toch naar de secretarie komen en of
ze daar nu den heer Eijke spreken als amb
tenaar der gemeente of als secretaris-ont
vanger van het Burgerlijk Armbestuur blijft
toch vrijwel hetzelfde. Hij had graag gezien,
dat de dokter wat soepeler was geweest, want
wanneer men daarvoor 250 geeft, is dat ook
toch ook van beteekenis, en er was het vorig
jaar maar £6n geval; nu zijn er 4. Spreker
had graag andere maatregelen genomen.
Maar dat is gebleken niet te kunnen, het is
een moeilijke kwestie en aldoende leert men.
f. De ,heer BUIJZE vraagt, waarom het
verzoek om een Kerstgave niet op de agenda
is gezet. Dat zou nu toch behandeld moeten
zijn geweest.
De VOORZITTER deelt mede, dat het be-
wuste verzoek aan Burgemeester en Wethou
ders en niet aan den raad was gericht.
De heer BUIJZE: Dan ben ik klaar met
spreken.
g. De heer BUIJZE vraagt, of Burgemees-
meester en Wethouders al plannen op 't oog
hebben voor werkverschaffing.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders reeds hebben over-
wogen het laten nazien van verschillende rio-
leeringen, terwijl ook de mogelijkheid bestaat
het laten opgraven en verleggen of leggen van
draineerbuizen, met toeslag op het loon. Als
er heeren zijn die iets weten in dit opzicht,
dan houden Burgemeester en Wethouders zich
voor mededeeling aanbevolen.
h. De heer WISSE merkt naar aanleiding
der zooeven gehouden besprekingen nog op, dat
de dokter een lijst krijgt van de menschen
die door het Armbestuur worden gesteund,
en daaruit ziet, wie h\j gratis behandelen
moet. Maar als de betrokkenen een briefje
kunnen krygen, is het toch een kleinigheid
om het te vragen?
De VOORZITTER wijst er op, dat dit de
gewone bedeelden betreft.
De heer WISSE: Maar als iemand bij den
dokter komt en zegt niet te kunnen betalen,
dan kan hij toch bij het Burgerlijk Armbe
stuur informeeren?
De VOORZITTER Het gaat hier over de
verlossingen en nu zijn er menschen, die niet
in staat zijn om een f 25, f 30 te betalen, doch
zeggen: er kan wel wht af. Wanneer ik er
zddveel bij kon krijgen was ik geholpen. Zoo'n
man moest dan een briefje kunnen krijgen.
De heer WISSE: Dat zou gemakkelyker
zyn.
De SECRETARIS: De practijk is thans
dat, wanneer zich voor hulp iemand hier aan-
meldt, dat wordt gevraagd of en hoeveel hij
kan betalen, en dat dan de man een briefje
krijgt en geholpen wordt.
i. De heer HAMELINK vraagt, in ver
band met het staken der stemmen over de
steunregeling, wanneer het weer vergadering
zal zijn. Het zal al gauw April zijn en dan
zullen er al heel wat menschen uitgetrokken
zijn.
De heer VAN HOEVE: De heeren kunnen
gerust zijn, dat zal wel tijidig behandeld wor
den.
De VOORZITTER: Bovendien, zoolang er
geen andere regeling.is, blijft de oude geldig.
j. De heer KOOPMAN informeert, of het
niet mogelijk zou zijn, aan de Poonhaven door
werkloozen eens een wel te laten graven. De
menschen daar zijn al van zddveel verstoken,
Ze missen ook verlichting. Ze hebben een
wel gehad, maar die staat nog al ver af, en
in de buurt was beter. Men zal daarom mis
schien wel moeten zoeken, want op enkele
plekken is het water daar zout en zwart.
De VOORZITTER deelt mede, dat het ge
meentebestuur daar in de nabijheid indertijd
een uitstekende wel heeft laten zfetten. Maaz-
de menschen stellen er geen prijs .op en lieten
die vervuilen. Dat is toch jammer, Maar nu
gaat het toch niet om nu voor hen op een
andere plaats een wel te gaan graven, want
dan kan men op die manier wel aan den gang
blijven.
De heer KOOPMAN merkt op, dat het zoo
veel niet behoeft te kosten, Met een paar
haringtonnen en een pomp er op was men
klaar.
De VOORZITTER: Dan kreeg men het
zelfde als op Othene. Bovendien de bestaan-
de wel is niet gemaakt van tonnen, doch van
cementen ringen, het was een degelijke weil-
put.
De heer KOOPMAN dacht, dat het er maax
een van tonnen Was.
k. De heer KOOPMAN vraagt of er geen
maatregelen tegen genomen kunnen worden,
dat het voetpad aan den Camperschen hoek
geheel onder de modder wordt gegooid die uit
de sloot wordt gegraven.
De VOORZITTER: Dat is een particulier
terrein.
De heer KOOPMAN: Maar het is voor de
menschen daar de eenige uitweg.
De VOORZITTER meent, dat daaraan niets
te doen is, als de eigenaar zegt: je blijft er af.
De heer KOOPMAN: Dan zitten we er nu
mee.
De VOORZITTER schorst de openbare
vergadering, die overgaat in een zltting met
gesloten deuren.
Na heropening der vergadering wordt deze
door den VOORZITTER door het uitspreken
van het dankgebed gesloten.