met Juni absoluut zal verbruikt zgn en er ge- durende 3 maanden geen binnenlandsche tarwe beschikbaar zal zijn. De heer BARKER kan zich goed Indenken, dat er geschermd wordt, om de steun te ver- hoogen, het is niet veel, maar aan den anderen kant moet men toch ook bedenken, dat er zooveel menschen zijn, die een pluimpje xnoe- ten laten vallen, en we moeten eens indenken, wie er tegenwoordig van een klein beetje moeten bestaan, kleine boeren zoowel als am- bachtsliedein, fietsemakers en dergelijke, als men eens wist waar die van moeten leven, zou men versteld staan. Nu is het toch ook waar, dat de levensstan- daard veel naar beneden is, en alles goedkoop i3, gerekend naar een jaar of 5, 6 terug. We hebben het onlangs toch kunnen lezen, dat het voor tal van artikelen niet veel meer ver- schilt met vroeger, men heeft dus tegenwoor dig ook niet zooveel meer noodig om te leven, ieder moet tegenwoordig bezuinigen, we moe ten alien iets doen, en, zooals de heer Haak gezegd heeft, we moeten zorgen het z66 te regelen, dat wij kunnen bljjven geven. Het bedrag dat gevraagd wordt? Spreker is er huiverig van daarop in te gaan. Waar moet het vandaan komen? Hij is daar bevreesd ▼oor. De heer BUIJZE bespreekt de opmerking, dat de prikkel tot werken zou verdwijnen, in- dien de steunbedragen werden gesteld op 8,45 tot 10,40, maar gelooft niet, dat dit kan. Immers, de werklooze moet zich aanmelden en als iemand het zou vertikken te werken en zich als werkloos wilde laten inschrijven, zon- der dat zijn patroon hem ontslagen had, dan zou dat toch direct blijken, dan zou hij niet als werkloos worden ingeschreven en dan kon hij nooit trekken, omdat hij niet ingeschreven staat. Hij vindt het nogal sterk uitgedrukt, dat de menschen zouden weigeren te werken en hij meent, dat dit spoedig is uit te maken; geeft ons werk, zegt spreker, en dan zijn we klaar. Wat de loonstandaard betreft, indertijd heeft spreker het genoegen gehad daarover met den voorzitter te vergaderen, dat is nu elf jaar geleden, maar later is er nooit meer over ge- hoord. De heer KOOPMAN wijst er op, dat de in geschreven werkloozen werk moeten zoeken, en als er volk noodig is, en men geeft daarvan den correspondent der arbeidsbemiddeling kennis, dan moeten degenen die hij aanwijst, gaan. Dat de menschen dan zouden gaan wei geren om te werken is dus geen motief om aan te voelen. De VOORZITTER deelt mede, dat hij toch uit ervaring weet, dat werkloozen werk wei- gerden. Het was het vorig jaar in den tijd om tarwe te mennen en op een aanvraag van een landbouwer noemde de correspondent toen enkele werkloozen, die werden aangeschreven om te gaan werken, maar de een had dit en de ander weer dat bezwaar en het resultaat was dat er geen een ging. De heer BUIJZE merkt op, dat de Voor zitter geen rekenimg moet houden met enkele invaliden, en daarmede de groote massa niet over den kam moet scheren. Het s\aat vast, dat, wanneer menschen werk kunnen krijgen en dit niet aannemen, en dus feitelijk niet werkloos zijn, uit de werkloozenkassen geen uitkeering kunnen krijgen, die mogen hen niet uitbetalen. Zoolang iemand werk weigert, zal hij zegt spreker van ons geen cent krijgen. De heer KOOPMAN gelooft ook niet, dat lie menschen niet willen werken, maar ze moeten zien, dat ze van de Tarwewet hun portie vast krijgen. De Voorzitter zeide zooeven dat spreker sprak als bakker, neen, hij zou dan eerder moeten spreken als middenstander, en dan zou hij, als het ging om zijn eigen belang, moeten zeggengeef de menschen maar 12, want van die 8,45, daar kunnen ze maar net van leven, daar schiet geen cent van over voor andere dingen, maar als ze 12 kregen, dan was er 4 over, die ze dan b:j de midden- standers konden besteden, en die stand heeft het ook hard: Hij herhaalt zijn voorstel om in artikel 6 te bepalen, dat de toeslag van twee kwartjes reeds zal gegeven worden bij het tweede kind. De heer BUIJZE bespreekt de door Bur gemeester en Wethouders voorgestelde huur toeslag, die pas wordt gegeven wanneer de huur meer bedraagt dan 3,40 per week. Die bepaling beteekent voor deze gemeente niets. Hoevelen zullen er zijn, die meer dan 3,40 betalen? Misschien alleen de huurder in de woningbouw-huizen. Volgens het voorstel komt niemand in aanmerking om de voor gestelde 50 cent toeslag te ontvangen. Hij stelt in verband daarmede voor, toeslag te geven wanneer de huur meer dan f 2 per week bedraagt. De VOORZITTER: Zoudt u denken, dat er nog iemand een huis zou bouwen, indien hij het niet voor meer dan 2,per week kon verhuren? De heer BUIJZE: Er zijn er toch, die niet meer betalen. De VOORZITTER: Daar kan men toch geen huis voor verhuren, als men eens rekent de kosten van onderhoud, grondlasten, assu- rantie enz. Men moet toch 6 A 7 van zijn geld rekenen. Als het mogelijk was om huizen te bouwen die voor 2 verhuurd kon worden, zou er veel ondervangen zijn. De heer BUIJZE: Maar wanneer iemand van zijn steunbedrag van 8,45 nog f 3,40 huur moet betalen schiet er heelemaal niets meer over, om van te leven! De VOORZITTER: Daarom stellen we voor bovendien een huurtoeslag te verleenen. De heer BUIJZE: Doch pas wanneer de huurprijs meer bedraagt dan /3,40! De heer VAN HOEVE wijst er op, dat het hem niet verwondert, dat de kwestie van de huurtoeslag er in sommiger oogen niet te best uitziet, en daarom wil hij uiteen zetten, hoe Burgemeester en Wethouders daartoe geko- men zijn. In de eerste plaats woont in deze gemeente zeker 80 der menschen in een eigen woning. De huurders vormen dus een klein getal. Nu hebben Burgemeester en Wethouders op deze wijze gemeend, de even- redigheid te betrachten. Er zijn onder die „eigenaars" ook wel menschen die een zware rente moeten betalen, die dus ook voor een last zitten en die krijgen daarvoor geen toe slag, zoodat zij die een huurtoeslag zouden krijgen, op hun mede-arbeiders, die het even hard hebben als zij, een voorsprong zouden krijgen. Zij hebben daarom gemeend de rege- ling te moeten maken zooals die wordt voor- gesteld. De heer KOOPMAN merkt op, dat het zou kunnen zijn, dat die f 3,40 in de stad als een maximum worden beschouwd en hier als een minimum. De SECRETARIS merkt op, dat die bepa ling niet van regeeringswege is voorgesteld. De heer KOOPMAN wijst er op, dat men schen die in den duren tijd gebouwd hebben, nu ook voor een zwaren last zitten. Enkelen zouden er bij een lager huurbedrag mee door- gaan, terwijl er van die eigenaars toch ook wel zijn die misschien tegen f 3,50 per week rente moeten betalen en dan nog voor onder houd hebben te zorgen, waarvan de huurders vrij zijn. Zij die zelf voor een woning ge~ zorgd hebben, zouden hierbij weer net het loodje leggen. Hij geeft den heer Buijze in overweging die f 2 los te laten, want hij ziet daarbrj een andere categorie over het hoofd. De heer VAN HOEVE maakt bezwaar tegen het voorstel van den heer Koopman, om reeds een kindertoeslag te geven bij het tweede kind, want daarmede schieten de ge zinnen met 4 en 5 kinderen niets op, omdat die toch ook niets meer krijgen dan het toe- gelaten maximum. Dan krijgt men dus een onevenredigheid tusschen de groote en de kleinere gezinnen. Ook kan voor de groote gezinnen nog iets meer gedaan worden, daar bij artikel 8 wordt bepaald, dat voor gezinnen van meer dan 6 personen de uitkeering mag verhoogd worden tot 70 van het loon. De VOORZITTER merkt op, dat er thans 3 voorstellen zijn, dat van Burgemeester en Wethouders, om art. 6 te laten zooals het is, van den heer Koopman, om in art. 6a te be palen dat de uitkeering van 50 cent per kind begint bij het tweede kind en dan het voor stel van den heer Buijze om de uitkeeringen vast te stellen van 8,40 tot 10,40, zooals de organisaties verzoeken. Het voorstel van den heer Koopman, be treffende art. 6a, om kindertoeslag te geven, van af het tweede kind, wordt aangenomen met 6 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Buijze, Koopman, A. Dees, Wisse, Maas en Hamelink; tegen stemmen de heeren Haak, Van Hoeve, Bak ker en D. Dees. Over het voorstel van Burgemeester en Wethouders, om de uitkeeringen onveranderd vast te stellen staken de stemmen met 5 tegen 5. Voor stemmen de heeren Koopman, Haak. Van Hoeve, Bakker en D. Dees; tegen stem- men de heeren Buijze, A. Dees, Wisse, Maas en Hamelink. De inlassching in art. 6, betreffende een huurtoeslag, wordt aangenomen met 9 stem- men tegen 1. Voor stemmen de heeren Buijze, Koopman, Haak, A. Dees, Wisse, Maas, Bakker, D. Dees en Hamelink; tegen stemt de heer Van Hoeve. Bij art. 7 komt in behandeling het voorstel van den heer Koopman, om van de eerste 5 van de gezinsinkomsten verdient door vrouw of kinderen niets af te trekken, indien het een gezin betreft met 5 minderjarige kinderen en het gezamenlijk inkomen niet hooger komt dan f 14. De SECRETARIS merkt op, dat de raad dit niet kan regelen, doch dat dit aan den Minister moet worden gevraagd. De heer KOOPMAN bedoelt dit ook. De heer BUIJZE wijst er op, dat hierbij ook zijn voorstel te pas komt, om de eerste 5 te laten behouden; hij meent dat dit ver- der gaat, omdat hij niet als de heer Koopman daaraan eenige voorwaarden verbindt. De heer KOOPMAN acht het voorstel van den heer Buijze niet billijk, want dan zou wanneer een vrouw van een werklooze zonder kinderen f 5 per week verdient, dat gezin van 2 menschen 13 per week kunnen halen, het geen zeer onbillijk zou zijn tegenover de ge zinnen met b.v. 3 kinderen. De SECRETARIS merkt op, dat volgens de bepalingen van den Minister voor het laten be houden van een deel der gezinsinkomsten ook alleen gesproken wordt van de gehuwde vrouw met kinderen. De heer BUIJZE vermeent, dat het zeld- zaam zal voorvallen, dat een vrouw alleen zooveel verdient. De heer HAAK steunt het voorstel van den heer Koopman. De VOORZITTER: Dat gaat dan verder als dat van den heer Buijze. De heer KOOPMAN weet dit, maar wil ook voor de groote gezinnen zorgen. Die kunnen dan komen tot f 14, hetgeen hij niet te veel acht. De VOORZITTER vraagt, of de heer Koop man niet bereid is, het maximum bedrag terug te brengen tot 13. De heer KOOPMAN antwoordt ontkennend. De heer BUIJZE bepleit nogmaals,dat zijn voorstel van wijdere strekking is en dus eerst in stemming zou behooren te komen, want als dat van den heer Koopman aange nomen wordt, is dat van hem van de baan. De VOORZITTER zegt dan bij stemming te zullen laten uitmaken welk voorstel het eerst in stemming zal worden gebracht, het voor- stel-Buijze, dan wel het voorstel-Koopman. Met 6 tegen 4 stemmen wordt besloten het voorstel-Koopman eerst in stemming te bren gen. Voor stemmen de heeren Koopman, Haak, A. Dees, Van Hoeve, Bakker en D. Dees, ter wijl de heeren Buijze, Wisse, Maas en Hame link er zich voor verklaren dat het voorstel- Buijze eerst in stemming zal worden gebracht. Het voorstel-Koopman wordt hierna aange nomen met 7 tegen 3 stemmen. Voor stemmen de heeren Koopman, Haak, A. Dees, Wisse, Van Hoeve, Bakker en D Dees; tegen stemmen de heeren Buijze, Maas en Hamelink. De stemming over art. 18 wordt aangehou- den, aangezien dit correspondeert met art. 6, waarover de stemmen hebben gestaakt. 13. Wijziging jaarwedden van burgemees ter, secretaris en ontvanger. Bij circulaire d.d. 29 Januari 1932, No. 186, 3de afdeeling schrijven Ged. Staten: Het ligt in onze bedoeling, tijdelijk een wij ziging te brengen in de regeling der jaarwed den van burgemeesters, secretarissen en ont- vangers der gemeenten in Zeeland, gelijk die laatstelijk werd vastgesteld bij ons besluit van 12 September 1930, No. 40, 3de afdeeling en goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 25 November 1930, No. 26. Die wijziging zou hierin bestaan, dat met ingang van 1 Maart 1932 en voorloopig voor den tijd van drie jaren op de hier bedoelde jaarwedden een korting zal worden toege- past: a. voor hen, die gehuwd zijn en voor hen, die gehuwd geweest zijn, 2% van de eerste 2000 en 5 van het meerdere der jaarlfiksche bezoldiging, met uitzondering van het bedrag daarvan, hetwelk aan kindertoe- lage wordt genoten. Onder jaarlijksche bezoldiging wordt ver- staan het bedrag, dat als bezoldiging werke- lijk wordt genoten op den eersten dag, van het jaar, waarover de korting wordt toege- past. Het bedrag van de jaarlijksche korting kan tot een geheelen gulden naar beneden worden afgerond; in de gevallen, waarbij de korting op meerdere bezoldigingen gezamen lijk moet worden toegepast, kan de korting per bezoldiging worden vastgesteld op een evenredig deel van het totaal bedrag der kor ting. In geval van verandering in den bur- gerlijken staat, gaat de hiermede gepaard gaande wijziging- in de korting in met den eersten dag van de maand, volgende op die, waarin de verandering plaats vindt. Het is evenwel de bedoeling, dat de hier- boven omschreven korting niet zal worden toegepast on de jaarwedden van die titularis- sen, on wie reeds het maximaal-verhaal, bs- doeld in art. 36 vierde lid der Pensioenwet 1922, wordt toegepast. Op grond van het bepaalde in de artt. 80, 111 en 114 der Gemeentewet, noodigen wij U uit, het oordeel van den Raad omtrent het bovenstaande in te winnen en ons voor 18 Februari a.s. met den uitslag Uwer bemoeung en ten deze in kennis te stellen. Mocht op laatstgenoemden datum geenerlei bericht van Uw college door ons zijn ontvangen, dan zul len wij het er voor houden, dat bij den raad tegen ons voornemen geen bedenkingen be staan. Voor de titularissen in deze gemeente komt bovengemelde circulaire dus daar op neer, dat van de jaarwedde van den Burgemeester en Secretaris wordt gekort f 125 en van den ontvanger f 35 en is de door Ged. Staten in principe besloten korting gelijik aan die der Rijksambtenaren. Bij de behandeling van deze circulaire in onze vergadering werd de aandacht geves- tigd op het bepaalde bij art. 1 der wet van 27 October 1931, No. 178, betreffende de tij- delijke kortingen op de uitkeeringen van het Rijk aan de gemeenten en de provincien, dat bepaalt, dat op de uitkeering per inwoner uit het gemeentefonds een tijdelijke korting wordt toegepast. Deze korting vindt plaats ten aanzien van de uitkeeringsjaren 1932 1933, 1933—1934, en 1934—1935. De korting bedraagt voor elk dier jaren drie percent van het totaal der in 1931 aan het gemeentepersoneel uitbetaalde salarissen. Buiten beschouwing worden gelaten de sala rissen van hen, die niet in vasten dienst zijn en eveneens die welke niet door het gemeente- bestuur zelf zijn vastgesteld. Naar aanleiding daarvan zijn Burgemeester en Wethouders tot de conclusie gekomen, dat het hen beter voorkomt, het maximaal- verhaal bedoeld in art. 36, vierde lid der Pensioenwet 1922 toe te passen, waardoor alle ambtenaren in dienst der gemeente op gelijken voet worden behandeld. Wij stellen U daarom voor te besluiten: a. Van de bijdrage, bedoeld in artikel 36, eerste lid, onder a., der Pensioenwet 1922, S 240, drie ten honderd en van de bijdrage, be doeld in artikel 36, eerste lid, onder b, vijf en een half ten honderd van den pensioensgrond- slag op den betrokken ambtenaar te ver- halen; b. te bepalen, dat dit maximum verhaal zal ingaan met ingang van 1 Maart 1932. De VOORZITTER voegt hieraan toe, dat Burgemeester en Wethouders na kennis- neming van het schrijven van Gedeputeerde Staten hebben beraadslaagd en tot de con clusie zijn gekomen dat het beter was de ver- laging over de geheele linie toe te passen, hetgeen te bereiken was door het verhaal der pensioensbijdrage tot het toegelaten maximum op te voeren. Zij meenden bij de verlaging de kleine ambtenaren niet te moeten uitschake- len. De heer HAAK gelooft, dat zijn standpunt over deze kwestie bekend genoeg kan zijn. Hij zal aan dit voorstel meewerken. Hij vindt echter, dat Gedeputeerde Staten nog wel een stapje verder hadden kunnen gaan. Er is ech ter niets aan te doen. Hij heeft met zijn inder tijd gedaan voorstel getracht meer te verkrij- gen en daarvoor is steun aan de andere ge- meentebesturen gevraagd, maar men kent het verloop dezer poging. Volgens het voor stel van Gedeputeerde Staten wordt slechts een voordeel verkregen van f 280 en volgens dat van Burgemeester en Wethouders 626. Hij zal het voorstel van Burgemeester en Wet houders steunen, omdat dit het verst gaat. De heer KOOPMAN heeft de zaak ook be- keken; het gaat bij hem niet om het geldelijk voordeel, maar om de billijkheid.. Hij vindt dat iemand voor het pensioen dat hij later ge- niet de voile premie behoort te betalen. Er moet buiten het voile verhaal dat de ge meente mag toepassen nog 'een mooi bedrag worden bijgelegd. Hij vindt het bovendien jammer, dat verschillende menschen, nadat ze met pensioen zijn gegaan, nog werkzaam- heden gaan verrichten als tarreerder aan weegbruggen enz. Dat moest verboden wor den. Het voorstel wordt aangenomen met alge- meene stemmen. 14. Behandeling van het verzoek van P. Dieleman Jzn., om eene tegemoetkoming uit de gemeentekas volgens art. 13 der Lager Ond,erwijswet 1920. Ingekomen is het navolgende verzoek: Geeft met den meesten eerbied te kennen, Pieter Dieleman Jzn., wonende in de gemeente Zaamslag, Kamperschenhoek C 158; dat mijn dochtertje Cornelia, geboren 19 Januari 1920, onderwijs geniet op de Christe- Ijjke bijzondere school Reuzenhoek; dat die school meer dan 4 K.M. van mjjne woning is verwijderd; dat mijn dochtertje voor het bezoeken van meergemelde school gebruik moet maken van een rijwiel; dat de kosten hieraan verbonden voor aan- schaffing, reparatie enz. nog een flink be drag uitmaken; dat ik Uwen Achtbaren Raad beleefd ver zoek mij volgens art. 13 L. O. wet 1920 of 50 gulden toe te kennen of 2 cent per K.M. Burgemeester en Wethouders stellen voor, te besluiten eene vergoeding toe te kennen van f 30 met ingang van 1 Januari 1932. Het voorstel wordt met algemeene stem- men aangenomen. 15. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders tot beschikbaarstelling van 10 cent per inwoner aan het Crisis-Comite in deze gemeente. Bij het in deze gemeente gevormde Crisis- Comite is ingekomen eene circulaire inhou- dende, dat het gebleken is, dat door de lang- durige werkloosheid in vele gezinnen van arbeiders, die uitkeering ontvangen ingevolgn eene steunregeling zoodanige achterstand i» onstaan, dat het verschaffen van extra-hulp voor aanschaffing van kleeding, schoeisel, beddegoed e.a., noodzakelijk is. De regeering heeft voor deze extra-hulp een bedrag beschikbaar gesteld van 10 cent per ingezetene voor een tijdvak van 12 maan den, mits eenzelfde bedrag wordt beschikbaar gesteld door het gemeentebestuur voor dit doel. Op grond daarvan stellen wij U voor 10 cent per inwoner voor een tijdvak van 12 maanden beschikbaar te stellen, wat voor deze gemeente neerkomt op een bedrag van plus minus 360 onder beding, dat dit bedrag in de maand Maart 1932 beschikbaar zal worden gesteld. De heer HAAK is er voor, dit bedrag be schikbaar te stellen; bij de 360 die beschik baar gesteld worden, krijgen we er dan nog f 360 bij, dat moet met beide handen aange- grepen worden. De groote steden staan er in dit opzicht ook weer gunstiger voor, daarvoor komen duizenden guldens beschikbaar. De heer D. DEES kan er zich ook bij aan- sluiten. De VOORZITTR merkt op, dat nu de hier- voor te vormen commissie nog een belang- rijke taak wacht, n.l. om na te gaan welke menschen in aanmerking zullen komen om hiervan ea»i uitkeering te ontvangen. Het voorstel wordt met algemeene stem- men aangenomen. 16. Omvraag. a. De heer HAAK wijst er op, dat er nu achter den heer Van de Velde, metselaai", een huis is gbouwd. Er is daar weinig licht, ook bij het Rustoord. Indien nu een lichtpunt werd geplaatst bij den heer A. Dees, zou dit ten goede komen aan de in de nieuwe straat wonenden en konden ook de menschen van het Rustoord daarvan profiteeren. De VOORZITTER merkt op, dat de be- staande lantaam ook eenigszins zou kunnen verplaatst worden. De heer HAAK wijst er op, dat dit dan alleen aan de bewoners van het Rustoord ten goede zou komen. De VOORZITTER zegt toe, een en ander nog eens te zullen bekijken. b. De heer MAAS wijst op den weg langs onder den dijk te Othene, welke erg schuin ligt, hetgeen voor de daar wonende menschen en ook voor de passage hinderlijk is, vooral voor wagens met opperlast. Het hooge ge- deelte zou kunnen worden afgegraven en de grond in den gerioleerden watergang ge bracht, die dan weer wat verder aangevuld zou zijn. De VOORZITTER merkt op, dat dit enkele jaren geleden ook al eens gedaan is, maar door de grond die bij regen van den dijk mee- komt, wordt dat van lieverlede weer hooger. Die weg behoort echter niet aan de gemeente, doch aan den polder, de gemeente mag daar aan niets doen. De hoeveelheid grond, die in den watergang zou kunnen gebracht worden, zal ook niet groot zijn. De heer MAAS: Wat het is, dat is het. De VOORZITTER meent, dat daar toch niet zooveel wagens met opperlast rijden. De heer MAAS: De menschen klagen er toch over en bij sneeuw en ijzel is het er zeer moeilijk loopen. Er zijn menschen die er dagelijks over rijden. De VOORZITTER: We zullen het eens bekijken. c. De heer MAAS deelt mede, dat de wa- terpomp op Othene stuk is. Voorts vraagt hij, of het niet mogelijk zou zijn de palen van de heining die er rond staat 50 c.M. te laten zakken. Het is niet aangenaam voor de daar wonenden dat ze daar geheel achter zitten. Door het laten zakken der palen werd dat voorkomen. Ze staan nu 2 M. boven den grond. De VOORZITTER noemt dat met die hei ning een treurige geschiedenis en nu is de pomp weer stuk. De heer MAAS wijst er op, dat de pomp er toch al 20 jaar staat. De VOORZITTER stemt dat toe, maar er zijn al heel wat moeilijkheden mee geweest. Herhaaidelijk werd zij onbruikbaar gemaakt door de jeugd, die er steentjes in wierp. Om dat te voorkomen is er een heining rond ge- zet. Maar enfin, als de pomp stuk Is, zal die gemaakt worden. De heer VAN HOEVE vraagt, of die hei ning niet geheel zou kunnen opgeruimd wor den; het hekje staat toch altijd open. De heer MAAS: Dat zou mogelijk zijn, als de kinderen er dan maar weer geen kwaad aan doen. De heer VAN HOEVE: Dat zouden ze nu toch ook kunnen doen. De VOORZITTER zal het bjj Burgemeester en Wethouders nog eens bespreken. d. De heer MAAS herinnert reeds vroeger te hebben gesproken over gebruik van het giervat te Othene; dat is toegezegd, maar hjj heeft daarvan nog niets gezien. De VOORZITTER: Dat is mogelijk, maar de menschen moeten daar ook naar vragen. De heer VAN HOEVE: Burgemeester en Wethouders hebben er over gesproken en wa- ren wel genegen om het vat beschikbaar te stellen, maar hadden zich dan voorgesteld, dat de bewoners het zouden laten afhalen. Dan kon het eenigen tijd te Othene beschikbaar blijven. De heer MAAS informeert, of het de bedoe ling is, dat het halen voor rekening der be woners zou komen, hetgeen de heer VAN HOEVE bevestigt, waarop de heer MAAS te kennen geeft, dot de bewoners liever zouden gezien hebben, dat zulks voor rekening der gemeente geschiedde, want iemand die daar om moet gaan, wil betaald worden. Hij zal er echter met de bewoners over spreken. De heer VAN HOEVE: Wij hadden ons voorgesteld: dat er wel iemand in de buurt zou te vinden zijn, die genegen was een paard beschikbaar te stellen, om het giervat te halen. U moet niet vergeteh, dat, als we van gemeentewege het vat laten brengen, een pre cedent geschapen wordt en men dan van an dere buurten ook met die vraag kan komen. De heer MAAS: Ik zal er over spreken. De VOORZITTER: Ik zou aanraden om, in dien men het vat gebruiken wil, niet te lang te wachten, want in de maand April wordt er hier het drukste gebruik van gemaakt. e. De heer MAAS vraagt inlichtingen over een geval, dat een man met een vrouw en 4 kinders, die al twee maanden werkloos was, geen verloskundige hulp zou hebben kunnen krijgen. De VOORZITTER geeft te kennen, dat het hem genoegen doet, dat deze kwestie ter sprake wordt gebracht, omdat anderen dan hiervan ook nota kunnen nemen. Burgemees ter en Wethouders hebben met den dokter een regeling getroffen voor het verleenen van verloskundige hulp, die echter niet is geloo- pen zooals spreker die gaarne had gezien. Evenwel, zij die over verloskundige hulp wen- schen te beschikken en deze niet of slechts ten deele kunnen betalen, moeten zich tijdig daarvoor opgeven. En dat had de bedoelde man verzuimd, die had zich niet tijdig aange- meld, zoodat de dokter, die vooraf verwittigd moet worden, bezwaar maakte. De heer MAAS dankt voor de inlichtingen. De heer VAN HOEVE merkt op, dat deze kwestie voor tweeerlei uitlegging vatbaar is. De regeling dat de vanwege het burgerlijk armbestuur ondersteunden voor het verkrij- gen van genees- of verloskundige hulp een verklaring van het armbestuur moeten over- leggen, is al 20 of 30 jaren oud. Het betreft hier iets anders. De VOORZITTER: Jawel, het betreft hier menschen die niet het voile dokterstarief kun nen betalen. We hebben, wegens het ontbre- ken van een juffrouw met den dokter een overeenkomst gesloten, waarbij hij zich, tegen een vergoeding van 250, bereid ver- klaarde om menschen die daarvoor in aan merking kwamen gratis of tegen een lager bedrag te helpen. Maar dan moeten ze vooraf daarvan kennis geven en een briefje van het armbestuur overleggen. De heer KOOPMAN: Die regeling bestaat voor geneeskundige behandeling al jaren, maar nu geldt het verloskundige hulp. De VOORZITTER: Die werd vroeger ook verlgend. De heer KOOPMANDoor de juffrouw, maar niet door een dokter. De heer BUIJZE herinnert, dat bij de be- sprekingen over het al of niet oproepen van een juffrouw door den voorzitter is meege- deeld, dat dit niet noodig was, omdat door Burgemeester en Wethouders met den genees- heer een overeenkomst was gesloten, dat on- en minvermogenden ook geholpen zouden wor den en dat zij zich dan maar tot Burgemees ter en Wethouders hadden te wenden en alles binnen de 4 muren besloten zou blijven, zoodat niemand er zijn neus in zou steken. Nu blijkt, dat er op die manier 1 man is geholpen. maar verneemt spreker, dat de menschen zich tot het Burgerlijk Armbestuur hebben te vervoegen. Dat klinkt nu heel anders. Hij vindt het treurig, dat de menschen van het kastja naar den muur ges tuurd worden. Kun nen Burgemeester en Wethouders zelf die briefjes niet afgeven? Hij laat staan de menschen die niet op tijd komen, waar de dokter tegen op komt. De VOORZITTER: Die regeling is op ver zoek van den dokter verlegd naar het Bur gerlijk Armbestuur, omdat dit beter dan Bur gemeester en Wethouders met den toestand van vele menschen op de hoogte is. En dit is evengoed tot geheimhouding gehouden. Ik zie daar geen verschil in, of de menschen hier komen bij den heer Eijke als ambtenaar ter secretarie, of bij den heer Eijke als secretaris-ontvanger van het Burgerlijk Arm bestuur. Ze komen bij denzelfden persoon terecht. Burgemeester en Wethouders achten het beter, dat die regeling in e6n hand is. De menschen zullen het nu wel in.het verslag lezen, en weten dan waaraan ze zich te houden hebben. De heer BUUZE acht de zaak nu duidelijk genoeg; de menschen meenden dat ze komen moesten bij Burgemeester en Wethouders en bemerkten, dat ze te land kwamen bij het Burgerlijk Armbestuur, waar ze wel wat van verschoten. De VOORZITTER acht daarvoor geen reden, en is van meening dat het Burgerlijk Armbestuur dat beter kan behandelen dan Burgemeester en Wethouders. De heer VAN HOEVE moet er tegen op komen, dat het zou worden voorgesteld, alsof er misleiding zou hebben plaats gehad. Bur gemeester en Wethouders hebben zich te hou den aan de instruoties van den geneesheer. Dat de raad verkeerd wordt ingelicht is iets anders. Maar hoe kan men dan Burgemees ter en Wethouders in gebreke stellen? De heer BUIJZE is hierop ingegaan, omdat de Voorzitter van den raad hier die mededee- ling zelf heeft gedaan. Daar moet hij, toch op af gaan? Nu wordt het anders, nu wordt gezegd: de menschen moeten bij het Burger lijk Armbestuur zijn. Indien hij op dat ver schil wijst, is dat nog-geen verwijt aan Bur gemeester en Wethouders. De VOORZITTER merkt op, dat het spreek- woord zegt, dat men wjjzer van de markt komt dan wanneer men er naar toe gaat. Maar welk verschil is er nu? De menschen moeten toch naar de secretarie komen en of ze daar nu den heer Eijke spreken als amb tenaar der gemeente of als secretaris-ont vanger van het Burgerlijk Armbestuur blijft toch vrijwel hetzelfde. Hij had graag gezien, dat de dokter wat soepeler was geweest, want wanneer men daarvoor 250 geeft, is dat ook toch ook van beteekenis, en er was het vorig jaar maar £6n geval; nu zijn er 4. Spreker had graag andere maatregelen genomen. Maar dat is gebleken niet te kunnen, het is een moeilijke kwestie en aldoende leert men. f. De ,heer BUIJZE vraagt, waarom het verzoek om een Kerstgave niet op de agenda is gezet. Dat zou nu toch behandeld moeten zijn geweest. De VOORZITTER deelt mede, dat het be- wuste verzoek aan Burgemeester en Wethou ders en niet aan den raad was gericht. De heer BUIJZE: Dan ben ik klaar met spreken. g. De heer BUIJZE vraagt, of Burgemees- meester en Wethouders al plannen op 't oog hebben voor werkverschaffing. De VOORZITTER deelt mede, dat Burge meester en Wethouders reeds hebben over- wogen het laten nazien van verschillende rio- leeringen, terwijl ook de mogelijkheid bestaat het laten opgraven en verleggen of leggen van draineerbuizen, met toeslag op het loon. Als er heeren zijn die iets weten in dit opzicht, dan houden Burgemeester en Wethouders zich voor mededeeling aanbevolen. h. De heer WISSE merkt naar aanleiding der zooeven gehouden besprekingen nog op, dat de dokter een lijst krijgt van de menschen die door het Armbestuur worden gesteund, en daaruit ziet, wie h\j gratis behandelen moet. Maar als de betrokkenen een briefje kunnen krygen, is het toch een kleinigheid om het te vragen? De VOORZITTER wijst er op, dat dit de gewone bedeelden betreft. De heer WISSE: Maar als iemand bij den dokter komt en zegt niet te kunnen betalen, dan kan hij toch bij het Burgerlijk Armbe stuur informeeren? De VOORZITTER Het gaat hier over de verlossingen en nu zijn er menschen, die niet in staat zijn om een f 25, f 30 te betalen, doch zeggen: er kan wel wht af. Wanneer ik er zddveel bij kon krijgen was ik geholpen. Zoo'n man moest dan een briefje kunnen krijgen. De heer WISSE: Dat zou gemakkelyker zyn. De SECRETARIS: De practijk is thans dat, wanneer zich voor hulp iemand hier aan- meldt, dat wordt gevraagd of en hoeveel hij kan betalen, en dat dan de man een briefje krijgt en geholpen wordt. i. De heer HAMELINK vraagt, in ver band met het staken der stemmen over de steunregeling, wanneer het weer vergadering zal zijn. Het zal al gauw April zijn en dan zullen er al heel wat menschen uitgetrokken zijn. De heer VAN HOEVE: De heeren kunnen gerust zijn, dat zal wel tijidig behandeld wor den. De VOORZITTER: Bovendien, zoolang er geen andere regeling.is, blijft de oude geldig. j. De heer KOOPMAN informeert, of het niet mogelijk zou zijn, aan de Poonhaven door werkloozen eens een wel te laten graven. De menschen daar zijn al van zddveel verstoken, Ze missen ook verlichting. Ze hebben een wel gehad, maar die staat nog al ver af, en in de buurt was beter. Men zal daarom mis schien wel moeten zoeken, want op enkele plekken is het water daar zout en zwart. De VOORZITTER deelt mede, dat het ge meentebestuur daar in de nabijheid indertijd een uitstekende wel heeft laten zfetten. Maaz- de menschen stellen er geen prijs .op en lieten die vervuilen. Dat is toch jammer, Maar nu gaat het toch niet om nu voor hen op een andere plaats een wel te gaan graven, want dan kan men op die manier wel aan den gang blijven. De heer KOOPMAN merkt op, dat het zoo veel niet behoeft te kosten, Met een paar haringtonnen en een pomp er op was men klaar. De VOORZITTER: Dan kreeg men het zelfde als op Othene. Bovendien de bestaan- de wel is niet gemaakt van tonnen, doch van cementen ringen, het was een degelijke weil- put. De heer KOOPMAN dacht, dat het er maax een van tonnen Was. k. De heer KOOPMAN vraagt of er geen maatregelen tegen genomen kunnen worden, dat het voetpad aan den Camperschen hoek geheel onder de modder wordt gegooid die uit de sloot wordt gegraven. De VOORZITTER: Dat is een particulier terrein. De heer KOOPMAN: Maar het is voor de menschen daar de eenige uitweg. De VOORZITTER meent, dat daaraan niets te doen is, als de eigenaar zegt: je blijft er af. De heer KOOPMAN: Dan zitten we er nu mee. De VOORZITTER schorst de openbare vergadering, die overgaat in een zltting met gesloten deuren. Na heropening der vergadering wordt deze door den VOORZITTER door het uitspreken van het dankgebed gesloten.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 6