Ter Neuzensche Courant
Tweede Blad.
Maandag 15 Febr. 1932. No. 8799
GEMEENTERAAD VAN
ZAAMSLAG.
VAN
(Vervolg uit het Eerste Blad.)
A an artikel 10 een lid a toe te voegen lui-
dende
a. diegenen, wier gezinsinkomsten meer
bedragen dan:
f bij een gezin van 2 personen.
f bij een gezin van 3 of 4 personen.
f bij een gezin van 5 of 6 personen.
f bij een gezin van 7 of 8 personen.
f bij een gezin van 9 of 10 personen.
f bij een gezin van 11 of meer per
sonen.
ide letters a, b, c, d te vervangen door b, c,
d en e;
bet laatste lid van artikel 10 te vervangen
door:
Voorts wordt aan diegenen, die na den lsten
Januari 1931 tijdens hun werkloosheid zijn ge-
huwd geen gehuwden uitkeering verstrekt,
dan nadat zij na hun huwelijk ten minste drie
maanden in het vrije bedrijf hebben gewerkt
Diegenen, die gaan huwen, terwijl zij als
kostganger steun genoten, kunnen mitsdien
ook na hun huwelijk den steun voor kostgan-
gers behouden, zoolang zij nog geen drie
maanden in het vrije bedrijf gewerkt hebben.
In bepaalde gevallen kan na verkregen
eoedkeuring van den Minister van Binnenland-
sche Zaken en Landbouw de leeftijdsgrens
van 60 jaar, genoemd onder b worden ver-
hoogd tot 65 jaar en kan ook aan vfouwen
steun worden verleend.
In artikel 17 wordt in den eersten volzin
achter zal ingevoegd: moet worden verleend
c.q. en toegevoegd:
f. de werkloosheid een gevolg is van werk-
staking of uitsluiting;
g. de werklooze door ziekte of ongeval tot
werken niet in staat is.
In artikel 18 wordt tusschen a en b inge
voegd
Bovendien kan aan gehuwden en ongehuwde
kostwinners een huurtoeslag worden verstrekt
overeenkomende met hetgeen de huur meer
bedraagt dan 3,40 per week, zulks tot een
maximum van 0,50 per week.
Artikel 19 wordt gelezen als volgt:
Bij geheele werkloosheid mag de steun aan
gehuwden en ongehuwde kostwinners nimmer
meer bedragen dan 60 en aan kostgangers
niet meer dan 50 van het loon, dat zij bij
een 48urige arbeidsweek in het bedrijf, waar-
toe zij behooren, zouden kunnen verdienen.
Voor gezinnen van zes en meer personen
mag het percentage van 60 verhoogd worden
tot 65.
Bij gedeeltelijke werkloosheid van den on-
dersteunde mag de steun aan gehuwden en
ongehuwde kostwinners te zamen met het ver-
diende loon van den ondersteunde, nimmer
meer bedragen dan 75 van het loon, dat hij
bri een 48-urige arbeidsweek in het bedrijt,
waartoe hij behoort zou kunnen verdienen.
De VOORZITTER merkt op, «dat alzoo nu
in behandeling komt artikel 1 van de crisis-
steunregeling.
De heer HAMELINK geeft te kennen, dat
hij bij de doorlezing der stukken verwonderd
was, dat er maar 3 vereenigingen ziijn, die in
de gelegenheid worden gesteld een vertegen-
woordiger 'in het Orgaan te benoemen. Er zijn
in de gemeente 7 werkliedenorganisaties, en
wamneer nu Ieder hunner 1 ltd zou mogen
benoemen, waartegenover dan ook 7 vertegen-
woordigers der werkgevers zouden moeten
worden benoemd, dan zou die commissie van
tweemaal 7 leden met een voorzitter en
secretaris, is 16 leden, wel wat te uitgebreid
zijn, dat stemt hij geheel toe, maar toch was
hij teleurgesteld, dat de bond waarvan hij
vertegenwoordiger is, en die 110 leden telt,
voorbijgegaan is. Die wordt dus voor het
hoofd gestooten en hij vraagt in verband
hiermede of het niet mogelijk is de commissie
uit te breiden met nog een vierde lid uit elke
categorie.
De VOORZITTER
dat 7 voldoende was. Het is echter verklaar-
baar, dat een groote organisatie zegt, wij
Wiillen er ook in vertegenwoordigd zijn, en
daartegen hebben Burgemeester en Wethou-
ders geen bezwaar. Nu schijnt er echter ver- -
schil van meening te bestaan tusschen de i kappen en er is volgens hern geen aanleid g
liet om de arbeiders van de cokesfabriek of de
kinderen te willen stellen op 8,45 en de toe-
slag voor kinderen op 75 cent, tot een maxi
mum van 10,40.
Hij zou wenschen, dat deze regeling voor
aEe werklieden gold, gelijke monnikken, gelijke
organisaties zelf, en dat behoort hier niet
thuis, dat is misschien een zaak, die zij on-
derling moeten oplossen. Nu gelooft hij
echter, dat een commissie van 9 leden een
maximum behoort te zijn.
De heer HAMELINK dankt voor de iniich-
tingen.
De heer BUIJZE deelt mede, dat de namen
die aan Burgemeester en Wethouders zijn toe-
gezonden naar voren zijn gekomen in de
samensprekimg der vereenigingen. De veree-
niging van den heer Hamelink is daarin dus
ook wel degelijk vertegenwoordigd, daar zij
ook aan die lijst heeft meegewerkt.
De SECRETARIS veronderstelt, dat het
dan misschien in de benoemde personen zit.
Er is een lijst van 6 personen ingekomen, om
er daaruit 3 te benoemen. Nu is het wel
mogelijk, dat in verband met de volgorde
waarin de opgegeven personen op de lijst
stonden, en die door Burgemeester en Wet
houders aangehouden is, welliicht niet be
noemd een lid van het Chr. Nationaal Vak-
verbond.
De VOORZITTER: Natuurlijk, - wij dach-
ten dat de volgorde was aangegeven waarin
men wenschte dat de leden benoemd zouden
worden. Als wij hadden geweten, dat men
het anders wenschte hadden wij b.v. even
graag nog 5 als nog 3 benoemd.
De heer BUIJZE is van meening, dat de
Chr. Nationale Werkmansbond door de be- jj
noemden vertegenwoordigd is; bij eindstem-
ming en loting is de zaak uitgemaakt zooals
die aangegeven is.
De VOORZITTER: Wij hebben van bovenaf
genomen uit de lijst die ons van wege de 7
organisaties is toegezonden.
De heer VAN HOEVE merkt op, dat de
vereenigingen te samen zijn gekomen en een
lijst van personen hebben opgemaakt, die aan
Burgemeester en Wethouders lis ingezonden.
Maar daarover gaat het nu toch eigenlijk
niet. Is het de bedoeling dat de vereeniging
van den heer Hamelink eventueel ook mee-
spreekt
De heer BUIJZE zegt, dat het niet zoo is.
De besturen hebben geconfereerd, ook die
van spreker en de heer Hamelink. Daarin
zijn personen besproken die de gezamenlijke
vereenigingen vertegenwoordigen.
De heer KOOPMAN verklaart, dat het zoo
helder wordt als koffiedik.
De heer VAN HOEVE wijst er op, dat aan-
vankelijk de organisaties zijn angeschreven,
en dat was in orde, maar zooals het voorstel
nu luidt, dan wordt de organisatie van den
heer Hamelink in het vervolg uitgeschakeld.
Als er nu b.v. een vacature zou te vervullen
zijn, krijgt die vereeniging daarvoor geen
aanschrijiving, die krijgt dan geen kans meer
om personen aan te wijzen.
De heer WISSE: Maar de organisaties
hebben het z66 toch goedgevonden
De heer BAKKER: De zaak was wel in
orde in eerste instantiie, maar niet in de uit-
werking.
De heer WISSE dacht dat de personen toch
waren aangewezen.
De SECRETARIS wijst er op, dat de ver
eenigingen nu opnieuw moeten worden aange-
schreven; wanneer er nu een lid is dat 2 ver
eenigingen vertegenwoordigd, dan krijgt al-
leen de vereeniging waartoe hij behoort
aanschrijving en de andere niet, de tweede
organisatie kan zich dan niet meer uit-
spreken.
De heer BUIJZE: Dat is ook al gebeurd.
De SECRETARIS: Er moet nog opnieuw
een schrijven gezonden worden, voor het aan-
wijzen der leden, volgens de nieuwe regeling.
De heer BUIJZE: Neen, die zijn al aan
gewezen.
De SECRETARIS wijst er op, dat Burge
meester en Wethouders dan een brief zouden
richten aan de combinatie van ver-
regeling begonnen zijn,
Toen wij met deze
hebben we de werk-
ncmersorg-anisaties aangeschreven en van hen
antwoord ontvangen en op dat antwoord zijn
we in zee gegaan. Ik acht het niet ge-
wenscht, dat de commissie zoo schrikkelijk
groot is, maar als de vereeniging er nu be-
paald prijs op stelt om ook vertegenwoor
digd te zijn, dan hebben wij daartegen geen
bezwaar. Maar dan moet eer ook een lid
werkgever meer komen.
De SECRETARIS: U bedoelt toch de af-
deeling Zaamslag van het Chr. Nationaal
Vakverbond
De heer H AMELINK antwoordt bevesti-
gend.
De heer BUIJZE begrijpt, na de woorden
van den heer Hamelink, de situatie niet goed,
Er is door al de hier gevestigde bonden een
samenspreking gehouden 6n beraadslaagd
over de verdeeling van de afgevaardigden.
Toen is ook uitgemaakt, dat er van de 2
landarbeidersbonden e6n afgevaardigde zou
zijn en daarop zijn namen genoemd, die aan
het gemeentebestuur zijn opgegeven, Naar
het hem voorkomt, is deze zaak voor elkaar.
De VOORZITTER: Wij zijn in elk geval
be goedertrouw afgegaan op het advies dat
bij ons is binnengekomen.
De heer HAMELINK erkent, dat een
samenspreking is gehouden, doch daar is af-
gesproken, dat ieder der organisaties 2 per
sonen zou opgeven, waaruit Burgemeester en
Wethouders de leden der commissie zouden
kiezen en nu meent hij, dat ziijn organisatie
groot genoeg is, om daarin met een lid ver
tegenwoordigd te zijn.
De VOORZITTER: Wij konden moeilijk
anders dan het advies volgen.
De heer HAMELINK stelt voor om de com
missie te doen bestaan uit 4 werknemers en
4 werkgevers.
De heer BUIJZE kan zi.ch daarmede niet
vereenigen en wenscht zich te houden aan de
door de organisaties genomen beslissingen.
De heer MAAS sluit zich aan brj den heer
Buijze; men moet het eens zrjn.
De heer BAKKER steunt het voorstel van
den heer Hamelink.
De heer KOOPMAN: Dan zouden er dus
2 bijkomen.
De heer HAAK: Waarom hebben Burge
meester en Wethouders niet van meet af
tweemaal 4 leden voorgesteld.
De VOORZITTER: Wij dachten dat een
commissie van 6 leden met een onparfcijdigen
voorzitter groot genoeg was. We hebben er,
echter geen overwegend bezwaar tegen, dat
het tweemaal vier wordt.
De heer VAN HOEVE betoogt, dat de
commissie niet te groot mag wezen. Men kan
die niet uit 14 of 15 man doen bestaan
daarom dachten Burgemeester en Wethouders
moeten
eenigingen.
De VOORZITTER zal nu in omvraag bren-
gen de vraag of er 3 of 4 leden van elke
categorie zullen worden aangewezen.
De heer KOOPMAN steunt ook het voor-
stel-Hamelink.
Het wordt verworpen met 6 tegen 4
stemmen.
Voor stemmen de heeren Koopman, Van
Hoeve, Bakker en Hamelink; tegen stemmen
de heeren Buijze, Haak, A. Dees, Wisse, Maas
en D. Dees.
Het voorstel van Burgemeester en Wet
houders wordt met algemeene stemmen aan-
genomen.
De VOORZITTER stelt thans aan de orde
art. 6. Artikel 4 is ook gewijzigd, doch daar-
aan valt niets te doen, dat is geschied door
den Minister.
In het adres wordt gevraagd een uitkeering
van 8,45 per week en 0,75 toeslag per
kind, doch Burgemeester en Wethouders stel
len voor, dat te behouden op 8 en 50 cent
per kind, van af het derde.
De heer BUIJZE kan zich niet vereenigen
met het preadvies, waar Burgemeester en
Wethouders daarin zeggen, dat zij het niet
gewenscht aehten, dat de uitkeering ongeveer
geiijk zou komen met den loonstandaard in
deze gemeente, aangezien het bedrag dat zij
daarvoor aannemen veel te laag is. Spreker
beweert, dat hier geen loonstandaard is. Ja,
er wordt nu 2 per dag betaald. Maar, wan
neer 10 boeren bij elkaar -komen en afspreken
2 per dag te bieden, is dat nog geen loon
standaard. Er kunnen de volgende week wel
10 werkgevers bij elkaar komen en zeggen
dat ze niet meer willen geven dan 1,50! Zou
dan de daarop volgende week de loonstan
daard in heel de gemeente 1,50 zijn? Op
die manier kan men er nooit toe komen een
goede steunregeling te krjjgen, Een loon
standaard zou behooren te worden vastget-
steld door de groote werkgevers en organisa
ties van werknemers in gemeenschappelijk
overleg en als die het er over eens kwamen,
dan eerst kan men spreken van een loon
standaard.
Het is wel te bemerken, dat Burgemees
ter en Wethouders ook uit werkgevers be
staat en deze het er mede eens zijn, want die
geven ook maar 2 per dag als loon. Dat
is een onvoldoende betaling. Wat beteekent
een steunregeling van 7 of 8 per week
voor een gezin, wanneer daar nog af moet
huur van huizen? Gelukkig is nu ook de
gelegenheid geopend tot het geven van een
toeslag op de huur. Maar voor zoover de
menschen georganiseerd zijn, moet er toch
ook nog 50 of 60 cent af voor him contributie.
Dan komt er in den winter nog bij licht en
brands-tof. Gelukkig dat de Minister den
weeg ook heeft geopend om bonnen voor
brandstof te geven. Maar dan zijn er nog
noodig kleeren, klompen of schoenen, brood
spek en vet. Het is nu Februari, vele men
schen hebben al vroeg geslacht, zoodat hun
voorraad spek verbrujkt is. Nu zal men
hem misschien terugwerpen dat dit niet zoo
duur is, maar van het genoemde inkomen kan
men ook niet veel uitgeven.
Met het oog daarop is door de bonden voor
gesteld de uitkeering voor gezinnen zonder
ammoniakfabriek hoogere uitkeering te
geven dan de andere hier wonende arbeiders.
In het contributiestelse! is ook geen verschil,
daarom zou hij hen, die van rijk en gemeente
steun krijgen alien geiijk willen stellen.
Voorts zou hij een lans willen breken voor
de bouwvakarbeiders. Hij wil toegeven, dat
men deze thans niet in de crisisregeling kan
opnemen, omdat de Minister dit niiet wil,
aangezien hij van oordeel is, dat in de bouw-
vakken nog geen crisis is te constateeren,
d-och wanneer men de eigen gemeente eens
nagaat, dan ziet men toch, dat verschillende
bouwvakarbeiders als werkloos staan inge-
schreven, en men kan die menschen toch niet
zonder eten laten zitten of schaarsch bedee-
len. Ze moeten ook eten en het is niet hun
schuld, dat ze! geen werk hebben. Ze mogen
niet verstooten blijven en er behoort ook voor
de werkloozen uit de bouwvakken te worden
gezorgd.
En wat ten slotte spreker ook nog op den
voorgron-d wil bremgen is, dat van de gezins
inkomsten, verdiend door vrouw of kinderen.
van de eerste f 5 niets van den steun zal
worden ingehouden, indien de inkomsten niet
hooger zijn dan f 14.
De heer MAAS verklaart zich aan de zijde
van den heer Buijze te scharen.
De VOORZITTER meent, dat, in aanmer-
kin-g genomen den slechten toestand voor de
boeren, de tegenwoordige loonen niet al te
laag kunnen genoemd worden.
De heer MAAS vraagt, of hij eens iets mag
zeggen van het leven van een werkman.
De VOORZITTER wil dat wel toestaan,
als de heer Maas het wat kort maakt.
De heer MAAS: Het zal niet lang duren,
mijnheer de Voorzitter.
Mijnheer de Voorzitter: Ik kan mij niet
vereeniigen met het voorstel van Burge
meester en Wethouders. Ik kom uit een
huisgezin met 14 kinderen en -daar ben ik het
tweede kind van; mijn ouders, mijn 6 broers
en 7 zusters zijn door Gods voorzienigheid
nog alien in leven, ik weet wat er noodig is
in het huisgezin van den arbeider. Ik ben
jaren achtereen met mijn vrouw naar het
land gegaan om te werken. Onze kinderen
brachten wij naar een buurvrouw van
's morgens half zes tot 's avonds half acht.
Daar moesten wij voor betalen het eerste
kind 20 cent, het tweede kind 10 cent en het
derde kind 5 cent. Mijn vrouw verdiende
een daggeld van 60 cent. Daar ging dan 35
cent af, dus bleef een overschot van 25 cent.
In eigen w-erk of stukwerk waren de ver-
diensten iets hooger, dat wil ik erkennen.
Mijnheer de Voorzititer: dat is toch geen leven
voor den landarbeider, dat kan niemand ont-
kennen. Mij-n kinderen zijn acht maanden
van het jaar bij een ander grootgekweekt.
Volgens Gods Woord behoort de moeder thuis
bij de kinderen, om ze zelf op te voeden en
de man dient een loon te hebben om van te
bestaan.
En dan moest ik nog elk jaar een kwart
van mijn varken verkoopen, om ieder het
zijne te kunnen- geven. Dat ben ik zelf niet
alleen geweest, maar dat heb ik gezien brj
andere menschen en dat gebeurt nog in dezen
tijd daar zijn nog moeders die hun kin
deren mede nemen naar het land. Mijnheer
de Voorzitter, dat noem ik ook een crisis-
tijd. In de oorlogsjaren van 1917 op 1918
hebben wij als werkmenschen, toen het den
landbouwers goed ging, vlasliemen moeten
stoken in de kachel, maar de landbouwers
kocht toen kolen van 100 de duizend kilo en
wij konden geen 50 kilo koopen van 6 de 50
kilo. Dat noem ik ook een crisistoestand en
nu gaan wij ook gebukt onder de crisis. Met
de loonnorm in Zaamslag ben ik ook niet te-
vreden. De Minister zegt niet dat de land-
bouwer in Zeeland 11 per week moet be
talen, maar zegt dat de loonnorm 13 is. Dat
betalen regelen de landbouwers zelf, buiten
ons om en daar doen zij ook een groot kwaad
mede. Zij zijn verplicht daar met de werk
nemers over te spreken. Nu wil ik nog een
waarschuwingsteeken geven: heeren leden
van den raad denkt om de werkelooze men
schen, denkt om hun vrouw en kinderen. Die
geeft zal weder gegeven worden, maar die
niet geeft, van dien zal genomen worden ook
wat hij heeft.
De heer HAMELINK wil ook een duit in
het zakje doen. Het vorig jaar, werd een uit
keering van 8,40 voldoende geacht, maar
dat is thans onvoldoende. Daar is in de eerste
plaats, dat voor de arbeiders de winter vroeg
begonnen is. En d'ie lange winter volgt op
een slechten zomer. Als het bij den boer
regent, regenen, zegt spreker, ook bij ons de
centen uit den zak! Als gevolg van een en
ander is er bij de menschen weinig voorraad
geweest Als men nu moet leven van 8,40
en daar moet 60 of 50 cent voor contributie
af, dan blrjft er maar rond f 8 over. Daar kan
iemand met een gezin absoluut niet van leven.
Men kan nu wel vragen: wat verstaat u
onder leven? Maar dat bedrag is langs alle
kanten te weinig. Hij raadt daarom de raads-
leden aan, laat ons op het adres ingaan en
zorgen, dat er menschen komen die 10,40
kunnen trekken. Het kan zijn, dat er men
schen bestaan, die het er goed van kunnen
doen, maar dan zou het toch ook geen zonde
zijn, indien er menschen waren die van
dat bed-rag nog iets konden overhouden, in
geen geval zal iemand in de gelegenheid
komen da&rvan centen naar de bank te bren-
gen. Spreker behoorde ook tot een groot ge
zin en heeft ook veel armoede geleden. Hij
zegt daarom tot zijn medeleden: strijikt jullie
hand eens over jullie hart en laat ons op het
adres ingaan.
De VOORZITTER wil, naar aanleiding det
opmerking dat de steunregeling te laag is,
opmerken, dat het loon het vorig jaar 2,25
per -dag was en hij gelooft dat het onmogelijk
zou zijn, dat 3 of 4 boeren zonder meer de
aanleiding zouden zijn, dat dit tot 2 gedaald
is. De organisaties der werklieden hebben een
groote macht en van wege de boeren heeft
men hier alleen de Ghristelijke Boeren- en
Tuindersbond, en de leden daarvan zijn het
daarover nog nooit eens kunnen worden.
Spreker heeft in het verleden al eens be-
proef-d, de boeren en hunne arbeiders voor
het vaststellen van loonen bij een te brengen,
doch dat is hem niet gelukt. De feiten toonen
echter onomstootelijk aan, dat het loon nu
lager is dan het vorig jaar. Bovendien, de
Minister spreekt ook een woordje «nee en als
men te hoog zou gaan, kreeg men de regeling
niet goedgekeurd.
We leven in een crisis en wanneer die zal
eindigen, is nog niet te voorzien. Spreker
heeft de vorige crisis, na den oorlog 1870 ook
belee-fd. Daarbij is gebleken, dat de prijs van
het land een thermometer is en hij vermeent,
dat in '80 of '83, toen het land in waarde be-
gon te stijgen, het ergste van de crisis ook
over was. Hij is geen econoom, geen Dr.
Kuijper of Oolijn, en kah dat dus niet zoo uit-
een zetten, maar hij weet wel, dat het van af
het jaar 1883 tot 1900 ook niet allemaal cou-
leur de rose is geweest, en alies z6d weinig
waard was, dat het bijna niet genoemd kon
worden. In 1897 werd voor de tarwe 4,50 tot
6 betaald, evenals voor de haver en de gerst,
terwijl men voor de bieten f 9 kreeg. Toen
was de inspan ook niet zoo duur, een goede
boerenwagen kostte toen 180 en nu f 400.
IEr wordt gezegd, dat de loonen thans laag
zijn, maar die zijn toch nog hooger dan des-
tijds. De boeren waren toen ook arm. De
loonen waren het vorig jaar /2,25 en nu
nemen Burgemeester en Wethouders aan 2.
Hij weet niet of er ook minder betaald wordt,
maar daarom wordt ook gezegd: gemiddeld
f 2, en op dezen basis willen zij- voortgaan.
Men moet er rekening mee houden, dat er
geen vooruitzicht bestaa-t, hoe lang de tegen
woordige toestand zal aanhouden. De uitkee
ring voor werkloozen kan nog wel 10 jaren
duren.
Bovendien, het zou toch een verkeerde toe
stand worden, wanneer de uitkeering geiijk
zou komen te staan met het betaalde loon.
Dan ging niemand meer werken en dat zou
men dan nog niet eens kwalijk kunnen nemen.
Dat zou spreker ook niet doen. Als men niet
werkt kan men langer slapen, dan moet men
minder eten en stoken en dat komt dus voor-
deeliger uit. Maar, vraagt spreker, kan dat?
Vroeger zaten we heelemaal diep in de schuld.
Als we nu zulke groote steunbedragen gingen
geven, zou het kunnen zijn, dat we er heele
maal niet meer. konden komen. Ik zou graag
meer geven als het kon, maar ik ben over-
tuigd, dat dit niet blijvend mogelijk is. Overi-
gens kan hij zich best in den toestand der
arbeiders verplaatsen. Hij is zelf bij zijn vader
ook 10 jaar knecht geweest, en kreeg toen
ook f 1,75 per dag.
De heer HAAK zal hierover niet breed-
voerig uitweiden; het feit is, dat de menschen
die werken f 11 per week hebben, en dat het
voor dezen bezwarend wordt, als aan de
menschen die van de werkloozensteun genie-
ten 10,40 per week zouden krijgen. Deze
zullen zeggen, wanneer ze van de steun bijna
net zooveel krijgen als wij, dan danken wij
er voor, dan gaan we er ook niet meer voor
werken. Hij gelooft ook, dat het niet mee-
valt om van f 9 of 10 per week met een
gezin te moeten leven, hij heeft daarvan geen
ervaring en hij hoopt dit ook niet te beleven.
De toestand is nu z66, dat er op het oogen-
blik in de gemeente een 200 werkloozen zijn,
en als men nu het steunbedrag te hoog vast-
stelt bestaat de kans -dat dit het volgend jaar
wel 300 is. Hij vraagt zich ook afwaar moet
het geld vandaan komen Als de heeren
daarin geen gevaar zien, dan wil hij er zich
bij neerleggen. maar voor hem is het een be
zwaar, dat hij vreest dat het verkeerd zal
loopen.
Wat het betoog van den heer Maas betreft,
die is begonnen met de werkgevers tegenover
de werknemers te plaatsen. Dit is onjuist,
Het zijn niet alleen de arbeiders die in nood
verkeeren, de boeren verkeeren in den zelfden
toestand. Maar men moet het plattelan-d
tegenover de steden stellen. Daar zit de fout.
Hier hebben we steunbedragen van 8 en 9,
doch daar wordt 17, 18 en 19 uitgekeerd.
Daar staan onze menschen een hoop bij ten
achter. Hij hoopt, dat de prijzen der land-
bouwproducten weer zullen stijgen en dat alle
arbeiders aan de loonen der fabrieksarbeiders
zullen kunnen komen, dan moeten de loonen
van die daar boven staan naar -beneden. Zo6
zal het moeten gaan, doch spreker kan voor
den tegenwoordigen toestand geen oplossing
meer vinden.
De heer HAMELINK deelt mede, dat de
oorzaak van het zenden van het adres was
de omstandigheid dat elders meer uitge
keerd wordt. Er wordt wel gezegd, dat de
Minister dat niet toestaat, maar hoe gaat het
dan elders? Spreker gaat ook wel eens naar
de markt en hoort dat dan. Hij schakelt hier-
bij Ter Neuzen uit, want daar heerschen
andere toestanden. Maar in Hoek, dat toch
evengoed een plattelands gemeente is als
Zaamslag hebben ze toch ook een hoogere
uitkeering
De VOORZITTER: Maar het is de vraag
onder welke omstandigheden daartoe besloten
is. Hij brengt niet graag politiek in den raad,
maar moet er toch op wijzen, dat die rege
ling is genomen, toen de verhoudingen in den
gemeenteraad daar anders waren. Naar ik
hoorde, heeft men daarvan spijt genoeg.
De heer HAMELINK: Maar de tegenwoor
dige raad heeft die regeling toch gehandhaafd.
Hoe lang deze toestand zal duren, weet hij
ook niet. En als het niet meer kan, ja, dan
houdt alles op.
De VOORZITTER: Als we het zoo 10 jaar
moeten volhouden is alles op.
De heer HAMELINK: Er wordt ook ge-
schermd met de bewering, dat de menschen
dan niet meer zullen willen werken; dat zou
den er misschien eens een of twee zijn, na
tuurlijk, die Vindt men overal, maar overi-
gens zal ieder die er voor in de gelegenheid
komt, werk aanpakken, zelfs al was het loon
nog iets minder dan de steun.
De VOORZITTER: Er kunnen enkele goede
zijn, maar ik geloof overigens niet, dat men
dan in het algemeen zal gaan werken; men
leeft dan ook duurder, omdat men 's morgens
vroeg moet opstaan.
De heer HAMELINK is het hiermede niet
eens; er is niets zoo slecht voor een mensch
als op de keien staan.
De heer MAAS: Als ik werk heb kom ik,
daartoe ben ik zedelijk verplicht.
De heer HAAK: Dat moeten wij eerbie-
digen, maar z66 zijn ze allemaal niet.
De heer MAAS: Ik heb nog altijd gewerkt
en hoop voor werkloosheid bewaard te blijven.
Ik ben verplicht te werken en de werkgever
is verplicht mij te betalen en als ik dan
's Zaterdags met /II thuis kom, en mijn
vrouw kan het daarmede voor onderhoud van
het gezin niet doen, dan is dat voor de ver-
antwoording van den werkgever, die zal later
dan een zware verantwoording hebben.
De heer HAAK: Maar als hij nu door de
omstandigheden niet meer kan geven?
De heer MAAS: In de goede jaren, toen
de boeren veel verdienden, zijn we ook niet
betaald naar evenredigheid van het inkomen
der landbouwers.
De heer HAAK: Dat kan, maar nu hebben
de boeren gedurende een jaar of vier meer
uitgegeven dan ze ontvingen. Het is daar ook
al geen goud wat er blinkt.
De heer MAAS: Dat wil ik toegeven.
De heer HAAK: Ik kan het ook niet op
lossen, en als de heeren niet verlegen zijn om
dat hoogere bedrag te geven, dan zal ik er
mij niet tegen verzetten, maar ik zou het erg
vinden als er het volgend jaar in plaats van
200 300 werkloozen zouden ingeschreven
staan. Op de keien staan valt n-iet mee.
De heer MAAS: Ik heb er geen onder-
vinding van, maar ik kan het mij indenken.
De heer KOOPMAN merkt op, dagelijks
misschien nog meer met arbeiders en land
bouwers in aanraking te komen dan de andere
heeren en wil de zaak eens uit een ander
licht bezien. Het is ongetwijfeld juist, dat de
arbeiders verarmd zijn. Hij- gelooft wel, dat
er ook bij de arbeiders van de goede jaren nog
wel iets was overgebleven, maar door den
slechten winter is dat potje op. Even juist is
het, dat de landbouwers niet meer kunnen be
talen. Hij komt bij kleine landbouwers, die
er ddkwijls nog slecbter aan toe zijn dan de
arbeiders, die voor zware pachten of hooge
hypotheken zitten. Nu hoopt spreker, dat dit
de laatste winter is, dat er zal moeten ge-
steund worden.
Voorts betuigt hij, dat hem iets bevreemd
heeft. Herhaaldelijk hoort hij van vergade-
ring van de bonden en dan vemeemt hr, dat
de vergadering een feestelijk aanzien had. Nu
vraagt hijis er nu nog tijd om feest te
vieren Hij meent, dat het meer de tijd is om
de harp aan de deur te zetten, en stelt de
arbeiders verantwoordelijk, dat ze niet harder
loopen om werk te krijgen, dat ze geen moeite
hebben gedaan om, toen de Tarwewet werd
aangenomen, te zorgen, dat die ook aan hen
ten goede kwam, terwijl die integendeel heeft
geleid tot hunne verarming.
Hij hoopt, dat God Zijn zegen zal geven,
dat we een rijken oogst krijgen en dat de
regeering voor de suikerbieten de noodige
steunbedragen zal geven, opdat er maar
bieten kunnen gezaaid worden. Nu dat niet
het geval is, de Tarwewet voor de arbei
ders een nadeel geworden. Er werden minder
bieten en meer tarwe gezaaid. Het brood is
daardoor duurder geworden als het onder
andere omstandigheden zou zijn het is
niet slechter en de arbeiders hebben er
minder werk door. Als het z66 voortgaat zal
er meer en meer tarwe gezaaid worden en
hebben we misschien over 3 jaar geen bieten
meer.
De VOORZITTER: Dat kan niet!
De heer KOOPMAN merkt op, dat we dat
zullen zien. De Tarwewet zou echter even-
zeer aan de arbeiders ten goede kunnen
komen. Als men voor de tarwe bij de klas-
sen A, B, C en nog een klasse D maakte en
men gaf daarvoor dan eens 75 cent meer,
onder voorwaarde, dat dit werd geoogst en
bewerkt op de vroegere wijze, in plaats van
met de dorschmachine met den vlegel, dan
zou de werkloosheid op hot platteland al heel
wat minder zijn. I-edere regeling zal aan
leiding geven tot eenig onrecht, maar bij de
Tarwewet ligt het er z66 dik op, dat die ten
nadeele van den arbeider is, dat men zich
tot de regeering behoorde te wenden en te
zeggen: zoo gaat het niet langer. De Tarwe
wet is een fiasco, geldelijk ook ,voor den boer,
en zooals dezen is ingesteld moest het een
zegen wezen.
'Hij kan met die voorstellen van de bonden
voor een hoogere uitkeering niet mee gaan,
maar wil toch een wijziging voorstellen van
art. 7, en de verdiensten Van het gezin niet
aftrekken, indien het een gezin is met min-
stens 5 minderjari-ge kinderen en de gezamen
lijke inkomsten de 14 niet te boven gaan.
Overigens is hij er voor de oude regeling
te handhaven, behoudens dan die w-ijizigingen
die op last van den Minister moeten worden
aangebracht.
Het verblijdt hem geweldig, dat ook de
weduwvrouwen volgens die nieuwe regeling
voor ondersteuning in aanmerking kunnen
komen. Die moeten al genoeg missen en als
je bij de gemeente of bij de diaconi-e om hulp
moet gaan vragen, dan moet je daarvoor heel
je familie meebrengen en wordt je letter-lijk
alles afgevraagd. Spreker kent er, die met
2 en 3 meisjes zitten en hij vindt het heel
goed, dat die voor het ontvangen van steun
met een man worden gelijkgesteld.
Hij wenscht de oude steunregeling voor te
stellen, met deze wijziging, dat niet bij het
derde, doch reeds bij het tweede kind 50 cent
toeslag zal worden gegeven.
De VOORZTTER merkt op, dat de heer
Koopman nogal op d-e Tarwewet afgeeft,
doch dat de gevolgen daarvan zijn oorzaak
dciArin vinden, dat de regeering destijds nog
niet bekend was met de schrikkelijke daling
van den suikerprijs, waardoor de voor het
verbouwen van bieten toegezegde steun niets
meer te beteekenen had. Wanneer men toen
een minister van landbouw had gehad, dan
zou dat zoo niet geloopen zijn, die zou beter
op de hoogte zijn geweest, en wanneer de
steun voor de suikerbieten van dien aard was
geweest, dat het verbouwen mogelijk was,
dan zou er niet zooveel tarwe zijn gezpaid.
Het is nu met het vlas precies hetzelfde. Vijf-
tig gulden per Hectare voor vlas, dat men er
dan nog voor moet bokcn, beteekent niets.
Dat zou zeker 100 moeten zijn. Was het
mogelijk geweest meer bieten te zaaien, dan
was er meer werk geweest, evenzoo als dat
er niet in het vlas zal kunnen gewerkt wor
den omdat men niet voldoende zal zaaien. Dat
er nog in toenemende mate tarwe zal ge
zaaid worden, die stelling gaat echter niet op,
omdat dat wegens den noodzakelijken wissel-
bouw niet kan. Als er echter 2 van de tarwe
werd afgedaan en dat bedrag verplaatst naar
de bieten, dan zou de toestand, wat de werk-
gelegenhe'id betreft heel anders worden. Als
er nu een minister van landbouw was, dan
kon je daarmede praten, maar nu hebben we
er een die er niets van weet en door zijn on-
dergeschikten moet ingelicht worden.
Nu is er in Uitzicht gesteld, dat met 40
toeslag op het loon in het vlas zou kimnen
worden gewerkt en Burgemeester en Wethou
ders hebben daamaar ge'informeerd, maar er
komt ten slotte geen komaf van, dat moest
allemaal veel vlugger gaan »n niet zoo lang
duren.
Spreker is het niet eens met den heer Koop
man, dat de Tarwewet niet deugt.
De heer KOOPMA_N is van meening, dat er
geen mooier wet zou'kunnen zijn, maar de toe-
passing deugt niet. Door de overvloedige
graanoogsten in Canada en Rusland is het
voor de Regeering mogelijk meel te laten
malen van goedkoope buitenlandsche en dure
inlandsche, zonder dat dit het brood te duur
maakt. Neen, spreker is er voor, dat de
Tarwewet blijft, maar deze moet meer werk
geven.
Wat de steun aan de suikerbieten betreft,
hij zal niet zeggen, dat dit niet goed is, maar
dat kost aan de regeering veel centen, terwijl
de kosten van de Tarwewet worden betaald
door het publiek. Maar wanneer de arbeider
er niets anders aan heeft dan dat hij zijn
dagelijks brood duurder moet betalen, dan
profiteert geen mensch er van. Als er ten
slotte geen menschen zijn die nog iets verdie
nen, kan er ook niets worden opgebracht en
kan ten slotte ook geen steun gegeven wor
den. De arbeiders moeten echter meewerken,
zij moeten niet afbrekend optreden, doch uit-
zien op welke wijze zij van de bestaande of
ingevoerde regelingen zouden kunnen profi-
teeren.
De VOORZITTERU spreekt daar als
bakker!
De heer KOOPMAN: Neen, neen, heelemaal
niet!
De VOORZITTER geeft nader te kennen,
dat het voor een boer onmogelijk is, om om
het andere jaar op zijn land tarwe te zaaien,
dan wordt, zooals men dat zegt het land kreu-
pel van tarwe. Het is beslist onmogelijk, dat
er het volgend jaar nog zooveel tarwe zal
kunnen gezaaid worden, dat zullen de land
bouwers die hier zitten hem wel moeten toe-
stemmen. Dat zal zichzelf verbieden. En ver-
hooging van het mengpercentiage is ook niet
noodig, want begin Juni zal de beschikbare
inlandsche tarwe al op zijn.
De heer KOOPMAN: Dat is onjuist, ze
komen er wel mee toe.'
De VOORZITTER: De organisaties zeggen
het wel anders. Ze zeggen dat de voorraad