Ter Neuzensche Courant Tweede Blad. Maandag 15 Febr. 1932. No. 8799 GEMEENTERAAD VAN ZAAMSLAG. VAN (Vervolg uit het Eerste Blad.) A an artikel 10 een lid a toe te voegen lui- dende a. diegenen, wier gezinsinkomsten meer bedragen dan: f bij een gezin van 2 personen. f bij een gezin van 3 of 4 personen. f bij een gezin van 5 of 6 personen. f bij een gezin van 7 of 8 personen. f bij een gezin van 9 of 10 personen. f bij een gezin van 11 of meer per sonen. ide letters a, b, c, d te vervangen door b, c, d en e; bet laatste lid van artikel 10 te vervangen door: Voorts wordt aan diegenen, die na den lsten Januari 1931 tijdens hun werkloosheid zijn ge- huwd geen gehuwden uitkeering verstrekt, dan nadat zij na hun huwelijk ten minste drie maanden in het vrije bedrijf hebben gewerkt Diegenen, die gaan huwen, terwijl zij als kostganger steun genoten, kunnen mitsdien ook na hun huwelijk den steun voor kostgan- gers behouden, zoolang zij nog geen drie maanden in het vrije bedrijf gewerkt hebben. In bepaalde gevallen kan na verkregen eoedkeuring van den Minister van Binnenland- sche Zaken en Landbouw de leeftijdsgrens van 60 jaar, genoemd onder b worden ver- hoogd tot 65 jaar en kan ook aan vfouwen steun worden verleend. In artikel 17 wordt in den eersten volzin achter zal ingevoegd: moet worden verleend c.q. en toegevoegd: f. de werkloosheid een gevolg is van werk- staking of uitsluiting; g. de werklooze door ziekte of ongeval tot werken niet in staat is. In artikel 18 wordt tusschen a en b inge voegd Bovendien kan aan gehuwden en ongehuwde kostwinners een huurtoeslag worden verstrekt overeenkomende met hetgeen de huur meer bedraagt dan 3,40 per week, zulks tot een maximum van 0,50 per week. Artikel 19 wordt gelezen als volgt: Bij geheele werkloosheid mag de steun aan gehuwden en ongehuwde kostwinners nimmer meer bedragen dan 60 en aan kostgangers niet meer dan 50 van het loon, dat zij bij een 48urige arbeidsweek in het bedrijf, waar- toe zij behooren, zouden kunnen verdienen. Voor gezinnen van zes en meer personen mag het percentage van 60 verhoogd worden tot 65. Bij gedeeltelijke werkloosheid van den on- dersteunde mag de steun aan gehuwden en ongehuwde kostwinners te zamen met het ver- diende loon van den ondersteunde, nimmer meer bedragen dan 75 van het loon, dat hij bri een 48-urige arbeidsweek in het bedrijt, waartoe hij behoort zou kunnen verdienen. De VOORZITTER merkt op, «dat alzoo nu in behandeling komt artikel 1 van de crisis- steunregeling. De heer HAMELINK geeft te kennen, dat hij bij de doorlezing der stukken verwonderd was, dat er maar 3 vereenigingen ziijn, die in de gelegenheid worden gesteld een vertegen- woordiger 'in het Orgaan te benoemen. Er zijn in de gemeente 7 werkliedenorganisaties, en wamneer nu Ieder hunner 1 ltd zou mogen benoemen, waartegenover dan ook 7 vertegen- woordigers der werkgevers zouden moeten worden benoemd, dan zou die commissie van tweemaal 7 leden met een voorzitter en secretaris, is 16 leden, wel wat te uitgebreid zijn, dat stemt hij geheel toe, maar toch was hij teleurgesteld, dat de bond waarvan hij vertegenwoordiger is, en die 110 leden telt, voorbijgegaan is. Die wordt dus voor het hoofd gestooten en hij vraagt in verband hiermede of het niet mogelijk is de commissie uit te breiden met nog een vierde lid uit elke categorie. De VOORZITTER dat 7 voldoende was. Het is echter verklaar- baar, dat een groote organisatie zegt, wij Wiillen er ook in vertegenwoordigd zijn, en daartegen hebben Burgemeester en Wethou- ders geen bezwaar. Nu schijnt er echter ver- - schil van meening te bestaan tusschen de i kappen en er is volgens hern geen aanleid g liet om de arbeiders van de cokesfabriek of de kinderen te willen stellen op 8,45 en de toe- slag voor kinderen op 75 cent, tot een maxi mum van 10,40. Hij zou wenschen, dat deze regeling voor aEe werklieden gold, gelijke monnikken, gelijke organisaties zelf, en dat behoort hier niet thuis, dat is misschien een zaak, die zij on- derling moeten oplossen. Nu gelooft hij echter, dat een commissie van 9 leden een maximum behoort te zijn. De heer HAMELINK dankt voor de iniich- tingen. De heer BUIJZE deelt mede, dat de namen die aan Burgemeester en Wethouders zijn toe- gezonden naar voren zijn gekomen in de samensprekimg der vereenigingen. De veree- niging van den heer Hamelink is daarin dus ook wel degelijk vertegenwoordigd, daar zij ook aan die lijst heeft meegewerkt. De SECRETARIS veronderstelt, dat het dan misschien in de benoemde personen zit. Er is een lijst van 6 personen ingekomen, om er daaruit 3 te benoemen. Nu is het wel mogelijk, dat in verband met de volgorde waarin de opgegeven personen op de lijst stonden, en die door Burgemeester en Wet houders aangehouden is, welliicht niet be noemd een lid van het Chr. Nationaal Vak- verbond. De VOORZITTER: Natuurlijk, - wij dach- ten dat de volgorde was aangegeven waarin men wenschte dat de leden benoemd zouden worden. Als wij hadden geweten, dat men het anders wenschte hadden wij b.v. even graag nog 5 als nog 3 benoemd. De heer BUIJZE is van meening, dat de Chr. Nationale Werkmansbond door de be- jj noemden vertegenwoordigd is; bij eindstem- ming en loting is de zaak uitgemaakt zooals die aangegeven is. De VOORZITTER: Wij hebben van bovenaf genomen uit de lijst die ons van wege de 7 organisaties is toegezonden. De heer VAN HOEVE merkt op, dat de vereenigingen te samen zijn gekomen en een lijst van personen hebben opgemaakt, die aan Burgemeester en Wethouders lis ingezonden. Maar daarover gaat het nu toch eigenlijk niet. Is het de bedoeling dat de vereeniging van den heer Hamelink eventueel ook mee- spreekt De heer BUIJZE zegt, dat het niet zoo is. De besturen hebben geconfereerd, ook die van spreker en de heer Hamelink. Daarin zijn personen besproken die de gezamenlijke vereenigingen vertegenwoordigen. De heer KOOPMAN verklaart, dat het zoo helder wordt als koffiedik. De heer VAN HOEVE wijst er op, dat aan- vankelijk de organisaties zijn angeschreven, en dat was in orde, maar zooals het voorstel nu luidt, dan wordt de organisatie van den heer Hamelink in het vervolg uitgeschakeld. Als er nu b.v. een vacature zou te vervullen zijn, krijgt die vereeniging daarvoor geen aanschrijiving, die krijgt dan geen kans meer om personen aan te wijzen. De heer WISSE: Maar de organisaties hebben het z66 toch goedgevonden De heer BAKKER: De zaak was wel in orde in eerste instantiie, maar niet in de uit- werking. De heer WISSE dacht dat de personen toch waren aangewezen. De SECRETARIS wijst er op, dat de ver eenigingen nu opnieuw moeten worden aange- schreven; wanneer er nu een lid is dat 2 ver eenigingen vertegenwoordigd, dan krijgt al- leen de vereeniging waartoe hij behoort aanschrijving en de andere niet, de tweede organisatie kan zich dan niet meer uit- spreken. De heer BUIJZE: Dat is ook al gebeurd. De SECRETARIS: Er moet nog opnieuw een schrijven gezonden worden, voor het aan- wijzen der leden, volgens de nieuwe regeling. De heer BUIJZE: Neen, die zijn al aan gewezen. De SECRETARIS wijst er op, dat Burge meester en Wethouders dan een brief zouden richten aan de combinatie van ver- regeling begonnen zijn, Toen wij met deze hebben we de werk- ncmersorg-anisaties aangeschreven en van hen antwoord ontvangen en op dat antwoord zijn we in zee gegaan. Ik acht het niet ge- wenscht, dat de commissie zoo schrikkelijk groot is, maar als de vereeniging er nu be- paald prijs op stelt om ook vertegenwoor digd te zijn, dan hebben wij daartegen geen bezwaar. Maar dan moet eer ook een lid werkgever meer komen. De SECRETARIS: U bedoelt toch de af- deeling Zaamslag van het Chr. Nationaal Vakverbond De heer H AMELINK antwoordt bevesti- gend. De heer BUIJZE begrijpt, na de woorden van den heer Hamelink, de situatie niet goed, Er is door al de hier gevestigde bonden een samenspreking gehouden 6n beraadslaagd over de verdeeling van de afgevaardigden. Toen is ook uitgemaakt, dat er van de 2 landarbeidersbonden e6n afgevaardigde zou zijn en daarop zijn namen genoemd, die aan het gemeentebestuur zijn opgegeven, Naar het hem voorkomt, is deze zaak voor elkaar. De VOORZITTER: Wij zijn in elk geval be goedertrouw afgegaan op het advies dat bij ons is binnengekomen. De heer HAMELINK erkent, dat een samenspreking is gehouden, doch daar is af- gesproken, dat ieder der organisaties 2 per sonen zou opgeven, waaruit Burgemeester en Wethouders de leden der commissie zouden kiezen en nu meent hij, dat ziijn organisatie groot genoeg is, om daarin met een lid ver tegenwoordigd te zijn. De VOORZITTER: Wij konden moeilijk anders dan het advies volgen. De heer HAMELINK stelt voor om de com missie te doen bestaan uit 4 werknemers en 4 werkgevers. De heer BUIJZE kan zi.ch daarmede niet vereenigen en wenscht zich te houden aan de door de organisaties genomen beslissingen. De heer MAAS sluit zich aan brj den heer Buijze; men moet het eens zrjn. De heer BAKKER steunt het voorstel van den heer Hamelink. De heer KOOPMAN: Dan zouden er dus 2 bijkomen. De heer HAAK: Waarom hebben Burge meester en Wethouders niet van meet af tweemaal 4 leden voorgesteld. De VOORZITTER: Wij dachten dat een commissie van 6 leden met een onparfcijdigen voorzitter groot genoeg was. We hebben er, echter geen overwegend bezwaar tegen, dat het tweemaal vier wordt. De heer VAN HOEVE betoogt, dat de commissie niet te groot mag wezen. Men kan die niet uit 14 of 15 man doen bestaan daarom dachten Burgemeester en Wethouders moeten eenigingen. De VOORZITTER zal nu in omvraag bren- gen de vraag of er 3 of 4 leden van elke categorie zullen worden aangewezen. De heer KOOPMAN steunt ook het voor- stel-Hamelink. Het wordt verworpen met 6 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Koopman, Van Hoeve, Bakker en Hamelink; tegen stemmen de heeren Buijze, Haak, A. Dees, Wisse, Maas en D. Dees. Het voorstel van Burgemeester en Wet houders wordt met algemeene stemmen aan- genomen. De VOORZITTER stelt thans aan de orde art. 6. Artikel 4 is ook gewijzigd, doch daar- aan valt niets te doen, dat is geschied door den Minister. In het adres wordt gevraagd een uitkeering van 8,45 per week en 0,75 toeslag per kind, doch Burgemeester en Wethouders stel len voor, dat te behouden op 8 en 50 cent per kind, van af het derde. De heer BUIJZE kan zich niet vereenigen met het preadvies, waar Burgemeester en Wethouders daarin zeggen, dat zij het niet gewenscht aehten, dat de uitkeering ongeveer geiijk zou komen met den loonstandaard in deze gemeente, aangezien het bedrag dat zij daarvoor aannemen veel te laag is. Spreker beweert, dat hier geen loonstandaard is. Ja, er wordt nu 2 per dag betaald. Maar, wan neer 10 boeren bij elkaar -komen en afspreken 2 per dag te bieden, is dat nog geen loon standaard. Er kunnen de volgende week wel 10 werkgevers bij elkaar komen en zeggen dat ze niet meer willen geven dan 1,50! Zou dan de daarop volgende week de loonstan daard in heel de gemeente 1,50 zijn? Op die manier kan men er nooit toe komen een goede steunregeling te krjjgen, Een loon standaard zou behooren te worden vastget- steld door de groote werkgevers en organisa ties van werknemers in gemeenschappelijk overleg en als die het er over eens kwamen, dan eerst kan men spreken van een loon standaard. Het is wel te bemerken, dat Burgemees ter en Wethouders ook uit werkgevers be staat en deze het er mede eens zijn, want die geven ook maar 2 per dag als loon. Dat is een onvoldoende betaling. Wat beteekent een steunregeling van 7 of 8 per week voor een gezin, wanneer daar nog af moet huur van huizen? Gelukkig is nu ook de gelegenheid geopend tot het geven van een toeslag op de huur. Maar voor zoover de menschen georganiseerd zijn, moet er toch ook nog 50 of 60 cent af voor him contributie. Dan komt er in den winter nog bij licht en brands-tof. Gelukkig dat de Minister den weeg ook heeft geopend om bonnen voor brandstof te geven. Maar dan zijn er nog noodig kleeren, klompen of schoenen, brood spek en vet. Het is nu Februari, vele men schen hebben al vroeg geslacht, zoodat hun voorraad spek verbrujkt is. Nu zal men hem misschien terugwerpen dat dit niet zoo duur is, maar van het genoemde inkomen kan men ook niet veel uitgeven. Met het oog daarop is door de bonden voor gesteld de uitkeering voor gezinnen zonder ammoniakfabriek hoogere uitkeering te geven dan de andere hier wonende arbeiders. In het contributiestelse! is ook geen verschil, daarom zou hij hen, die van rijk en gemeente steun krijgen alien geiijk willen stellen. Voorts zou hij een lans willen breken voor de bouwvakarbeiders. Hij wil toegeven, dat men deze thans niet in de crisisregeling kan opnemen, omdat de Minister dit niiet wil, aangezien hij van oordeel is, dat in de bouw- vakken nog geen crisis is te constateeren, d-och wanneer men de eigen gemeente eens nagaat, dan ziet men toch, dat verschillende bouwvakarbeiders als werkloos staan inge- schreven, en men kan die menschen toch niet zonder eten laten zitten of schaarsch bedee- len. Ze moeten ook eten en het is niet hun schuld, dat ze! geen werk hebben. Ze mogen niet verstooten blijven en er behoort ook voor de werkloozen uit de bouwvakken te worden gezorgd. En wat ten slotte spreker ook nog op den voorgron-d wil bremgen is, dat van de gezins inkomsten, verdiend door vrouw of kinderen. van de eerste f 5 niets van den steun zal worden ingehouden, indien de inkomsten niet hooger zijn dan f 14. De heer MAAS verklaart zich aan de zijde van den heer Buijze te scharen. De VOORZITTER meent, dat, in aanmer- kin-g genomen den slechten toestand voor de boeren, de tegenwoordige loonen niet al te laag kunnen genoemd worden. De heer MAAS vraagt, of hij eens iets mag zeggen van het leven van een werkman. De VOORZITTER wil dat wel toestaan, als de heer Maas het wat kort maakt. De heer MAAS: Het zal niet lang duren, mijnheer de Voorzitter. Mijnheer de Voorzitter: Ik kan mij niet vereeniigen met het voorstel van Burge meester en Wethouders. Ik kom uit een huisgezin met 14 kinderen en -daar ben ik het tweede kind van; mijn ouders, mijn 6 broers en 7 zusters zijn door Gods voorzienigheid nog alien in leven, ik weet wat er noodig is in het huisgezin van den arbeider. Ik ben jaren achtereen met mijn vrouw naar het land gegaan om te werken. Onze kinderen brachten wij naar een buurvrouw van 's morgens half zes tot 's avonds half acht. Daar moesten wij voor betalen het eerste kind 20 cent, het tweede kind 10 cent en het derde kind 5 cent. Mijn vrouw verdiende een daggeld van 60 cent. Daar ging dan 35 cent af, dus bleef een overschot van 25 cent. In eigen w-erk of stukwerk waren de ver- diensten iets hooger, dat wil ik erkennen. Mijnheer de Voorzititer: dat is toch geen leven voor den landarbeider, dat kan niemand ont- kennen. Mij-n kinderen zijn acht maanden van het jaar bij een ander grootgekweekt. Volgens Gods Woord behoort de moeder thuis bij de kinderen, om ze zelf op te voeden en de man dient een loon te hebben om van te bestaan. En dan moest ik nog elk jaar een kwart van mijn varken verkoopen, om ieder het zijne te kunnen- geven. Dat ben ik zelf niet alleen geweest, maar dat heb ik gezien brj andere menschen en dat gebeurt nog in dezen tijd daar zijn nog moeders die hun kin deren mede nemen naar het land. Mijnheer de Voorzitter, dat noem ik ook een crisis- tijd. In de oorlogsjaren van 1917 op 1918 hebben wij als werkmenschen, toen het den landbouwers goed ging, vlasliemen moeten stoken in de kachel, maar de landbouwers kocht toen kolen van 100 de duizend kilo en wij konden geen 50 kilo koopen van 6 de 50 kilo. Dat noem ik ook een crisistoestand en nu gaan wij ook gebukt onder de crisis. Met de loonnorm in Zaamslag ben ik ook niet te- vreden. De Minister zegt niet dat de land- bouwer in Zeeland 11 per week moet be talen, maar zegt dat de loonnorm 13 is. Dat betalen regelen de landbouwers zelf, buiten ons om en daar doen zij ook een groot kwaad mede. Zij zijn verplicht daar met de werk nemers over te spreken. Nu wil ik nog een waarschuwingsteeken geven: heeren leden van den raad denkt om de werkelooze men schen, denkt om hun vrouw en kinderen. Die geeft zal weder gegeven worden, maar die niet geeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft. De heer HAMELINK wil ook een duit in het zakje doen. Het vorig jaar, werd een uit keering van 8,40 voldoende geacht, maar dat is thans onvoldoende. Daar is in de eerste plaats, dat voor de arbeiders de winter vroeg begonnen is. En d'ie lange winter volgt op een slechten zomer. Als het bij den boer regent, regenen, zegt spreker, ook bij ons de centen uit den zak! Als gevolg van een en ander is er bij de menschen weinig voorraad geweest Als men nu moet leven van 8,40 en daar moet 60 of 50 cent voor contributie af, dan blrjft er maar rond f 8 over. Daar kan iemand met een gezin absoluut niet van leven. Men kan nu wel vragen: wat verstaat u onder leven? Maar dat bedrag is langs alle kanten te weinig. Hij raadt daarom de raads- leden aan, laat ons op het adres ingaan en zorgen, dat er menschen komen die 10,40 kunnen trekken. Het kan zijn, dat er men schen bestaan, die het er goed van kunnen doen, maar dan zou het toch ook geen zonde zijn, indien er menschen waren die van dat bed-rag nog iets konden overhouden, in geen geval zal iemand in de gelegenheid komen da&rvan centen naar de bank te bren- gen. Spreker behoorde ook tot een groot ge zin en heeft ook veel armoede geleden. Hij zegt daarom tot zijn medeleden: strijikt jullie hand eens over jullie hart en laat ons op het adres ingaan. De VOORZITTER wil, naar aanleiding det opmerking dat de steunregeling te laag is, opmerken, dat het loon het vorig jaar 2,25 per -dag was en hij gelooft dat het onmogelijk zou zijn, dat 3 of 4 boeren zonder meer de aanleiding zouden zijn, dat dit tot 2 gedaald is. De organisaties der werklieden hebben een groote macht en van wege de boeren heeft men hier alleen de Ghristelijke Boeren- en Tuindersbond, en de leden daarvan zijn het daarover nog nooit eens kunnen worden. Spreker heeft in het verleden al eens be- proef-d, de boeren en hunne arbeiders voor het vaststellen van loonen bij een te brengen, doch dat is hem niet gelukt. De feiten toonen echter onomstootelijk aan, dat het loon nu lager is dan het vorig jaar. Bovendien, de Minister spreekt ook een woordje «nee en als men te hoog zou gaan, kreeg men de regeling niet goedgekeurd. We leven in een crisis en wanneer die zal eindigen, is nog niet te voorzien. Spreker heeft de vorige crisis, na den oorlog 1870 ook belee-fd. Daarbij is gebleken, dat de prijs van het land een thermometer is en hij vermeent, dat in '80 of '83, toen het land in waarde be- gon te stijgen, het ergste van de crisis ook over was. Hij is geen econoom, geen Dr. Kuijper of Oolijn, en kah dat dus niet zoo uit- een zetten, maar hij weet wel, dat het van af het jaar 1883 tot 1900 ook niet allemaal cou- leur de rose is geweest, en alies z6d weinig waard was, dat het bijna niet genoemd kon worden. In 1897 werd voor de tarwe 4,50 tot 6 betaald, evenals voor de haver en de gerst, terwijl men voor de bieten f 9 kreeg. Toen was de inspan ook niet zoo duur, een goede boerenwagen kostte toen 180 en nu f 400. IEr wordt gezegd, dat de loonen thans laag zijn, maar die zijn toch nog hooger dan des- tijds. De boeren waren toen ook arm. De loonen waren het vorig jaar /2,25 en nu nemen Burgemeester en Wethouders aan 2. Hij weet niet of er ook minder betaald wordt, maar daarom wordt ook gezegd: gemiddeld f 2, en op dezen basis willen zij- voortgaan. Men moet er rekening mee houden, dat er geen vooruitzicht bestaa-t, hoe lang de tegen woordige toestand zal aanhouden. De uitkee ring voor werkloozen kan nog wel 10 jaren duren. Bovendien, het zou toch een verkeerde toe stand worden, wanneer de uitkeering geiijk zou komen te staan met het betaalde loon. Dan ging niemand meer werken en dat zou men dan nog niet eens kwalijk kunnen nemen. Dat zou spreker ook niet doen. Als men niet werkt kan men langer slapen, dan moet men minder eten en stoken en dat komt dus voor- deeliger uit. Maar, vraagt spreker, kan dat? Vroeger zaten we heelemaal diep in de schuld. Als we nu zulke groote steunbedragen gingen geven, zou het kunnen zijn, dat we er heele maal niet meer. konden komen. Ik zou graag meer geven als het kon, maar ik ben over- tuigd, dat dit niet blijvend mogelijk is. Overi- gens kan hij zich best in den toestand der arbeiders verplaatsen. Hij is zelf bij zijn vader ook 10 jaar knecht geweest, en kreeg toen ook f 1,75 per dag. De heer HAAK zal hierover niet breed- voerig uitweiden; het feit is, dat de menschen die werken f 11 per week hebben, en dat het voor dezen bezwarend wordt, als aan de menschen die van de werkloozensteun genie- ten 10,40 per week zouden krijgen. Deze zullen zeggen, wanneer ze van de steun bijna net zooveel krijgen als wij, dan danken wij er voor, dan gaan we er ook niet meer voor werken. Hij gelooft ook, dat het niet mee- valt om van f 9 of 10 per week met een gezin te moeten leven, hij heeft daarvan geen ervaring en hij hoopt dit ook niet te beleven. De toestand is nu z66, dat er op het oogen- blik in de gemeente een 200 werkloozen zijn, en als men nu het steunbedrag te hoog vast- stelt bestaat de kans -dat dit het volgend jaar wel 300 is. Hij vraagt zich ook afwaar moet het geld vandaan komen Als de heeren daarin geen gevaar zien, dan wil hij er zich bij neerleggen. maar voor hem is het een be zwaar, dat hij vreest dat het verkeerd zal loopen. Wat het betoog van den heer Maas betreft, die is begonnen met de werkgevers tegenover de werknemers te plaatsen. Dit is onjuist, Het zijn niet alleen de arbeiders die in nood verkeeren, de boeren verkeeren in den zelfden toestand. Maar men moet het plattelan-d tegenover de steden stellen. Daar zit de fout. Hier hebben we steunbedragen van 8 en 9, doch daar wordt 17, 18 en 19 uitgekeerd. Daar staan onze menschen een hoop bij ten achter. Hij hoopt, dat de prijzen der land- bouwproducten weer zullen stijgen en dat alle arbeiders aan de loonen der fabrieksarbeiders zullen kunnen komen, dan moeten de loonen van die daar boven staan naar -beneden. Zo6 zal het moeten gaan, doch spreker kan voor den tegenwoordigen toestand geen oplossing meer vinden. De heer HAMELINK deelt mede, dat de oorzaak van het zenden van het adres was de omstandigheid dat elders meer uitge keerd wordt. Er wordt wel gezegd, dat de Minister dat niet toestaat, maar hoe gaat het dan elders? Spreker gaat ook wel eens naar de markt en hoort dat dan. Hij schakelt hier- bij Ter Neuzen uit, want daar heerschen andere toestanden. Maar in Hoek, dat toch evengoed een plattelands gemeente is als Zaamslag hebben ze toch ook een hoogere uitkeering De VOORZITTER: Maar het is de vraag onder welke omstandigheden daartoe besloten is. Hij brengt niet graag politiek in den raad, maar moet er toch op wijzen, dat die rege ling is genomen, toen de verhoudingen in den gemeenteraad daar anders waren. Naar ik hoorde, heeft men daarvan spijt genoeg. De heer HAMELINK: Maar de tegenwoor dige raad heeft die regeling toch gehandhaafd. Hoe lang deze toestand zal duren, weet hij ook niet. En als het niet meer kan, ja, dan houdt alles op. De VOORZITTER: Als we het zoo 10 jaar moeten volhouden is alles op. De heer HAMELINK: Er wordt ook ge- schermd met de bewering, dat de menschen dan niet meer zullen willen werken; dat zou den er misschien eens een of twee zijn, na tuurlijk, die Vindt men overal, maar overi- gens zal ieder die er voor in de gelegenheid komt, werk aanpakken, zelfs al was het loon nog iets minder dan de steun. De VOORZITTER: Er kunnen enkele goede zijn, maar ik geloof overigens niet, dat men dan in het algemeen zal gaan werken; men leeft dan ook duurder, omdat men 's morgens vroeg moet opstaan. De heer HAMELINK is het hiermede niet eens; er is niets zoo slecht voor een mensch als op de keien staan. De heer MAAS: Als ik werk heb kom ik, daartoe ben ik zedelijk verplicht. De heer HAAK: Dat moeten wij eerbie- digen, maar z66 zijn ze allemaal niet. De heer MAAS: Ik heb nog altijd gewerkt en hoop voor werkloosheid bewaard te blijven. Ik ben verplicht te werken en de werkgever is verplicht mij te betalen en als ik dan 's Zaterdags met /II thuis kom, en mijn vrouw kan het daarmede voor onderhoud van het gezin niet doen, dan is dat voor de ver- antwoording van den werkgever, die zal later dan een zware verantwoording hebben. De heer HAAK: Maar als hij nu door de omstandigheden niet meer kan geven? De heer MAAS: In de goede jaren, toen de boeren veel verdienden, zijn we ook niet betaald naar evenredigheid van het inkomen der landbouwers. De heer HAAK: Dat kan, maar nu hebben de boeren gedurende een jaar of vier meer uitgegeven dan ze ontvingen. Het is daar ook al geen goud wat er blinkt. De heer MAAS: Dat wil ik toegeven. De heer HAAK: Ik kan het ook niet op lossen, en als de heeren niet verlegen zijn om dat hoogere bedrag te geven, dan zal ik er mij niet tegen verzetten, maar ik zou het erg vinden als er het volgend jaar in plaats van 200 300 werkloozen zouden ingeschreven staan. Op de keien staan valt n-iet mee. De heer MAAS: Ik heb er geen onder- vinding van, maar ik kan het mij indenken. De heer KOOPMAN merkt op, dagelijks misschien nog meer met arbeiders en land bouwers in aanraking te komen dan de andere heeren en wil de zaak eens uit een ander licht bezien. Het is ongetwijfeld juist, dat de arbeiders verarmd zijn. Hij- gelooft wel, dat er ook bij de arbeiders van de goede jaren nog wel iets was overgebleven, maar door den slechten winter is dat potje op. Even juist is het, dat de landbouwers niet meer kunnen be talen. Hij komt bij kleine landbouwers, die er ddkwijls nog slecbter aan toe zijn dan de arbeiders, die voor zware pachten of hooge hypotheken zitten. Nu hoopt spreker, dat dit de laatste winter is, dat er zal moeten ge- steund worden. Voorts betuigt hij, dat hem iets bevreemd heeft. Herhaaldelijk hoort hij van vergade- ring van de bonden en dan vemeemt hr, dat de vergadering een feestelijk aanzien had. Nu vraagt hijis er nu nog tijd om feest te vieren Hij meent, dat het meer de tijd is om de harp aan de deur te zetten, en stelt de arbeiders verantwoordelijk, dat ze niet harder loopen om werk te krijgen, dat ze geen moeite hebben gedaan om, toen de Tarwewet werd aangenomen, te zorgen, dat die ook aan hen ten goede kwam, terwijl die integendeel heeft geleid tot hunne verarming. Hij hoopt, dat God Zijn zegen zal geven, dat we een rijken oogst krijgen en dat de regeering voor de suikerbieten de noodige steunbedragen zal geven, opdat er maar bieten kunnen gezaaid worden. Nu dat niet het geval is, de Tarwewet voor de arbei ders een nadeel geworden. Er werden minder bieten en meer tarwe gezaaid. Het brood is daardoor duurder geworden als het onder andere omstandigheden zou zijn het is niet slechter en de arbeiders hebben er minder werk door. Als het z66 voortgaat zal er meer en meer tarwe gezaaid worden en hebben we misschien over 3 jaar geen bieten meer. De VOORZITTER: Dat kan niet! De heer KOOPMAN merkt op, dat we dat zullen zien. De Tarwewet zou echter even- zeer aan de arbeiders ten goede kunnen komen. Als men voor de tarwe bij de klas- sen A, B, C en nog een klasse D maakte en men gaf daarvoor dan eens 75 cent meer, onder voorwaarde, dat dit werd geoogst en bewerkt op de vroegere wijze, in plaats van met de dorschmachine met den vlegel, dan zou de werkloosheid op hot platteland al heel wat minder zijn. I-edere regeling zal aan leiding geven tot eenig onrecht, maar bij de Tarwewet ligt het er z66 dik op, dat die ten nadeele van den arbeider is, dat men zich tot de regeering behoorde te wenden en te zeggen: zoo gaat het niet langer. De Tarwe wet is een fiasco, geldelijk ook ,voor den boer, en zooals dezen is ingesteld moest het een zegen wezen. 'Hij kan met die voorstellen van de bonden voor een hoogere uitkeering niet mee gaan, maar wil toch een wijziging voorstellen van art. 7, en de verdiensten Van het gezin niet aftrekken, indien het een gezin is met min- stens 5 minderjari-ge kinderen en de gezamen lijke inkomsten de 14 niet te boven gaan. Overigens is hij er voor de oude regeling te handhaven, behoudens dan die w-ijizigingen die op last van den Minister moeten worden aangebracht. Het verblijdt hem geweldig, dat ook de weduwvrouwen volgens die nieuwe regeling voor ondersteuning in aanmerking kunnen komen. Die moeten al genoeg missen en als je bij de gemeente of bij de diaconi-e om hulp moet gaan vragen, dan moet je daarvoor heel je familie meebrengen en wordt je letter-lijk alles afgevraagd. Spreker kent er, die met 2 en 3 meisjes zitten en hij vindt het heel goed, dat die voor het ontvangen van steun met een man worden gelijkgesteld. Hij wenscht de oude steunregeling voor te stellen, met deze wijziging, dat niet bij het derde, doch reeds bij het tweede kind 50 cent toeslag zal worden gegeven. De VOORZTTER merkt op, dat de heer Koopman nogal op d-e Tarwewet afgeeft, doch dat de gevolgen daarvan zijn oorzaak dciArin vinden, dat de regeering destijds nog niet bekend was met de schrikkelijke daling van den suikerprijs, waardoor de voor het verbouwen van bieten toegezegde steun niets meer te beteekenen had. Wanneer men toen een minister van landbouw had gehad, dan zou dat zoo niet geloopen zijn, die zou beter op de hoogte zijn geweest, en wanneer de steun voor de suikerbieten van dien aard was geweest, dat het verbouwen mogelijk was, dan zou er niet zooveel tarwe zijn gezpaid. Het is nu met het vlas precies hetzelfde. Vijf- tig gulden per Hectare voor vlas, dat men er dan nog voor moet bokcn, beteekent niets. Dat zou zeker 100 moeten zijn. Was het mogelijk geweest meer bieten te zaaien, dan was er meer werk geweest, evenzoo als dat er niet in het vlas zal kunnen gewerkt wor den omdat men niet voldoende zal zaaien. Dat er nog in toenemende mate tarwe zal ge zaaid worden, die stelling gaat echter niet op, omdat dat wegens den noodzakelijken wissel- bouw niet kan. Als er echter 2 van de tarwe werd afgedaan en dat bedrag verplaatst naar de bieten, dan zou de toestand, wat de werk- gelegenhe'id betreft heel anders worden. Als er nu een minister van landbouw was, dan kon je daarmede praten, maar nu hebben we er een die er niets van weet en door zijn on- dergeschikten moet ingelicht worden. Nu is er in Uitzicht gesteld, dat met 40 toeslag op het loon in het vlas zou kimnen worden gewerkt en Burgemeester en Wethou ders hebben daamaar ge'informeerd, maar er komt ten slotte geen komaf van, dat moest allemaal veel vlugger gaan »n niet zoo lang duren. Spreker is het niet eens met den heer Koop man, dat de Tarwewet niet deugt. De heer KOOPMA_N is van meening, dat er geen mooier wet zou'kunnen zijn, maar de toe- passing deugt niet. Door de overvloedige graanoogsten in Canada en Rusland is het voor de Regeering mogelijk meel te laten malen van goedkoope buitenlandsche en dure inlandsche, zonder dat dit het brood te duur maakt. Neen, spreker is er voor, dat de Tarwewet blijft, maar deze moet meer werk geven. Wat de steun aan de suikerbieten betreft, hij zal niet zeggen, dat dit niet goed is, maar dat kost aan de regeering veel centen, terwijl de kosten van de Tarwewet worden betaald door het publiek. Maar wanneer de arbeider er niets anders aan heeft dan dat hij zijn dagelijks brood duurder moet betalen, dan profiteert geen mensch er van. Als er ten slotte geen menschen zijn die nog iets verdie nen, kan er ook niets worden opgebracht en kan ten slotte ook geen steun gegeven wor den. De arbeiders moeten echter meewerken, zij moeten niet afbrekend optreden, doch uit- zien op welke wijze zij van de bestaande of ingevoerde regelingen zouden kunnen profi- teeren. De VOORZITTERU spreekt daar als bakker! De heer KOOPMAN: Neen, neen, heelemaal niet! De VOORZITTER geeft nader te kennen, dat het voor een boer onmogelijk is, om om het andere jaar op zijn land tarwe te zaaien, dan wordt, zooals men dat zegt het land kreu- pel van tarwe. Het is beslist onmogelijk, dat er het volgend jaar nog zooveel tarwe zal kunnen gezaaid worden, dat zullen de land bouwers die hier zitten hem wel moeten toe- stemmen. Dat zal zichzelf verbieden. En ver- hooging van het mengpercentiage is ook niet noodig, want begin Juni zal de beschikbare inlandsche tarwe al op zijn. De heer KOOPMAN: Dat is onjuist, ze komen er wel mee toe.' De VOORZITTER: De organisaties zeggen het wel anders. Ze zeggen dat de voorraad

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 5