ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
EEN DAG BIDDER
Eerste Blad.
HEERENBAAI
Zondvloedverhalen
ft
No. 8798
VRIJDAG 12 FEBRUAR1 1932
72e Jaargang.
I
FKUILtZTOH.
BUITEHLAHD
u»
TER NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1 80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Ultgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTI8NVan 1 tot 4 regels f 0,80 Voor elken regel rneer 0,2G.
Grootere letters en clichS's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement te gen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien llefst een dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAG A VOND.
Het is nu vrij algemeen bekend, dat er
in de Oostersche beter gezegd: Assy-
rische en Babylonische literatuur aller-
lei variaties voorkomen op de belangrijke
verhalen uit den oertijd, die in den bijbel
voorkomen, en het meest bekend mogen
wel worden ondersteld de verhalen, die in
den bekenden Babel-Bijbel-strijd in
Duitschland en elders door geleerden zijn
wereldkundig gemaakt, en die niet be-
paald in de eerste plaats tot resultaat
hadden, dat het inzicht in de hooge betee-
kenis en waardig der oude bijbelverhalen
werd versterkt. Toch zijn er veel merk-
waardiger en belangrijker parallellen nog
ten opzichte van het verhaal over een
grooten vloed, die in het grijs verleden de
zondige menschheid heeft bedreigd en
grootendeels verdelgd. Zinspelingen op
deze gebeurtenis treft men op meer dan
een plaats in het Oude Testament aan,
zoo in Ps. 29 10, waar geschreven staat:
„De Heere heeft gezeten over den water-
vloed, ja, de Heere zit als Koning in
eeuwigheid in Amos 9 6, waar het
heet: ..Die de wateren der zee roept, en
giet ze uit op den aardbodem; Heere is
Zijn naam(zie ook Amos 5 8); in
Ezechiel 14 14, waar van Noach mel
ding wordt gemaakt; in Jesaja 54 9,
waar gezegd wordt: ,,\Vant dat zal Mij
zijn als de wateren van Noach, toen ik
zwoer, dat de wateren van Noach niet
meer over de aarde zouden gaan In
Job 22 15 mag nog sprake ziin van god-
delooze lieden/die in overoude tijden tot
God zeiden- „wijk van ons! Wat zou de
Abnachtige (ons) kunnen doen!" Toch is
Gods oordeel over deze vermetelen geko-
men en zijn zij, voordat het hun tijd was,
door het water meegesleurd.
Het is echter lang niet alleen in den
bijbel, dat dergelijke verhalen worden ge-
geven. Zoo vinden wij dergelijke sagen
in Babel, waarop wij straks nog hopen
terug te komen, terwijl ook de Grieksche
sage van Deukalion en Pyrrha, zoowel
als de Indische van Manu en den visch
wel niet onafhankelijk van haar zullen
zijn tot stand gekomen. Door een god-
heid, die waarschijnijk Enki zal zijn ge-
weest, verneemt de vrome Zindsuddu in
Surupak het besluit der goden om de
menschheid te vernietigen. Ook moet
oorspronkelijk in dezen tekst zijn voor-
gekomen het bevel om een geweldig groot
schip te bouwen, want gedurende den
vloed die zeven dagen en nachten duurt,
drijft het reuzengevaarte op de door stor-
men fel bewogen wateren rond. En als
eindelijk het licht van den God Uta het
schip binnendringt, brengt Zindsuddu
een offer van runderen en schapen, nadat
verder al het „zaad der menschheid" ver
nietigd is.
Het staat nu wel vast, dat er achter al
deze zondvloedverhalen historische ge-
door
K. R. G. BROWNE.
52) Vervolg.)
Peter kreeg een kleur tot achter zijn
ooren en verdedigde zich met een stem,
die van beheersching stug klonk.
,,'t Klinkt misschien wel heel erg vrij-
postig... maar de quaestie is, dat we ons
in een heel eigenaardig parket bevinden...
We hebben allebei geen geld en
,,Dat is waarschijnlijk je eigen schuld
zei de vrouw met den langen neus kattig.
,,Er is genoeg werk... Een jonge gezonde
man als jij kan wel zooveel werk krijgen
als-ie maar wil.'
De Wol-baard knikte, ten teeken van
instemming, nadrukkelijk.
,,Volkomen waar", zei hij. ..Volkomen
waar. Een sterke, jonge kerel als jij moest
zich schamen om te bedelen. Ik zou maar
zorgen dat ik wegkwam, voor de boer je
ziet. Je bent op verboden terrein."
Harde, onmeedoogende woorden. Maar
we moeten niet vergeten, dat ons flanellen
tweetal een behoorlijke reden voor zijn
foutieve taxeering van Peter s standing
had. De imitatie Bohemien is, in zijn hart,
het aller conventioneelste wezen, dat er
op twee beenen rondloopt en Wollen
Baard Co. waren nu eenmaal gewoon,
evenals hun collega's pseudo artiesten
trouwens, om hun mede-menschen uitslui-
tend naar hun uiterlijkheden te beoordee-
len. En de uiterlijkheden waren in Peter's
geval, op zijn zachtst gesproken, erop be-
beurtenissen moeten staan. De uitgravm-
gen in Ur en Kis hebben kolossale zand-
en kleilagen aan den dag gebracht, die
door een of meer vloeden moeten zijn tot
stand gebracht, die een overoude cultuur
gansch en al hebben vernietigd of in elk
geval ernstig hebben getroffen en bena-
deeld.
De in Ur ontdekte of aangewezen
vloed, zou dan die kunnen zijn, volgens
welke verschillende dynastien worden ge-
rekend wdor en na ,,den vloed", ook al zal
het wel altijd onmogelijk zijn om eenigs-
zins nauwkeurig aan te geven wanneer
deze vloed zou hebben plaats gehad. Er
wordt ondersteld, dat de vloed van Kis
aanmerkelijk jonger is, sommigen
spreken van het jaar 3200 voor Christus'
Maar men moet aan de uitgebreidheid
dezer beide vloeden toch niet al te groote
afmetingen toekennen, want in Zuid-
Babylonie zijn de hooger gelegen en vas-
tere steden van Sumerische cultuur (bij-
voorbeeld Sipper) niet vernietigd.
Veel uitvoeriger en duidelijker dan het
reeds genoemde materiaal is het jongste
zondvloedverhaal. dat ons is overgeleverd
in 't elfde gezang van 't groote nationals
epos der oude Babyloniers, 't bekende epos
van Gilgames De kleitafel, waarin dit
verhaal gegrift staat, behoort thans tot
de schatten van het groote Britsch mu
seum te Londen. en het was in 1872, dat
de tekst voor het eerst ontcijferd werd
door G. Smith. Het is zeer goed te
begrijpen, dat deze ontdekking en ontcij-
fering veel ontsteltenis teweeg brachten.
De held van den zondvloed, Uta-Napistim
(welke naam schijnt te beteekenen: hij.
die het leven gevonden heeft of gewonnen
heeft) verhaalt in dit epos wat hem
wedervaren is. De groote goden, zoo ver-
telt hij, kregen het in hun zin om.een
vloed te doen opkomen, en zij beraad-
slaagden daarvoor in een geheime ver-
gadering. Een var: de goden, de god der
wijsheid en tegelijk de vriend der men
schen, wil een van zijn lievelingen redden.
Daar hij het niet waagt om den raadslag
der goden aan een mensch te verklappen,
neemt hij een list te baat. Hij waarschuwt
niet den mensch zelf, maar de rieten hut,
waarin deze man slaapt. ,,Riethuis, riet-
huis, wand, wand! Riethuis hoor, wand
luister! Man uit Surippak, zoon van
Ubar-Tutu, breek het huis af en ga een
schip bouwen! Laat uw rijkdom schieten
en red liever uw leven; minacht het be-
zit en behoud uw leven! Breng boven-
dien zaad van al wat leeft in het schip!"
Tevens geeft hij hem dan nog den goeden
raad, op welke wijze hij zijn medeburgers
moet verschalken. De maten der ark
worden dan heel nauwkeurig opgegeven'.-
Uta-Napistim brengt er van alies in, be-
halve zijn gezin en de dieren ook goud
en zilver en zelfshandwerkslieden.
En levendig en heel aanschouwelijk wor
den de verschrikkingen van den storm en
van den stortvloed beschreven, die zeven
dagen aanhouden. De menschen vergaan
als leem en zelfs de goden krijgen het
benauwd; zij kruipen (staat er letterlijk!)
weg als de honden en klagen en jamme-
rekend om den toevalligen toeschouwer
een rad voor oogen te draaien. Zooals
hij eruit zag, vuil, ongeschoren, met ver- j
warde haren en gekleed in een jas en
broek, die beter in een voddenzak dan aan
zijn lichaam thuis behoord hadden, moest
zijn verschijning gevoelens van achter-
docht in den boezem van z'n mede-
menschen opwekken. Hij zag er veel meer
uit als een beroepslandlooper, dan een
werkelijke beroepslandlooper er ooit zou
hebben durven uitzien en daarom is het
niet te verwonderen dat de twee woon-
wagen-bewoners, misleid als ze waren
door den bast, de uitstekende qualiteiten
van de kern niet onderkenden.
Dit was Peter echter, jammer genoeg,
niet van het eerste oogenblik af duidelijk.
Door de beslommeringen van de laatste
uren had hij niet veel aandacht aan z'n
uiterlijk kunnen besteden en langzamer-
hand was hij zoo aan de rafelige broek
en te groote en verschoten jas gewend
geraakt, dat hij ze begon te vergeten. Hij
wist natuurlijk wel, dat hij er eenigszins
eigenaardig uitzag, maar daar het ons
nu eenmaal niet gegeven is om cmszelf te
zien zoo als anderen ons zien de
graad van eigenaardigheid besefte hij
niet. En dus leek de houding van de
woonwagenbewoners hem bij uitstek on-
vriendelijk en onvergeeflijk onhebbelijk.
Maar hij wist zich te beheerschen en ging,
met mannenmoed, met zijn uitleggeven
voort.
,Wij en ik ben verdwaald, moet
u weten", zei hij op verzoenenden toon
Philip," de azijnige stem van de dame
met den nieuwsgierigen neus viel hem in
de rede, „stuur dien man weg."
„Ja, Clytie," gaf haar echtvriend ge-
hoorzaam antwoord. Hij keek Peter streng
ren. Op den zevenden dag opent Uta-
Napistim het luik; hij ziet naar buiten en
beweent dan den ondergang der oude
(eerste) waereld. Eindelijk loopt het
schip vast op den berg Ni?ir, aan den
Noordelijken rand van de vlakte van
Mesopotamia. Nu zen It Uta-Napistim
drjemaal vogels uit. ,,Toen nu de zevende
dag aanbrak, liet ik een duif uitvliegen en
zond haar weg. De duif vloog heen,
maar zij kwam weerom. En rustplaats
had zij niet gevonden, en daarom keerde
zij terug. Toen liet ik een zwaluw uit, en
zond haar weg. De zwaluw vloog weg,
maar ook die kwam terug. Toen liet ik
een raaf uit en zond haar weg. De raaf
vloog weg, en zag blijkbaar, dat het
water opdroogde. Zij at, en woelde, en
kraste, en keerde niet terug! Toen liet
ik al de dieren vrij, die in het schip waren,
zij verspreidden zich naar de vier wind-
streken van den hemel, en ik bracht een
offer aan de goden. Ik qfferde aan de
goden op den top van den bergDe
goden roken den geur, de goden roken
den liefelijken geur. De godenver-
zamelden zich als vliegen rondom den
offeraar". Nu zweert de opperste godin
bij het sieraad, dat zij om haren hals
draagt, dat zij steeds aan deze dagen zal
blijven denken, en tevens verzekert zij,
dat deze ramp buiten haren wil ge-
schiedde. (Dit sieraad, zoo onderstelt
Prof Bohl waarschijnlijk terecht, zal dan
de regenboog zijn geweest.) En daarop
volgt dan nog een heel onsmakelijk ge-
twist onder'de goden, die elkaar de schuld
van de ramp en ook de redding van de
menschen verwijten. Aan het eind wor
den dan Uta-Napistim en zijn vrouw
zelf onder de goden opgenomen.
Het kan zijn nut hebben om deze ver
halen uit Babel te plaatsen vlak naast de
aloude Bijbelsche geschiedenissen. Men
ziet dan heel duidelijk, hoe er overeen-
stemming is, maar toch nog meer en ster-
ker verschil. Men zal -noeten erkennen:
deze bijbelverhalen ademen een heel wat
zuiverder, teeder, fijner geest. En onge-
twijfeld zal men het eens zijn met de
conclusies, waartoe een Nederlandsche
geleerde van eersten rang, de reeds door
ons geciteerde Prof. Bohl, kwam, die dit
schreef: Voor onze waardeering van het
bijbelsche verhaal zijn de vragen naar de
historiciteit niet de belangrijkste. Belang
rijker is de wijze, waarop onze bijbelsche
auteur ons voor oogen weet te stellen de
zonde der menschen (overmoed en ver-
metelheid) en hunne bestraffing; het ge-
loof van Noach, zich openbarend in oot-
moed en gehoorzaamheid, gepaard
gaande met zijn uitredding, en voorts de
rechtvaardigheid en genade van God, die
den zondaar vernietigt en den vrome
spaart. Prof. Wildeboer heeft zoo
terecht van deze verhalen in zijn ,,Het
Oude Testament van historisch stand-
punt toegelicht", 1908 biz. 27 geschreven:
„Het verschil is onmetelijk groot. Wij
worden verplaatst in twee verschillende
werelden. Hier een wild, grootsch poly-
theisme; de goden, in veeten met elkander
levende, trachten door list en bedrog
elkaar den loef af te steken; zij beven voor
den vloed en ,,zitten ineen gehurkt als
honden" in den hemel huilend toe te zien;
zij komen hongerig op het offer van den
jeredde aan als vliegen op zoetigheden.
n den Bijbel daarentegen een God, als
Wiens rechtvaardige vergelding de zond
vloed wordt beschreven, doch die niet
door een goedmoedige luim voor een
gunsteling, maar omdat Hij genadig en
rechtvaardig is, den vrome, die Hem
gehoorzaam geweest is, beschermt en
zegent. Waarlijk, men toont weinig besef
van godsdienst en zelfs van godsdienst-
geschiedenis te bezitten, als men dat
groote onderscheid voorbijziet. Men zit
wel in de duisternis, als men alle kleuren
grauw ziet!"
door zijn lorgnet aan. „Vooruit, scheer
je wegkerel
Peter kreeg een schok van verbazing
en werd rood tot achter zijn ooren. Hij
had veel voor de goede zaak over, maar
dat liep de spuigaten uit.
,,Hoor eens even begon hij veront-
waardigd.
,,'t Is goed zoo," zei het flanellen sport-
hemd, dat naar den naam van Philip luis-
terde. „Ga nu maar gauw weg. Al die
praatjeswe bedanken ervoor om door
landloopers lastig gevallen te worden."
Peter slikte een paar maal en probeerde
te antwoorden. Maar hij stikte bijna van
woede en verontwaardiging en dus bracht
hij niets dan een zwak, kirrend geluid
voort. Onder het stoppelveld van zijn
ontspruitenden baard nam zijn huid de
tint van een gare biet aan; zijn handen
balden zich krampachtig tot vuisten; hij
deed dreigend een stap naar de schaa!
met appelen toe.
„Heb je me niet gehoord, Philip zei
Clytie luid-op. „Ik heb je toch gezegd,
om dien man weg te sturen
,-,Ja, liefje", gaf Philip vreesachtig ant
woord; meteen stond hij op.
„Okketok", zei Peter half-gesmoord.
Dan, na een geweldige poging „Hoor
eens even, alle gekheid op een stokje...'
„Kom, kom," zei Philip met een supe-
rieur gezicht. ,,Vooruit ermeeBlijven
staan praten geeft je toch niets, man. Je
bent hier op particulier terrein en hoe eer-
der je de beenen neemt, hoe beter 't voor
je zelf is. Vooruit, ingerukt, marsch
Hij kwam, met oogen klein en star achter
de glazen van zijn lorgnet, moedig op den
pseudo-landlooper af. De vent in zijn te
groote jas en te korte broek zag er nogal
tarn uit; hij kreeg den indruk, dat hij zon-
der iets te riskeeren, zijn hand wel op de
EEN INDRUKWEJXKENDE REDE VAN
GRANDI.
Te Gen6ve komen nu schrijft de N. R.
Crt. de vertegenwoordigers van de groote
mogendheden de een na den ander aan het
woord. Van die mogendheden, die de bezitters
zijn van machtige legers en vloten moeten de
voorstellen komen, die kans van slagen heb
ben, omdat het vraagstuk der ontwapening
tot nog toe een lloven en bieden is geweest,
een onderhandelen of kibbelen over gelijk-
oversteken.
Het markantste verschijnsel in den proloog
der groote mogendheden was tot nog toe het
voorstel van Franrijk. Sedert gistermorgen
staat een zeer markant tegenstuk daar tegen-
over. Grandi, de Italiaansche minister van
buitenlandsche zaken, heeft in de ochtendzit-
ting te Geneve een merkwaardige en zeld-
zaam openhartige rede gehouden, die in
scherpe tegenstelling stond tot de Fransche
opvattingen en zijn zwaartepunt zocht in het
betoog, dat een gewapende vrede steeds een
gevaar is, en dat zonder ontwapening geen
veiligheid te bereiken is. Naar men weet stond
Frankrijk juist op het tegenovergestelde
standpunt.
Verder verdedigde Grandi met zooveel klem
het recht der ontwapende mogendheden op
vervuiling der toezegging van Versailles, dat
Brunings woorden in kracht daarbij verre ten
achter stonden. Grandi ging er dus van uit,
dat ontwapening voor de mogendheden reeds
een plicht bij verdrag was niet alleen vanwege
Versailles, maar ook van Locarno. Wij hebben
niet kunnen droomen, zeide hij, dat het vijf-
tien jaar zou duren voor wij aan de verwezen-
lijking daarvan gingen werken.
Hij waarschuwde tegen het ontwapenings-
sophisme, dat telkens weer theorie ophaalt en
tot niet anders dan teleurstelling der volkeren
leidt. Hij zette met cijfers uiteen, dat de las-
ten van de oorlogsbegrootingen na 1925 nog
voortdurend zwaarder zijn geworden, ondanks
Locarno, ondanks het pact van Kellog en de
algemeene aanvaarding van de Internationale
rechtspraak.
Daaruit blijkt reeds, zoo betoogde hij, dat
EEN PRACHT FIETS
Verkrijgbaar in iederen goeden rijwielhandel.
Fabrikante: FirmaGEBRS. KAAN,Middelburg.
(Ingez. Med.)
groen-verkleurde mouw kon leggen en
even kon duwendat was dus voor
Clytie het bewijs, en voor den vent een
waarschuwing, dat hij niet met zich liet
sollen. Hij legde zijn hand op de genoem
de mouw en betreurde geen seconde later
zijn moedige daad.
We moeten toegeven, dat Peters ge-
drag, van het oogenblik van de aanraking
met de hand af, wel wat te wenschen
overliet, maar aan den anderen kant had
hij voor zijn afwijken van het rechte pad
excuses te over. Een jonge man met tem
perament voelt er nu eenmaal niet veel
voor, om (a) aangezien te worden voor
een landlooper, en (b) behandeld te wor
den als een pakhuis-eigenaar met een
hooge verzekering, die op een donkeren
avond met een bus petroleum en een doos-
je lucifers in den kelder van zijn pakhuis
ontdekt wordt. Peter had het laatste halve
etmaal veel doorgemaakt, hij was moe,
prikkelbaar en uit zijn humeur en hij had
honger en dorst. Daarom had hij om
appels gevraagd en als zijn verzoek hem
op beleefde manier geweigerd was, zou hij
in goede orde den terugtocht aanvaard
hebben en daarmee was de zaak uit ge
weest. Maar om zoo maar, om niets, be-
leedigd te worden door twee exemplaren
van een soort, die hij uit den grond van
zijn hart minachtte, was meer dan hij, ge-
zien de bijzondere omstandigheden, kon
verdragen. Bij de aanraking van de
warm-klamme hand deed hij dan ook een
luchtsprong, of een rat hem opeens, on-
verwacht, gebeten had en gaf uiting aan
zijn woede door een kort, nijdig gebriesch.
Meteen schoot zijn rechterarm uit, be-
schreef een halven cirkel en deponeerde
Philip tegen den stam van een dikken
boom, waar de man met het sporthemd
langzaam in zijn knieen doorzakte en in
m
ECHTE FRIESCHE
lllimillllimHIUItlllllli^ UUItUIIUIIHCJMPHtB.
20 50 a. per ons
zachte en gewitje rooktab^k, f
(Ingez. Med.)
maatregelen tot verhooging von de veiligheid
alleen den wedstrijd in bewapening niet kun
nen opheffen, noch het stelsel van gewapende
vrede kunnen breken.
De gebeurtenissen in het Verre Oosten be-
schouwde hij als een waarschuwing, waar het
heen kan gaan als de ontwapening mislukt.
Het handvest zoo betoogde hij kan-
eenvoudig niet functioneeren onder een regime
waarbij de bewapening overweegt. Het gaat
erom, uit te maken of een toenemende mate
van aanvaarding der internationale justitie
gewaarborgd wordt door een in toenemende
mate opgeven van middelen, die druk kunnen
uitoefenen op het functioneeren van deze jus
titie. Ieder militair overwicht moet vanzelf
tengevolge hebben, dat het zijn druk op de
internationale betrekkingen doet gevoelen,
Het is een ijdele hoop, dat deze druk het recht
steeds ten goede zal komen. Het is onze taak
de rechtvaardigheid te versterken en niet de
ruwe kracht te rechtvaardigen. De vrees, dat
kracht van wapening zich dan doen gelden in
den boezem van de rechtsgemeenschap der
volkeren, moet worden opgeheven.
De staten kunnen den Volkenbond slechts
dienen door de wapening te verminderen, De
Volkenbond kan eerst tot ontwapening komen
wanneer de wapenrustingen op een zoo laag
mogelijk peil zijn gebracht. De eenige basis
van vrede kan slechts het recht zijn, wanneer
dit niet alleen een systeem blijft, maar ook een
regel, voor alle handelingen en een moreele
gewoonte.
Grandi komt dan te spreken over de positie
der centrale mogendheden. Men heeft hen ont-
wapend niet om hen in een blijvende positie
van minderwaardigheid te brengen, maar als
eerste stap op den weg ,,naar de algemeene
vermindering en beperking van de wapening,
die de geallieerde en geassocieerde mogend
heden trachten te verwezenlijken als een der
eerste middelen om den oorlog te voorkomen",
zooals de president van de Vredesconferentie
van Versailles plechtig heeft verklaard.
Grandi neemt dan de bepaling, die men te
Versailles noodig heeft geacht om de legers
der centrale mogendheden hun agressief ka-
rakter te ontnemen, als maatstaf van hetgeen
er voor een werkelijke ontwapening noodig is.
Dan komt hij tot de volgende voorstellen:
ten opzichte van de zeemacht: gelijktijdige
algemeene afschaffing van linieschepen en
duikbooten; afschaffing van schepen die
vliegtuigen vervoeren;
ten opzichte van het landleger; afschaffing
van de zware artillerie van ieder soort. af
schaffing van tanks van iedere soort;
op het gebied van de luchtvaart: afschaffing
van vliegtuigen voor bombardement.
Op algemeen gebied: afschaffing van de
agressieve middelen, van chemischen en bac-
terien-oorlog, van iedere soort; herziening der
oorlogswetgeving teneinde een betere en meer
afdoende- bescherming der burgerlijke bevoi-
king te bereiken.
Hij zegt dan: ik zie volkomen in, wat deze
maatregelen voor de groote militaire mogend
heden beteekenen, maar zij die het minst te
vreezen hebben, moeten het voorbeeld geven
van de moedigste ontwapening.
De rede van Grandi heeft te Geneve een
grooten indruk gemaakt.
het lange gras naar adem ging zitten
hijgen.
,,0 riep Clytie ontdaan uit. Ze stond
halverwege uit haar stoel op, maar meteen
zonk ze weer terug, want Peter deed twee
reusachtige stappen naar haar toe en keek
van een dreigende hoogte op haar neer.
„Okketokzei hij woedend. ..Tjk...
okketok... tjktjk
Dat was niet, wat hij had willen zeggen.
Zijn plan was geweest, om Clytie eens
precies te vertellen wat hij van haar ma-
nieren, antecedenten, voorkomen en echt-
genoot dacht; maar zijn woede beheersch-
te hem zoo, dat hij niet meer tot behoor-
lijk articuleeren in staat was. Een halve
minuut lang bleef hij, onder het uitstooten
van zonderlinge klanken, verwoed op het
vrouwelijke flanellen sportoverhemd staan
neerkijken. Dan waarschijnlijk, omdat hij
begreep. dat hij voor het oogenblik toch
niet tot gewoon spreken in staat was en
tevens dat redelijkheid op het wezen voor
hem niet de minste uitwerking zou heb
ben, draaide hij zich met een ruk om. Iiep
met groote passen naar het kreupelhout
toe en verdween tusschen de boschjes uit
het gezicht.
Na zijn weggaan bleef het een poos
stil.
„Lafaard die je bentbeet Clytie haar
echtvriend extra azijnig toe.
Philip knipperde met zijn oogleden en
zocht in het gras om hem heen want
hij zat nog steeds tegen den boom
naar zijn lorgnet.
„Dat noemt zich een man ging Clytie
hoonend voort. ,,En dat laat zich door
den eersten den besten landlooper als
een... een zak aardappels in een hoek...
gooien
(Wordt vervolgd.)