ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. EEN DAG BIDDER Eerste Blad. HEERENBAAI Zondvloedverhalen ft No. 8798 VRIJDAG 12 FEBRUAR1 1932 72e Jaargang. I FKUILtZTOH. BUITEHLAHD u» TER NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post 1 80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige lan den f 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. Ultgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTI8NVan 1 tot 4 regels f 0,80 Voor elken regel rneer 0,2G. Grootere letters en clichS's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement te gen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien llefst een dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAG A VOND. Het is nu vrij algemeen bekend, dat er in de Oostersche beter gezegd: Assy- rische en Babylonische literatuur aller- lei variaties voorkomen op de belangrijke verhalen uit den oertijd, die in den bijbel voorkomen, en het meest bekend mogen wel worden ondersteld de verhalen, die in den bekenden Babel-Bijbel-strijd in Duitschland en elders door geleerden zijn wereldkundig gemaakt, en die niet be- paald in de eerste plaats tot resultaat hadden, dat het inzicht in de hooge betee- kenis en waardig der oude bijbelverhalen werd versterkt. Toch zijn er veel merk- waardiger en belangrijker parallellen nog ten opzichte van het verhaal over een grooten vloed, die in het grijs verleden de zondige menschheid heeft bedreigd en grootendeels verdelgd. Zinspelingen op deze gebeurtenis treft men op meer dan een plaats in het Oude Testament aan, zoo in Ps. 29 10, waar geschreven staat: „De Heere heeft gezeten over den water- vloed, ja, de Heere zit als Koning in eeuwigheid in Amos 9 6, waar het heet: ..Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem; Heere is Zijn naam(zie ook Amos 5 8); in Ezechiel 14 14, waar van Noach mel ding wordt gemaakt; in Jesaja 54 9, waar gezegd wordt: ,,\Vant dat zal Mij zijn als de wateren van Noach, toen ik zwoer, dat de wateren van Noach niet meer over de aarde zouden gaan In Job 22 15 mag nog sprake ziin van god- delooze lieden/die in overoude tijden tot God zeiden- „wijk van ons! Wat zou de Abnachtige (ons) kunnen doen!" Toch is Gods oordeel over deze vermetelen geko- men en zijn zij, voordat het hun tijd was, door het water meegesleurd. Het is echter lang niet alleen in den bijbel, dat dergelijke verhalen worden ge- geven. Zoo vinden wij dergelijke sagen in Babel, waarop wij straks nog hopen terug te komen, terwijl ook de Grieksche sage van Deukalion en Pyrrha, zoowel als de Indische van Manu en den visch wel niet onafhankelijk van haar zullen zijn tot stand gekomen. Door een god- heid, die waarschijnijk Enki zal zijn ge- weest, verneemt de vrome Zindsuddu in Surupak het besluit der goden om de menschheid te vernietigen. Ook moet oorspronkelijk in dezen tekst zijn voor- gekomen het bevel om een geweldig groot schip te bouwen, want gedurende den vloed die zeven dagen en nachten duurt, drijft het reuzengevaarte op de door stor- men fel bewogen wateren rond. En als eindelijk het licht van den God Uta het schip binnendringt, brengt Zindsuddu een offer van runderen en schapen, nadat verder al het „zaad der menschheid" ver nietigd is. Het staat nu wel vast, dat er achter al deze zondvloedverhalen historische ge- door K. R. G. BROWNE. 52) Vervolg.) Peter kreeg een kleur tot achter zijn ooren en verdedigde zich met een stem, die van beheersching stug klonk. ,,'t Klinkt misschien wel heel erg vrij- postig... maar de quaestie is, dat we ons in een heel eigenaardig parket bevinden... We hebben allebei geen geld en ,,Dat is waarschijnlijk je eigen schuld zei de vrouw met den langen neus kattig. ,,Er is genoeg werk... Een jonge gezonde man als jij kan wel zooveel werk krijgen als-ie maar wil.' De Wol-baard knikte, ten teeken van instemming, nadrukkelijk. ,,Volkomen waar", zei hij. ..Volkomen waar. Een sterke, jonge kerel als jij moest zich schamen om te bedelen. Ik zou maar zorgen dat ik wegkwam, voor de boer je ziet. Je bent op verboden terrein." Harde, onmeedoogende woorden. Maar we moeten niet vergeten, dat ons flanellen tweetal een behoorlijke reden voor zijn foutieve taxeering van Peter s standing had. De imitatie Bohemien is, in zijn hart, het aller conventioneelste wezen, dat er op twee beenen rondloopt en Wollen Baard Co. waren nu eenmaal gewoon, evenals hun collega's pseudo artiesten trouwens, om hun mede-menschen uitslui- tend naar hun uiterlijkheden te beoordee- len. En de uiterlijkheden waren in Peter's geval, op zijn zachtst gesproken, erop be- beurtenissen moeten staan. De uitgravm- gen in Ur en Kis hebben kolossale zand- en kleilagen aan den dag gebracht, die door een of meer vloeden moeten zijn tot stand gebracht, die een overoude cultuur gansch en al hebben vernietigd of in elk geval ernstig hebben getroffen en bena- deeld. De in Ur ontdekte of aangewezen vloed, zou dan die kunnen zijn, volgens welke verschillende dynastien worden ge- rekend wdor en na ,,den vloed", ook al zal het wel altijd onmogelijk zijn om eenigs- zins nauwkeurig aan te geven wanneer deze vloed zou hebben plaats gehad. Er wordt ondersteld, dat de vloed van Kis aanmerkelijk jonger is, sommigen spreken van het jaar 3200 voor Christus' Maar men moet aan de uitgebreidheid dezer beide vloeden toch niet al te groote afmetingen toekennen, want in Zuid- Babylonie zijn de hooger gelegen en vas- tere steden van Sumerische cultuur (bij- voorbeeld Sipper) niet vernietigd. Veel uitvoeriger en duidelijker dan het reeds genoemde materiaal is het jongste zondvloedverhaal. dat ons is overgeleverd in 't elfde gezang van 't groote nationals epos der oude Babyloniers, 't bekende epos van Gilgames De kleitafel, waarin dit verhaal gegrift staat, behoort thans tot de schatten van het groote Britsch mu seum te Londen. en het was in 1872, dat de tekst voor het eerst ontcijferd werd door G. Smith. Het is zeer goed te begrijpen, dat deze ontdekking en ontcij- fering veel ontsteltenis teweeg brachten. De held van den zondvloed, Uta-Napistim (welke naam schijnt te beteekenen: hij. die het leven gevonden heeft of gewonnen heeft) verhaalt in dit epos wat hem wedervaren is. De groote goden, zoo ver- telt hij, kregen het in hun zin om.een vloed te doen opkomen, en zij beraad- slaagden daarvoor in een geheime ver- gadering. Een var: de goden, de god der wijsheid en tegelijk de vriend der men schen, wil een van zijn lievelingen redden. Daar hij het niet waagt om den raadslag der goden aan een mensch te verklappen, neemt hij een list te baat. Hij waarschuwt niet den mensch zelf, maar de rieten hut, waarin deze man slaapt. ,,Riethuis, riet- huis, wand, wand! Riethuis hoor, wand luister! Man uit Surippak, zoon van Ubar-Tutu, breek het huis af en ga een schip bouwen! Laat uw rijkdom schieten en red liever uw leven; minacht het be- zit en behoud uw leven! Breng boven- dien zaad van al wat leeft in het schip!" Tevens geeft hij hem dan nog den goeden raad, op welke wijze hij zijn medeburgers moet verschalken. De maten der ark worden dan heel nauwkeurig opgegeven'.- Uta-Napistim brengt er van alies in, be- halve zijn gezin en de dieren ook goud en zilver en zelfshandwerkslieden. En levendig en heel aanschouwelijk wor den de verschrikkingen van den storm en van den stortvloed beschreven, die zeven dagen aanhouden. De menschen vergaan als leem en zelfs de goden krijgen het benauwd; zij kruipen (staat er letterlijk!) weg als de honden en klagen en jamme- rekend om den toevalligen toeschouwer een rad voor oogen te draaien. Zooals hij eruit zag, vuil, ongeschoren, met ver- j warde haren en gekleed in een jas en broek, die beter in een voddenzak dan aan zijn lichaam thuis behoord hadden, moest zijn verschijning gevoelens van achter- docht in den boezem van z'n mede- menschen opwekken. Hij zag er veel meer uit als een beroepslandlooper, dan een werkelijke beroepslandlooper er ooit zou hebben durven uitzien en daarom is het niet te verwonderen dat de twee woon- wagen-bewoners, misleid als ze waren door den bast, de uitstekende qualiteiten van de kern niet onderkenden. Dit was Peter echter, jammer genoeg, niet van het eerste oogenblik af duidelijk. Door de beslommeringen van de laatste uren had hij niet veel aandacht aan z'n uiterlijk kunnen besteden en langzamer- hand was hij zoo aan de rafelige broek en te groote en verschoten jas gewend geraakt, dat hij ze begon te vergeten. Hij wist natuurlijk wel, dat hij er eenigszins eigenaardig uitzag, maar daar het ons nu eenmaal niet gegeven is om cmszelf te zien zoo als anderen ons zien de graad van eigenaardigheid besefte hij niet. En dus leek de houding van de woonwagenbewoners hem bij uitstek on- vriendelijk en onvergeeflijk onhebbelijk. Maar hij wist zich te beheerschen en ging, met mannenmoed, met zijn uitleggeven voort. ,Wij en ik ben verdwaald, moet u weten", zei hij op verzoenenden toon Philip," de azijnige stem van de dame met den nieuwsgierigen neus viel hem in de rede, „stuur dien man weg." „Ja, Clytie," gaf haar echtvriend ge- hoorzaam antwoord. Hij keek Peter streng ren. Op den zevenden dag opent Uta- Napistim het luik; hij ziet naar buiten en beweent dan den ondergang der oude (eerste) waereld. Eindelijk loopt het schip vast op den berg Ni?ir, aan den Noordelijken rand van de vlakte van Mesopotamia. Nu zen It Uta-Napistim drjemaal vogels uit. ,,Toen nu de zevende dag aanbrak, liet ik een duif uitvliegen en zond haar weg. De duif vloog heen, maar zij kwam weerom. En rustplaats had zij niet gevonden, en daarom keerde zij terug. Toen liet ik een zwaluw uit, en zond haar weg. De zwaluw vloog weg, maar ook die kwam terug. Toen liet ik een raaf uit en zond haar weg. De raaf vloog weg, en zag blijkbaar, dat het water opdroogde. Zij at, en woelde, en kraste, en keerde niet terug! Toen liet ik al de dieren vrij, die in het schip waren, zij verspreidden zich naar de vier wind- streken van den hemel, en ik bracht een offer aan de goden. Ik qfferde aan de goden op den top van den bergDe goden roken den geur, de goden roken den liefelijken geur. De godenver- zamelden zich als vliegen rondom den offeraar". Nu zweert de opperste godin bij het sieraad, dat zij om haren hals draagt, dat zij steeds aan deze dagen zal blijven denken, en tevens verzekert zij, dat deze ramp buiten haren wil ge- schiedde. (Dit sieraad, zoo onderstelt Prof Bohl waarschijnlijk terecht, zal dan de regenboog zijn geweest.) En daarop volgt dan nog een heel onsmakelijk ge- twist onder'de goden, die elkaar de schuld van de ramp en ook de redding van de menschen verwijten. Aan het eind wor den dan Uta-Napistim en zijn vrouw zelf onder de goden opgenomen. Het kan zijn nut hebben om deze ver halen uit Babel te plaatsen vlak naast de aloude Bijbelsche geschiedenissen. Men ziet dan heel duidelijk, hoe er overeen- stemming is, maar toch nog meer en ster- ker verschil. Men zal -noeten erkennen: deze bijbelverhalen ademen een heel wat zuiverder, teeder, fijner geest. En onge- twijfeld zal men het eens zijn met de conclusies, waartoe een Nederlandsche geleerde van eersten rang, de reeds door ons geciteerde Prof. Bohl, kwam, die dit schreef: Voor onze waardeering van het bijbelsche verhaal zijn de vragen naar de historiciteit niet de belangrijkste. Belang rijker is de wijze, waarop onze bijbelsche auteur ons voor oogen weet te stellen de zonde der menschen (overmoed en ver- metelheid) en hunne bestraffing; het ge- loof van Noach, zich openbarend in oot- moed en gehoorzaamheid, gepaard gaande met zijn uitredding, en voorts de rechtvaardigheid en genade van God, die den zondaar vernietigt en den vrome spaart. Prof. Wildeboer heeft zoo terecht van deze verhalen in zijn ,,Het Oude Testament van historisch stand- punt toegelicht", 1908 biz. 27 geschreven: „Het verschil is onmetelijk groot. Wij worden verplaatst in twee verschillende werelden. Hier een wild, grootsch poly- theisme; de goden, in veeten met elkander levende, trachten door list en bedrog elkaar den loef af te steken; zij beven voor den vloed en ,,zitten ineen gehurkt als honden" in den hemel huilend toe te zien; zij komen hongerig op het offer van den jeredde aan als vliegen op zoetigheden. n den Bijbel daarentegen een God, als Wiens rechtvaardige vergelding de zond vloed wordt beschreven, doch die niet door een goedmoedige luim voor een gunsteling, maar omdat Hij genadig en rechtvaardig is, den vrome, die Hem gehoorzaam geweest is, beschermt en zegent. Waarlijk, men toont weinig besef van godsdienst en zelfs van godsdienst- geschiedenis te bezitten, als men dat groote onderscheid voorbijziet. Men zit wel in de duisternis, als men alle kleuren grauw ziet!" door zijn lorgnet aan. „Vooruit, scheer je wegkerel Peter kreeg een schok van verbazing en werd rood tot achter zijn ooren. Hij had veel voor de goede zaak over, maar dat liep de spuigaten uit. ,,Hoor eens even begon hij veront- waardigd. ,,'t Is goed zoo," zei het flanellen sport- hemd, dat naar den naam van Philip luis- terde. „Ga nu maar gauw weg. Al die praatjeswe bedanken ervoor om door landloopers lastig gevallen te worden." Peter slikte een paar maal en probeerde te antwoorden. Maar hij stikte bijna van woede en verontwaardiging en dus bracht hij niets dan een zwak, kirrend geluid voort. Onder het stoppelveld van zijn ontspruitenden baard nam zijn huid de tint van een gare biet aan; zijn handen balden zich krampachtig tot vuisten; hij deed dreigend een stap naar de schaa! met appelen toe. „Heb je me niet gehoord, Philip zei Clytie luid-op. „Ik heb je toch gezegd, om dien man weg te sturen ,-,Ja, liefje", gaf Philip vreesachtig ant woord; meteen stond hij op. „Okketok", zei Peter half-gesmoord. Dan, na een geweldige poging „Hoor eens even, alle gekheid op een stokje...' „Kom, kom," zei Philip met een supe- rieur gezicht. ,,Vooruit ermeeBlijven staan praten geeft je toch niets, man. Je bent hier op particulier terrein en hoe eer- der je de beenen neemt, hoe beter 't voor je zelf is. Vooruit, ingerukt, marsch Hij kwam, met oogen klein en star achter de glazen van zijn lorgnet, moedig op den pseudo-landlooper af. De vent in zijn te groote jas en te korte broek zag er nogal tarn uit; hij kreeg den indruk, dat hij zon- der iets te riskeeren, zijn hand wel op de EEN INDRUKWEJXKENDE REDE VAN GRANDI. Te Gen6ve komen nu schrijft de N. R. Crt. de vertegenwoordigers van de groote mogendheden de een na den ander aan het woord. Van die mogendheden, die de bezitters zijn van machtige legers en vloten moeten de voorstellen komen, die kans van slagen heb ben, omdat het vraagstuk der ontwapening tot nog toe een lloven en bieden is geweest, een onderhandelen of kibbelen over gelijk- oversteken. Het markantste verschijnsel in den proloog der groote mogendheden was tot nog toe het voorstel van Franrijk. Sedert gistermorgen staat een zeer markant tegenstuk daar tegen- over. Grandi, de Italiaansche minister van buitenlandsche zaken, heeft in de ochtendzit- ting te Geneve een merkwaardige en zeld- zaam openhartige rede gehouden, die in scherpe tegenstelling stond tot de Fransche opvattingen en zijn zwaartepunt zocht in het betoog, dat een gewapende vrede steeds een gevaar is, en dat zonder ontwapening geen veiligheid te bereiken is. Naar men weet stond Frankrijk juist op het tegenovergestelde standpunt. Verder verdedigde Grandi met zooveel klem het recht der ontwapende mogendheden op vervuiling der toezegging van Versailles, dat Brunings woorden in kracht daarbij verre ten achter stonden. Grandi ging er dus van uit, dat ontwapening voor de mogendheden reeds een plicht bij verdrag was niet alleen vanwege Versailles, maar ook van Locarno. Wij hebben niet kunnen droomen, zeide hij, dat het vijf- tien jaar zou duren voor wij aan de verwezen- lijking daarvan gingen werken. Hij waarschuwde tegen het ontwapenings- sophisme, dat telkens weer theorie ophaalt en tot niet anders dan teleurstelling der volkeren leidt. Hij zette met cijfers uiteen, dat de las- ten van de oorlogsbegrootingen na 1925 nog voortdurend zwaarder zijn geworden, ondanks Locarno, ondanks het pact van Kellog en de algemeene aanvaarding van de Internationale rechtspraak. Daaruit blijkt reeds, zoo betoogde hij, dat EEN PRACHT FIETS Verkrijgbaar in iederen goeden rijwielhandel. Fabrikante: FirmaGEBRS. KAAN,Middelburg. (Ingez. Med.) groen-verkleurde mouw kon leggen en even kon duwendat was dus voor Clytie het bewijs, en voor den vent een waarschuwing, dat hij niet met zich liet sollen. Hij legde zijn hand op de genoem de mouw en betreurde geen seconde later zijn moedige daad. We moeten toegeven, dat Peters ge- drag, van het oogenblik van de aanraking met de hand af, wel wat te wenschen overliet, maar aan den anderen kant had hij voor zijn afwijken van het rechte pad excuses te over. Een jonge man met tem perament voelt er nu eenmaal niet veel voor, om (a) aangezien te worden voor een landlooper, en (b) behandeld te wor den als een pakhuis-eigenaar met een hooge verzekering, die op een donkeren avond met een bus petroleum en een doos- je lucifers in den kelder van zijn pakhuis ontdekt wordt. Peter had het laatste halve etmaal veel doorgemaakt, hij was moe, prikkelbaar en uit zijn humeur en hij had honger en dorst. Daarom had hij om appels gevraagd en als zijn verzoek hem op beleefde manier geweigerd was, zou hij in goede orde den terugtocht aanvaard hebben en daarmee was de zaak uit ge weest. Maar om zoo maar, om niets, be- leedigd te worden door twee exemplaren van een soort, die hij uit den grond van zijn hart minachtte, was meer dan hij, ge- zien de bijzondere omstandigheden, kon verdragen. Bij de aanraking van de warm-klamme hand deed hij dan ook een luchtsprong, of een rat hem opeens, on- verwacht, gebeten had en gaf uiting aan zijn woede door een kort, nijdig gebriesch. Meteen schoot zijn rechterarm uit, be- schreef een halven cirkel en deponeerde Philip tegen den stam van een dikken boom, waar de man met het sporthemd langzaam in zijn knieen doorzakte en in m ECHTE FRIESCHE lllimillllimHIUItlllllli^ UUItUIIUIIHCJMPHtB. 20 50 a. per ons zachte en gewitje rooktab^k, f (Ingez. Med.) maatregelen tot verhooging von de veiligheid alleen den wedstrijd in bewapening niet kun nen opheffen, noch het stelsel van gewapende vrede kunnen breken. De gebeurtenissen in het Verre Oosten be- schouwde hij als een waarschuwing, waar het heen kan gaan als de ontwapening mislukt. Het handvest zoo betoogde hij kan- eenvoudig niet functioneeren onder een regime waarbij de bewapening overweegt. Het gaat erom, uit te maken of een toenemende mate van aanvaarding der internationale justitie gewaarborgd wordt door een in toenemende mate opgeven van middelen, die druk kunnen uitoefenen op het functioneeren van deze jus titie. Ieder militair overwicht moet vanzelf tengevolge hebben, dat het zijn druk op de internationale betrekkingen doet gevoelen, Het is een ijdele hoop, dat deze druk het recht steeds ten goede zal komen. Het is onze taak de rechtvaardigheid te versterken en niet de ruwe kracht te rechtvaardigen. De vrees, dat kracht van wapening zich dan doen gelden in den boezem van de rechtsgemeenschap der volkeren, moet worden opgeheven. De staten kunnen den Volkenbond slechts dienen door de wapening te verminderen, De Volkenbond kan eerst tot ontwapening komen wanneer de wapenrustingen op een zoo laag mogelijk peil zijn gebracht. De eenige basis van vrede kan slechts het recht zijn, wanneer dit niet alleen een systeem blijft, maar ook een regel, voor alle handelingen en een moreele gewoonte. Grandi komt dan te spreken over de positie der centrale mogendheden. Men heeft hen ont- wapend niet om hen in een blijvende positie van minderwaardigheid te brengen, maar als eerste stap op den weg ,,naar de algemeene vermindering en beperking van de wapening, die de geallieerde en geassocieerde mogend heden trachten te verwezenlijken als een der eerste middelen om den oorlog te voorkomen", zooals de president van de Vredesconferentie van Versailles plechtig heeft verklaard. Grandi neemt dan de bepaling, die men te Versailles noodig heeft geacht om de legers der centrale mogendheden hun agressief ka- rakter te ontnemen, als maatstaf van hetgeen er voor een werkelijke ontwapening noodig is. Dan komt hij tot de volgende voorstellen: ten opzichte van de zeemacht: gelijktijdige algemeene afschaffing van linieschepen en duikbooten; afschaffing van schepen die vliegtuigen vervoeren; ten opzichte van het landleger; afschaffing van de zware artillerie van ieder soort. af schaffing van tanks van iedere soort; op het gebied van de luchtvaart: afschaffing van vliegtuigen voor bombardement. Op algemeen gebied: afschaffing van de agressieve middelen, van chemischen en bac- terien-oorlog, van iedere soort; herziening der oorlogswetgeving teneinde een betere en meer afdoende- bescherming der burgerlijke bevoi- king te bereiken. Hij zegt dan: ik zie volkomen in, wat deze maatregelen voor de groote militaire mogend heden beteekenen, maar zij die het minst te vreezen hebben, moeten het voorbeeld geven van de moedigste ontwapening. De rede van Grandi heeft te Geneve een grooten indruk gemaakt. het lange gras naar adem ging zitten hijgen. ,,0 riep Clytie ontdaan uit. Ze stond halverwege uit haar stoel op, maar meteen zonk ze weer terug, want Peter deed twee reusachtige stappen naar haar toe en keek van een dreigende hoogte op haar neer. „Okketokzei hij woedend. ..Tjk... okketok... tjktjk Dat was niet, wat hij had willen zeggen. Zijn plan was geweest, om Clytie eens precies te vertellen wat hij van haar ma- nieren, antecedenten, voorkomen en echt- genoot dacht; maar zijn woede beheersch- te hem zoo, dat hij niet meer tot behoor- lijk articuleeren in staat was. Een halve minuut lang bleef hij, onder het uitstooten van zonderlinge klanken, verwoed op het vrouwelijke flanellen sportoverhemd staan neerkijken. Dan waarschijnlijk, omdat hij begreep. dat hij voor het oogenblik toch niet tot gewoon spreken in staat was en tevens dat redelijkheid op het wezen voor hem niet de minste uitwerking zou heb ben, draaide hij zich met een ruk om. Iiep met groote passen naar het kreupelhout toe en verdween tusschen de boschjes uit het gezicht. Na zijn weggaan bleef het een poos stil. „Lafaard die je bentbeet Clytie haar echtvriend extra azijnig toe. Philip knipperde met zijn oogleden en zocht in het gras om hem heen want hij zat nog steeds tegen den boom naar zijn lorgnet. „Dat noemt zich een man ging Clytie hoonend voort. ,,En dat laat zich door den eersten den besten landlooper als een... een zak aardappels in een hoek... gooien (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 1