GEMEENTERAAD VAN ZAAMSLAG. beeft helpen hechten. Ik meen, dat het op den duur wel een beetje bespottelijk zou gaan worden als men deze bevoegdheid a an het college zou gaan onttrekken. De raad be hoort tocb vertrouwen te hebben in het col lege en ik behoud mij geheel vrjj voor de toe- komst en zal dat voor mijzelf voor elk gevai apart met mijn eer en geweten probeeren uit te maken, ten deze kan ik niet zonder meer het vertrouwen aan dit college met welke samenstelling Ik het overigen3 niet eens ben gaan opzeggen. Ik zie in dit voorstel niets dan een inbreuk op historisch niet alleen hier maar overal tot de competentie van Burgemeester en Wethouders behoorende en bun toegekende bevoegdheden. De VOORZITTER verklaart geen toezeg- ging te kunnen geven. De heer I. de Feijter wenscht de benoemingen door den raad te laten geschieden, doch spreker meent, dat de tegenwoordige regeling beter is en zal er prijs ©p stellen, indien de raad de bepaling niet wijzigt. Wat de heer 't Gilde verder zegt, een toe- zegging gaat spreker niet doen. De raad is naar het aan Burgemeester en Wethouders vocrkomt het hoogste college in de gemeente. Deze heeft een ambtenarenreglement vastge- steld, waarin de benoeming van de ambtena- ren is geregeld en daaraan hebben wij ons eegt spreker te houden. De heer't GILDE wijst er op, dat toch ook het georganiseerd overleg bestaat en dat over benoemingen de hoofden van dienst worden gehoord. Het is toch niets bijzonders, dat hier Is geregeld? De VOORZITTER: We hebben het regle ment en moeten dat uitvoeren. De heer C. HAMELINK vindt het ook een eigenaardige historie. De heer I. de Feijter behoort tot de menschen, die nooit meedoen om verbeteringen die door andere leden wor den voorgesteld, tot stand te brengen. Indien men een of andere verbetering wenscht te verkrijgen, kan men op den steun van den heer I. de Feijter niet rekenen. Uit dien hoof- de bestaat bij spreker reeds bezwaar om aan dit voorstel zijn stem te geven. Anderzijds heeft spreker op deze bepaling ook zitten blokken, omdat het met de benoemingen niet altjjd gaat zooals de raad dat gaarne zou zien. hjj verwijst daarvoor naar de historie met de menschen die tjjdelijk werkzaam zijn aan de gasfabriek. Daarover is reeds bij her- haling gesproken, de voorzitter heeft zelf over die menschen gesproken, alsof ze tusschen de vingsrs door een vaste aanstelling beloofd z_n maar het werd steeds uitgesteld, tot het Ambtenarenreglement zou zijn vastgesteld. Dat is er nu, maar nu bemerken we zegt spreker nog niets. Integendeel, we hoo- ren nu weer zoo het een en ander kraken, alsof het nog dreigt mis te loopen. Ik wil echter ook het vertrouwen in deze aan Bur gemeester en Wethouders nog niet opzeggen en zal stemmen voor handhaven van de be- staande bepaling. Wanneer echter in de toe- komst zou blijken, dat door Burgemeester en Wethouders met het regelen der benoemingen zou worden voortgegaan op een wijze die de raad niet kan goedkeuren, dan zou misschien de tijd aangebroken zijn om een wijziging te overwegen. Ik spreek de verwachting uit, dat Burgemeester en Wethouders bij de be noemingen rekening zullen houden met de eischen die kunnen worden gesteld. Ik doe daarvoor een beroep op hunne loyaliteit en verklaar met het voorstel van den heer I. de Feijter niet mee te gaan. De VOORZITTER: Near aanleiding van uw opmerking over de benoemingen aan de gasfabriek kan ik mededeelen dat die benoe ming reeds zou hebben plaats gehad, indien -de heer I. de Feijter niet met zijn voorstel was gekomen. Wij hebben, nu dit voorstel kwam, in afwachting dat de raad daarop mis schien zou wenschen in te gaan, den schjjn niet op het college willen laden, alsof dit nog eens gauw van de gelegenheid gebruik zou hebben willen maken om die benoemingen te doen. Indien de benoeming aan Burgemees ter en Wethouders blijft, zal deze vermoedelijk in de eerstvolgende vergadering geschieden De heer C. HAMELINK moet dan aan het college dank brengen voor zijn houding in deze; hij hoopt, dat de beslissingen zullen uit- vallen zooals een belofte is gedaan. De heer DIELEMAN staat niet op het ■tandpunt der heeren 't Gilde en C. Hamelink en is van oordeel, dat er alle aanleiding was em het voorstel van den heer I. de Feijter in te dienen. In de voorlaatste raadszitting werd het Ambteharenreglement vastgesteld. Daar- in werd den ambtenaren der gemeente een eekere vastheid van positie verzekerd in ar- tikel 7, 3e alinea, waarbij is bepaald dat open- gevallen plaatsen zooveel mogelijk zullen wor den aangevuld uit personen die reeds bij de gemeente in dienst zijn. En nu meent spreker wel te mogen constateeren, dat Burgemeester en Wethouders, althans de meerderheid van dat college, heeft gemeend zich van die bepa ling niets te moeten aantrekken en gewoon iemand benoemde die geheel buiten den dienst der gemeente stond. Het gaat in 't geheel niet over den persoon van den benoemde, maar het is nu toch wel volkomen duidelijk, dat de meerderheid van Burgemeester en Wet houders artikel 7 van het Ambtenarenregle ment, dat de raad heeft aangenomen zooals zij het zelf hebben voorgesteld, voorbij hebben gezien. Wanneer het zoo doorgaat, is geen der ambtenaren meer zeker van zijn positie. Spre ker steunt dan ook van harte het voorstel. Indien de gemeenteraad aan de benoemingen meewerkt, wordt de kring die er over beslist verbreed en de zienswijze iets ruimer. De heer 't GILDE meent, dat de heer Die- leman thans over de bewuste benoeming geen blaam op Burgemeester en Wethouders moet werpen; toen de motie werd aangenomen, waarin de raad een wensch betreffende die benoeming te kennen gaf, was er nog geen sprake van het in werking zijn van het ambte narenreglement en Burgemeester en Wethou ders hebben zich aan den wensch der motie gehouden. De VOORZITTER merkt op, dat er toen nog wel geen speciale datum was vastgesteld, waarop het ambtenarenreglement in werking zou treden, door een zeer bijzonder geval, maar dat men zich onder zulke omstandighe- den toch reeds richt naar een reeds vastge- stelde regeling. De heer 't GILDE betoogt, dat het niet eangaat iemand die tijdelijk in dienst der ge meente is, over den rug van anderen tot vast ambtenaar te benoemen, dat raakt kant nog ■val. De bepaling der verordening staat niet Bonder meer vast, er wordt gezegd dat „zoo- veel mogelijk" door het benoemen van in dienst zijnde in vacatures zal worden voor- zien. Burgemeester en Wethouders moeten natuurl'rjk eenige vrijheid behouden. De woor- den „zooveel mogelijk" zijn niet zonder bedoe- ling neergeschreven. Spreker dacht wel, dat er een addertje onder het gras zat. De heer DIELEMAN wijst er op, dat het reglement ook geldt voor tijdelijk in dienst zijnden. Er was beschikbaar personeel bij de gemeente in dienst en nu hadden Burgemees ter en Wethouders eerst te beoordeelen of er voor de vervulling der vacature bij de ge meente personeel in dienst was, dat daarvoor In aanmerking kon komen. De heer't GILDE: Daar is geen sprake van. De VOORZITTER: We hebben een ambte narenreglement en ik zal dat handhaven. Dat er een addertje onder het gras zou schuilen, daarvan is geen sprake. Als de besprelcingen echter in die richting gaan, gaat het ten slotte over een ambtenaar en daar tegen moet ik in deze openbare raadszitting bezwaar maken. Wat geschied is, is geschied. Men kan daar over tevreden zijn of niet tevreden, men kan oordeelen dat het reglement met voeten is getreden of dat het is gehandhaafd, maar het eenige wat de raad kan doen is zich daarover in eep motie van afkeuring uitspreken. Als men hier over ambtenaren gaat spreken, komen er echter personen in het geding die zich hier niet kunnen verdedigen en dat is niet in het belang der gemeente en niet in dat van den ambtenaar. De heer OGGEL geeft te kennen, dat de uitdrukkingen van den heer Dieleman hem toch nopen om ook iets te zeggen. Naar zijne meening had de heer Francken, want daarop doelt het spreken van den heer Dieleman toch, geen recfit om benoemd te worden. Die was hier slechts tijdelVk voor 6£n jaar aan genomen, die stond dus in een zeer los dienst- verband. Bovendien was de houding van ge- noemden heer van dien aard, dat spreker hem niet kon stemmen. De voorzitter spralc daar van een motie van afkeuring, men kan die voorstellen, maar dan zal spreker, die het hier nu bij laten zal, zich verder uitspreken en ook eens het een en ander mededeelen over de houding van enkele raadsleden in deze kwestie. De heer DIELEMAN meent, dat de be- wering van den heer Oggel op een vergissing moet berusten. In hoofdstuk III, dat aan stelling en bevordering regelt, staat, dat iemand die in tijdelijken dienst is aangesteld ook wel degelijk ambtenaar is in den zin van het reglement; dat staat er nu eenmaal, dat staat vast als een paal boven water. De heer 't GILDE wijst er op, dat de heer Francken in dezelfde positie staat als de stokers aan de gasfabriek. Van een motie van afkeuring kan geen sprake zijn, hij be- grijpt niet, in wiens hoofd dit zou opkomen. De raad heeft een motie aangenomen en die hebben Burgemeester en Wethouders uitge- voerd, daarvoor behoort de raad dankbaar te zijn. Hij neemt het den voorzitter kwal'jk, dat deze het. indienen eener motie van wan- trouwen uitlokt. De VOORZITTER ontkent dit te hebben gedaan, hij heeft, de aan de orde gekomen benoeming besprekende, alleen gezegd dat de raad dat khn doen, als deze er niet mede accoord gaat. Hij zou dan ook willen, dat de heer 't Gilde die beschuldiging terugnam. De heer 't GILDE: U hebt gezegd: als de raad een motie van wantrouwen wenscht voor te stellen, dat ze het dan doet. Dat is wan trouwen zaaien. Dat moest u niet doen. De VOORZITTER: Het staat aan mij zelf te beoordeelen wat hij al of niet doen moet. j Ik sta op het standpunt dat ook tijdelrjke dienst onder de bepalingen van het reglement valt en dat we ons daaraan hebben te houden. De heer C. HAMELINK geeft te kennen, dat, wanneer hij zich tegen het voorstel van "den heer I. de Feijter verklaart, zulks niet is om persoonlijke reden. H'j. vertrouwt dat het college met de benoeming heeft gemeend het beste te doen dat in het belang der gemeente was. Er werd daar straks gesproken van een addertje onder het gras, maar daarvan kan geen sprake zijn, want het argument dat dit in verband zou kunnen staan met de kwestie of de heer Francken als zijnde in lossen dienst een benoeming zou hebben moeten krijgen staat hier buiten, aangezien de heer I. de Feijter, reeds voordat hiervan sprake was, in de vergadering zelfs dat het ambtenaren reglement was vastgesteld, voorstelde om er op terug te komen. Het is dus de kwestie dat het een het ander heeft achterhaalt. Waarom spreker dan tegen het voorstel is? Niet omdat hij van oordeel is, dat Burge meester en Wethouders niet zouden gehan- deld hebben in het belang der gemeente. Spreker had voor bepaalde candidaten geen persoonlijke voorkeur. Maar hij is tegen het voorstel, omdat hem dit onsympathiek voor- komt. De heer I. DE FEIJTER verklaart nadruk- kelijk, dat er bij hem geen adder onder het gras school. Hij heeft het voorstel alleen ge daan uit overweging dat de raad te veel macht geeft aan Burgemeester en Wethou ders. De heer 't GILDE deelt mede, dat zijn uit- drukking van dat addertje sloeg op de woor- den van den heer Dieleman, op het voorstel van den heer De Feijter kon dat niet slaan, want deze had zich reeds uitgesproken voor de ambtenaarsbenoeming aan de orde kwam. Wanneer men de historie nagaat, is de opvat- ting van den heer Dieleman niet juist. En bovendien, indien Burgemeester en Wethou ders uit de ambtenaren ter secretarie hadden moeten benoemen was er dan toch nog een ander die bij den heer Francken had moeten voorgaan, dan had de tweede ambtenaar oudere rechten. De heer DIELEMAN: Ze hebben nu iemand benoemd heelemaal buiten de secretarie, maar als de heer't Gilde mij niet wil gelooven, laat hem dan zelf artikel 6 van het ambtenaren reglement maar eens nalezen, en als hij mij dan geen gelijk geeft, mag hij zijn schoolgeld wel terugbrengen, want dan kan hij niet lezen. Het voorstel van Burgemeester en Wethou ders om het voorstel niet aan te nemen wordt aangenomen met 7 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren Ortelee, De Ruij- ter, J. de Feijter, 't Gilde, A. Hamelink, C. Hamelink en Oggel; tegen stemmen de heeren Seghers, Van Bendegem, Dieleman en I. de Feijter. 14. Omvraag. a. De heer DE RUIJTER heeft enkele morgens al eens een kijkje genomen naar de afwatering bij de gasfabriek en dan opge- merkt, dat de polderslooten langs de Beoos- tenblijsche straat vol met vuil water komen, als gevolg van het afvalwater der gasfabriek. Dat heeft tengevolge, dat men geen paarden of vee kan laten weiden op de weiden gren- zende aan die slooten, daar die dieren er dan van zouden drinken. Is er nu toch geen weg op te vinden, waardoor dit wordt voorkomen. Kan dat water niet worden afgevoerd door de gemeenteriolen of is het misschien mogelijk heiningen te plaatsen opdat het vee niet meer bjj de verontreinigde slooten kan komen. De heer DIELEMAN: We zouden er pom- pen kunnen plaatsen. De heer C. HAMELINK: Die zijn uit den tijd. De heer DE RUIJTER: Juist! Men moet ook in aanmerking nemen, dat daar drink- putten voor het vee liggen, die met de sloot in verbinding komen en ik geloof dat het toch niet in orde is, dat derden op dergeljjke wijze overlast hebben van ons bedrijf. Het vuile af valwater behoort niet in een polderwater af gevoerd te worden en anderen mogen daar van geen last hebben. In de tweede plaats wilde ik het hebben over het afsluiten van de Nieuwstraat het- geen een ongerief wordt, voor degenen die met wagens van dien kant van hun land moe ten komen. Is het nu niet mogeljjk dat de op- rit van den Buitenweg naar den Armendjk eens in orde wordt gemaakt, dan kan men langs dien weg rijden. Ook vind ik het niet in orde, dat daar op den Armendijk een eindje weg onverhard blijft liggen. Als men er het polderbestuur over aanspreekt verwijst dit als onderhoudsplichtige naar de gemeente en om- gekeerd verwjjst de gemeente naar het polder bestuur. Het is toch niet in het algemeen belang, dat er in de kom der gemeente daar zoo'n slecht eindje straat ligt. En in de derde plaats zou ik aan Burge meester en Wethouders willen vragen hoever ze nu zijn gevorderd met plannen voor het brandvrij opbergen van het archief. Ik weet wel, dat het opbergen van het archief geen populair onderwerp is, maar ik gevoel er nogal voor. De VOORZITTER deelt omtrent het eerste punt mede, dat er van wege het polder bestuur een klacht bij Burgemeester en Wet houders is ingekomen en dat zij met de gas- commissie en den directeur der gasfabriek een onderzoek hebben ingesteld. De directeur heeft nu groote putten laten maken, om daarin het vuile water te verzamelen. Voorts zullen of zijn de verontreinigde slooten van gemeentewege opnieuw gedolven, waardoor naar verwacht wordt de teer daaruit wel zal verdweneh zijn. Mocht dat nog niet geheel het geval blijken, dan .zal het reinigen wor den voortgezet. Spreker gelooft wel, dat na voltooiing van een en ander het polderbestuur zoowel als de heer De Ruijter tevreden zullen zfln. Wat het besproken slechte eindje straat betreft, deelt spreker mede, dat op het kadas- ter van 1881 duidelijk blijkt, dat het eindje straat van de K^tholieke school tot aan den oprit van den Buitenweg in onderhoud is bij den polder Beoostenblij. Daaromtrent behoeft geen twijfel te bestaan, daarvan kan het pol derbestuur zich ook overtuigen. De oprit kan op kosten van de gemeente worden in orde gebracht en dan gelooft spreker, dat al voor een groot deel aan het verlangen om lang3 daar te kunnen rijden zal worden tegemoet- gekomen. Wat het derde punt betreft, is aan den ge- meenteopzichter opgedragen het maken van een teekening en begrooting voor het inrichten van een kluis. Deze is het echter met zich- zelf nog niet eens, hoe hij dit zal inrichten. Burgemeester en Wethouders hebben dus nog geen advies ontvangen. b. De heer C. HAMELINK vraagt, hoever Burgemeester en Wethouders al zijn gevor derd met de inrichting van het georganiseerd overleg ingevolge het ambtenarenreglement. Welke voorbereidingen zijn voorts door hen reeds getroffen met betrekking tot de zwem- gelegenheid aan het Kreekje? Hj. vraagt zulks omdat het seizoen weer nadert en het z.i. nu de tijd is om daarover te spreken. De VOORZITTER antwoordt, dat de uit- voering van het ambtenarenreglement zoo spoedig mogelijk zal worden ter hand ge nomen. Dat was tot nu toe niet mogelijk, wegens overgroote drukte van zaken en ook omdat men met zieke menschen zat. Wat de zwemgelegenheid betreft, daarvoor wachten Burgemeester en Wethouders op een antwoord van het polderbestuur. Hij zal daarnaar nog eens vragen, c. De heer VAN BENDEGEM informeert, hoe het staat met den bouw van het nieuwe slachthuis. De VOORZITTER deelt mede, dat daarvoor een post op de begrooting is uitgetrokken. Eerst was het de bedoeling, dit te bouwen in de Pieter Paulusstraat. Tengevolge van. daartegen ingebrachte bezwaren hebben Bur gemeester en Wethouders er van afgezien het daar te stichten. Die grond is trouwens voor een deel al weer verkocht. Zoodra het college weer voltallig vergaderen kan, zal dit de zaak opnieuw bekijken en ook de kwestie van het terrein bespreken. Hij hoopt, dat dit de vol- gende week zal kunnen geschieden. De heer C. HAMELINK wenscht hierom- trent nog te vragen of Burgemeester en Wet houders voornemens zijn die zaak zonder een nieuw besluit af te werken. De VOORZITTER: Neen, we zullen een nader besluit aan den - raad voorleggen, zoo- dat die er zich over zal kunnen uitspreken. d. De heer I. DE FEIJTER vraagt, of ook aan de Sassing het huisvuil niet zou kunnen opgehaald worden, de menschen weten er daar ook geen weg mede. De VOORZITTER: Daar wordt reeds vuil opgehaald, aan de 1'Azote, maar ook van de bewoners van de Sassing die daartoe het ver langen te kennen geven. e. De heer I. DE FEIJTER vraagt, wat er nog gebeurt met den lantaarn aan de kanaal- kade. De VOORZITTER: Die wordt verplaatst, maar niet naar de overzijde. Daartegen werd bezwaar gemaakt door den technisch ambte naar van den rijks-waterstaat, omdat dan de gesloten onderlaag der bestrating zou moeten worden opgebroken. De lantaarns zullen nu meer verdeeld worden. De opdracht is aan den directeur der gasfabriek verstrekt. f. De heer ORTELEE herinnert in de ver gadering op 29 September 1.1. verzocht te heb ben pogingen aan te wenden voor het verkrij gen van een vasten straatmaker, die hier woont. In de vergadering van 5 November is toegezegd, dat in die richting zou gewerkt worden. Hij vraagt, of de daartoe noodige stappen al zijn gedaan, want hij heeft er nog niets van gehoord en hij heeft ook niet be- merkt, of die man hier al woont. De VOORZITTER antwoordt, dat Burge meester en Wethouders zich met den straat maker die de gemeente gewoonlijk bedient in verbinding hebben gesteld en hem hebben ge- vraagd, of hij bereid was hier te komen wonen. De man heeft daarop schriftelijk de vraag ge steld, of Burgemeester en Wethouders, wan neer hjj hier kwam wonen, ook zouden zor- gen dat hij steeds werk had. Dat is natuurlijk een nieuwe moeilijkheid. Indien Burgemeester en Wethouders den straatmaker naar hier roepen, moeten ze hem ook voortdurend werk geven en dat achten zij wel een bezwaar. Men heeft hier nu gedu- rende een paar jaar veel werk gehad, maar het is twijfelachtig, of dat in de toekomst ook het geval zal blijven. Zij meenden dit daar- om nog eens te moeten afwaehten. Naar den Zaamslagschen weg hebben zij nu een straatmaker gestuurd die in de gemeente woont. De heer ORTELEE verklaart, dat hem deze mededeeling in geenen deele bevredigd. Die man komt hier werken en woont elders en gaat daar de verdiende centen verteeren, zoo- dat de neringdoenden in de gemeente er niets van kunnen beuren, terwijl zij er toch voor moeten betalen. Hjj heeft indertijd gezegd, dat de te benoe men vaste straatmaker, ook bereid zou moe ten zijn om ander werk te verrichten en wan neer hij daarmede genoegen neemt kan men hem voor de gemeente ook wel vast aan 't werk houden. Spreker zal de volgende vergadering een voorstel doen, om een vasten straatmaker aan te stellen. g. De heer ORTELEE wijst er op, dat het iederen Dinsdag en Vrjjdag in de Kerkdreef een schandaal is van het papier dat daar wordt neergeworpen en overal heen vliegt. Dat vliegt niet alleen van de eene naar de an dere zijde der straat, maar soms ook over de daken der huizen. Kunnen Burgemeester en Wethouders dat niet voorkomen? De VOORZITTER: Dat kan voorkomen worden, als de menschen een deksel op hun bakken of wat dies meer zij hebben. Het is aan Burgemeester en Wethouders ook al op- gevallen en zij meenen ook, dat dit niet be- stendigd kan blijven. Als echter verordend wordt dat de bakken met een deksel moeten worden gesloten, geldt dat natuurlijk voor al ien en dat is misschien voor sommigen wel een bezwaar. Mocht die toestand bestendigd blijven, dan zal het er echter van moeten komen. De betrokkenen zullen nu deze be- spreking wel in het verslag lezen. Er kan eens afgewacht worden of het misschien helpt. Anders zal er moeten worden inge- grepen. h. De heer 't GILDE verkrrjgt het woord, doch deelt mede dat, na het antwoord over het slachthuis hem het gras voor de voeten is weggemaaid. i. De heer DIELEMAN wijst er op, dat men nu op Schapenbout bezig is den grond langs den weg weg te voeren. Hij meent ech ter, dat men nu ten slotte nog geen rechten weg zal krijgen. Is daaraan, vraagt hij, de noodige aandacht geschonken? De VOORZITTER vermeent, dat men eerst goed zal kunnen zien hoe het wordt als al de grond is weggevoerd. Het uitzicht is daar in elk geval al veel verbeterd. Hij meent ook, dat daar nog een paar hoekjfe weg zouden moeten. Hij heeft er al eens met den dijk- graaf over gesproken, maar vreest, dat de ge meente het wel zal moeten doen. Het heeft in elk geval de aandacht van Burgemeester en Wethouders en zij zullen het nog wel eens bekijken. j. De heer DIELEMAN vraagt of het ver- voer van zand en grint naar den Zaamslag schen weg reeds gegund is. De VOORZITTER: Dat is vandaag aan- besteed. De heer DIELEMAN: Jawel, maar is het ook gegund? Indien zulks niet het geval was wilde ik in overweging geven op dien weg niet voort te gaan. De menschen moeten nu om het werk te hebben inschrijven voor prij- zen beneden alles. Hj had in overweging wil len geven om de voerlieden die er voor in aanmerking komen evenals de menschen van de werkverschaffing het werk te laten uit voeren tegen een te bepalen loon en ze dan om den anderen dag laten rijden. De VOORZITTER deelt mede dat het werk is aanbesteed en ook reeds gegund. Aangezien niemand meer het woord ver- langt sluit hij de vergadering door het uit spreken van het dankgebed. Vergadering van Vrijdag 5 Februarl 1932, des namiddags 1 uur. Voorzitter de heer J. de Feijter, Burge meester. Tegenwoordig de heeren S. van Hoeve, D. Dees, C. H. H. Wisse, A. Haak, A. Dees, H. Bakker, D. G. Koopman, S. Buijze, C. Maas en K. Hamelink, benevens 'de Secretaris J. Stolk. Afwezig de heer A. de Feijter met kennis- geving. Aan de orde komt: 1. Opening. De VOORZITTER - opent de vergadering door het uitspreken van het gebedsformulier Hij deelt mede, dat de heer De Feijter heeft bericht, wegens familiezaken elders, niet te kunnen tegenwoordig zijn. Vervolgens wendt hij zich tot He leden van den raad en den secretaris eji heet alien har- telijk welkom in deze eerste vergadering in het jaar. Dit is hem weder een aangename taak, nu, door Gods goedheid, alien hier weer in goede gezondheid mogen samenkomen, om him werk in het belang der gemeente aan te vangen. Wel acht hj. het jammer, dat dit niet onder andere omstandigheden kan ge schieden, en de toestand nog even donker is als het jaar te voren. Toen moest hij er reeds op wijzen, dat de toestand donker was en hij zou helaas than3 moeten zeggen, dat het er nog donkerder uitziet als het jaar te voren, als we den toestand nagaan waarin wij leven en verkeeren. Als wij eens zien naar andere rijken om ons heen, is de toestand zeker nog erger. In Duitschland is de toestand zeer ellendig, de armoe neemt er steeds toe. Enge- land, in onze oogen vroeger het rijkste land, heeft den gouden standaard moeten verlaten, dat was met ons land nog het eenige dat het vrijhandelsstelsel' huldigde, doch ook dit is begonnen met steeds hoogere en hoogere tarieven in te voeren, waardoor de toestand van Nederland, dat op uitvoer van zijn land- bouwproducten is aangewezen in nog moei- lijker omstandigheden is gekomen, te meer waar de invoer van allerlei artikelen in ons land de prijzen van onze artikelen dermate heeft doen dalen, dat die voor de landbou- wers en de arbeiders niet meer loonend zVn. Het ziet er dus alles nog zeer donker uit. Wij gelooven zegt spreker dat Hij., die alles regeert, dit alles ons heeft toegewezen, en dat wij die beproevingen moeten dragen, en ons als volgzame Christenen aan Zijn be- leid hebben over te geven. Wij hopen, dat het jaar 1932 voor de ge meente een gezegend jaar zal mogen zijn, voor uw alien, voor uw gezin en ook in uw bedrijfs- leven. Ik hoop ook dat het voor de landbou- wers een gezegend jaar zal worden, met veel droog weer en een vruchtbaren zomer, in- tegenstelling met het vorig jaar dat voor den landbouw een rampjaar was, omdat de oogst door den regen zooveel heeft geleden. Ik reken op uwen hulp en bijstand in het besturen onzer gemeente, ik hoop dat u alien van God de noodige krachten zult moge ont vangen om met eere uwe taak te vervullen en dat Gods zegen op onzen arbeid zal rusten. De heer VAN HOEVE hoopt de tolk te zjjn van gansch deze vergadering, wanneer hij den voorzitter dank zegt voor den uitgesproken zegenwensch en dezen als voorzitter dezer vergadering en als hoofd der gemeente weder- keerig een gelukwensch brengt, de hoop uit- spreekt, dat het hem in zijn particulier leven, zoowel als in zTjn gezin wel moge gaan, en dat de Allerhoogste hem steeds nabij moge zijn, ook in verband met het klimmen zijner jaren. (Teekenen van instemming.) 2. Vaststellen notulen. De notulen der vergadering van 30 October 1931 worden met algemeene stemmen vast gesteld zooals die in druk zijn verschenen. 3. Mededeelingen. a. dat op 7 December 1931 zijn opgenomen boeken en kas van den gemeente-ontvanger en het aanwezige kassaldo overeenstemde met hetgeen aanwezig moest zijn volgens de boe ken en bescheiden; Aangenomen voor kennisgeving. b. dat op 21 December 1931 zijn opge nomen boeken en kas van den secretaris- penningmeester van het Algemeen BurgerLjjk Armbestuur en het aanwezige kassaldo even- eens overeenstemde met hetgeen aanwezig moest zijn volgens de boeken en bescheiden; Aangenomen voor kennisgeving. c. dat op 21 December 1931 zijn ,opgeno- nomen boeken en kas van den fungeerend comptabel ambtenaar van het electriciteita- bedrijf en het aanwezige kassaldo eveneens overeenstemde met hetgeen aanwezig moest zijn volgens de boeken en bescheiden; Aangenomen voor kennisgeving. d. dat door de vereeniging van tot zeker- heidstelling verplichte gemeente-ambtenaren is aangezuiverd het kastekort van D. Koole. Aangenomen voor kennisgeving. De heer A. DEES vraagt wat Burgemees ter en Wethouders voornemens zijn met be trekking tot de functie van administrateur van het G.E.B. te doen. De VOORZITTER: Met 1 April loopt het boekjaar af; tot dien tijd wilden wij den tijde lijken toestand bestendigen en dan voorstel len een opvolger te benoemen. 4. Ingekomen stukken. a. Het besluit van den Raad van 30 Octo ber 1931 tot wijziging der begrooting dienst 1931, voorzien van bewijs van goedkeuring; Aangenomen voor kennisgeving. b. Eene beschikking van Ged. Staten van Zeeland houdende verdaging van hunne beslis- sing omtrent de begrooting dienst 1932; Aangenomen voor kennisgeving. c. Eene beschikking van alsvoren houden de ongegrondverklaring van het beroep van E. F. de Moor te Zaamslag, tegen het besluit van den raad van 30 April 1931, betreffende vergoeding van art. 13 der Lager Onderwijs- wet 1920. Aangenomen voor kennisgeving. d. Een verzoek van de afdeeling Othene van den Ned. Bond van arbeiders in het Land bouw-, Tuinbouw- en Zuivelbedrijf, om te Othene aan de werklooze leden van de afdee ling Othene gelegenheid te geven te laten af- stempelen voor de arbeidsbemiddeling, omdat de afstand vrij ver is, vooral met het oog op het ongunstige weer tijdens de wintermaanden. Burgemeester en Wethouders zijn van mee ning, dat het voor werkloozen geen bezwaar kan zijn slechts eenmaal daags naar Zaamslag te komen ten einde te stempelen. De afstand, die over het algemeen per fiets wordt afge- legd, is niet zoo groot, dat dit een bezwaar kan zijn, terwijl bij inwilliging van het ver zoek eene nadere regeling met den corres pondent zou moeten worden getroffen. Voorgesteld wordt daarom niet op het ver zoek in te gaan. De VOORZITTER voegt hieraan nog toe, dat, wanneer de correspondent van de arbeids bemiddeling te Othene zitting ging houden om te laten stempelen, van andere buurten, b.v. de Margaretha en de Poonhaven, ook verzoe- ken zouden kunnen komen. En dat zou onmo- gelijk uit te voeren zijn. Burgemeester en Wethouders achten het geen overwegend be zwaar, om van Othene naar het dorp te komen stempelen. De heer MAAS verklaart te Othene gewon- nen en'geboren te zijn. Hij kent het van buiten en van binnen en kent ook de menschen. Het zou natuurlijk heel gemakkelijk voor die men schen zijn, als ze daar den correspondent der arbeidsbemiddeling konden krijgen. Juist is het, dat de andere buitenmenschen daar dan ook recht op zouden hebben. En daarom is het een bezwaar er op in te gaan. Maar hij kan wel verklaren, dat het voor de werkloozen niet meevalt, om ook bij slecht weer naar hier te moeten komen om te stempelen. Het afwijzend voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. e. Een schrijven van Burgemeester en Wethouders van Wehl houdende toezending van een afschrift van het besluit van den raad dier gemeente waarbij wordt verzocht wel adhaesie te willen betuigen aan het door hen verzonden adres aan de Kroon om tot in- stelling van een Ministerie van Landbouw te willen overgaah. Burgemeester en Wethouders stellen voor de gevraagde adhaesie te betuigen. De heer HAAK merkt op, dat uit dit adres wel blijkt, hoe groot de drang is, tot het ver krijgen van een afzonderlijk departement van Landbouw. Hij meent echter, dat een derge- lijke adresbeweging echter niet op den weg ligt der gemeentebesturen, doch zou behooren gevoerd te worden door de landbouworgani- saties. Aangezien echter deze gemeente in hoofdzaak van den landbouw bestaat, kan hjj er zich wel mede vereenigen aan het adres steun te verleenen. De heer A. DEES is van een andere mee ning; hij verklaart zich tegen adhaesie. Wan neer men een afzonderl.yk departement zou krijgen, brengt dat weer veel kosten mee en nu gaat het toch ook goed. De heer KOOPMAN: Er wordt algemeen geklaagd, dat de ministers zooveel geld kos ten, en nu wil men er nog een bij vragen! Hij meent, dat hetgeen den landbouw aan- belangt voldoende in het teeken der belang- stelling van minister Ruys de Beerenbrouck staat. De heer HAAk acht den heer Koopman niet op de hoogte; eerst is landbouw als aan- hangsel gebruikt van Binnenlandsche Zaken en nu wordt het er een van Arbeid. Wanneer er speciaal een minister van landbouw was, zou daarvan meer kracht uitgaan. De VOORZITTER is van oordeel, dat de raad het voorstel met beide handen moet aangrijpen, en er zich niet achter moet ver- schuilen, dat het veel geld zal kosten, het is het eenige, dat den landbouw helpen kan. We hebben vroeger altjjd een minister van land bouw gehad, maar tjjdens de oorlogsjaien is dat veranderd. Toen kwam het er zoo erg niet op aan, omdat er veel verdiend werd. Toen is landbouw bij een ander ministerie ondergebracht en integenstelling met hetgeen de heer Koopman beweert, moet spreker verklaren, dat de minister Ruys de Beeren brouck er niets van geweten heeft, hij begon er pas van op de hoogte te komen dat ge- vaar dreigde toen de malaise er al was. Hjj weet er niets van! Waarom heeft men overal elders een minister van landbouw en wij niet? En wat de kosten van zoo'n ministerie be treft, de landbouwers moeten immers toch ook aan de kosten van de andere helpen mee betalen? De minister is nu voor de landbouw- zaken aangewezen op de adviezen van de ambtenaren van lageren rang. En wat de opmerking van den heer Haak betreft, dat de actie hiervoor niet van de ge meentebesturen, doch van de organisaties behoort uit te gaan, de laatsten werken daar voor al lang en wanneer er met alle kracht aan gewerkt wordt, is het te hopen, dat men toch eindelijk wel eens succes zal hebben. De heer KOOPMAN meent, dat de land bouw niet als aanhang-, doch als bij.wagen moet beschouwen. De voorzitter zegt: de minister wist het niet! Die moeten wjj juist hebben! Het is beter dat een minister naar verschillende zijden inlichtingen inwint, dan dat men een minister heeft die meent het zelf te weten. Spreker kan zich niet met het voorstel vereenigen. De VOORZITTER houdt zijn standpunt

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 7