lijkheden moeten overwonnen worden, om
daarvooi een regeling te vinden, maar net zax
toch niet onmogelijk zijn. Spreker sprak hier-
over dezer dagen met den voorzitter van een
vlassersvereeniging en die gaf te kennen, voor
zoodanige regeling wel te vinden te zijn.
De heer DE RUIJTER brengt onder de
aandacht, dat, indien de Minister de tegen-
woordige steunregeling stop zet, het vlas dat
van den oogst '31 en vroegere jaren over-
schiet, er dan geheel buiten valt. Wanneer
er nu b.v. maar 3000 H.A. werd uitgezaaid,
zou er van 't steunbedrag 480.000 overschie-
ten. Men wil trachten dat bedrag dan be-
sehikbaar te krijgen voor den ouden oogst die
is blijven z'itten. Het is er niet om te doen
om daaraan voor de telers wat te verdienen,
want heel die steun is berekend op werkver-
schafiing, niets meer, er is geen sprake van
rentabiliteit der bedrijven, dat laat de Minis
ter niet toe. Het is dus niet voor de boeren,
maar tot het verkrijgen van steun voor werk-
verschaffing.
De heer C. HAMELINK krijgt uit de be-
6prekingen den indruk, drat het gevaar dat hij
voorzag juist aanwezig is. Het is hem, even-
als de heeren De Feijter en Dieleman duister,
op welke wijze men nu steun wil vragen voor
den oogst 1931. Moet dan worden uitgezocht
wie er vroeger aan de cultuur heeft deelgene-
men en aan dezen een uitkeering gegeven?
Dat is dan toch in strijd met hetgeen de heer
De Ruijter beweert, wel degelijk een restitu-
tie aan de cultuur. Door den heer De Ruijter
werd gezegd, dat het de bedoeling is, dan vlas
van '31 en vroeger als werkverschaffing te
laten verwerken. Maar dat gebeurt toch
reeds Dat doet men toch nu al, met ge-
meente- en regeeringssteun
Hij kan het niet anders zien, dan dat door
inwilliging van hetgeen men nu wil vragen
een groep belanghebbenden, die aanvankelijk
niet op het ontvangen van steun hebben ge-
rekend, dat alsnog zouden krijgen. Dat die
belanghebbenden willen trachten nog een
graantje mee te pikken, daar is van hun
standpunt niets tegen, maar iets anders is
het, of men daaraan als raadslid moet mee-
werken. Hij was van meening, dat voor wat
bewerking van vlas als werkverschaffing dit
afdoende is geregeld. Hij heeft er ook niets
op tegen, om meds te werken aan bevordering
van werkverschaffing, ^maar om mede te wer
ken dat regeeringsgeld op zoo'n dubieuse wijze
zou worden uitgegeven, daartegen moet hij
bezwaar maken.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat de
heer C. Hamelink deze zaak toch verkeerd
beoordeelt. De regeeringssteun bedoelt steun
aan het vlasbedrijf in zijn vollen omvang. De
landbouwer krijgt daarvan 50 per H.A. en
de vlasbewerkers 110 per H.A. als het vlas
tot vezel is verwerkt. De 50 premie bedoelt
het zaaien van vlas mogelijk te .maken en de
/110 om het den handelaar of fabrikant
mogel'.'k te maken het vlas van den teler
te koopen en te verwerken. Nu wordt
vertvacht, dat de in het vooruitzicht gestelde
toelage te gering is, en er waarschijnlijk niet
voldoende vlas zal komen. Dan kan het voile
beschikbaar gestelde bedrag niet worden uit-
betaald. Maar dan is er bovendien voor de
vlasbewerkers ook geen voldoende werk, en
is het beoogde doel-niet bereikt. Nu is het de
bedoeling, om in plaats van de hoeveelheid
nieuvv vlas die voor bewerking te kort komt,
aan oud vlas dezelfde subsidie voor het ver
werken te laten ten goede komen. Dan krijgt
niet de landbouwer alsnog de 50 premie,
doch wel de handelaar of fabrikant dat voor
het verwerken. Dat blijft dan toch precies
hetzelfde
De minister heeft pu eenmaal verwachting,
dat er meer vlas zai komen en hij de voile
960.000 daarvoor zal moeten uitkeeren.
Wanneer zulks nader blijkt niet het geval te
zijn, is -het toch gelijk, wanneer verwerken
van vlas van ouden oogst mogelijk1 wordt ge-
maakt
De heer J. DE FEIJTER vermeent, dat,
wanneer de raad beslist over het verleenen
van adhaesie, zij rekening te houden heeft
met de plaats waar zij zit, en dan is het toch
een feit, dat er in deze gemeente weinig ge-
zwingeld wordt, doch wel geplukt en gerepeld.
Indien nu op 15 Februari bl'gken zou dat er
te weinig vlas komt, zou het voor deze ge-
meente voordeeliger zijn, dat de Minister
nog andere maatregelen nam, waardoor er
meer vlas komt, en dus ook meer te plukken
en te repelen, dan wanneer hij voor vlas van
ouden oogst toeslag zou geven om dat te laten
zwingelen. Door een hoogere brjdrage voor
den nieuwen oogst, zou de maatregel beter
tot zijn recht komen.
De heer OGGEL: De minister zou de toe
lage wel moeten verdubbelen!
De heer DE RUIJTER betoogt, dat, indien
een opbrengst van 6000 H.A. noodig geacht
wordt om de menschen aan het werk te hou
den, en die zal er niet komen, indien de steun
niet wordt verhoogd, het doel niet bereikt
wordt, want wanneer men b.v. maar 3000 H.A.
zou krijgen is er de helft te kort. Dan blijft
van het steunbedrag ook 480.000 beschik
baar. Wanneer dat dan beschikbaar gesteld
wordt voor het verwerken van oude oogst,
komt er ook werk, hetgeen anders uitblijft.
De heer C. Hamelink schijnt maar bang te
zijn, dat die ondersteuning zal ten goede
komen aan hen, die het vlas hebben geteeld.
Dit is echter niet juist. Krijgt men voor het
Ibewerken geen steun, dan zal het blijven
liggen, terw'/J het in het tegenovergestelde
geval bij verwerking zal dienen tot werk-
verruiming.
De heer DIELEMAN wijst er op, dat de be-
sprekingen een dermate wending hebben ge-
nomen, dat men het bosch niet meer van de
boomen kan onderscheiden. Hij vraagt, wat
deze zaak eigenlijk voor de gemeente kan be-
teekenen. Nog een week of wat en dan is het
voorhanden vlas van de bollen ontdaan. En
er wordt hier weinig gezwingeld.
De VOORZITTER: Dan kunnen de hande-
laars weer ander vlas koopen om het af te
laten werken. Men moet het volgend jaar
toch ook kunnen werken.
De heer DIELEMAN stelt zich op het
standpunt, dat men zich maar alleen moet
afvragen, wat de behoeften van deze ge
meente zijn.
De heer DE RUIJTER geeft toe, dat, wan
neer het vlas niet gezwingeld kan worden,
het niet veel voordeel biedt. De gevraagde
steun voor vlas van ouden oogst, zal steun
voor het zwingelen beoogen.
De heer C. HAMELINK is het met den heer
Dieleman eens, dat het gezicht op het bosch
door de vele boomen wel eenigszins is wegge-
nomen. Hij wijst er op, dat uit het adres toch
wel duidelijk blijkt, dat men een steunrege
ling wenscht met terugwerkende kracht, ook
voor den verbouwer.
De VOORZITTER acht het niet mogelijk
d&drvoor een regeling te maken.
De heer C. HAMELINK wil, als men het
dddrover met hem eens is, dan wel een ander
voorstel doen, opdat het verzoek een andere
etrekking krijgt en alleen zal gelden voor
eteun aan de vlasbewerking.
De heer DE RUIJTER moet bij nadere be-
schouwing der bewoordingen van het adres
toegeven, dat dit iets anders beoogt, dan wat
hij bepleitte.
De heer C. HAMELINK stelt nu voor te
besluiten aan den betrokken Minister te ver-
zoeken het bedrag dat mocht overschieten
van het voor steun voor den oogst 1932 be
schikbaar gestelde bedrag, te willen bestem-
men voor het laten afwerken van vlas van
den oogst 1931 en 1930.
De heer 't GILDE heeft tegen dat voorstel
bezwaar; dan gaat deze gemeente individueel
werken; wat kan dat helpen!
De VOORZITTER; We zijn volkomen zelf-
standig tot adresseeren bevoegd.
De heer 't GILDE zou het dan beter vin
den adhaesie te betuigen.
De heer C. HAMELINK is dat met den heer
't Gilde niet eens; indien men in Den Haag
de zaak niet wenscht, zal men zich ook van
een collectief adres niets aantrekken. Maar
misschien stelt men er daar wel prijs op, ook
eens een praetische wenk te ontvangen. En
dan acht spreker het van veel meer beteeke-
nis individueel iets te verzoeken dat goed
uitvoerbaar is, dan collectief een maatregel
te vragen waarvan men zelf overtuigd is, dat
het verkeerd is of niet kan.
De heer OGGEL acht de zaak nog niet erg
duidelijk, en vraagt of het in het belang der
zaak niet gevaarlijk is, wanneer de gemeen-
teraad van Axel nu een afwijkend verzoek
gaat indienen. Hij herinnert er aan, dat het
jaren geleden voor de regeering juist zoo
moeilijk was om een maatregel te nemen,
door het blijkende uiteenloopende verschil van
de belanghebbende vlasbewerkers. Aan het
geen vanwege Graauw gevraagd wordt, is z.i.
te voldoen.
De heer DE RUIJTER wijst er op, dat bij
het tot stand komen der regeling voor 1932
die klip van verschil van meening juist om-
zeild is. Het is aan het comitd dat aanvan
kelijk hier is opgericht en geleid werd door
den burgemeester dezer gemeente gelukt, alle
vlasbewerkers van Nederland te vereenigen
voor eenzelfde doel. De regeling zal nu moe
ten worden uitgevoerd door 66n telers- en
door 66n vlasbewerkersvereeniging, die ieder
2 leden afvaardigen in een centrale commissie,
waarin door den Minister nog 3 ambtenaren
van het Departement zullen worden benoemd.
Practisch acht hij het niet noodig, dat er van
wege de gemeente een adres uitgaat, aange-
zien er in de centrale commissie vertegen-
woordigers van alle belanghebbende partijen
komen, -en naar te verwachten is een adres
van den gemeenteraad weinig invloed zal
hebben.
De heer OGGEL vraagt, of het misschien
jbij nadere overweging niet veiliger is niets
te doen en het adres voor kennisgeving aan
te nemen.
De VOORZITTER merkt op, dat er ook
nog is het voorstel van den heer C. Hame
link.
De heer C. HAMELINK verklaart zijn
voorstel wel te willen intrekken; hij heeft dit
alleen ingediend omdat hij het gevaar duchtte,
dat er anders een verkeerd besluit zou ge-
nomen worden.
Het verzoek van het gemeentebestuur van
Graauw en Langendam wordt alsnu met al-
gemeene stemmen voor kennisgeving aange-
nomen.
8. Verzoek tot het plaatsen eener pomp
in de Walstraat.
Ingekomen is een adres van A. Berends en
20 anderen, alien bewoners der Walstraat en
Armendijk, die daarin beleefd verzoeken, een
waterpomp te willen plaatsen, ongeveer aan
de oude R.K. school. Adressanten vragen dit,
omdat er veel gebrek is aan regenwater en
de naastbijzijnde pomp bij de Markt ge-
plaatst is.
Het advies van den gemeente-opzichter
luidt als volgt:
Naar aanleiding van een ingekomen ver
zoek van de bewoners van de Walstraat en
Armendijk voor het plaatsen van een pomp,
zij het mjj vergund het volgende op te mer-
ken:
1°. De kosten van boren, aanschaf van de
pomp met bijbehoorende paal benevens een
putje voor waterafvoer, enz. kunnen veilig
geraamd worden op 150 a 200 naar gelang
van de diepte van boring en de afstand naar
het riool. Vooral daar het hier een straat-
pomp geldt waarvoor naar alle waarschijn-
lijkheid diep geboord moet worden om goed
en voldoende water te hebben mag niet te
laag worden geraamd en kan geen vergelij-
king worden gemaakt met een gewone pomp
voor eigen gebruik.
2°. de jaarlijks terugkeerende onkosten,
voor deze pomp in de nabijheid van een
school, zullen m.i. niet gering zijn.
3°. Een pomp zal hier evenals op ver-
schillende andere plaatsen een sta-in-den-weg
zijn, terwijl niemand het sieraad zal kunnen
noemen. Dit zal pas blijken wanneer de plaats
moet worden bepaald. Ik heb nog nooit
iemand ontmoet die er prijs op stelde een
pomp voor zijn woning te hebben (een plaats
op den berm van de Armendijk is vrijwel uit-
gesloten), omdat daar geen riool aanwezig is
en de onverharde berm nog erger modderpoel
zou worden, of bij voorziening daarin de kos
ten nbg belangrijk zouden stijgen.
4°. Reeds eerder hebben enkele bewoners
van de Singelweg en Buitenw^g mij over een
pomp gesproken. Zou men er dus toe over
gaan een pomp te plaatsen aan den Armen
dijk dan zou toch moeilijk een pomp in de
andere wijken geweigerd kunnen worden,
waama wellicht ook nog de Oudeweg en wie
weet welke wijken meer, eveneens met een
dergelijk verzoek kunnen komen.
Daar op deze wijze de uitgaven der ge
meente belangrijk zouden stijgen, meen ik uw
college te moeten adviseeren voorloopig af te
zien van de inwilliging van het verzoek te
meer, omdat er hier drie groote gebouwen
staan (twee scholen en een kerk) die desnoods
in tijden van watergebrek hun water beschik
baar kunnen stellen.
Naar aanleiding hiervan stellen Burge
meester en Wethouders voor:
le. Om het aantal pompen in de gemeente
niet uit te breiden, daar bij inwilliging van
het verzoek uit verschillende andere deelen
der gemeente eenzelfde verzoek komt. De
bestaande pompen wenscht ons College te
handhaven, omdat de bestaande huizen niet
alle voorzien zijn van een behoorlijke water-
voorziening naast hun bestaanden regenbak.
In de wijken welke door nieuwbouw zijn uit-
gegroeid kan een dergelijk motief niet gelden.
omdat bij den bouw van een nieuwe woning
rekening moet gehouden worden met het ge-
mis van een dergelijk openbare watervoor-
ziening.
2e. op dit verzoek afwijzend te beschikken.
De heer VAN BENDEGEM kan zich niet
met dit voorstel vereenigen; het zijn daar niet
allemaal nieuw gebouwde woningen, er staan
er die al een heelen tijd geleden gebouwd zijn.
Hij zdu er daarom een pomp willen plaatsen.
De VOORZITTER acht, dat het niet op den
weg der gemeente ligt behoorlijke pompen te
plaatsen. Tal van menschen in de gemeente
hebben zelf voor hun watervoorziening ge-
zorgd. De woningen der voorlaatste en laatste
jaren moeten een bepaalde capaciteit hebben
Nu zegt de heer Van Bendegem, dat er daar
ook oude woningen staan. Maar, is dan die
watemood nu opeens z66 erg geworden? Het
ligt niet op den weg der gemeente om door
te gaan met het plaatsen van pompen en die
te onderhouden, want het onderhoud is zeer
duur. Meermalen zijn er van uit den raad
stemmen opgegaan, die bg Burgemeester en
Wethouders in deze op beauiniging aandron-
gen. En als we nu beginnen met een pomp bij
te plaatsen zullen er meerdere verzoeken I
komen, dan weten we wel waar we beginnen,
doch niet waar we eindigen, dan zou het in j
elk geval het tegendeel van bezuinigen wor-
den. Om voor bestaande woningen pompen te
gaan plaatsen, dat ligt niet op den weg der 1
gemeente.
De heer VAN BENDEGEM acht dat toch
zoo geen bezwaar.
De VOORZITTER wijst er op, dat daar
verschillende nieuwe woningen staan. De
eigenaars hadden gr bij de stichting rekening
mede moeten houden, dat ze zelf voor hun
watervoorziening hebben te zorgen. Indien
ze daarin zijn tekort geschoten gaat het niet
op om nu tot de gemeente te zeggen: bouw
pompen voor ons. Anderen hebben ook voor
pompen gezorgd. Ze kunnen toch desnoods
zelf gezamenlijk ook een pomp laten slaan? j
De heer VAN BENDEGEM: Ze hebben j
dat natuurlijk lievar van de gemeente, want
nu ontstaat het gevaar, dat ze er onaange-
naamheden over krijgen.
De heer SEGHERS adviseert, aangezien
adressanten zoover van de naastbijzijnde pomp
wonen, ten behoeve van de bewoners van de
Walstraat en den Armend'jk van wege de
gemeente een pomp te plaatsen. Voor de
menschen zelf is het nogal bezwaarlijk; ze
wonen daar nogal hoog en dan kost het veel
meer. Hij steunt het voorstel van den heer
Van Bendegem.
De heer DIELEMAN beschouwt het afwij
zend voorstel van Burgemeester en Wethou
ders met eenig wantrouwen. Daar zit toch
geen reukje aan?
De heer C. HAMELINK: O, de water-
leiding!
De VOORZITTER: Neen, neen, ons
voorstel is zuiver zakelijk, als het anders
was, zou ik het u bevestigen.
De heer DIELEMAN: In het advies van dsn
gemeente-opzichter kunnen we lezen, dat de
kosten 150 tot 200 kunnen kosten. Welnu
dat is toch voor de'gemeente geen bedrag om
daartegen overwegend bezwaar te maken?
Spreker zou op 5 plaatsen een nieuwe pomp
willen plaatsen, dat was dan, met 40 onder
houd een uitgaaf van 1250. De rente en af-
lossing van zoo'n kapitaal is toch maar een
gering bedrag? Dk&r behoeft dit toch niet
op af te stuiten? Het gaat hier toch over de
kom der gemeente en die is voor wat de
watervoorziening betreft stlefmoederlijk be-
deeld.
De heer OGGEL: U zoudt dus overal
nieuwe pompen willen plaatsen?
De heer DIELEMAN: Ten minste in de
nieuwe gedeelten en aan den buitenkant.
Ik meen dat dit niet behoeft af te stuiten
op de kosten en zoo noodig wil ik er meer
plaatsen. Dat kan voor de begrooting geen
bezwaar zijn.
De heer C. HAMELINK merkt op, dat de
heer Dieleman zooeven vroeg of er een reukje
was aan het voorstel van Burgemeester en
Wethouders. Spreker zou bijna in de verlei-
ding komen te vragen of het tegenovergesteD
de het geval is, in de verdediging van pom
pen. Ondertusschen had hij liever gehoord,
dat die vraag van wege het college met „ja"
in plaats van met „neen" beantwoord was
geworden. Hij betoogt, dat we niet meer
terug moeten naar den tijd van watervoorzie
ning uit modderpoelen. Men moet den ouden
toestand in dit opzicht niet in eere houden,
omdat die ten slotte een beletsel kan zijn om
te komen tot een betere watervoorziening.
Die met pompen noemt hij de slechtst. denk-
bare. Men moet in deze meegaan met den
tijd. Hij stemt toe, dat een waterleiding geld
moet kosten en dat de economische toestand
van Zeeuwsch-Vlaanderen tegenwoordig niet
gunstig is, maar waar andere streken de
kosten eener waterleiding kunnen dragen, zal
dat toch ook in Zeeuwsch-Vlaanderen wel
kunnen. Hij wenscht de gemeente een spoe-
dige betere regeling van watervoorziening
toe. Hij kan met het voorstel van Burge
meester en Wethouders om het verzoek af te
wijzen meegaan, doch op andere motieven
dan het college aanvoert.
De heer 't GILDE acht, in tegen3telling
met den heer C. Hamelink de watervoorzie
ning met pompen niet de slechts denkbare
watervoorziening, doch gaat op andere gron-
den met het advies van Burgemlester en Wet
houders mee, want hij vraagt zich af: waar is
de grens? De meeste woningen zijn voor wat
de watervoorziening betreft al gemoderni-
seerd. En wat de Oude Wijk betreft, daar
staan 3 pompen dicht bij elkaar, en daar
treft men de slechtste regenbakjes. Als men
nu nieuwe pompen zou gaan plaatsen, is de
grens daarvan niet te overzien.
De heer SEGHERS merkt op, dat, wanneer
het te voorzien was, dat we over een jaar de
waterleiding zouden hebben, hij niet voor een
pomp zou zijn, maar aangezien dit nog een
duistere zaak is, bifft hij staan op het stand
punt dat adressanten aan een pomp behooren
te worden geholpen.
Het afwijzend voorstel van Burgemeester
en Wethouders wordt met 8 tegen 3 stemmen
'aangenomen.
Voor stemmen de heeren OrtelSe, De Ruij
ter, I. de Feijter, J. de Feijter, 't Gilde, A.
Hamelink, C. Hamelink en Oggel; tegen stem-
men de heeren Seghers, Van Bendegem en
Dieleman.
9. Gas- of electrisehe liehtvoorziening in
het Oosten der gemeente.
Ingekomen is een adres van M. van Her-
mon en 70 anderen alien bewoners van het
Oostelijk gedeelte dezer gemeente, die daarin
te kennen geven:
dat zij ondanks alle pogingen hunnerzijds,
verstoken blijven van gas en electrisehe ver-
lichting, terwijl zij even goed belastingbeta-
lende burgers zijn;
redenen waarom zij, erop wijzende, dat men
in andere buitenwijken der gemeente zoowel
van gas als van electrisch licht profiteert.
den raad eerbiedig doch dringend verzoeken
thans aan deze wanverhouding een einde te
maken en stappen te doen binnen afzienbaren
tijd voor hen in deze dringende behoefte te
voorzien.
Voorts is met betrekking tot dit onderwerp
ingediend een motie door de raadsleden
't Gilde, De Ruijter, C. Hamelink, Ortelde,
Adr. Hamelink, Dieleman en Seghers, lui-
dende
De raad der gemeente Axel:
kennis dragende van het feit, dat in tegen-
stelling tot het overige deel der gemeente de
bewoners van het Oostelijk deel van Axel
(waaronder Kijkuit, Watervliet en Fort) nog
steeds verstoken zijn van behoorlijke verlich-
ting in den vorm van gas of electriciteit;
van meening, dat het op den duur niet aan-
gaat deze onbilljjke verhouding tegenover
belastingbetalers van eenzelfde gemeente te
bestendigen, terwijl b.v. door uitbreiding van
het buizennet der gemeentelijke gasfabriek
naar bovengenoemde buitenwijken een belang
rijk werkverschaffingsobject zou verkjregen
worden;
besluit Burgemeester en Wethouders op te
dragen met bekwamen spoed definitieve voor-
stellen in dezen geest aan den Raad te doen
voorleggen in den vorm van kostenberekenin-
gen, enz.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
om het adres der bewoners van Kijkuit te
stellen in hunne handen om bericht en raad.
Omtrent de motie der raadsleden deelen
Burgemeester en Wethouders mede, dat den
directeur reeds is opgedragen een kosten-
berekening te maken naar de tegenwoordige
prijzen.
In 1930 is van hunnentwege een onderzoek
ingesteld naar de rentabiliteit der uitbreiding
voor gas naar dat gedeelte der gemeente en
is ook met de P. Z. E. M. 6nderhandeld, het
geen van wege de geringe belangstelling en
aansluitingen tot geen resultaat is gekomen.
De VOORZITTER voegt hieroan toe, dat de
cijfers van een en ander nog aanwezig zijn.
De uitbreiding is toen afgestuit op de te
groote kosten en de jaarlijks terugkeerende
subsidie, die de gemeente blijvend zou moeten
geven.
Burgemeester en Wethouders hebben thans
opnie'uw een onderzoek laten instelJen en
zullen den raad zoodra mogelijk met het resul
taat daarvan in kennis stellen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt met algemeene stemmen aange-
nomen.
10. Toekennen van vergoeding bedoeld in
art. 13 der L. O. wet.
a. Door T. Cortvriendt, A. L. de Winne.
•P. F. Velleman en P. Groothaert is een adres
ingezonaen, waarin zij verzoeken de hun inge-
volge art. 13 der Lager Onderwijswet toe-
gekende tegemoetkoming over 1931 ad 15
per kind te willen herzien;
Zij meenen, dat die vergoeding te laag
is getaxeerd, aangezien een aangrenzende ge
meente een bedrag uitkeert van 30. Zij ver
zoeken de vergoeding tot dat bedrag te ver-
hoogen, opdat het meer billijk zou worden.
Burgemeester en Wethouders geven te ken
nen van oordeel te zijn dat een bedrag van
15, evenals in vorige jaren werd t'oegekend,
als tegemoetkoming in de kosten voldoende
is. Zij stellen voor dit bedrag te handhaven
en op het adres afwijzend te beschikken.
De heer VAN BENDEGEM meent, dat zij
naar recht en billijkheid evenveel zouden
moeten krijgen als de andere kinderen aan de
gemeente kosten. m
De heer 't GILDE is uit bezuinigings-oog-
punt v66r het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
De VOORZITTER meent, dat hierin van
billijkheid en recht geen sprake is. Van ge-
imeentewege worden van Kijkuit 60 kinderen
afgehaald en teruggebracht.
De heer VAN BENDEGEM: Het zijn er 80!
De VOORZITTER: Dat doet niets ter zoke.
Dat halen en brengen kost aan de gemeente
2400. Als we gingen berekenen wat dat per
kind kost, en aan de andere ouders een even
groot bedrag gingen toekennen, zouden.' we
hen dan als we een volgend jaar 90 kinderen
afhalen, hetgeen niets meer kost, ook weer
minder moeten geven? Het is toch geen me-
thode om aan de menschen van de buurt Spui
een vergoeding toe te kennen in verhouding
tot het aantal kinderen dat van Kijkuit moet
worden afgehaald?
Niet het bedrag dat een ander kind krijgt
is billijk, maar de menschen behooren op bil-
lijke wijze te worden teg'emoetgekomen in de
kosten die zij moeten maken.
Burgemeester en Wethouders zouden de
toegekende bijdragen willen handhaven. Er
zal overigens zeer vermoedelijk verandering
komen, daar Burgemeester en Wethouders in
onderhandeling zijn om van af Sluiskil ook
een bus te laten rijden om die kinderen, af te
halen. Dat zal vermoedelijk van af 1 April
al het geval zijn.
De heer VAN BENDEGEM: Maar die rijdt
dan toch niet over 't Spui. Ik zou die men
schen 23 per kind willen toekennen. Is het
voor 't volgend jaar per kind voor Kijkuit
minder, welnu, dan kan dit ook voor hen ver-
minderen.
De VOORZITTER: U kunt toch niet met.
goeden grond beweren, dat dit een billijke
regeling is? Artikel 13 spreekt alleen van
het toekennen eener behoorlijke vergoeding,
maar een dergelijken maatstaf aanleggen gaat
niet op.
De heer SEGHERS merkt op, dat de kin
deren van Kijkuit met een bus worden ge-
haald, maar de menschen van 't Spui moeten
voor het vervoer hunner kinderen eigen mate-
riaal beschikbaar stellen en dat komt hun
duurder uit. En op grond van die laatste
overweging komt men tot de conclusie, dat
aan hen minstens evenveel zou behooren te
worden toegekend als het bedrag dat men
tekort komt op de kinderen van de andere
wijk.
De heer C. HAMELINK wijst er op, dat er
door de menschen een berekening wordt ge
maakt, naar het bedrag, dat de gemeente per
kind uitgeeft voor die van Kijkuit. Maar nu
moet men bij de beschouwing dier cjfers er
ook rekening mee houden, dat het vanaf Kijk
uit naar de kom der gemeente een veel slech-
tere weg is. Er zit voor het gevoel der men
schen nu een gevoel van ongelijkheid in. Maar
de kinderen der menschen die het hier be
treft kunnen langs e.en veel beteren weg de
school bereiken. Als de kinders van Kijkuit
per rijwiel moesten komen, zouden de kosten
hooger worden dan zulks van 't Spui het ge
val is. Ook moet de heer Seghers de zaak
niet verwarren, en er wel op letteru dat de
ouders der kinderen te Kijkuit geen cent in
handen krijgen.
De heer VAN BENDEGEM: Maar die kin
deren kosten aan de gemeente toch 23.
De heer C. HAMELINK wijst er op, dat de
kinderen *van 't Spui niet zooveel kilometers
moeten afleggen als die van de Kijkuit. Men
zou voor de kinderen van 't Spui de kosten
kunnen berekenen en daarqp hun vergoeding
baseeren, om het gevoel van ongelijkheid weg
te nemen. Overigens is de stelling van den
heer Van Bendegem niet juist, De wet legt
aan de gemeenten.de verplichting op, om een
bill'rjke tegemoetkoming te verleenen. Maar
nu gaat het toch niet aan, omdat de gemeente
aanleiding geeft gevonden het afhalen en
terugbrengen van kinderen uit een bepaalde
buurt afdoende te regelen, afgezien de kosten
die dit na. zich zou sleepen en omdat dit een
verlies-object is geworden, dit als een straf-
maatregel op de gemeente toe te passen en
voor anderen evenveel te eischen als men
hieraan tekort komt? Anderen kunnen daar
aan geen enkel recht ontleenen. Zal, indien
er een bus van Sluiskil gaat rijden, de rit
over Spui gemaakt worden opdat die kinde
ren ook mee kunnen rijden?
De VOORZITTER antwoordt, dat dit in de
vergadering van Burgemeester en Wethou
ders wel is overwogen, maar dat hij dit nog
niet kan zeggen. Dit zou de kosten nogal
verhoogen.
De heer C. HAMELINK wijst er op, dat men
dan eens zou kunnen nagaan of die meerdere
kosten niet opwegen tegen het bedrag, dat
men voor deze kinderen zal moeten betalen.
De VOORZITTER zegt toe, dat dit zal
onderzocht worden. Maar het verzoek betreft
de vergoeding voor 1931.
De heer C. HAMELINK: Zou het niet goed
zijn de beslissing aan te houden, in afwachting
van het resultaat van het onderzoek?
De VOORZITTER vindt daarvoor geen aan
leiding; de bestreden vergoeding betreft die
voor het afgeloopen jaar. Hetgeen voor de
toekomst beslist wordt is dus hierop van geen
invloed, want dat gaaf voor 1932.
De heer DE RUIJTER meent ook, dat dit
op zichzelf moet worden beslist en dat moet
worden beoordeeld, of de tegemoetkoming al
of niet billijk is.
De heer SEGHERS geeft nog te kennen, dat
het voor hem volkomen duidelijk is, dat de
menschen von Kijkuit geen cent in hun han
den krijgen. Hij gaat mede met het voorstel
van den heer Van Bendegem, omdat hij van
oordeel is, dat de menschen van Spui grootere
onkosten hebben, omdat ze zelf voor het ver-
voer-materiaal voor hun kinderen moeten
zorgen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders wordt aangenomen met 8 tegen 3 stem-
men.
Voor stemmen de heeren De Ruijter, Diele
man, I. de Feijter, J. de Feijter, 't Gilde, A.
Hamelink, C. Hamelink en Oggel; tegen
stemmen de heeren Ortelde, Seghers en Van
Bendegem.
b. Een adres van J. Scheele Jzn, die daar
in verzoekt, evenals het vorig jaar weder in
aanmerking te mogen komen voor vergoeding
voor zijn schoolgaand kind, dat de bijzonder#
school te Zaamslag bezoekt.
Burgemeester en Wethouders deelen mede,
dat volgens een het vorig jaar ingesteld on
derzoek de afstand van de school meer den
4 K.M. bedraagt. Op grond van een en ander
stellen zij, evenals het vorig jaar, voor, aan
adressant een tegemoetkoming in die kosten
te verleenen van 15 per kind en per jaar.
De heer DIELEMAN: Die meer dan 4 KM.
is dat van de school te Axel of van die te
Zaamslag
De VOORZITTER: Wij hebben het 't vorig
jaar laten meten en het was juist iets boven
de 4 K.M.
Het voorstel wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
11. Toekennen van voorschotten aan bij-
zondere scholen, ingevolge art. 101 der
L. O. wet.
Het Bestuur van de Ver. voor Chr. Nat.
Schoolonderwijs yraagt een voorschot van
80 of 3200.
Het Bestuur van de Hulpver. voor Geref.
Schoolonderwijs te Spui vraagt een voorschot
van 80 of 1200.
Het R.K. Kerkbestuur vraagt een voorschot
van 80 of 1400.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
deze bedragen toe te staan en deze uit te kee-
ren per 1 Maart en 1 September 1932.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
sloten.
12. Wijziging gemeentebegrooting, dienst
1931.
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
de gemeentebegrooting voor den dienst 1931
te wijzigen als volgt:
onder de inkomsten te verhoogen de posten:
uitkeering van het rijk wegens hoofdsom der
grondbelasting op de gebouwde eigendommen
2590, belasting naar het inkomen 2870,
uitkeering van het bedrijf wegens kosten van
verzekering, pensionneering enz. 3, totaal
5463;
onder de uitgaven £e verhoogen de posten:
verlichting en verwarming 50, bijdragen
voor pensioen 3, kosten van vergaderingen
20, aanschaffing van brandbluschmiddelen
50, onderhoud lantaarns en verdere kosten
der verlichting 500, kosten ter zake van
verzekering, pensionneering enz. 16, grond-
lasten 12, onderhoud en administrate van
bezittingen voor den publieken dienst be-
stemd 50, vergoeding ingevolge de Onder
wijswet aan besturen van bjizondere scholen
2000, subsidie bijzondere bewaarscholen 70,
bijdragen in kosten nijverheidsonderwijs 100,
steun aan uitgetrokken werkloozen of onge-
organiseerden 100, subsidie aan werkloozen-
kassen 1500, teruggave aan het rijk van te
veel genoten aandeel hoofdsom grondbelas
ting 2590, uitkeering aan het rijk als aan
deel in kwade posten directe belastingen
1000, kosten verzekering en pensionneering
3, te samen /8064;
onder de uitgaven te verminderen de pos
ten: presentiegelden leden van den raad 97,
belooning en premien aan brandmeesters en
brandspuitlieden 220, kosten van verzekering
enz. politie 16, vergoeding of teruggave
pacht van uit huur genomen tuingrond 38,
rente van waarborgsommen gestort door be
sturen van bijzondere scholen 190, rente van
geldleening 740, bijdrage voor de Rijks
H. B. S. 1300, te samen 2601.
Met algemeene stemmen wordt aldns
besloten.
13. Voorstel tot wijziging Ambtenaren-
reglement.
Door den heer I. DE FEIJTER is schrifte-
I'jk voorgesteld, art. 7 van het Ambtenaren-
reglement zoodanig te wijzigen dat het onder
1 genoemde van dat artikel luidt als volgt:
„1, Tenzij bij de Wet anders is bepaald,
geschiedt de aanstelling en bevordering in
rang van een ambtenaar door den gemeente^
raad".
Burgemeester en Wethouders stellen voor,
niet over te gaan tot wijziging van de redac-
tie dezer alinea.
De VOORZITTER deelt mede, dat Burge
meester en Wethouders een en ander hebben
overwogen en dat zij van oordeel zijn, dat het
meer in het belang der zaak is, dat de be-
noeming van de hier bedoelde ambtenaren ge
schiedt door Burgemeester en Wethouders.
Door de wet wordt de benoeming van ver
schillende hoogere ambtenaren speciaal aan
den gemeenteraad opgedragen, maar beter is
het, dat de overige blijven opgedragen, aan
Burgemeester en Wethouders.
De heer I. DE FEIJTER verklaart z?n
voorstel te hebben gedaan, omdat hij juist van
oordeel is, dat het beter is dat de geheele
raad over de benoemingen beslist. Natuurljjk
blijven die hier buiten, welke door de wet aan
Burgemeester en Wethouders z(jn opgedrar
gen. De gemeenteraad heeft toch al zoo wei
nig te zeggen, dat hij van meening is dat z£J
de bevoegdheden die ze nog bezit, ook moet
zorgen te behouden.
De heer't GILDE vindt de indiening van dit
voorstel door den heer I. de Fejjter zeer
eigenaardig. De raadsleden hebben het con
cept zeker een maand lang ter bestudeering
gehad. Bij de behandeling is er op dit artikel
geen aanmerking gemaakt en nu komt de
heer De Feijter met zoo'n ingrijpend voorstel.
Wanneer ik vervolgt spreker de toe-
zegging krijg, dat het college en die toe-
zegging zou ik gaarne hebben na de vast-
stelling van het nieuwe Ambtenarenreglement
en het in werking treden van het georganl-
seerd overleg, dat zij steeds zooveel mogelijk
rekening zullen houden met de wenschen van
Hoofden van dienst, commissies van bijstand
en georganiseerd overleg dan kan ik be
zwaarlijk mede gaan werken om Burgemees
ter en Wethouders van allerlei zaken te gaan
onttrekken, die pas bij. een nieuw reglement
zijn vastgesteld en waar elk zijn zegel aan