ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH VLAANDEREN.
Tweede Blad.
In nieuwe banen.
Door Zeeuwsch-Vlaanderen io 'tVsrleden
VRIJDAG 1 JANUARI 1932.
72e JAARGANG,
m
No 8780.
vAN-VALKEhBURG'S*'
••iLEVERTR"
LEEUWARDEN- -
-■uumm
WAARNEMING
OENEESKUNDIGE ARMENPRACTIJK
TE SLUISKIL.
■Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat
nan den gemeente-geneesheer te Sluiskil, op
sijn verzoek met ingang van den 1 Januari
1932, eervol ontslag is verleend.
Met de waaroeming van deze betrekking
its voorloopig belast de gemeente-geneesheer
in de Kom, W. W. Stevens.
Ter Neuzen, den 31 December 1931.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris.
Hij nadert, de jonggeborene.
Hem roepen wij „welkom!" elkaar
„Heil en Zegen!" toe.
In de wenschen, waarmede wij elkander
op den eersten dag des jaars begroeten.
doet zich, fluisterend en schier onmerk-
baar, en zeker op dezen dag nog
sterker dan anders meer door het ge-
voel dan met het gehoor te ontdekken,
een toon waarnemen, verschillend van
dien welke wij gewoon zijn er in neder te
leggen. Het is die van ernstige bezorgd-
heia.
O, voorzeker, er zijn bij elken jaars-
overgang tal van menschen, ook onder
onze vrienden en vriendinnen, die met
innerlijke verzuchting, niet zelden met een
weinig ingehouden zucht, den gebruike-
lijken" heilwensch in ontvangst nemen.
Levende te midden van een zwaren strijd
tegen allerlei wederwaardigheden, wor-
stelende met ter nederdrukkende omstan-
digheden, is het hun moeilijk het hoofd
omhoog geheven, den blik op het licht
gevestigd te houden, dat daar ginds in
de verte voor hen zou moeten door-
breken, doch altijd maar omneveld blijft.
Doch thans meer dan anders, nu ons
een groote zorg vervult, nu we de weten-
schap, de zekerheid met ons moeten
omdragen, dat de economische crisis, die
de geheele beschaafde wereld op haar
grondvesten doet schudden, nu alles
wankelbaar staat, in het afgeloopen jaar
niet werd opgelost, dat die in den nieu-
"wen jaarkring nog zijn voile zwaarte op
de volken doet drukken, en er zelfs nog
geen uitzicht bestaat, dat de in deze
machthebbenden, die misschien een ver-'
lossend woord zouden kunnen spreken,
een afzijdig of wel in een afwijzend stand-
punt blijven volharden. De vrees is daar-
door niet ongegrond, dat de thans nog
nedergaande lijn zal uitloopen op een
afgrond, tot opheffing waaruit meer dan
de" duur van een menschenleeftijd noodig
zal zijn als ten minste redding nog
mogelijk zal blijken.
Die wetenschap maakt het moeilijk,
in den Nieuwjaarsgroet den toon van
opgewektheid, van vroolijkheid, die hem
doorgaans kenmerkt, onvermengd te doen
weerklinken. v
Hetgeen echt^r geenszins zwaar valt.
wat integendeel het rechtstreeksch uit-
vloeisel is van den ernst die ons alien
bezielt is de betuiging van sympathie,
van saamhoorigheid die toch altijd den
grondtoon is van de Nieuwjaarsherden-
king. Alweer een jaar hebben wij lief en
leed met elkaar gedeeld; de gemeen-
schappelijke opwandeling langs s levens
paden heeft van het eers^e het -genot
verhoogd. Van het andere den druk
verminderd. Wat is nu natuurlijker, dan
dat de gewisselde groet, van de gewone
en dagelijksche verschillend, een weder-
(Alle vragen, opmerkingen etc.
te zenden aan den heer A. M.
WESSELS, Historicus te Goes,
die deze rubriek zal verzorgen.)
De Goedroen-Sage. Het eiland Wulpen.
Alvorens nader op de Historie van het
tegenwoordige dorp Cadzand in te gaan,
moeten wij eerst iets vertellen over het voor-
malige eiland Wulpen, daar de historie van
dit verzonken eiland, ten nauwste met die
van Cadzand verbonden is.
Thans zoekt men het eiland tevergeefsch.
Waar vroeger Wulpen, zich als een groote
uitgestrektheid lands, veT boven de zeespiegel
verhief, waar eenmaal een talrijke en nijvere
bevolking leefde en werktedaar varen nu
de grootste en diepst geladen schepen.
Reeds lang is het door de zee verzwolgen.
Den lste Nov. 1570 ging het ten onder, maar
de plaats waar Wulpen eenmaal gelegen heeft,
was en zal blijven een plaats van zeer groote
beteekenis voor ons Zeeuwsche volk.
Wulpen was toenmaals gelegen ten Noorden
van het eiland Cadzand, daar waar nu de
Wielingen zijn. Eerst was het met Cadzana
verbonden, doch de zeer sterke stroom maakte
er scheiding tusschen. Het was toen een
langwerpig eiland, dat van het Oosten naar
het Westen de grootste afmeting had. In de
eerste jaren van de 15de eeuw moet het
eiland tamelijk dicht bevolkt z'jn geweest.
Het was 3 uur in de'lengte en 1 uur in de
breedte gaans. Het was van duinen voorzien
en werd door de wateren der Wielingen be-
spoeld. Een leenregister van 1435 vermeldt
er de Parochieen Vernavenkerke, St. Lam-
zijdsche aanmoediging wordt, om de han-
den nog vaster ineen te leggen en de
harten nog nauwer te verbinden!
Nooit worden aan goede zeemanschap
hooger eischen gesteld dan in den storm.
Om het vaartuig in den rechten koers te
houden, het door alle gevaren heen te
sturen, is inspanning noodig van alle
krachten.
Dit in het algemeen te erkennen kost
geen moeite. Daar moet evenwel bij-
komen, dat. zonder uitzondering, ieder het
ook doet. Wij zijn spoedig geneigd om
een beroep te doen op al wat van een
rechtgeaarde ,,gemeenschap verlangd
mag. worden. Komt het op zeker oogen-
blik uit, dat zij niet, of maar gedeeltelijk
aan de verwachting heeft voldaan, dan
wordt zij met verwijten overladen. In-
middels hebben zij zelf geen vinger uit-
gestoken.
Dat mag in de eerste plaats wel ver-
anderen, wel vernieuwd worden.
Heil en zegen in het nieuwe jaarroe-
pen wij elkander toe. Een rijke oogst van
goede dingen vormt den inhoud van al
onze wenschen. Meer dan op eenigen
anderen dag van het jaar houden wij voe-
ling met wederzijdsche belangen, zijn wij
doordrongen van het beginsel der soli-
dariteit.
Kome die zegen van Boven, dale hij
neder op den dorstigen akker der men-
schenziel als een verkwikkenden regen
er moet, opdat hij doe kiemen en wassen
en rijp worden, toch ook gezaaid zijn in
een weltoebereiden bodem. Er ligt een
verheffende gedachte in het gewijde
woord: In het zweet uws aanschijns zult
gij uw brood eten Dit is volkomen waar
in de orde der stoffelijke dingen, niet min
der is het zulks op het gebied van den
geest. Overal en aan ieder is onder ver-
schillenden vorm gelijke verplichting op-
gelegd, niet als een druk, maar als een
roeping.
Heil en Zegen! In deze dagen van zorg,
waarin zelfs het levendigst optimisme
niet zonder bekommering kan blijven
en zich daarover ook geenszins behoeft te
schamen, moeten wij weten, dat de ver-
vulling van dien wensch voor een niet on-
belangrijk deel aan eigen toedoen is ver
bonden. Kunnen wij voor ons geen in-
vloed uitoefenen op de gebeurtenissen,
die oorzaak zijn van de algemeene wereld-
crisis, wij kunnen er toch toe bijdragen
om het weerstandsvermogen behouden te
doen blijven, het weerstandsvermogen,
dat wij zoo noodig hebben om er niet bij
neer te zinken, om, zoo mogelijk, in op-
gerichte houding, de dingen af te wach-
ten, die nog komen zullen.
En nu zien wij den nieuw gekomene in
het jeugdgelaat. Wij zouden hem willen
ondervragen, willen onderzoeken wat hij
bij zich draagt, maar geheimzinniger
nog dan de sphynx, drukt hij zelfs zijn
raadsels niet in woorden uit, welke men
nog zou kunnen trachten te ontcijferen.
Hier krijgen wij geen ander antwoord
danzwijgen, doch zwijgen met een
bemoedigenden glimlach, die ons on-
danks alles wat ons beroert hoop en
zelfvertrouWen moet schenken.
't Is waar, niet veel menschen kunnen
zich geheel losmaken van het mysterie
der hoop, waarvan Nieuwjaarsdag het
zinnebeeld is.
Dat de gelukkige, die zijn gezin ziet
bloeien. zijn arbeid ziet slagen, zijn
lichaams- en geesteskracht onverminderd
behouden heeft, met een dankbaar en
warm gevoel den nieuwen jaarkring tege-
moet loopt, 't is zeer natuurlijk. En
hoewel het ook hem niet onbekend zal
zijn, dat een opverwacht gebeuren op een
maal en voor langen tijd misschien, voor
hem de zon met zwarte wolken kan om-
floersen, hij heeft wel gelijk, dat hij door
bracht, Wulpen, voorts St. Pretatuskerke en
Reimersdorp, alsmede de Meester Gillis, Ba-
gijnen, Kanunniken en Heijdenzeepolders.
Zelfs schijnt er omstreeks dien tijd nog land
te zijn aangewonnen, want het register
spreekt van „een nieuwen poire die men heet
Cavenclaet in de parochie van sinte Lam-
brecht".
Zooals ik opmerkte was Wulpen met het
land van Cadzand verbonden. De Evangelie
predikers trokken te voet, niet door poelen of
moerassen, maar droogvoets naar Wulpen,
om dit te Kerstenen. Het was geen onbelang-
rijk stuk Zeeuwschen grond en bezat een zeer
goede haven. In 1040 kwam een Deensch op-
perhoofd, Osgod, met 29 schepen in de Wul-
pensche haven aan, om zijn vrouw af te halen,
die in Vlaanderen woonde. In 1190 was het
echter een eiland geworden.
Verschillende bloeiende dorpen en kerken
verrezen op het eiland, welke onder het patro-
naatschap van de St. Bavo van Gent ressor-
teerden. Dat in 1096, in een tijd dat de ker
ken nog zoo schaars waren en dus op aan-
zienlrjke afstand van elkaar lagen, reeds in
een officieel stuk gesproken wordt over de
kerken van het eiland Wulpen een brief
van den Bisschop van Doornik, Radboud, van
14 Sept. 1096 in het archief van Aardenburg
bewaard, bevestigd dit onomstootelijk be-
wijst dat er groote levendigheid op allerlei
gebied heerschte. Ook is het uit de archieven
bekend, dat de moord op Karel den Goede,
den Graaf van Vlaanderen, een der ge-
arresteerde medeplichtigen Benkin Coterrel-
lus, een touw wist te bemachtigen, zich langs
dit touw naar beneden liet glijden uit den
toren, waar hij gevangen zat, vluchtte, en zich
schuil hield op Wulpen.
deze gedachte, zoo zij bij hem mocht op-
komen, zijn stemming niet laat overscha-
duwen. Het is altijd goed, dat wij het
weten, om tegen overmoed beveiligd en
voor het medelijden toegankelijk te blij
ven, maar verder moet het vertrouwen
op Hoogere Leiding het hart omhoog
houden.
Zelfs voor de zwaarst beproefden geeft
Nieuwjaarsdag een lichtschijnsel. Hier
wordt met versterkten nadruk het troo^t-
woord des Geloofs uitgesproken, ginds
gedacht aan de genezende inwerking van
den tijd, elders heft de hoop op betere
dagen een oogenblik den sluier der ver-
slagenheid op. De Nieuwjaarsdag is
bovendien getuige van de uitingen eener
uitgebreide, eener veelzijdige sympathie,
en al rekenen wij daarbij een zeer ruim
percentage voor sleur en nabootsing, er
ligt toch het beginsel en meer dan dat in,
van de algemeene menschelijkheid. die
reikt naar het gemeenschappelijk maken
van vreugd en van leed, voor zooverre
de beschikbare middelen dat mogelijk
maken en naar mate het ego'isme terrein
verliezen zal.
Te oud en te wijs om te wenschen wor
den we nooit. Ofschoon wetende, dat het
ijdel is de toekomst te ondervragen, wij
doen het toch, maar op een andere wijze.
En juist vooral nu, nu onze hoop voor de
toekomst op een punt is gericht: op een
algemeen wereld-herstel. Hoe het daar-
mede gaan zal Gaarne zouden we er
een horoscoop op trekken; bij de erkende
onmogelijkheid bepalen wij er ons nu maar
toe, alle krachten in te spannen, teneinde
de kansen van welslagen te vermeerde-
ren. Gemakkelijk zijn de tijden niet.
Maar: moedig volgehouden Op den
nacht volgt toch weer de dag
Van de wenschen die wij voor ons zelf
koesteren en die wij niet kunnen nalaten
op den eersten dag des jaars het geestes-
oog te doen voorbijgaan, izijn die we
onzen vrienden toespreken den weerschijn.
Dat zij van eenigen invloed zouden kun
nen zijn op de lotswisselingen, er is nie-
mand, die dit gelooft; in dezen drukken
wij er enkel mede uit, dat hun gojuk ons
een blijdschapsmotief zal zijn, en is,
indien wij het werkelijk meenen, dit niet
reeds een aangename gevoelsuiting
Maar ook, wij brengen onder woorden
het verlangen, dat hun kracht worde ver
leend om hun taak verder te volbrengen
en wijsheid om dit op de meest geschikte
wijze te doen. Er ligt in, dat wij ons vrii
voelen van den armzaligen naijver, die al
't goede, 't welk aan anderen ten deel
valt, wel zou willen beschouwen als aan
ons ontstolen, dat wij bereid zijn om mede
te werken tot het verkrijgen van een wel-
verdiend succes, al worden onze persoon-
lijke belangen er niet door gebaat, en
om een hand toe te steken als het bouw-
werk van den buurman dreigt te kantelen.
O, mochtan, vooral in dezen tijd, alle
volkeren en menschen van dit beginsel
worden doordrongen 1
Niet waar, wij praten nogal eens over
gemeenschappelijkheid en doen kondt van
onze overtuiging, dat zij het beginsel is,
welks doorvoering de wereld van een
heele boel leelijke dingen moet afhelpen.
Er is geen dag in het jaar, die deze ge
dachte luider uitspreekt dan de eerste
Januari, en ware alles echt, wat in den
loop der tijden op dien dag is ten toon
gespreid, reeds lang zou de verzuchting
naar de overeenkomst van de wereld met
een paradijs, de periode der verwezenlij-
(Ingez. Med.)
king zijn binnengegaan. Laten wij dan
maar hopen, dat er iets beklijven zal, dat
de temperatuur van de onderlinge welwil-
lendheid zal rijzen, het tempo der hulp-
vaardigheid sneller, de drang naar prac-
tische beoefening van broederschap
levendiger zal worden.
Men zal in 1932 wel allerwege de hand
aan den ploeg hebben te slaan. Zijn
voorganger liet veel onafgedaan achter.
Ook ons land gaat zwaar gebukt onder
de wereldcrisis en er zal zoowel van de
Vorstin en Hare raadslieden, als van de
bestuurders der onderdeelen, der provin-
cien en der gemeenten, ernstige zorg en
beleid worden gevorderd, om de hulk van
den Staat op de woelige baren der inter-
nationale economische toestanden drij-
vende te houden. En ongetwijfeld zullen
er zware financieele offers daarvoor moe
ten gevergd worden van hen die hoe
wel ook over hen de druk der tijden niet
zonder meer voorbijgaat deze toch nog
kunnen brengen, en ook voornamelijk ter
verzachting van het lot dergenen, die
door de wereldcrisis van alles,, wat tot
onderhoud van zich en de hunnen moest
dienen, worden beroofd, n.l. van de op-
brengst van het werk hunner handen, om-
dat zij geen werk kunnen vinden. En
vooral op dit punt zal, naar wij verwach-
ten, ook het Volk van Nederland in de
gelegenheid worden gesteld broederschap
te betrachten, daar de toestand wel voor
het grootste deel zal worden beheerscht
door de werkloosheid en het ondersteunen
der slachtoffers, nevens een overweging
der mogelijkheden om zich boven de cri
sis uit te werken. Voor dit laatste zijn
voor ons kleine landje de vooruitzichten
niet schitterend, waar onze groote buren,
de een na de ander, in strijd met de be-
ginselen van ,,den geest van Geneve
voor eenigen tijd nog zoo graag aange-
haald, doch waarvan ook de sterkste
voorstanders thans weinig meer reppen,
steeds hoogere tariefmuren of andere be-
lemmeringen tegen onzen handel en uit-
voer opwerpen.
Laten we echter ook in dit opzicht niet
zijn als zij die geen hoop hebben, en met
vertrouwen de toekomst tegemoet gaan in
de hoop, dat het gelukken moge ook in
deze een goeden weg te vinden.
Ook voor onze gemeente en omgeving
bleven de gevofgen van- de algemeene
crisis niet uit, zich demonstreerende in
een groot aantal werkloozen in verschil
lende gemeenten, terwijl meer speciaal
voor onze gemeente een teruggang in de
zeevaart moet worden geconstateerd.
Voor den landbouw, in onze streek van
overwegende beteekenis, waren de uit-
komsten in het afgeloopen jaar al zeer
teleurstellend, niet alleen door de lage
prijzen, maar ook door't ongunstige weer
tijdens den oogst, dat veel van het aan-
vankelijk mooi te velde staande geWas
deed verminderen in waarde. Ook dit had
toenemende werkloosheid tengevolge, niet
het minst de geringer uitzaai van suiker-
bieten, met nog. bovendien een schrale
opbrengst. Thans zijn er wel vooruit
zichten, dat de uitkomsten in het inge-
treden jaar beter zullen zijn, door ster-
keren regeeringssteun.
Vurig hopen we op een opleving in ver-,
schillend opzicht, in den nieuw ingetreden
jaarkring.
Indien wij op het afgeloopen jaar terug-
zien, doen we dat voor onze onderneming
met een gevoel van dankbaarheid. Wij
kunnen constateeren dat wij bij voort-
during het vertrouwen en den steun van
zeer-velen bleven genieten. Onze lezers-
krina onderging nog voortdurend uit-
breiding en zij die van onze advertentie-
kolommen gebruik maakten voor hunne
publiciteit, genoten daarvan de gunstige
resultaten.
Ongeveer 80 jaren later had de toestand
zich volkomen gewijzigd. Wulpen zoo leest
men in een bericht van 1514 wordt van
dag tot dag al meer en meer bedreigd, be-
reids zijn vier dorpen en meer dan 400 ge-
meten lands aan de Zuidkust door het water
verslonden, en in April 1518 toen een nieuw
kohier werd vastgesteld voor den omslag van
de belastingen over de paroehien van het
Brugsche Vrije, was de „parochie van Wulpen
geheel en al verdronken", zoodat „daarop
geenen transport noch tax gemaakt geweest
es en (zij) uut den transporte van den Vrije
(is) gelaten".
Op deze voor Zeeland historische plaats,
speelde zich dan ook af een fragment uit de
schoone Goedroensage het Middeneeuwsch
Hoogduitsch Heldendicht, dat evenals het
Nibelungenlied tot de grootste letterkundige
producten behoort en waarvan wij iets, in
verband met Wulpen, willen vertellen.
De Heldenzang Goedroen bestaat uit drie
deelen. In het eerste deel, dat met het tweede
de inleiding of voorspel van het geheele ge-
dicht vormt, wordt de geschiedenis geschilderd
van Hagen, den Koning van Eyerenland
men houdt hiervoor het eiland Texel en om
geving die met Hilde, een Indische prinses
huwt. Het tweede deel bevat de geschiedenis
van hun dochter Hilde, die na veel voorvallen
huwt met Hetel, den Koning der Hegelingen.
Met dit huwelijk begint het derde deel.
Het was een zeer gelukkig huwelijk, het
huwelijk van Hilde en Hetel. Bemind door
hun onderdanen leefden z'j gelukkig en dat
geluk -werd verhcogd door de geboorte van
een tweetal kinderen, een zoon die den naam
Ortwijn ontving en een zeer schoone dochter
Goedroen, wier schoonheid tot ver buiten
Hegelingen spreekwoopdelijk was geworden.
Het volk was trotsch op de Koningstelgen
en het .koninklijk gezin werd bemind.
De schoonheid van Prinses Goedroen was
ook ter kennis gekomen aan het Normandi-
sche hof, waar Koning Lodewijk de scepter
voerde. Op de talrijke feesten, die men in
deze oude tijden aanrichtte, werd steeds de
naam van de schoone Goedroen genoemd, als
een hoogste prijs die ooit te behalen was.
Hartmoet, de zoon van den Normandischen
Koning, die nog ongehuwd was, en die van
Goedroen's schoonheid hetzij door rond-
trekkende minstreelen, hetzij op andere wijze
gehoord had, besloot naar het hof van
Hetel te trekken en zich persoonlijk van deze
zaken te overtuigen. Aan dit hof aange
komen, ontmoette hij Goedroen, en moest er
kennen, dat er niets was overdreven, en de
Koningsdochter zeer bekoorlijk was.
Zijn besluit is snel genomen. Deze Hege-
lingsche koningsdochter moet zijn vrouw wor
den en niemand anders. Hij doet aanzoek en
biedt haar, aan zijn zijde, den Normandischen
Koningstroon aan.
Goedroen wijst hem echter zacht maar be-
slist af. Dit had Hartmoet niet gedacht en
deze afwjjzing verbitterd hem zeer. Nu wil
en zal en moet hij Goedroen hebben, niet met
dan desnoods tegen haar wil, als't niet anders
kan, met het geweld der wapenen.
Hij is echter niet de eenige aanbidder, die
Goedroen tot vrouw begeert. Ook Hervvig van
Zeeland heeft naar haar hand gedongen, doch
evensens tevergeefsch.
Hartmoet's voornemen worden nu in daden
omgezet. Normandische krijgers worden op-
geroepen, om zoodoende Goedroen te dwingen.
Men dringt de stad der Hegelingen binnen en
(Ingez. Med.)
Wij zullen steeds voortgaan met te
trachten op ons afgebakend standpunt
elk wat wils te geven.
Aan de velen die in het afgeloopen
jaar op een of andere- wijze ons werk
hebben gesteund, betuigen wij hierbij
onzen oprechten dank met een aanbe-
veling voor de toekomst.
Ten slotte wenschen wij Uitgeef-
ster en Redactie onze lezeressen en
lezers, onze adverteerders en medewer-
kers, bij de intrede van 1932 veel
GELUK EN VOORSPOED!
TER NEUZEN, 1 Jan. 1932.
TIJDELIJXE HEFFING VAN EEN
BIJZONDER INVOERRECHT OP BENZINE.
Wij herinneren onze lezers, dat met ingang
van 1 Januari 1932 wordt geheven een tijde-
lijk invoerrecht op benzine ad 6,per 100
K.G. Dit invoerrecht wordt nagevorderd van
alle benzine, welke met ingang van 1 Januari
1932 in het vrije verkeer in een opslagplaats
voorhanden is, alsmede van de hoeveelheden
benzine, die met ingang van dien dag in ver-
voer zijn naar een opslagplaats in het vrije
verkeer, 66n en ander zoo de totale hier be-
doelde hoeveelheid grooter is dan 200 K.G.
Voorraden grooter dan 200 K.G. zijn voor
de voile hoeveelheid aan navorderiag onder-
worpen.
De gebruiker of hoofdgebruiker van eene
opslagplaats, waarin benzine, met inbegrip
van de hoeveelheden benzine welke met in
gang van 1 Januari 1932 naar de opslag
plaats in vervoer zijn, in zoodanige hoeveel
heid aanwezig is, dat de voorraad Voor na-
vord'ering in aanmerking komt, moet hier-
van den tweeden Januari 1932, en indien de
voor navorderiag vereischte voorraad door
lateren inslag van reeds vdor 1 Januari 1932
afgezonden hoeveelheden benzine wordt be-
reik\ of verhoogd, telkens den eerstvolgenden
werkdag na den dag van insiag tegen ont-
vangbewijs, schriftelijk aangifte doen bij den
Ontvanger der Invoerrechten en Accijnzen.
Verdere inlichtingen kunnen bij deze ont-
vangers worden ingewonnen.
HOEK.
Ds. J. B. Vanhaelen, Geref. predikant al-
hier, zal op 10 Januari a.s. in de namiddag-
godsdienstoefening zijn afscheidspreek hou
den. Op 24 Januari d.a.v. zal hij zijn intree
houden in zijn nieuwe gemeente Herkes-Kloos-
ter-Stroobos, na bevestigd te zijn door zijn
ambtsvoorganger Ds. W. Doorenbos van Urk.
Bekroningen.
Op de nationale tentoonstelling van konij-
nen, pluimvee en watervogels, gehouden te
Goes op 24, 25 en 26 Dec. 1931 (aantal in-
zendingen 342) werden door liefhebbers in
deze gemeente de volgende prijzen behaald.
Witte Vlaamsche Reus, voedsters, oud, 2e
prijs, P. de Jonge Fz.; idem jong, Z. E V.,
dezelfde; idem jong, E. V., D. Haak; idem
jong Z. E. V., L. W. de Jonge.
Blauwe Weeners, ram, oud, 2e prijs, D. W.
F. Kaijser; idem voedster, oud, Z. E. V., de
zelfde; idem voedster, oud, Z. E. V., M. de
Ritter.
Witte Weeners, ram, jong, 3e prijs, P. de
Jonge; idem voedster, oud, le prijs Thomas
Meertens; idem voedster, oud, 2e prijs, J.
Meertens; idem voedster, oud, E. V., P. Meer
tens.
Zwarte Weener, voedster, le prijs, J de
Kraker.
Pool,, voedster, 2e prljls, M. de Ritter.
Rex, ram, le prijs, P. Dieleman Kz.
een verbitterde strijid neemt een aanvang.
Goedroen werpt zich echter tusschen de troe-
pen en maakt een einde aan het gevecht, door
nu openlijk de hand aan te nemen van Her-
wig, zoodat Hartmoet nu een dubbele strijd
zou moeten voeren, als hij met wapengeweld
door zou willen zetten.
Verbitterd, zich miskend voelend, keert
Hartmoet weer naar Normandie terug. Zal
zijn begeerde buit hem ontglippen? En met
Zeeland's Herwig huwen? Dat zal hij ver-
hinderen als hij maar even kan
Onder deze gebeurtenissen valt Siegfried,
Koning van Moorland, in Herwig's gebied bin
nen. Teneinde zeker den vijand te kunnen
terugwerpen, roept Herwig de hulp in van
Hetel, zijn a.s. scphoonvader, die gewillig mede
ten strijde trekt, vergezeld van zijn getrou-
wen.
Deze situatie komt Hartmoet te weten!
Een prachtkans, een eenige, nimmer weer-
komende gelegenheid om Goedroen te seha-
ken...! Niet lang aarzelt hij. Van haar vader
Hetel en haar bruidegom Herwig heeft hi)
thans niets te vreezen. Deze hebben hun han
den vol op het slagveld
Snel worden de keurbenden der Norman-
diers opgeroepen... vlug trekt men naar
Hegelingen... de zwak verdedigde burcht
wordt overrompelden Goedroen met haar
vriendin Hildburg als een kostbaren buit mee-
gevoerd
Wegvaart de rooversbende naar Norman
die terug. Onderweg dringt Hartmoet er
sterk bij Goedroen op aan, om Normandie's
Koningin te worden. Doch tevergeefsch!
Goedroen blijft trouw aan haar gegeven
woord.
(Wordt vervolgd.)