ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH VLAANDEREN. Tweede Blad. In nieuwe banen. Door Zeeuwsch-Vlaanderen io 'tVsrleden VRIJDAG 1 JANUARI 1932. 72e JAARGANG, m No 8780. vAN-VALKEhBURG'S*' ••iLEVERTR" LEEUWARDEN- - -■uumm WAARNEMING OENEESKUNDIGE ARMENPRACTIJK TE SLUISKIL. ■Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat nan den gemeente-geneesheer te Sluiskil, op sijn verzoek met ingang van den 1 Januari 1932, eervol ontslag is verleend. Met de waaroeming van deze betrekking its voorloopig belast de gemeente-geneesheer in de Kom, W. W. Stevens. Ter Neuzen, den 31 December 1931. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. J. L. DREGMANS, Wnd. Secretaris. Hij nadert, de jonggeborene. Hem roepen wij „welkom!" elkaar „Heil en Zegen!" toe. In de wenschen, waarmede wij elkander op den eersten dag des jaars begroeten. doet zich, fluisterend en schier onmerk- baar, en zeker op dezen dag nog sterker dan anders meer door het ge- voel dan met het gehoor te ontdekken, een toon waarnemen, verschillend van dien welke wij gewoon zijn er in neder te leggen. Het is die van ernstige bezorgd- heia. O, voorzeker, er zijn bij elken jaars- overgang tal van menschen, ook onder onze vrienden en vriendinnen, die met innerlijke verzuchting, niet zelden met een weinig ingehouden zucht, den gebruike- lijken" heilwensch in ontvangst nemen. Levende te midden van een zwaren strijd tegen allerlei wederwaardigheden, wor- stelende met ter nederdrukkende omstan- digheden, is het hun moeilijk het hoofd omhoog geheven, den blik op het licht gevestigd te houden, dat daar ginds in de verte voor hen zou moeten door- breken, doch altijd maar omneveld blijft. Doch thans meer dan anders, nu ons een groote zorg vervult, nu we de weten- schap, de zekerheid met ons moeten omdragen, dat de economische crisis, die de geheele beschaafde wereld op haar grondvesten doet schudden, nu alles wankelbaar staat, in het afgeloopen jaar niet werd opgelost, dat die in den nieu- "wen jaarkring nog zijn voile zwaarte op de volken doet drukken, en er zelfs nog geen uitzicht bestaat, dat de in deze machthebbenden, die misschien een ver-' lossend woord zouden kunnen spreken, een afzijdig of wel in een afwijzend stand- punt blijven volharden. De vrees is daar- door niet ongegrond, dat de thans nog nedergaande lijn zal uitloopen op een afgrond, tot opheffing waaruit meer dan de" duur van een menschenleeftijd noodig zal zijn als ten minste redding nog mogelijk zal blijken. Die wetenschap maakt het moeilijk, in den Nieuwjaarsgroet den toon van opgewektheid, van vroolijkheid, die hem doorgaans kenmerkt, onvermengd te doen weerklinken. v Hetgeen echt^r geenszins zwaar valt. wat integendeel het rechtstreeksch uit- vloeisel is van den ernst die ons alien bezielt is de betuiging van sympathie, van saamhoorigheid die toch altijd den grondtoon is van de Nieuwjaarsherden- king. Alweer een jaar hebben wij lief en leed met elkaar gedeeld; de gemeen- schappelijke opwandeling langs s levens paden heeft van het eers^e het -genot verhoogd. Van het andere den druk verminderd. Wat is nu natuurlijker, dan dat de gewisselde groet, van de gewone en dagelijksche verschillend, een weder- (Alle vragen, opmerkingen etc. te zenden aan den heer A. M. WESSELS, Historicus te Goes, die deze rubriek zal verzorgen.) De Goedroen-Sage. Het eiland Wulpen. Alvorens nader op de Historie van het tegenwoordige dorp Cadzand in te gaan, moeten wij eerst iets vertellen over het voor- malige eiland Wulpen, daar de historie van dit verzonken eiland, ten nauwste met die van Cadzand verbonden is. Thans zoekt men het eiland tevergeefsch. Waar vroeger Wulpen, zich als een groote uitgestrektheid lands, veT boven de zeespiegel verhief, waar eenmaal een talrijke en nijvere bevolking leefde en werktedaar varen nu de grootste en diepst geladen schepen. Reeds lang is het door de zee verzwolgen. Den lste Nov. 1570 ging het ten onder, maar de plaats waar Wulpen eenmaal gelegen heeft, was en zal blijven een plaats van zeer groote beteekenis voor ons Zeeuwsche volk. Wulpen was toenmaals gelegen ten Noorden van het eiland Cadzand, daar waar nu de Wielingen zijn. Eerst was het met Cadzana verbonden, doch de zeer sterke stroom maakte er scheiding tusschen. Het was toen een langwerpig eiland, dat van het Oosten naar het Westen de grootste afmeting had. In de eerste jaren van de 15de eeuw moet het eiland tamelijk dicht bevolkt z'jn geweest. Het was 3 uur in de'lengte en 1 uur in de breedte gaans. Het was van duinen voorzien en werd door de wateren der Wielingen be- spoeld. Een leenregister van 1435 vermeldt er de Parochieen Vernavenkerke, St. Lam- zijdsche aanmoediging wordt, om de han- den nog vaster ineen te leggen en de harten nog nauwer te verbinden! Nooit worden aan goede zeemanschap hooger eischen gesteld dan in den storm. Om het vaartuig in den rechten koers te houden, het door alle gevaren heen te sturen, is inspanning noodig van alle krachten. Dit in het algemeen te erkennen kost geen moeite. Daar moet evenwel bij- komen, dat. zonder uitzondering, ieder het ook doet. Wij zijn spoedig geneigd om een beroep te doen op al wat van een rechtgeaarde ,,gemeenschap verlangd mag. worden. Komt het op zeker oogen- blik uit, dat zij niet, of maar gedeeltelijk aan de verwachting heeft voldaan, dan wordt zij met verwijten overladen. In- middels hebben zij zelf geen vinger uit- gestoken. Dat mag in de eerste plaats wel ver- anderen, wel vernieuwd worden. Heil en zegen in het nieuwe jaarroe- pen wij elkander toe. Een rijke oogst van goede dingen vormt den inhoud van al onze wenschen. Meer dan op eenigen anderen dag van het jaar houden wij voe- ling met wederzijdsche belangen, zijn wij doordrongen van het beginsel der soli- dariteit. Kome die zegen van Boven, dale hij neder op den dorstigen akker der men- schenziel als een verkwikkenden regen er moet, opdat hij doe kiemen en wassen en rijp worden, toch ook gezaaid zijn in een weltoebereiden bodem. Er ligt een verheffende gedachte in het gewijde woord: In het zweet uws aanschijns zult gij uw brood eten Dit is volkomen waar in de orde der stoffelijke dingen, niet min der is het zulks op het gebied van den geest. Overal en aan ieder is onder ver- schillenden vorm gelijke verplichting op- gelegd, niet als een druk, maar als een roeping. Heil en Zegen! In deze dagen van zorg, waarin zelfs het levendigst optimisme niet zonder bekommering kan blijven en zich daarover ook geenszins behoeft te schamen, moeten wij weten, dat de ver- vulling van dien wensch voor een niet on- belangrijk deel aan eigen toedoen is ver bonden. Kunnen wij voor ons geen in- vloed uitoefenen op de gebeurtenissen, die oorzaak zijn van de algemeene wereld- crisis, wij kunnen er toch toe bijdragen om het weerstandsvermogen behouden te doen blijven, het weerstandsvermogen, dat wij zoo noodig hebben om er niet bij neer te zinken, om, zoo mogelijk, in op- gerichte houding, de dingen af te wach- ten, die nog komen zullen. En nu zien wij den nieuw gekomene in het jeugdgelaat. Wij zouden hem willen ondervragen, willen onderzoeken wat hij bij zich draagt, maar geheimzinniger nog dan de sphynx, drukt hij zelfs zijn raadsels niet in woorden uit, welke men nog zou kunnen trachten te ontcijferen. Hier krijgen wij geen ander antwoord danzwijgen, doch zwijgen met een bemoedigenden glimlach, die ons on- danks alles wat ons beroert hoop en zelfvertrouWen moet schenken. 't Is waar, niet veel menschen kunnen zich geheel losmaken van het mysterie der hoop, waarvan Nieuwjaarsdag het zinnebeeld is. Dat de gelukkige, die zijn gezin ziet bloeien. zijn arbeid ziet slagen, zijn lichaams- en geesteskracht onverminderd behouden heeft, met een dankbaar en warm gevoel den nieuwen jaarkring tege- moet loopt, 't is zeer natuurlijk. En hoewel het ook hem niet onbekend zal zijn, dat een opverwacht gebeuren op een maal en voor langen tijd misschien, voor hem de zon met zwarte wolken kan om- floersen, hij heeft wel gelijk, dat hij door bracht, Wulpen, voorts St. Pretatuskerke en Reimersdorp, alsmede de Meester Gillis, Ba- gijnen, Kanunniken en Heijdenzeepolders. Zelfs schijnt er omstreeks dien tijd nog land te zijn aangewonnen, want het register spreekt van „een nieuwen poire die men heet Cavenclaet in de parochie van sinte Lam- brecht". Zooals ik opmerkte was Wulpen met het land van Cadzand verbonden. De Evangelie predikers trokken te voet, niet door poelen of moerassen, maar droogvoets naar Wulpen, om dit te Kerstenen. Het was geen onbelang- rijk stuk Zeeuwschen grond en bezat een zeer goede haven. In 1040 kwam een Deensch op- perhoofd, Osgod, met 29 schepen in de Wul- pensche haven aan, om zijn vrouw af te halen, die in Vlaanderen woonde. In 1190 was het echter een eiland geworden. Verschillende bloeiende dorpen en kerken verrezen op het eiland, welke onder het patro- naatschap van de St. Bavo van Gent ressor- teerden. Dat in 1096, in een tijd dat de ker ken nog zoo schaars waren en dus op aan- zienlrjke afstand van elkaar lagen, reeds in een officieel stuk gesproken wordt over de kerken van het eiland Wulpen een brief van den Bisschop van Doornik, Radboud, van 14 Sept. 1096 in het archief van Aardenburg bewaard, bevestigd dit onomstootelijk be- wijst dat er groote levendigheid op allerlei gebied heerschte. Ook is het uit de archieven bekend, dat de moord op Karel den Goede, den Graaf van Vlaanderen, een der ge- arresteerde medeplichtigen Benkin Coterrel- lus, een touw wist te bemachtigen, zich langs dit touw naar beneden liet glijden uit den toren, waar hij gevangen zat, vluchtte, en zich schuil hield op Wulpen. deze gedachte, zoo zij bij hem mocht op- komen, zijn stemming niet laat overscha- duwen. Het is altijd goed, dat wij het weten, om tegen overmoed beveiligd en voor het medelijden toegankelijk te blij ven, maar verder moet het vertrouwen op Hoogere Leiding het hart omhoog houden. Zelfs voor de zwaarst beproefden geeft Nieuwjaarsdag een lichtschijnsel. Hier wordt met versterkten nadruk het troo^t- woord des Geloofs uitgesproken, ginds gedacht aan de genezende inwerking van den tijd, elders heft de hoop op betere dagen een oogenblik den sluier der ver- slagenheid op. De Nieuwjaarsdag is bovendien getuige van de uitingen eener uitgebreide, eener veelzijdige sympathie, en al rekenen wij daarbij een zeer ruim percentage voor sleur en nabootsing, er ligt toch het beginsel en meer dan dat in, van de algemeene menschelijkheid. die reikt naar het gemeenschappelijk maken van vreugd en van leed, voor zooverre de beschikbare middelen dat mogelijk maken en naar mate het ego'isme terrein verliezen zal. Te oud en te wijs om te wenschen wor den we nooit. Ofschoon wetende, dat het ijdel is de toekomst te ondervragen, wij doen het toch, maar op een andere wijze. En juist vooral nu, nu onze hoop voor de toekomst op een punt is gericht: op een algemeen wereld-herstel. Hoe het daar- mede gaan zal Gaarne zouden we er een horoscoop op trekken; bij de erkende onmogelijkheid bepalen wij er ons nu maar toe, alle krachten in te spannen, teneinde de kansen van welslagen te vermeerde- ren. Gemakkelijk zijn de tijden niet. Maar: moedig volgehouden Op den nacht volgt toch weer de dag Van de wenschen die wij voor ons zelf koesteren en die wij niet kunnen nalaten op den eersten dag des jaars het geestes- oog te doen voorbijgaan, izijn die we onzen vrienden toespreken den weerschijn. Dat zij van eenigen invloed zouden kun nen zijn op de lotswisselingen, er is nie- mand, die dit gelooft; in dezen drukken wij er enkel mede uit, dat hun gojuk ons een blijdschapsmotief zal zijn, en is, indien wij het werkelijk meenen, dit niet reeds een aangename gevoelsuiting Maar ook, wij brengen onder woorden het verlangen, dat hun kracht worde ver leend om hun taak verder te volbrengen en wijsheid om dit op de meest geschikte wijze te doen. Er ligt in, dat wij ons vrii voelen van den armzaligen naijver, die al 't goede, 't welk aan anderen ten deel valt, wel zou willen beschouwen als aan ons ontstolen, dat wij bereid zijn om mede te werken tot het verkrijgen van een wel- verdiend succes, al worden onze persoon- lijke belangen er niet door gebaat, en om een hand toe te steken als het bouw- werk van den buurman dreigt te kantelen. O, mochtan, vooral in dezen tijd, alle volkeren en menschen van dit beginsel worden doordrongen 1 Niet waar, wij praten nogal eens over gemeenschappelijkheid en doen kondt van onze overtuiging, dat zij het beginsel is, welks doorvoering de wereld van een heele boel leelijke dingen moet afhelpen. Er is geen dag in het jaar, die deze ge dachte luider uitspreekt dan de eerste Januari, en ware alles echt, wat in den loop der tijden op dien dag is ten toon gespreid, reeds lang zou de verzuchting naar de overeenkomst van de wereld met een paradijs, de periode der verwezenlij- (Ingez. Med.) king zijn binnengegaan. Laten wij dan maar hopen, dat er iets beklijven zal, dat de temperatuur van de onderlinge welwil- lendheid zal rijzen, het tempo der hulp- vaardigheid sneller, de drang naar prac- tische beoefening van broederschap levendiger zal worden. Men zal in 1932 wel allerwege de hand aan den ploeg hebben te slaan. Zijn voorganger liet veel onafgedaan achter. Ook ons land gaat zwaar gebukt onder de wereldcrisis en er zal zoowel van de Vorstin en Hare raadslieden, als van de bestuurders der onderdeelen, der provin- cien en der gemeenten, ernstige zorg en beleid worden gevorderd, om de hulk van den Staat op de woelige baren der inter- nationale economische toestanden drij- vende te houden. En ongetwijfeld zullen er zware financieele offers daarvoor moe ten gevergd worden van hen die hoe wel ook over hen de druk der tijden niet zonder meer voorbijgaat deze toch nog kunnen brengen, en ook voornamelijk ter verzachting van het lot dergenen, die door de wereldcrisis van alles,, wat tot onderhoud van zich en de hunnen moest dienen, worden beroofd, n.l. van de op- brengst van het werk hunner handen, om- dat zij geen werk kunnen vinden. En vooral op dit punt zal, naar wij verwach- ten, ook het Volk van Nederland in de gelegenheid worden gesteld broederschap te betrachten, daar de toestand wel voor het grootste deel zal worden beheerscht door de werkloosheid en het ondersteunen der slachtoffers, nevens een overweging der mogelijkheden om zich boven de cri sis uit te werken. Voor dit laatste zijn voor ons kleine landje de vooruitzichten niet schitterend, waar onze groote buren, de een na de ander, in strijd met de be- ginselen van ,,den geest van Geneve voor eenigen tijd nog zoo graag aange- haald, doch waarvan ook de sterkste voorstanders thans weinig meer reppen, steeds hoogere tariefmuren of andere be- lemmeringen tegen onzen handel en uit- voer opwerpen. Laten we echter ook in dit opzicht niet zijn als zij die geen hoop hebben, en met vertrouwen de toekomst tegemoet gaan in de hoop, dat het gelukken moge ook in deze een goeden weg te vinden. Ook voor onze gemeente en omgeving bleven de gevofgen van- de algemeene crisis niet uit, zich demonstreerende in een groot aantal werkloozen in verschil lende gemeenten, terwijl meer speciaal voor onze gemeente een teruggang in de zeevaart moet worden geconstateerd. Voor den landbouw, in onze streek van overwegende beteekenis, waren de uit- komsten in het afgeloopen jaar al zeer teleurstellend, niet alleen door de lage prijzen, maar ook door't ongunstige weer tijdens den oogst, dat veel van het aan- vankelijk mooi te velde staande geWas deed verminderen in waarde. Ook dit had toenemende werkloosheid tengevolge, niet het minst de geringer uitzaai van suiker- bieten, met nog. bovendien een schrale opbrengst. Thans zijn er wel vooruit zichten, dat de uitkomsten in het inge- treden jaar beter zullen zijn, door ster- keren regeeringssteun. Vurig hopen we op een opleving in ver-, schillend opzicht, in den nieuw ingetreden jaarkring. Indien wij op het afgeloopen jaar terug- zien, doen we dat voor onze onderneming met een gevoel van dankbaarheid. Wij kunnen constateeren dat wij bij voort- during het vertrouwen en den steun van zeer-velen bleven genieten. Onze lezers- krina onderging nog voortdurend uit- breiding en zij die van onze advertentie- kolommen gebruik maakten voor hunne publiciteit, genoten daarvan de gunstige resultaten. Ongeveer 80 jaren later had de toestand zich volkomen gewijzigd. Wulpen zoo leest men in een bericht van 1514 wordt van dag tot dag al meer en meer bedreigd, be- reids zijn vier dorpen en meer dan 400 ge- meten lands aan de Zuidkust door het water verslonden, en in April 1518 toen een nieuw kohier werd vastgesteld voor den omslag van de belastingen over de paroehien van het Brugsche Vrije, was de „parochie van Wulpen geheel en al verdronken", zoodat „daarop geenen transport noch tax gemaakt geweest es en (zij) uut den transporte van den Vrije (is) gelaten". Op deze voor Zeeland historische plaats, speelde zich dan ook af een fragment uit de schoone Goedroensage het Middeneeuwsch Hoogduitsch Heldendicht, dat evenals het Nibelungenlied tot de grootste letterkundige producten behoort en waarvan wij iets, in verband met Wulpen, willen vertellen. De Heldenzang Goedroen bestaat uit drie deelen. In het eerste deel, dat met het tweede de inleiding of voorspel van het geheele ge- dicht vormt, wordt de geschiedenis geschilderd van Hagen, den Koning van Eyerenland men houdt hiervoor het eiland Texel en om geving die met Hilde, een Indische prinses huwt. Het tweede deel bevat de geschiedenis van hun dochter Hilde, die na veel voorvallen huwt met Hetel, den Koning der Hegelingen. Met dit huwelijk begint het derde deel. Het was een zeer gelukkig huwelijk, het huwelijk van Hilde en Hetel. Bemind door hun onderdanen leefden z'j gelukkig en dat geluk -werd verhcogd door de geboorte van een tweetal kinderen, een zoon die den naam Ortwijn ontving en een zeer schoone dochter Goedroen, wier schoonheid tot ver buiten Hegelingen spreekwoopdelijk was geworden. Het volk was trotsch op de Koningstelgen en het .koninklijk gezin werd bemind. De schoonheid van Prinses Goedroen was ook ter kennis gekomen aan het Normandi- sche hof, waar Koning Lodewijk de scepter voerde. Op de talrijke feesten, die men in deze oude tijden aanrichtte, werd steeds de naam van de schoone Goedroen genoemd, als een hoogste prijs die ooit te behalen was. Hartmoet, de zoon van den Normandischen Koning, die nog ongehuwd was, en die van Goedroen's schoonheid hetzij door rond- trekkende minstreelen, hetzij op andere wijze gehoord had, besloot naar het hof van Hetel te trekken en zich persoonlijk van deze zaken te overtuigen. Aan dit hof aange komen, ontmoette hij Goedroen, en moest er kennen, dat er niets was overdreven, en de Koningsdochter zeer bekoorlijk was. Zijn besluit is snel genomen. Deze Hege- lingsche koningsdochter moet zijn vrouw wor den en niemand anders. Hij doet aanzoek en biedt haar, aan zijn zijde, den Normandischen Koningstroon aan. Goedroen wijst hem echter zacht maar be- slist af. Dit had Hartmoet niet gedacht en deze afwjjzing verbitterd hem zeer. Nu wil en zal en moet hij Goedroen hebben, niet met dan desnoods tegen haar wil, als't niet anders kan, met het geweld der wapenen. Hij is echter niet de eenige aanbidder, die Goedroen tot vrouw begeert. Ook Hervvig van Zeeland heeft naar haar hand gedongen, doch evensens tevergeefsch. Hartmoet's voornemen worden nu in daden omgezet. Normandische krijgers worden op- geroepen, om zoodoende Goedroen te dwingen. Men dringt de stad der Hegelingen binnen en (Ingez. Med.) Wij zullen steeds voortgaan met te trachten op ons afgebakend standpunt elk wat wils te geven. Aan de velen die in het afgeloopen jaar op een of andere- wijze ons werk hebben gesteund, betuigen wij hierbij onzen oprechten dank met een aanbe- veling voor de toekomst. Ten slotte wenschen wij Uitgeef- ster en Redactie onze lezeressen en lezers, onze adverteerders en medewer- kers, bij de intrede van 1932 veel GELUK EN VOORSPOED! TER NEUZEN, 1 Jan. 1932. TIJDELIJXE HEFFING VAN EEN BIJZONDER INVOERRECHT OP BENZINE. Wij herinneren onze lezers, dat met ingang van 1 Januari 1932 wordt geheven een tijde- lijk invoerrecht op benzine ad 6,per 100 K.G. Dit invoerrecht wordt nagevorderd van alle benzine, welke met ingang van 1 Januari 1932 in het vrije verkeer in een opslagplaats voorhanden is, alsmede van de hoeveelheden benzine, die met ingang van dien dag in ver- voer zijn naar een opslagplaats in het vrije verkeer, 66n en ander zoo de totale hier be- doelde hoeveelheid grooter is dan 200 K.G. Voorraden grooter dan 200 K.G. zijn voor de voile hoeveelheid aan navorderiag onder- worpen. De gebruiker of hoofdgebruiker van eene opslagplaats, waarin benzine, met inbegrip van de hoeveelheden benzine welke met in gang van 1 Januari 1932 naar de opslag plaats in vervoer zijn, in zoodanige hoeveel heid aanwezig is, dat de voorraad Voor na- vord'ering in aanmerking komt, moet hier- van den tweeden Januari 1932, en indien de voor navorderiag vereischte voorraad door lateren inslag van reeds vdor 1 Januari 1932 afgezonden hoeveelheden benzine wordt be- reik\ of verhoogd, telkens den eerstvolgenden werkdag na den dag van insiag tegen ont- vangbewijs, schriftelijk aangifte doen bij den Ontvanger der Invoerrechten en Accijnzen. Verdere inlichtingen kunnen bij deze ont- vangers worden ingewonnen. HOEK. Ds. J. B. Vanhaelen, Geref. predikant al- hier, zal op 10 Januari a.s. in de namiddag- godsdienstoefening zijn afscheidspreek hou den. Op 24 Januari d.a.v. zal hij zijn intree houden in zijn nieuwe gemeente Herkes-Kloos- ter-Stroobos, na bevestigd te zijn door zijn ambtsvoorganger Ds. W. Doorenbos van Urk. Bekroningen. Op de nationale tentoonstelling van konij- nen, pluimvee en watervogels, gehouden te Goes op 24, 25 en 26 Dec. 1931 (aantal in- zendingen 342) werden door liefhebbers in deze gemeente de volgende prijzen behaald. Witte Vlaamsche Reus, voedsters, oud, 2e prijs, P. de Jonge Fz.; idem jong, Z. E V., dezelfde; idem jong, E. V., D. Haak; idem jong Z. E. V., L. W. de Jonge. Blauwe Weeners, ram, oud, 2e prijs, D. W. F. Kaijser; idem voedster, oud, Z. E. V., de zelfde; idem voedster, oud, Z. E. V., M. de Ritter. Witte Weeners, ram, jong, 3e prijs, P. de Jonge; idem voedster, oud, le prijs Thomas Meertens; idem voedster, oud, 2e prijs, J. Meertens; idem voedster, oud, E. V., P. Meer tens. Zwarte Weener, voedster, le prijs, J de Kraker. Pool,, voedster, 2e prljls, M. de Ritter. Rex, ram, le prijs, P. Dieleman Kz. een verbitterde strijid neemt een aanvang. Goedroen werpt zich echter tusschen de troe- pen en maakt een einde aan het gevecht, door nu openlijk de hand aan te nemen van Her- wig, zoodat Hartmoet nu een dubbele strijd zou moeten voeren, als hij met wapengeweld door zou willen zetten. Verbitterd, zich miskend voelend, keert Hartmoet weer naar Normandie terug. Zal zijn begeerde buit hem ontglippen? En met Zeeland's Herwig huwen? Dat zal hij ver- hinderen als hij maar even kan Onder deze gebeurtenissen valt Siegfried, Koning van Moorland, in Herwig's gebied bin nen. Teneinde zeker den vijand te kunnen terugwerpen, roept Herwig de hulp in van Hetel, zijn a.s. scphoonvader, die gewillig mede ten strijde trekt, vergezeld van zijn getrou- wen. Deze situatie komt Hartmoet te weten! Een prachtkans, een eenige, nimmer weer- komende gelegenheid om Goedroen te seha- ken...! Niet lang aarzelt hij. Van haar vader Hetel en haar bruidegom Herwig heeft hi) thans niets te vreezen. Deze hebben hun han den vol op het slagveld Snel worden de keurbenden der Norman- diers opgeroepen... vlug trekt men naar Hegelingen... de zwak verdedigde burcht wordt overrompelden Goedroen met haar vriendin Hildburg als een kostbaren buit mee- gevoerd Wegvaart de rooversbende naar Norman die terug. Onderweg dringt Hartmoet er sterk bij Goedroen op aan, om Normandie's Koningin te worden. Doch tevergeefsch! Goedroen blijft trouw aan haar gegeven woord. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 5