De heer C. HAMELINK vermeent, dat dit toch niet berust op het ledental der bonafide vakorganisaties. „Patrimonium" beschouwt hij niet als zoodanig, want dan zou men ook nog tal van andere vereenigingen er in kun- nen opnemen. De VOORZITTER: „Patrimonium" is bij deze opgaaf uitgeschakeld en dan is de ver- houding nog goed. De heer VAN DE BILT: De christelijke organisaties hebben 320 leden. De heer C. HAMELINK: Dan is er niets tegen te doen, maar toen we aanvankelijk met ons bezwaar kwamen, was die verhouding niet zoo. Ik zou er tegen op komen, dat de sterk- ste organisatie werd achteruit gezet, zooals we dat hier meermalen hebben ondervonden. De VOORZITTER gaat over tot de artikels- gewijze behandeling. I. Bij de toepassing van de navolgende steunregeling zijn de werklooze arbeiders te onderscheiden in: a. Uitgetrokkenen. Dit zijn de uitgetrok- kenen van eene vanwege het Departement van Arbeid gesubsidieerde, functioneerende werk loozenkas, die nog niet gedurende het door den Minister van Binnenlandsche Zaken en Dandbouw bepaalde aantal weken steun heb ben genoten; b. Dubbel uitgetrokkenen, t.w. die ultge trokkenen van eene hierboven bedoelde werk- loozenkas, die reeds gedurende het voor uitge trokkenen bepaalde aantal weken steun heb ben genoten volgens de door den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw getrof- fen regeling; c. Reglementair nog niet rechthebbenden op de uitkeering uit de werkloozenkas; d. Ongeorganlseerden. Hieronder worden verstaan diegenen, die geen lid zijn vaif eene werkloozenkas als hierboven bedoeld. n. Steunregeling. A. Voor de uitgetrokkenen. Algemeene bepalingen. Artikel 1. De onvrijwillig geheel of gedeeltelijk werk looze valide arbeiders, die in drie maanden, voorafgaande aan het tjjdstip waarop zjj werk- loos werden, ten minste zes weken werkzaam waren in l>edrijven door den Minister van Bin nenlandsche Zaken en Landbouw met name te noemen, ontvangen, indien zij geen recht meer hebben op uitkeering uit de werkloozen kas hunner organisatie, omdat zij zijn uitge- trokken zoolang zij naar het oordeel van het door genoemden Minister erkende orgaan voor steunverleening daarvoor in aanmerking ko men, en ten hoogste gedurende het aantal weken door genoemden Minister te hunnen aanzien bepaald (vgl. art. 11), eene wekelijk- sche ondersteuning in geld. Het orgaan, in het eerste lid bedoeld, wordt gevormd door: vier leden, te benoemen uit en door den Gemeenteraad, en vier leden, te benoemen als volgt: ddn lid uit en door den Axelschen Bestu renbond; 66n lid uit en door den Chr. Besturenbond; 6dn lid uit en door den R.K. Besturenbond; en 66n lid uit en door den Chr. Bouwvakarbei- dersbond. Voorzitter van het orgaan is de Burgemees- ter, secretaris een door Burgemeester en Wet- houders aangewezen ambtenaar ter Secre- tarie. Artikel 2. Bij de beoordeeling van de vraag, of en in welke mate ondersteuning noodig is, wordt, met inachtneming van de na te noemen nor- men, die als maxima gelden, nauwlettend met den toestand van elk gezin in het bijzonder rekening gehouden. Voor ondersteuning komen slechts in aan merking diegenen, die zich het noodzakelijk levensonderhoud niet kunnen verschaffen, ter- wyl slechts in zoodanige mate steun wordt verleend, als met het oog op de behoeften en de omstandigheden van den ondersteunde noodzakelijk moet worden geacht. Niemand kan aan deze regeling eenig recht op ondersteuning ontleenen. De heer 't GILDE vindt het spy tig dat nie mand aan deze regeling recht op ondersteu ning kan ontleenen. De VOORZITTER: Het staat ook zoo in het ontwerp van den Minister. De heer 't GILDE: Dan is het toch vechten tegen de bierkaai. Artikel 3. Als kostwinners worden alleen diegenen be- schouwd, die door hun loon geheel of bijna geheel in het onderhoud voorzagen van het gezin waartoe zij behooren. Artikel 4. Aan kostgangers kan slechts steun worden verleend na goedkeuring van elk geval door den Minister voornoemd. Artikel 5. De bepalingen der reglementen op de werk- ioozenkassen der betrokken vakvereenigingen betreffende inschrijving bij de arbeidsbeurs cjjn van toepassing. De ondersteunde is verplicht aangeboden werk, waarvoor hij lichamelijk geschikt kan worden geacht, te aanvaarden. De heer 't GILDE zou aan dit artikel nog willen toevoegen „tegen een behoorlijk loon. De VOORZITTERDat is ook de bedoeling; Burgemeester en Wethouders zullen niet vor- deren dat iemand voor f 1,of f 1,50 gaat werken. De heer 't GILDE: De menschen behooren niet gedwongen te worden lager dan tegen het plaatselrjk geldende loon te werken. De VOORZITTER: Ten minste niet lager dan het voor een bepaalde categorie geldende loon. De heer C. HAMELINK zou het toch wei gewenscht achten, dat er bij stond dat alleen tegen het ter plaatse geldend loon moet wor den gewerkt. Dat loon kan de oommissle be- oordeelen en de menschen zjjn er dan zeker van dat ze niet bij den neus kunnen genomen worden. Het is wel eens voorgekomen, dat iemand die op grond van te laag loon werk weigerde er moeilijkheden door kreeg, doch later bleek, dat hjj het wel degelijk goed voor had gehad. De heer 't GILDE verandert zijn voorstel, om aan het artikel toe te voegen, „tegen een voor dat werk ter plaatse geldend loon". De heer VAN BENDEGEM meent, dat daartegen geen bezwaar kan zijn. De heer OGGEL: Mag dit bepaald worden? De VOORZITTER: We kunen het pro- beeren. Het amendement-'t Gilde wordt met alge meene stemmen aangenomen. Van den steun. Artikel 6. De steun bedraagt ten hoogste: a. voor gehuwden en ongehuwde kostwin ners /10 per week, benevens 0,50 per week per gezinslid boven de twee personen tot een maximum van 8 personen; b. voor kostgangers f 6 per week. De heer C. HAMELINK acht den norm toch al laag gesteld en zou daarom de verhooging voor een gezinslid op 1 willen stellen, zooals in Ter Neuzen. Hy wijst er op, dat voor de berekening der inkomsten die van de gezins- leden ook worden bjjgeteld, en dus op de uit- keeringen van grooten invloed zijn. Voor de uitkeeringen zou dus de aanwezigheid van gezinsieden ook meer waardeering behooren te hebben. De heer OGGEL is van oordeel, daX de cijfers in artikel 6 feiteljjk te ruim zijn ge nomen. Na de rondzendimg van dit concept is nog met de landarbeiders geconfereerd, en werd er op gewezen, dat deze van hun werkloozenkas met meer dan 8,40 uitgekeerd krijgen. Door de uitkeering die aanvankelijk op f 8 was gesteld te verhoogen tot 10, is men al hooger gegaan, doch als het nu nog werd vermeerderd, zouden de moeilijikheden nog klemmender worden, want dan zou de gemeente met haar steunuitkeering hooger komen dan een aan 't werk zijnde landarbeider als loon verdient, en zou men de menschen noodzaken hun werk op te zeggen om werkloos te worden en van wege de steunuitkeering een hooger inkomen te krij gen. De VOORZITTER wijst er op, dat, inge- volge de bepaling van art. 8 de steun die een landarbeider genieten zal niet hooger kan komen dan f 12 per week. Over dit bedrag is door de commissie zeer uitvoerig gesproken, en daarna besloten den norm op 10 te be- palen en de verhooging per kind op 50 cent, terwijl dan ten behoeve van de landarbeiders nog is besloten voor te stellen de uitkeering te stellen op ten hoogste 80 van 15, ter wijl voor de andere arbeiders de hoogste uit keering wordt voorgesteld op 65 van 20, zulks in verband met de geldende loonen. De andere arbeiders komen daardoor op ten hoogste 12. De heer C. HAMELINK: Is dat dan de maximum-uitkeering De VOORZITTER antwoordt bevestigend. Dit kon ook niet anders. Men zit met de moeilijkheid dat landarbeiders strakjes van de steunuitkeering ten hoogste 12 krijgen, als het n.l. een gezin is met 4 kinderen, terwyl diezelf de man, wanneer hy tegen 2 per dag werkt en een heele week met werken slechts 11 halen, doch hij krijgt, als werklooze f 12, of 1 meer, met niet te werken. Op grond van een en ander was de commissie van oordeel, dat men nog vryi zou uitgaan, wan neer nog minder gegeven werd, wanneer de uitkeering werd gesteld in plaats van op 10 op /8, zooals in Westdorpe. Nu was er nog een moeilijkheid, n.l. het verschil tusschen de georganiseerden en de ongeorganiseerden. De georganiseerde land arbeiders moeten, eer ze van gemeentewege voor steun in aanmerking komen, eerst ,^3 weken uit hun werkloozenkas hebben ge- trokken. Daaruit krijgen ze overeenkomstig de door den Minister vastgestelde regeling slechts 8,40, en indien een niet-georganiseerde die werkloos geworden is zich aanmeldt om steun zou deze volgens de bepalingen dezer regeling aanstonds 80 van 15 of 12 krijgen. De georganiseerden die dus het geheele jaar hun contributie voor hun verzekering betalen zou den dus die 13 eerste weken hunner werkloos- heid aohtersiaan bij niet-georganiseerden, die er zelf geen offers voor brengen. Bij de oude regeling werd dan van gemeentewege het ver schil bijgepast. Dat zou ook in de toekomst kunnen worden gedaan, doch dit kan niet in de regeling worden vastgelegd. Toch behoort daaraan te worden tegemoetgekomen, omdat men het van overheidswege op prijs moet stellen, dat die menschen zichzelf trachten te helpen, en daarvoor offers brengen. De heer I. DE FEUTER zou de ongeorga niseerden gelijk willen behandelen als georga niseerden. De heer C. HAMELINK vraagt of voor de ongeorganiseerden geen andere regeling kan worden getroffen, door het bepalpn van lagere norm en. De VOORZITTER meent, dat dit in ver band met den gestelden maximumnorm be zwaar zal ontmoeten. De heer 't GILDE neemt dankbaar acte van de toelichtingen gegeven over dit artikel, hij vindt het voorgestelde een goede verbete- ring in de steunregeling. Het kwam hem ideaal voor, dat deze van 8 op 10 werd ge steld. Het verwondert hem echter d&t die van zekere zijde nog te hoog werd geacht. De heer OGGEL merkt op, dit niet te heb ben gezegd; hij heet alleen mededeeling ge daan van de overwegingen die gister naar voren zijn gekomen in de conferentie met de landarbeiders. De heer C. HAMELINK wijst er op, dat volgens de voorgestelde regeling, de werk looze fabrieksarbeiders tot 13 kunnen komen. Als regel ontvangen zij echter 10, en iemand met 6 kinderen kan pas komen aan het maxi mum van 13. Bij den tegenwoordigen alge meene toestand van langdurige werkloosheid kan er geen sprake van zijn, dat dit vol- doende is te achten voor leniging van den bestaanden nood. Als de werkloosheid zoo lang duurt, is er geen kwestie van, dat zulke gezinnen iets kunnen overleggen voor een appeltje voor den dorst. Neemt men een gezin met 3 kinderen, dat krijgt dan 11,50. Als daarvan dan 3 tot 4 voor huishuur at moet, bljjft er maar /7 tot 8 over om van te leven en te voorzien in de andere nooden van het geheele gezin van 5 menschen. Op grond daarvan zou hij den kinder-toeslag wil len verhoogen tot 1. Dan krijgen althans meer gezinnen kans het maximum te berei- ken, daar men dit dan reeds bij 3 kinderen krijgt. Hij acht dat ook noodig, want die ge zinnen kunnen werkelijk beneden een toelage van f 13 per week niet bestaan, daarvoor is de werkloosheid van te langen duur. Ze kunnen zich nu zelf niet redden. De VOORZITTER wil een vraag stellen, n.l. hoe de heer C. Hamelink zich dan den toestand van de landarbeiders denkt die na 5% dag gewerkt te hebben met /II thuis- komen De heer C. HAMELINK: Daarvoor een actie voeren om tot verhooging der loonen te komen. De VOORZITTER: Daarmede schieten de menschen niet op; er moet geld op tafel komen. De heer C. HAMELINK acljf; het nog de vraag of de menschen daarmede geen geld op tafel zouden krijgen. In elk geval ver- slechtert de toestand er niet mede. Wanneer de gemeenteraad zich uitspreekt omtrent het bedrag dat een gezin moet hebben om er be hoorlijk van te leven, is het nog de vraag of dat niet van invloed zal zijn op de loonen. Als de gemeenteraad de uitkeeringen zoo laag stelt, zullen de menschen ook eerder nog minder loon krijgen. De arbeiders zouden wat meer ruggegraat moeten hebben en dui- delijk maken, dat ze voor hun arbeid een be hoorlijk loon behoeven, in plaats dat men ze hier zou afschepen met een Jodenfooi. De VOORZITTER zou dat woord liever niet gebruiken; in Bergen op Zoom is het ook zoo; daar wordt /I kindertoeslag ge geven, maar daar is het leven duurder. De heer C. HAMELINK betwijfelt dit; de huren zijn daar even hoog; hier zijn ze ook /4 of nog meer. Daar het vaststaat dat de Minister aan een regeling met een toeslag van 1 zijn goedkeuring niet zal onthouden, behoort de raad daaraan mede te werken. Men dient de koopkracht der gezinnen zoo hoog mogelijk te houden en het leven is hier zeker met goedkooper dan in Ter Neuzen, waar ook 1 toeslag wordt gegeven. Waarom moet men de menschen met kinderen in deze gemeente straffen met een lager inkomen dan elders De heer OGGEL: Dat zou dan toch maar alleen van beteekenis zijn voor gezinnen met 3 kinderen of minder? Laat ons toch eenig verschil maken en voor de grootere gezinnen iets meer doen. De heer C. HAMELINK: Maar daar schie ten die gezinnen met 3 en minder kinderen niet mee op, en die zijn het talrijkst. De heer OGGEL moet dit maar beschouwen als spreken voor de tribune, daar de heer C. Hamelink toch wel weet, dat daarvan niets komen kan; dan zou hjj althans de bronnen moeten aanwijzen waaruit kan geput worden. om die hoogere uitkeeringen te betalen. In dien hij dat kan zal spreker er graag zijn stem aan geven en ook tot beschikbaarstellen van gelden voor werkverschaffing. Wanneer gezegd wordt, dat de landbouwers te weinig loon betalen, moet er toch op worden ge wezen, dat het ook voor de landbouwers een emstige tijd is en deze zelf te kort komen. Het was te hopen, dat de toestand beter was, Maar als men rekening houdt met de werk- lijkheid, zal men moeten erkennen, dat het niet anders kan. De heer't GILDE spreekt zijn verwonderlng uit, dat bij deze regeling de loonen van de landarbeiders moeten domineeren. De land arbeiders betalen ingevolge him lage loonen ook een lage contributie aan him vakvereeni- ging. Als ze willen, kunnen ze ook in een hoogere klasse komen. Zij krijgen een te lage uitkeering van hunne vakorganisatie. En wat betreft de verhouding van de werknemers met de landbouwers, dat doet tegenwoordig niets ter zake, want de menschen worden bij bosjes ontslagen omdat er geen werk is. De loonen zijn in den landbouw nog altijd te laag geweest, zelfs in den tijd van hoogconjunc- tuur. De heer C. HAMELINK moet toegeven, dat de toestand bij den landbouw slecht is, als men dit jaar de rekening opmaakt. Trou- wens, de landbouwers zelf dragen dit te pas en te onpas overal uit. Ze moesten echter ook eens herinneren aan den tijd dat ze groote winsten maakten. Maar dhhrover zwijgen ze. En wat hebben ze in djen tijd als loon be- taald? Wanneer men in dien tijd met een landbouwer over zijn groote verdiensten sprak kreeg men ten antwoord „dat is jou zaak niet", terwjji ze nu aan anderen wel den wis- sel presenteeren van den slechten tijd dien ze doormaken. De raad moet geen rekening houden met de slechtste instincten. Hij is ook overtuigd, dat de toestand voor de kleine boeren zeer hachelijk is, maar daarvan mogen niet de arbeiders de dupe worden en men kan naar dien toestand geen maatstaf aanleggen. Als de raad zou handelen volgens de bedoeling van den heer Oggel, dan zullen de boeren als jullie er wat af doen, kunnen wij dat ook wel doen. Wanneer men de rekening van de boeren zou willen volgen, dan komen we op nul uit. Srpeker is overtuigt, dat de raad voor een gezin een inkomen moet vaststellen, ongeacht of het een ander goed of slecht gaat. Het amendement-C. Hamelink wordt ver- worpen met 5 tegen 7 stemmen. Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Orte- lde, Seghers, 't Gilde en A. Hamelinktegen stemmen de heeren Oggel, De Ruijter, Van Bendegem, Van de Bilt, Dieleman, I. de Feijter en J. de Feijter. Artikel 7. Van de inkomsten, zoowel van den uitge- trokkene zelf als van de leden van diens ge zin wordt 2/3 in mindering gebracht op zjjn steun, vastgesteld volgens deze regeling. Deze inminderingbrenging van 2/3 heeft ech ter niet plaats voor de bedragen van werk- geverszijde uitgekeerd tot verhooging van den steun, echter slechts tot een maximum van 15 van het steunbedrag. De heer SEGHERS stelt voor, de eerste 5 van de gezinsinkosten niet in mindering te brengen. Dit voorstel wordt verworpen met 7 tegen 4 stemmen. Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Or- telee, Seghers en A. Hamelink; tegen stem- men de heeren Oggel, De Ruijter, Van Bende gem, Van de Bilt, Dieleman, I. de Fey ter en J. de Fester. De heer 't Gilde was by deze stemming niet tegenwoordig. Artikel 8. De steun aan gehuwden en ongehuwde kost winners mag nimmer meer bedragen dan: a. 80 van 15 voor landarbeiders; b. 65 van 20 voor andere arbeiders; en aan kostgangers niet meer dan 55 van: a. 15 voor landarbeiders; b. 20 voor andere arbeiders. Artikel 9. Slechts 6dn lid van het gezin kan voor steun overeenkomstig deze regeling in aanmerking komen. Artikel 10. Geen uitkeering wordt verstrekt aan: a. diegenen, die den leeftyd van 65 jaar overschreden hebben; b. diegenen, die een jaar of 1 anger uit een werkloozenkas en/of volgens deze steunrege ling uitkeering hebben genoten, zonder in dien tijd ten minste een maand in het vrije bedrjjf te hebben gewerkt; c. diegenen, die moeten worden geacht, niet meer aan het werk te zullen komen in den bedrijfstak, waarin zij geregeld gewerkt hebben; d. vrouwen; e. diegenen, die nog geen half jaar in de gemeente woonachtig zijn; f. personen van vreemde nationaliteit die nog geen 1% jaar in de gemeente woonachtig zijn. Voorts wordt in het algemeen geen uitkee ring verstrekt aan diegenen, die na den lsten Januari 1931 zijn gehuwd. (In bjjzondere ge- vallen echter kan na verkregen goedkeuring van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, aan deze personen uitkeering worden verstrekt) Artikel 11. Aan de uitgetrokkenen kan op grond van deze regeling steun worden verleend geduren de ten hoogste: a. 18 weken aan kostgangers; b. 24 weken aan gehuwden en ongehuwde Kostwinners. Heeft een uitgetrokkene gedurende het te zijnen opzichte bepaalde aantal weken steun genoten, dan behoort hij tot de dubbel-uitge- trokkenen. Artikel 12. De steunbedragen worden voor elken per- soon in het bijzonder vastgesteld door het orgaan. Zij worden door den Gemeente-Ont- vanger aan de betrokkenen ter hand gesteld. Van de controle. Artikel 13. Ter Gemeente-Secretarie wordt aan elk lid, dat voor ondersteuning in aanmerking wenscht te komen, een aanvraagformulier ter invulling en onderteekening uitgereikt. Het ingevulde formulier wordt vervolgens bij het orgaan ingediend. Veranderingen in de omstandigheden van den gesteunde en diens gezin moeten, voor zoover deze van invloed kunnen zijn op de vaststelling van het steunbedrag, door den ondersteunde onverwijld ter Gemeente-Secre tarie worden medegedeeld. Artikel 14. De gegevens der aanvraagformulieren vor- men voor het orgaan den grondslag harer be oordeeling, of, en in welke mate, ondersteu ning zal worden verleend. De juistheid der gegevens, door den onder steunde op het aanvraagformulier ingevuld, wordt door of vanwege het orgaan onder- zocht. Het orgaan neemt geen beslissing, dan nadat de resultaten van dat onderzoek be- kend zijn. Artikel 15. De aanvraagformulieren worden door het orgaan kosteloos verstrekt. Artikel 16. Door het orgaan worden wekelijks uitbe- talingsstaten opgemaakt, welke aan den Ge- meente-Ontvanger worden ter hand gesteld ter uitkeering van den steun aan de betrok kenen. Artikel 17. De steun zal worden ingehouden, indien: a. de werklooze, die voor steun in aanmer king komt, opzettelijk verkeerde inlichtingen verstrekt; b. de ondersteunde opzettelijk geen of on- volledige opgave verstrekt van zijn inkomen en van dat van de overige leden van het ge zin, of hij nalaat van veranderde tijdsom- standigheden, die op den steun van invloed kunnen zijn, trjdigr aan het orgaan mededee ling te doen; c. de werklooze nalaat er voor te zorgen, dat hij als werkzoekende bij de Gemeentelijke Arbeidsbeurs of den plaatselijken correspon dent voor de arbeidsbemiddeling is ingeschre- ven en ingeschreven blijft; d. de werklooze weigert werk te aanvaar den, waarvoor hij lichamelijk geschikt kan worden geacht; e. de werklooze weigert te alien tijde de(n) daartoe gemaohtigde(n) persoon (personen) in zijne woning te ontvangen, of zich niet on- derwerpt aan de vastgestelde maatregelen van controle. f. de werklooze, wegens wangedrag van het werk moet worden verwijderd. B. Voor de reglementair nog niet recht hebbenden, dubbel-uitgetrokkenen en ongeorganiseerden. Artikel 18. Voor de hierboven genoemde groepen geldt het volgende tarief van steunverleening: De steun bedraagt ten hoogste: a. voor gehuwden en ongehuwde kostwin ners 9 per week, benevens 0,50 per week per gezinslid boven de twee personen, tot een maximum van 8 personen; b. voor kostgangers 5 per week. Artikel 19. De steun aan gehuwden en ongehuwde kost winners mag nimmer meer bedragen dan: a. 75 van 15 voor landarbeiders; b. 60 van 20 voor andere arbeiders; en aan kostgangers niet meer dan 50 van: a. 15 voor landarbeiders; b. 20 voor andere arbeiders. Artikel 20. Aan deze groepen kan op grond van deze regeling steun worden verleend gedurende ten hoogste: 1 Dubbel-uitgetrokkenen a. 15 weken aan kostgangers; b. 21 weken aan gehuwden en ongehuwde kostwinners. 2°. Reglementair nog niet rechthebbenden en ongeorganiseerden: a. 26 weken aan kostgangers; b. 35 weken aan gehuwden en ongehuwde kostwinners. 3°. Ongeorganiseerden: a. 35 weken aan gehuwden en ongehuwde kostwinners. De overige bepalingen der steunregeling voor uitgetrokkenen zijn, voor zoover moge lijk, ook op deze personen van toepassing. Artikel 21. Het in artikel 1 bedoelde orgaan beslist over de toekenning van de uitkeeringen en het bedrag daarvan. Het verleent slechts steun indien en voor zoover zulks in verband met den gezinstoe- stand noodzakelijk is. Elk geval wordt op zichzelf beoordeeld. Het orgaan beslist brj meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen beslist de Voorzit ter. Alle besluiten, die de Voorzitter niet in overeenstemming acht met de beginselen van eene goede steunverleening, brengt hy onver wijld ter kennis van den Minister. In afwach- ting van diens beslissing worden deze beslui ten niet uitgevoerd. Artikel 22. Deze steunregeling treedt in werking zoo- dra van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw bericht van goedkeuring is ontvangen en zal eindigen op Waar niets anders is vermeld, zijn de arti- kels met algemeene stemmen goedgekeuTd en wordt alsnu de regeling met algemeene stem- men vastgesteld. 7. Vaststelling kohier der hondenbelasting voor den dienst 1931. Het kohier der hondenbelasting voor den dienst 1931 wordt met algemeene stemmen vastgesteld op een bedrag van /405 met 90 betas tba re honden. 8. Wijziging gemeentebegrooting, dienst 1931. Burgemeester en Wethouders stellen voor de gemeentebegrooting voor den dienst 1931 te wijzigen door van den gewonen dienst onder uitgaven te verhoogen de volgende posten: jaarwedden van de ambtenaren ter secre- tarie /300; reis- en verblijfkosten /100; kos- ten van overbrengen, plaatsing en verpleging van krankzinnigen 300, subsidien aan werk- loozenkassen 1500; kosten van de districts- arbeidsbeurs 35; kosten van de Ouder- Commissie /10; totaal /2245; te verminderen den post vergoeding inge volge de onderwijswet aan bijzondere scholen voor boventallige onderwijzers 2245; onder den kapitaaldienst in verband met het sluiten eener geldleening ad 34.600 de ontvangsten te verhoogen met 100, en onder de uitgaven de kosten van het sluiten dier geldleening eveneens te verhoogen met /100. Met algemeene stemmen wordt aldus besloten. De VOORZITTER schorst de open bare ver- HELP BIJTIJDS! Wacht niet, tot gjj te bed moet blijven door scherpe of voortdurende pjjnen in den rug, waterzuchtige zwellingen der ledematen of onder de oogen, rheumatische pijnen, onna- tuurlijk uitzicht der urine, pijnlijke loozing of voortdurende aandrang tot loozing. Begin onmiddellijk bij de eerste kenteekenen met het gebruik van Foster's Rugpijn Pillen. Want zoo lang de in de lendenen gelegen or- ganen door verzwakking niet de vergiftige onzuiverheden uit het bloed filtreeren en ver- der uit het lichaam verwijderen, kunt gij niet gezond worden. Foster's Rugpijn Pillen werken rechtstreeks op deze verzwakte organen, heelen en ver- sterken deze, en verschaffen zoodoende be hoorlijk gezuiverd, rijk en gezond bloed aan alle deelen van het lichaam. En dan bestaat geen verder gevaar voor rheumatiek, water- zucht, ischias, rugpijn, spit en gruis. 1,75 per flacon. Te Ter Neuzen bij Firma A. van Over'oeeke- Leunis, Axelschestr. en Westkolkstr. 24 (Ingez. Med.) gadering, die overgaat in een zitting met gesloten deuren. Na heropening der vergadering komt aaa de orde: 9. Omvraag. a. De heer SEGHERS vraagt met welk doel liggen de uitgebroken straatkl inkers nabij de R. K. kerk. Het hekwerk heeft daar veel van te lijden en wordt daardoor bescha- digd. Zouden zij niet heel goed benut kunne« worden voor een rijiwielpad. Spreker vraagt aan wie behoort het onder houd van den Armendijk vanaf Walstraat tot aan het Buitenwegje. Behoort dit aan de gemeente, zou dan het niet verharde gedeelte terzijde van den weg niet als fietspad kunnen worden verhard? De VOORZITTER antwoordt, dat aan wie het onderhoud van dat gedeelte Armendijk behoort een nog niet opgeloste kwestie is tus schen den polder en de gemeente. Wat die klinkers betreft deze zijn bestemd voor verschillende reparation aan andere klinkerbestratingen. b. De heer DE RUIJTER vraagt of er van Burgemeester en Wethouders geen voorstellen zijn te verwachten om het archief in een brandvrij gedeelte van het gemeentehuis onder te brengen. Zijn aandacht werd er door getrokken big het inzien der stukken voor deze vergadering, dat secretaris en ontvanger volgens hun in- structie verplicht worden by brand in of nab^j het gemeentehuis aanwezig te zijn voor het in veiligheid brengen van het archief etc. Daarvan heeft hij> ter plaatse zich op de hoogte gesteld zoowel op de archiefvertrekken als in de onder het gemeentehuis bevindende kelders, en het komt hem voor, dat met eenlge kosten een kluis te maken is. De VOORZITTER deelt mede, dat brj het college eenzelfde streven was o.a. vorig jaar, toen een voorstel werd gedaan tot verbouw van het gemeentehuis. Door het niet aannemen van dit voorstel u ook de kluis niet verwezenlijkt geworden. De heer OGGEL bevestigd de woorden van den Voorzitter en het was ook zijn wensch en zijn meeming om met weinig geld een kluis te bouwen, daar flinke kelders reeds aanwezig zijn. De VOORZITTER zegt toe, dat in een vol gende vergadering nadere mededeelingen daarover zullen worden gedaan. c. De heer OGGEL wenscht terug te komen op het gesprokene van den heer 't Gilde in de vorige vergadering betreffende de niet belangrijke daling van den levens- standaard. Eenige dagen na de vorige vergadering kreeg hij als bijblad van het Weekblad voor Kruideniers, een overzicht van de kostprjjs van 52 dagelijksche verbruiksartikelen. Prys per K.G. Artikelen: in 1910 in 1920 in 1931 Koffie 0,60 1,20 0,65 Thee 1,10 1,55 1,50*) Cacao 1,1,25 0,60 Suiker (witte) 0,28% 0,53 0,20 Suiker (basterd) 0,26% 0,63% 0,22 Stroop 0,15 0,31% 0,16 Biscuits 0,55-0,60 1,25-1,50 0,60-0,70 Prima Ontbijtkoek per stuk 0,30 0,75 0,35 Kleine Ontbijtkoek per stuk 0,11 0,30 0,13 Prima Gemberkoek per stuk 0,45 1,0,50 Beschuit per rol 0,09 0,24 0,11 Sucade 0,60 2,50 0,60 Kaas (Goudsche) 0,55 1,05 0,55 Kaas (Leidsche fabr.) 0,45 1,10 0,35 Jam per pot 0,35 0,90 0,34 Appels (gedr.) 0,30 1,30 0,45 Krenten 0,30 0,65 0,30 Pruimen 0,18 0,80 0,18 Rozijnen 0,30 1,20 0,35 Witte boonen 0,17% 0,33 0,14 Bruine Boonen 0,15 0,27 0,10 Capucijners 0,20% 0,26% 0,30 Erwten 0,19 0,22 0,09 Gort 0,14 0,30 0,10 Rijst 0,12 0,40 0,09 Macaroni 0,30 0,65 0,30 Vermicelli 0,20 0,52 0,20 Griesmeel 0,12 0,35 0,12 Havermout 0,12 0,20 0,10 Bloem (tarwe) 0,11 0,32% 0,08 Boter 0,75 1,65 0,80 Margarine 0,40 0,82 0,40 Bak- en Bmadvet 0,40 0,90 0,35 Slaolie per liter 0,70 2,0,50 Boterolie per liter 0,46% 1,65 0,55 Raapolie per liter 0,49 1,42 0,45 Zout 0,04 0,08 0,05 Soda 0,03 0,13 0,04 Zachte Zeep 0,12% 0,38% 0,10 Stfjfsel 0,16 0,51 0,13 Lucifers per pak 0,07 0,25 0,12% Eieren per stuk 0,05 0,16 0,06 Huishoudgroenten per i/i L. blik Andyvie 0,85 0,90 0,40 Doperwten 0,37% 1,10 0,50 Kropsalade 0,35 0,90 0,40 Postelein 0,35 1,0,40 Peulen 0,35 1,10 0,50 Spinazie 0,35 0,90 0,42% Spercieboonen 0,35 1,10 0,52% Snijboonen 0,35 0,90 0,52% Tuinboonen 0,35 1,10 0,52% Wortelen 0,35 1,0,50 Totalen 17,01% 42,55% 18,11% /0,25 extra belasting. Wanneer dus het indexcijfer in 1910 100 was, dit in 1920 205 zou zijn geweest en in 1931 106, waaruit geconcludeerd kan worden, dat de ievensstandaard bijna gelijk is aan die van 1910 alzoo als voor den oorlog. De heer C. HAMELINK merkt op, dat de statistiek wel andere cijfers aangeeft. De VOORZITTER geeft te kennen over onderwerpen bij de rondvraag ter sprake ge bracht geen discussie te kunnen toelaten en sluit de vergadering, door het uitspreken van het dankgebed.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 3