De heer C. HAMELINK vermeent, dat dit
toch niet berust op het ledental der bonafide
vakorganisaties. „Patrimonium" beschouwt
hij niet als zoodanig, want dan zou men ook
nog tal van andere vereenigingen er in kun-
nen opnemen.
De VOORZITTER: „Patrimonium" is bij
deze opgaaf uitgeschakeld en dan is de ver-
houding nog goed.
De heer VAN DE BILT: De christelijke
organisaties hebben 320 leden.
De heer C. HAMELINK: Dan is er niets
tegen te doen, maar toen we aanvankelijk met
ons bezwaar kwamen, was die verhouding niet
zoo. Ik zou er tegen op komen, dat de sterk-
ste organisatie werd achteruit gezet, zooals
we dat hier meermalen hebben ondervonden.
De VOORZITTER gaat over tot de artikels-
gewijze behandeling.
I. Bij de toepassing van de navolgende
steunregeling zijn de werklooze arbeiders te
onderscheiden in:
a. Uitgetrokkenen. Dit zijn de uitgetrok-
kenen van eene vanwege het Departement van
Arbeid gesubsidieerde, functioneerende werk
loozenkas, die nog niet gedurende het door
den Minister van Binnenlandsche Zaken en
Dandbouw bepaalde aantal weken steun heb
ben genoten;
b. Dubbel uitgetrokkenen, t.w. die ultge
trokkenen van eene hierboven bedoelde werk-
loozenkas, die reeds gedurende het voor uitge
trokkenen bepaalde aantal weken steun heb
ben genoten volgens de door den Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw getrof-
fen regeling;
c. Reglementair nog niet rechthebbenden
op de uitkeering uit de werkloozenkas;
d. Ongeorganlseerden. Hieronder worden
verstaan diegenen, die geen lid zijn vaif eene
werkloozenkas als hierboven bedoeld.
n. Steunregeling.
A. Voor de uitgetrokkenen.
Algemeene bepalingen.
Artikel 1.
De onvrijwillig geheel of gedeeltelijk werk
looze valide arbeiders, die in drie maanden,
voorafgaande aan het tjjdstip waarop zjj werk-
loos werden, ten minste zes weken werkzaam
waren in l>edrijven door den Minister van Bin
nenlandsche Zaken en Landbouw met name
te noemen, ontvangen, indien zij geen recht
meer hebben op uitkeering uit de werkloozen
kas hunner organisatie, omdat zij zijn uitge-
trokken zoolang zij naar het oordeel van het
door genoemden Minister erkende orgaan voor
steunverleening daarvoor in aanmerking ko
men, en ten hoogste gedurende het aantal
weken door genoemden Minister te hunnen
aanzien bepaald (vgl. art. 11), eene wekelijk-
sche ondersteuning in geld.
Het orgaan, in het eerste lid bedoeld, wordt
gevormd door:
vier leden, te benoemen uit en door den
Gemeenteraad, en
vier leden, te benoemen als volgt:
ddn lid uit en door den Axelschen Bestu
renbond;
66n lid uit en door den Chr. Besturenbond;
6dn lid uit en door den R.K. Besturenbond;
en
66n lid uit en door den Chr. Bouwvakarbei-
dersbond.
Voorzitter van het orgaan is de Burgemees-
ter, secretaris een door Burgemeester en Wet-
houders aangewezen ambtenaar ter Secre-
tarie.
Artikel 2.
Bij de beoordeeling van de vraag, of en in
welke mate ondersteuning noodig is, wordt,
met inachtneming van de na te noemen nor-
men, die als maxima gelden, nauwlettend met
den toestand van elk gezin in het bijzonder
rekening gehouden.
Voor ondersteuning komen slechts in aan
merking diegenen, die zich het noodzakelijk
levensonderhoud niet kunnen verschaffen, ter-
wyl slechts in zoodanige mate steun wordt
verleend, als met het oog op de behoeften en
de omstandigheden van den ondersteunde
noodzakelijk moet worden geacht.
Niemand kan aan deze regeling eenig recht
op ondersteuning ontleenen.
De heer 't GILDE vindt het spy tig dat nie
mand aan deze regeling recht op ondersteu
ning kan ontleenen.
De VOORZITTER: Het staat ook zoo in het
ontwerp van den Minister.
De heer 't GILDE: Dan is het toch vechten
tegen de bierkaai.
Artikel 3.
Als kostwinners worden alleen diegenen be-
schouwd, die door hun loon geheel of bijna
geheel in het onderhoud voorzagen van het
gezin waartoe zij behooren.
Artikel 4.
Aan kostgangers kan slechts steun worden
verleend na goedkeuring van elk geval door
den Minister voornoemd.
Artikel 5.
De bepalingen der reglementen op de werk-
ioozenkassen der betrokken vakvereenigingen
betreffende inschrijving bij de arbeidsbeurs
cjjn van toepassing.
De ondersteunde is verplicht aangeboden
werk, waarvoor hij lichamelijk geschikt kan
worden geacht, te aanvaarden.
De heer 't GILDE zou aan dit artikel nog
willen toevoegen „tegen een behoorlijk loon.
De VOORZITTERDat is ook de bedoeling;
Burgemeester en Wethouders zullen niet vor-
deren dat iemand voor f 1,of f 1,50 gaat
werken.
De heer 't GILDE: De menschen behooren
niet gedwongen te worden lager dan tegen
het plaatselrjk geldende loon te werken.
De VOORZITTER: Ten minste niet lager
dan het voor een bepaalde categorie geldende
loon.
De heer C. HAMELINK zou het toch wei
gewenscht achten, dat er bij stond dat alleen
tegen het ter plaatse geldend loon moet wor
den gewerkt. Dat loon kan de oommissle be-
oordeelen en de menschen zjjn er dan zeker
van dat ze niet bij den neus kunnen genomen
worden. Het is wel eens voorgekomen, dat
iemand die op grond van te laag loon werk
weigerde er moeilijkheden door kreeg, doch
later bleek, dat hjj het wel degelijk goed voor
had gehad.
De heer 't GILDE verandert zijn voorstel,
om aan het artikel toe te voegen, „tegen een
voor dat werk ter plaatse geldend loon".
De heer VAN BENDEGEM meent, dat
daartegen geen bezwaar kan zijn.
De heer OGGEL: Mag dit bepaald worden?
De VOORZITTER: We kunen het pro-
beeren.
Het amendement-'t Gilde wordt met alge
meene stemmen aangenomen.
Van den steun.
Artikel 6.
De steun bedraagt ten hoogste:
a. voor gehuwden en ongehuwde kostwin
ners /10 per week, benevens 0,50 per week
per gezinslid boven de twee personen tot een
maximum van 8 personen;
b. voor kostgangers f 6 per week.
De heer C. HAMELINK acht den norm toch
al laag gesteld en zou daarom de verhooging
voor een gezinslid op 1 willen stellen, zooals
in Ter Neuzen. Hy wijst er op, dat voor de
berekening der inkomsten die van de gezins-
leden ook worden bjjgeteld, en dus op de uit-
keeringen van grooten invloed zijn. Voor de
uitkeeringen zou dus de aanwezigheid van
gezinsieden ook meer waardeering behooren
te hebben.
De heer OGGEL is van oordeel, daX de
cijfers in artikel 6 feiteljjk te ruim zijn ge
nomen. Na de rondzendimg van dit concept
is nog met de landarbeiders geconfereerd, en
werd er op gewezen, dat deze van hun
werkloozenkas met meer dan 8,40 uitgekeerd
krijgen. Door de uitkeering die aanvankelijk
op f 8 was gesteld te verhoogen tot 10, is
men al hooger gegaan, doch als het nu nog
werd vermeerderd, zouden de moeilijikheden
nog klemmender worden, want dan
zou de gemeente met haar steunuitkeering
hooger komen dan een aan 't werk zijnde
landarbeider als loon verdient, en zou men de
menschen noodzaken hun werk op te zeggen
om werkloos te worden en van wege de
steunuitkeering een hooger inkomen te krij
gen.
De VOORZITTER wijst er op, dat, inge-
volge de bepaling van art. 8 de steun die een
landarbeider genieten zal niet hooger kan
komen dan f 12 per week. Over dit bedrag is
door de commissie zeer uitvoerig gesproken,
en daarna besloten den norm op 10 te be-
palen en de verhooging per kind op 50 cent,
terwijl dan ten behoeve van de landarbeiders
nog is besloten voor te stellen de uitkeering
te stellen op ten hoogste 80 van 15, ter
wijl voor de andere arbeiders de hoogste uit
keering wordt voorgesteld op 65 van 20,
zulks in verband met de geldende loonen. De
andere arbeiders komen daardoor op ten
hoogste 12.
De heer C. HAMELINK: Is dat dan de
maximum-uitkeering
De VOORZITTER antwoordt bevestigend.
Dit kon ook niet anders. Men zit met de
moeilijkheid dat landarbeiders strakjes van
de steunuitkeering ten hoogste 12 krijgen,
als het n.l. een gezin is met 4 kinderen, terwyl
diezelf de man, wanneer hy tegen 2 per dag
werkt en een heele week met werken slechts
11 halen, doch hij krijgt, als werklooze f 12,
of 1 meer, met niet te werken. Op grond
van een en ander was de commissie van
oordeel, dat men nog vryi zou uitgaan, wan
neer nog minder gegeven werd, wanneer de
uitkeering werd gesteld in plaats van op 10
op /8, zooals in Westdorpe.
Nu was er nog een moeilijkheid, n.l. het
verschil tusschen de georganiseerden en de
ongeorganiseerden. De georganiseerde land
arbeiders moeten, eer ze van gemeentewege
voor steun in aanmerking komen, eerst ,^3
weken uit hun werkloozenkas hebben ge-
trokken.
Daaruit krijgen ze overeenkomstig de door
den Minister vastgestelde regeling slechts
8,40, en indien een niet-georganiseerde die
werkloos geworden is zich aanmeldt om steun
zou deze volgens de bepalingen dezer regeling
aanstonds 80 van 15 of 12 krijgen. De
georganiseerden die dus het geheele jaar hun
contributie voor hun verzekering betalen zou
den dus die 13 eerste weken hunner werkloos-
heid aohtersiaan bij niet-georganiseerden, die
er zelf geen offers voor brengen. Bij de oude
regeling werd dan van gemeentewege het ver
schil bijgepast. Dat zou ook in de toekomst
kunnen worden gedaan, doch dit kan niet in
de regeling worden vastgelegd. Toch behoort
daaraan te worden tegemoetgekomen, omdat
men het van overheidswege op prijs moet
stellen, dat die menschen zichzelf trachten te
helpen, en daarvoor offers brengen.
De heer I. DE FEUTER zou de ongeorga
niseerden gelijk willen behandelen als georga
niseerden.
De heer C. HAMELINK vraagt of voor de
ongeorganiseerden geen andere regeling kan
worden getroffen, door het bepalpn van lagere
norm en.
De VOORZITTER meent, dat dit in ver
band met den gestelden maximumnorm be
zwaar zal ontmoeten.
De heer 't GILDE neemt dankbaar acte
van de toelichtingen gegeven over dit artikel,
hij vindt het voorgestelde een goede verbete-
ring in de steunregeling. Het kwam hem
ideaal voor, dat deze van 8 op 10 werd ge
steld. Het verwondert hem echter d&t die van
zekere zijde nog te hoog werd geacht.
De heer OGGEL merkt op, dit niet te heb
ben gezegd; hij heet alleen mededeeling ge
daan van de overwegingen die gister naar
voren zijn gekomen in de conferentie met de
landarbeiders.
De heer C. HAMELINK wijst er op, dat
volgens de voorgestelde regeling, de werk
looze fabrieksarbeiders tot 13 kunnen komen.
Als regel ontvangen zij echter 10, en iemand
met 6 kinderen kan pas komen aan het maxi
mum van 13. Bij den tegenwoordigen alge
meene toestand van langdurige werkloosheid
kan er geen sprake van zijn, dat dit vol-
doende is te achten voor leniging van den
bestaanden nood. Als de werkloosheid zoo
lang duurt, is er geen kwestie van, dat zulke
gezinnen iets kunnen overleggen voor een
appeltje voor den dorst. Neemt men een
gezin met 3 kinderen, dat krijgt dan 11,50.
Als daarvan dan 3 tot 4 voor huishuur at
moet, bljjft er maar /7 tot 8 over om van
te leven en te voorzien in de andere nooden
van het geheele gezin van 5 menschen. Op
grond daarvan zou hij den kinder-toeslag wil
len verhoogen tot 1. Dan krijgen althans
meer gezinnen kans het maximum te berei-
ken, daar men dit dan reeds bij 3 kinderen
krijgt. Hij acht dat ook noodig, want die ge
zinnen kunnen werkelijk beneden een toelage
van f 13 per week niet bestaan, daarvoor is de
werkloosheid van te langen duur. Ze kunnen
zich nu zelf niet redden.
De VOORZITTER wil een vraag stellen,
n.l. hoe de heer C. Hamelink zich dan den
toestand van de landarbeiders denkt die na
5% dag gewerkt te hebben met /II thuis-
komen
De heer C. HAMELINK: Daarvoor een actie
voeren om tot verhooging der loonen te
komen.
De VOORZITTER: Daarmede schieten de
menschen niet op; er moet geld op tafel
komen.
De heer C. HAMELINK acljf; het nog de
vraag of de menschen daarmede geen geld
op tafel zouden krijgen. In elk geval ver-
slechtert de toestand er niet mede. Wanneer
de gemeenteraad zich uitspreekt omtrent het
bedrag dat een gezin moet hebben om er be
hoorlijk van te leven, is het nog de vraag of
dat niet van invloed zal zijn op de loonen.
Als de gemeenteraad de uitkeeringen zoo
laag stelt, zullen de menschen ook eerder nog
minder loon krijgen. De arbeiders zouden
wat meer ruggegraat moeten hebben en dui-
delijk maken, dat ze voor hun arbeid een be
hoorlijk loon behoeven, in plaats dat men ze
hier zou afschepen met een Jodenfooi.
De VOORZITTER zou dat woord liever
niet gebruiken; in Bergen op Zoom is het
ook zoo; daar wordt /I kindertoeslag ge
geven, maar daar is het leven duurder.
De heer C. HAMELINK betwijfelt dit; de
huren zijn daar even hoog; hier zijn ze ook
/4 of nog meer. Daar het vaststaat dat de
Minister aan een regeling met een toeslag
van 1 zijn goedkeuring niet zal onthouden,
behoort de raad daaraan mede te werken.
Men dient de koopkracht der gezinnen zoo
hoog mogelijk te houden en het leven is hier
zeker met goedkooper dan in Ter Neuzen,
waar ook 1 toeslag wordt gegeven. Waarom
moet men de menschen met kinderen in deze
gemeente straffen met een lager inkomen dan
elders
De heer OGGEL: Dat zou dan toch maar
alleen van beteekenis zijn voor gezinnen met
3 kinderen of minder? Laat ons toch eenig
verschil maken en voor de grootere gezinnen
iets meer doen.
De heer C. HAMELINK: Maar daar schie
ten die gezinnen met 3 en minder kinderen
niet mee op, en die zijn het talrijkst.
De heer OGGEL moet dit maar beschouwen
als spreken voor de tribune, daar de heer C.
Hamelink toch wel weet, dat daarvan niets
komen kan; dan zou hjj althans de bronnen
moeten aanwijzen waaruit kan geput worden.
om die hoogere uitkeeringen te betalen. In
dien hij dat kan zal spreker er graag zijn stem
aan geven en ook tot beschikbaarstellen van
gelden voor werkverschaffing. Wanneer
gezegd wordt, dat de landbouwers te weinig
loon betalen, moet er toch op worden ge
wezen, dat het ook voor de landbouwers een
emstige tijd is en deze zelf te kort komen.
Het was te hopen, dat de toestand beter was,
Maar als men rekening houdt met de werk-
lijkheid, zal men moeten erkennen, dat het
niet anders kan.
De heer't GILDE spreekt zijn verwonderlng
uit, dat bij deze regeling de loonen van de
landarbeiders moeten domineeren. De land
arbeiders betalen ingevolge him lage loonen
ook een lage contributie aan him vakvereeni-
ging. Als ze willen, kunnen ze ook in een
hoogere klasse komen. Zij krijgen een te lage
uitkeering van hunne vakorganisatie. En wat
betreft de verhouding van de werknemers
met de landbouwers, dat doet tegenwoordig
niets ter zake, want de menschen worden bij
bosjes ontslagen omdat er geen werk is. De
loonen zijn in den landbouw nog altijd te laag
geweest, zelfs in den tijd van hoogconjunc-
tuur.
De heer C. HAMELINK moet toegeven,
dat de toestand bij den landbouw slecht is, als
men dit jaar de rekening opmaakt. Trou-
wens, de landbouwers zelf dragen dit te pas
en te onpas overal uit. Ze moesten echter ook
eens herinneren aan den tijd dat ze groote
winsten maakten. Maar dhhrover zwijgen ze.
En wat hebben ze in djen tijd als loon be-
taald? Wanneer men in dien tijd met een
landbouwer over zijn groote verdiensten sprak
kreeg men ten antwoord „dat is jou zaak
niet", terwjji ze nu aan anderen wel den wis-
sel presenteeren van den slechten tijd dien ze
doormaken. De raad moet geen rekening
houden met de slechtste instincten. Hij is ook
overtuigd, dat de toestand voor de kleine
boeren zeer hachelijk is, maar daarvan mogen
niet de arbeiders de dupe worden en men kan
naar dien toestand geen maatstaf aanleggen.
Als de raad zou handelen volgens de bedoeling
van den heer Oggel, dan zullen de boeren
als jullie er wat af doen, kunnen wij dat ook
wel doen. Wanneer men de rekening van de
boeren zou willen volgen, dan komen we op
nul uit. Srpeker is overtuigt, dat de raad
voor een gezin een inkomen moet vaststellen,
ongeacht of het een ander goed of slecht gaat.
Het amendement-C. Hamelink wordt ver-
worpen met 5 tegen 7 stemmen.
Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Orte-
lde, Seghers, 't Gilde en A. Hamelinktegen
stemmen de heeren Oggel, De Ruijter, Van
Bendegem, Van de Bilt, Dieleman, I. de Feijter
en J. de Feijter.
Artikel 7.
Van de inkomsten, zoowel van den uitge-
trokkene zelf als van de leden van diens ge
zin wordt 2/3 in mindering gebracht op zjjn
steun, vastgesteld volgens deze regeling.
Deze inminderingbrenging van 2/3 heeft ech
ter niet plaats voor de bedragen van werk-
geverszijde uitgekeerd tot verhooging van
den steun, echter slechts tot een maximum
van 15 van het steunbedrag.
De heer SEGHERS stelt voor, de eerste 5
van de gezinsinkosten niet in mindering te
brengen.
Dit voorstel wordt verworpen met 7 tegen
4 stemmen.
Voor stemmen de heeren C. Hamelink, Or-
telee, Seghers en A. Hamelink; tegen stem-
men de heeren Oggel, De Ruijter, Van Bende
gem, Van de Bilt, Dieleman, I. de Fey ter en
J. de Fester.
De heer 't Gilde was by deze stemming
niet tegenwoordig.
Artikel 8.
De steun aan gehuwden en ongehuwde kost
winners mag nimmer meer bedragen dan:
a. 80 van 15 voor landarbeiders;
b. 65 van 20 voor andere arbeiders;
en aan kostgangers niet meer dan 55
van:
a. 15 voor landarbeiders;
b. 20 voor andere arbeiders.
Artikel 9.
Slechts 6dn lid van het gezin kan voor steun
overeenkomstig deze regeling in aanmerking
komen.
Artikel 10.
Geen uitkeering wordt verstrekt aan:
a. diegenen, die den leeftyd van 65 jaar
overschreden hebben;
b. diegenen, die een jaar of 1 anger uit een
werkloozenkas en/of volgens deze steunrege
ling uitkeering hebben genoten, zonder in dien
tijd ten minste een maand in het vrije bedrjjf
te hebben gewerkt;
c. diegenen, die moeten worden geacht,
niet meer aan het werk te zullen komen in
den bedrijfstak, waarin zij geregeld gewerkt
hebben;
d. vrouwen;
e. diegenen, die nog geen half jaar in de
gemeente woonachtig zijn;
f. personen van vreemde nationaliteit die
nog geen 1% jaar in de gemeente woonachtig
zijn.
Voorts wordt in het algemeen geen uitkee
ring verstrekt aan diegenen, die na den lsten
Januari 1931 zijn gehuwd. (In bjjzondere ge-
vallen echter kan na verkregen goedkeuring
van den Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw, aan deze personen uitkeering
worden verstrekt)
Artikel 11.
Aan de uitgetrokkenen kan op grond van
deze regeling steun worden verleend geduren
de ten hoogste:
a. 18 weken aan kostgangers;
b. 24 weken aan gehuwden en ongehuwde
Kostwinners.
Heeft een uitgetrokkene gedurende het te
zijnen opzichte bepaalde aantal weken steun
genoten, dan behoort hij tot de dubbel-uitge-
trokkenen.
Artikel 12.
De steunbedragen worden voor elken per-
soon in het bijzonder vastgesteld door het
orgaan. Zij worden door den Gemeente-Ont-
vanger aan de betrokkenen ter hand gesteld.
Van de controle.
Artikel 13.
Ter Gemeente-Secretarie wordt aan elk lid,
dat voor ondersteuning in aanmerking
wenscht te komen, een aanvraagformulier ter
invulling en onderteekening uitgereikt. Het
ingevulde formulier wordt vervolgens bij het
orgaan ingediend.
Veranderingen in de omstandigheden van
den gesteunde en diens gezin moeten, voor
zoover deze van invloed kunnen zijn op de
vaststelling van het steunbedrag, door den
ondersteunde onverwijld ter Gemeente-Secre
tarie worden medegedeeld.
Artikel 14.
De gegevens der aanvraagformulieren vor-
men voor het orgaan den grondslag harer be
oordeeling, of, en in welke mate, ondersteu
ning zal worden verleend.
De juistheid der gegevens, door den onder
steunde op het aanvraagformulier ingevuld,
wordt door of vanwege het orgaan onder-
zocht. Het orgaan neemt geen beslissing, dan
nadat de resultaten van dat onderzoek be-
kend zijn.
Artikel 15.
De aanvraagformulieren worden door het
orgaan kosteloos verstrekt.
Artikel 16.
Door het orgaan worden wekelijks uitbe-
talingsstaten opgemaakt, welke aan den Ge-
meente-Ontvanger worden ter hand gesteld
ter uitkeering van den steun aan de betrok
kenen.
Artikel 17.
De steun zal worden ingehouden, indien:
a. de werklooze, die voor steun in aanmer
king komt, opzettelijk verkeerde inlichtingen
verstrekt;
b. de ondersteunde opzettelijk geen of on-
volledige opgave verstrekt van zijn inkomen
en van dat van de overige leden van het ge
zin, of hij nalaat van veranderde tijdsom-
standigheden, die op den steun van invloed
kunnen zijn, trjdigr aan het orgaan mededee
ling te doen;
c. de werklooze nalaat er voor te zorgen,
dat hij als werkzoekende bij de Gemeentelijke
Arbeidsbeurs of den plaatselijken correspon
dent voor de arbeidsbemiddeling is ingeschre-
ven en ingeschreven blijft;
d. de werklooze weigert werk te aanvaar
den, waarvoor hij lichamelijk geschikt kan
worden geacht;
e. de werklooze weigert te alien tijde de(n)
daartoe gemaohtigde(n) persoon (personen)
in zijne woning te ontvangen, of zich niet on-
derwerpt aan de vastgestelde maatregelen
van controle.
f. de werklooze, wegens wangedrag van
het werk moet worden verwijderd.
B. Voor de reglementair nog niet recht
hebbenden, dubbel-uitgetrokkenen en
ongeorganiseerden.
Artikel 18.
Voor de hierboven genoemde groepen geldt
het volgende tarief van steunverleening:
De steun bedraagt ten hoogste:
a. voor gehuwden en ongehuwde kostwin
ners 9 per week, benevens 0,50 per week
per gezinslid boven de twee personen, tot een
maximum van 8 personen;
b. voor kostgangers 5 per week.
Artikel 19.
De steun aan gehuwden en ongehuwde kost
winners mag nimmer meer bedragen dan:
a. 75 van 15 voor landarbeiders;
b. 60 van 20 voor andere arbeiders;
en aan kostgangers niet meer dan 50
van:
a. 15 voor landarbeiders;
b. 20 voor andere arbeiders.
Artikel 20.
Aan deze groepen kan op grond van deze
regeling steun worden verleend gedurende
ten hoogste:
1 Dubbel-uitgetrokkenen
a. 15 weken aan kostgangers;
b. 21 weken aan gehuwden en ongehuwde
kostwinners.
2°. Reglementair nog niet rechthebbenden
en ongeorganiseerden:
a. 26 weken aan kostgangers;
b. 35 weken aan gehuwden en ongehuwde
kostwinners.
3°. Ongeorganiseerden:
a. 35 weken aan gehuwden en ongehuwde
kostwinners.
De overige bepalingen der steunregeling
voor uitgetrokkenen zijn, voor zoover moge
lijk, ook op deze personen van toepassing.
Artikel 21.
Het in artikel 1 bedoelde orgaan beslist
over de toekenning van de uitkeeringen en
het bedrag daarvan.
Het verleent slechts steun indien en voor
zoover zulks in verband met den gezinstoe-
stand noodzakelijk is.
Elk geval wordt op zichzelf beoordeeld. Het
orgaan beslist brj meerderheid van stemmen.
Bij staking van stemmen beslist de Voorzit
ter. Alle besluiten, die de Voorzitter niet in
overeenstemming acht met de beginselen van
eene goede steunverleening, brengt hy onver
wijld ter kennis van den Minister. In afwach-
ting van diens beslissing worden deze beslui
ten niet uitgevoerd.
Artikel 22.
Deze steunregeling treedt in werking zoo-
dra van den Minister van Binnenlandsche
Zaken en Landbouw bericht van goedkeuring
is ontvangen en zal eindigen op
Waar niets anders is vermeld, zijn de arti-
kels met algemeene stemmen goedgekeuTd en
wordt alsnu de regeling met algemeene stem-
men vastgesteld.
7. Vaststelling kohier der hondenbelasting
voor den dienst 1931.
Het kohier der hondenbelasting voor den
dienst 1931 wordt met algemeene stemmen
vastgesteld op een bedrag van /405 met 90
betas tba re honden.
8. Wijziging gemeentebegrooting, dienst
1931.
Burgemeester en Wethouders stellen voor
de gemeentebegrooting voor den dienst 1931
te wijzigen door van den gewonen dienst onder
uitgaven te verhoogen de volgende posten:
jaarwedden van de ambtenaren ter secre-
tarie /300; reis- en verblijfkosten /100; kos-
ten van overbrengen, plaatsing en verpleging
van krankzinnigen 300, subsidien aan werk-
loozenkassen 1500; kosten van de districts-
arbeidsbeurs 35; kosten van de Ouder-
Commissie /10; totaal /2245;
te verminderen den post vergoeding inge
volge de onderwijswet aan bijzondere scholen
voor boventallige onderwijzers 2245;
onder den kapitaaldienst in verband met
het sluiten eener geldleening ad 34.600 de
ontvangsten te verhoogen met 100, en
onder de uitgaven de kosten van het sluiten
dier geldleening eveneens te verhoogen met
/100.
Met algemeene stemmen wordt aldus
besloten.
De VOORZITTER schorst de open bare ver-
HELP BIJTIJDS!
Wacht niet, tot gjj te bed moet blijven door
scherpe of voortdurende pjjnen in den rug,
waterzuchtige zwellingen der ledematen of
onder de oogen, rheumatische pijnen, onna-
tuurlijk uitzicht der urine, pijnlijke loozing of
voortdurende aandrang tot loozing.
Begin onmiddellijk bij de eerste kenteekenen
met het gebruik van Foster's Rugpijn Pillen.
Want zoo lang de in de lendenen gelegen or-
ganen door verzwakking niet de vergiftige
onzuiverheden uit het bloed filtreeren en ver-
der uit het lichaam verwijderen, kunt gij niet
gezond worden.
Foster's Rugpijn Pillen werken rechtstreeks
op deze verzwakte organen, heelen en ver-
sterken deze, en verschaffen zoodoende be
hoorlijk gezuiverd, rijk en gezond bloed aan
alle deelen van het lichaam. En dan bestaat
geen verder gevaar voor rheumatiek, water-
zucht, ischias, rugpijn, spit en gruis.
1,75 per flacon.
Te Ter Neuzen bij Firma A. van Over'oeeke-
Leunis, Axelschestr. en Westkolkstr. 24
(Ingez. Med.)
gadering, die overgaat in een zitting met
gesloten deuren.
Na heropening der vergadering komt aaa
de orde:
9. Omvraag.
a. De heer SEGHERS vraagt met welk
doel liggen de uitgebroken straatkl inkers
nabij de R. K. kerk. Het hekwerk heeft daar
veel van te lijden en wordt daardoor bescha-
digd. Zouden zij niet heel goed benut kunne«
worden voor een rijiwielpad.
Spreker vraagt aan wie behoort het onder
houd van den Armendijk vanaf Walstraat tot
aan het Buitenwegje. Behoort dit aan de
gemeente, zou dan het niet verharde gedeelte
terzijde van den weg niet als fietspad kunnen
worden verhard?
De VOORZITTER antwoordt, dat aan wie
het onderhoud van dat gedeelte Armendijk
behoort een nog niet opgeloste kwestie is tus
schen den polder en de gemeente.
Wat die klinkers betreft deze zijn bestemd
voor verschillende reparation aan andere
klinkerbestratingen.
b. De heer DE RUIJTER vraagt of er van
Burgemeester en Wethouders geen voorstellen
zijn te verwachten om het archief in een
brandvrij gedeelte van het gemeentehuis onder
te brengen.
Zijn aandacht werd er door getrokken big
het inzien der stukken voor deze vergadering,
dat secretaris en ontvanger volgens hun in-
structie verplicht worden by brand in of nab^j
het gemeentehuis aanwezig te zijn voor het
in veiligheid brengen van het archief etc.
Daarvan heeft hij> ter plaatse zich op de
hoogte gesteld zoowel op de archiefvertrekken
als in de onder het gemeentehuis bevindende
kelders, en het komt hem voor, dat met eenlge
kosten een kluis te maken is.
De VOORZITTER deelt mede, dat brj het
college eenzelfde streven was o.a. vorig jaar,
toen een voorstel werd gedaan tot verbouw
van het gemeentehuis.
Door het niet aannemen van dit voorstel u
ook de kluis niet verwezenlijkt geworden.
De heer OGGEL bevestigd de woorden van
den Voorzitter en het was ook zijn wensch en
zijn meeming om met weinig geld een kluis te
bouwen, daar flinke kelders reeds aanwezig
zijn.
De VOORZITTER zegt toe, dat in een vol
gende vergadering nadere mededeelingen
daarover zullen worden gedaan.
c. De heer OGGEL wenscht terug te
komen op het gesprokene van den heer
't Gilde in de vorige vergadering betreffende
de niet belangrijke daling van den levens-
standaard.
Eenige dagen na de vorige vergadering
kreeg hij als bijblad van het Weekblad voor
Kruideniers, een overzicht van de kostprjjs
van 52 dagelijksche verbruiksartikelen.
Prys per K.G.
Artikelen: in 1910 in 1920 in 1931
Koffie 0,60 1,20 0,65
Thee 1,10 1,55 1,50*)
Cacao 1,1,25 0,60
Suiker (witte) 0,28% 0,53 0,20
Suiker (basterd) 0,26% 0,63% 0,22
Stroop 0,15 0,31% 0,16
Biscuits 0,55-0,60 1,25-1,50 0,60-0,70
Prima Ontbijtkoek
per stuk 0,30 0,75 0,35
Kleine Ontbijtkoek
per stuk 0,11 0,30 0,13
Prima Gemberkoek
per stuk 0,45 1,0,50
Beschuit per rol 0,09 0,24 0,11
Sucade 0,60 2,50 0,60
Kaas (Goudsche) 0,55 1,05 0,55
Kaas
(Leidsche fabr.) 0,45 1,10 0,35
Jam per pot 0,35 0,90 0,34
Appels (gedr.) 0,30 1,30 0,45
Krenten 0,30 0,65 0,30
Pruimen 0,18 0,80 0,18
Rozijnen 0,30 1,20 0,35
Witte boonen 0,17% 0,33 0,14
Bruine Boonen 0,15 0,27 0,10
Capucijners 0,20% 0,26% 0,30
Erwten 0,19 0,22 0,09
Gort 0,14 0,30 0,10
Rijst 0,12 0,40 0,09
Macaroni 0,30 0,65 0,30
Vermicelli 0,20 0,52 0,20
Griesmeel 0,12 0,35 0,12
Havermout 0,12 0,20 0,10
Bloem (tarwe) 0,11 0,32% 0,08
Boter 0,75 1,65 0,80
Margarine 0,40 0,82 0,40
Bak- en Bmadvet 0,40 0,90 0,35
Slaolie per liter 0,70 2,0,50
Boterolie per liter 0,46% 1,65 0,55
Raapolie per liter 0,49 1,42 0,45
Zout 0,04 0,08 0,05
Soda 0,03 0,13 0,04
Zachte Zeep 0,12% 0,38% 0,10
Stfjfsel 0,16 0,51 0,13
Lucifers per pak 0,07 0,25 0,12%
Eieren per stuk 0,05 0,16 0,06
Huishoudgroenten
per i/i L. blik
Andyvie 0,85 0,90 0,40
Doperwten 0,37% 1,10 0,50
Kropsalade 0,35 0,90 0,40
Postelein 0,35 1,0,40
Peulen 0,35 1,10 0,50
Spinazie 0,35 0,90 0,42%
Spercieboonen 0,35 1,10 0,52%
Snijboonen 0,35 0,90 0,52%
Tuinboonen 0,35 1,10 0,52%
Wortelen 0,35 1,0,50
Totalen 17,01% 42,55% 18,11%
/0,25 extra belasting.
Wanneer dus het indexcijfer in 1910 100
was, dit in 1920 205 zou zijn geweest en in
1931 106, waaruit geconcludeerd kan worden,
dat de ievensstandaard bijna gelijk is aan die
van 1910 alzoo als voor den oorlog.
De heer C. HAMELINK merkt op, dat de
statistiek wel andere cijfers aangeeft.
De VOORZITTER geeft te kennen over
onderwerpen bij de rondvraag ter sprake ge
bracht geen discussie te kunnen toelaten en
sluit de vergadering, door het uitspreken van
het dankgebed.